TY - GEN AU - Hoen, I.M.J. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3737 AB - Deze thesis zorgt ervoor dat ‘de overlever’ die participeert met een chronische aandoening: 1. ‘in beeld’ komt (lichamelijke kwetsbaarheid, doordoun) 2. ‘heel’ gelaten wordt (precariteit/ relationaliteit) 3. ‘gehoord’ wordt en ‘er mag zijn’ (contextualiteit/ socialiteit) Met behulp van die Gestalt, als fenomenologische benadering, is de levensvorm van overleven (Vosman, 2018) ingekleurd met deze overlever die catastrofaal lijdt. Overleven dankzij emotionele voelsprieten Overlevers leven dagdagelijks met hun beperkingen van het pijnlijke lijf of geest, wat voortdurend emoties oproept die hen duidelijk maken hoe ze er lichamelijk en geestelijk aan toe zijn. Emoties in hun lichaam zijn de voelsprieten van wat ze kunnen op die dag, ze komen boven drijven, beperken of bepalen de mogelijkheden en wijzen de weg hoe om te gaan met de ervaren beperking. Ze kunnen niet anders dan hier naar luisteren, hiermee omgaan, ze kunnen er niet omheen, omdat ze moeten ‘deurdoun’. De ervaren kwetsbaarheid én veerkracht zijn niet puur individueel van aard. De overlever lijdt onder de verwachtingen van de omgeving. In de cripping [invaliderende] mondiale samenleving die hun ‘anders zijn’ onvoldoende erkent, worden ze ook als groep verdrukt. Samenvatting Overleven gaat in mijn eigen tijd en tempo, waarin ik primair geleid wordt door mijn lichaam en mijn emoties en hier zodanig mee om moet gaan dat ik hier zo weinig mogelijk hinder van ondervind … in een ruimte gedeeld met begripvolle anderen …in een samenleving waar ik mag zijn zoals ik ben, betekenisvol kan zijn en gewaardeerd word met een passend loon zodat ik minder hoef te ploeteren om te overleven. Deze cripping [ongemakkelijke] gastvrijheid vraagt minimaal om twee voorwaarden: 1) ons ethisch durven laten raken en 2) durven kijken wat het voor de overlevers zelf betekent. PB - [s.l.] : s.n. TI - De ‘overlever’ in beeld in de participatiesamenleving: Catastrofaal lijden als venster L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3737/Hoen%20ZEB%2070%20Thesis%20De%20overlever%20in%20Beeld.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boot, M.M. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3739 AB - Ongedocumenteerden zijn mensen die Nederland moeten verlaten omdat zij niet beschikken over de vereiste, legale verblijfsdocumenten. Ter beschikbaarstelling voor uitzetting komen zij in een vreemdelingendetentiecentrum terecht waarin vrijwel alle aspecten van hun dagelijks leven worden bepaald. Als straf- of ordemaatregel kunnen ingeslotenen in isolatie worden geplaatst. Dit blijkt niet alleen schadelijk, maar druist ook in tegen universele mensenrechten waar menselijke waardigheid een kernbegrip vormt. De volgende hoofdvraag vormt de kern van dit onderzoek: ‘wat betekent het isoleren van ongedocumenteerden binnen het vrijheidsontnemende karakter van vreemdelingendetentie voor de waardigheid van deze mensen en voor het denken over goede zorg vanuit zorgethisch perspectief?’. De Waardigheidscirkel is in dit onderzoek leidend in het zorgethisch denken over relationele waardigheid. Hier tonen verschillende soorten behandeling aan hoe waardigheidsschendingen in ongelijke relaties plaatsvinden. Dit onderzoek start vanuit een zorgethische benadering en neemt institutionele etnografie als onderzoeksmethode waarbij verschillende databronnen zijn gebruikt. Hierdoor wordt de schuring tussen de geleefde ervaring en de institutionele context met haar regulerende systemen en onderliggende machtsverhoudingen zichtbaar. Uit de resultaten is gebleken dat de institutionele vormgeving van isolatie is ingebed in de bredere organisatie van een vreemdelingendetentiecentrum en in nationaal beleid. De isolatie ervaring van participanten wordt gekenmerkt door verschillende thema’s waarbij het gevoel van ‘machteloze afhankelijkheid’ in relaties van miskenning de rode draad vormt. De resultaten tonen dat goede zorg voor ongedocumenteerden een intersubjectief proces behelst en dat er geen eenduidig antwoord betaat. Vanuit zorgethiek wordt gepleit voor een contra-narratief. Het huidige rechtvaardigheidsdenken, de reducering van ongedocumenteerden tot hun juridische positie en het idee van de mens als autonoom en onafhankelijk maken hier plaats voor een zorgethisch mensbeeld. Hierin staan wederzijdse afhankelijkheid en kwetsbaarheid voorop en wordt naar nabijheid in plaats van afzondering gezocht, ook in isolatie waar de zorgrelatie en de beantwoording aan relationele waardigheid vaak afwezig is. De maatschappij, politiek en vreemdelingendetentie als institutie hebben hier uiteindelijk een verantwoordelijkheid. Niet alleen om goede zorg uit te dragen, maar ook om ongedocumenteerden niet te schaden, mensenrechten te waarborgen en stigmatiserende behandeling tegen te gaan door het bieden van een contra-narratief. PB - [s.l.] : s.n. TI - Eenzame opsluiting: straffen of zorgen. Een zorgethische studie naar het isoleren van mensen in vreemdelingendetentie en hun waardigheid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3739/Mastherthesis%20MM%20Boot%20Zeb.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Talacua, H. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3736 AB - Dit onderzoek geeft vanuit een zorgethisch perspectief de ervaring van aios weer, die heeft geleid tot het stoppen met de opleiding tot cardiothoracaal chirurg. Het onderzoek kan hiermee een bijdrage leveren aan een verlaging van de uitval en het verbeteren van de opleiding. Met behulp van fenomenologisch onderzoek werden de geleefde ervaringen van de aios in kaart gebracht. Er werden interviews afgenomen waarmee de leefwereld van vier aios die gestopt zijn met de opleiding in beeld werd gebracht. Vervolgens werd aan de hand van het empirisch onderzoek, de zorgethische literatuur onderzocht. Door constant heen en weer te bewegen tussen empirie en theorie zijn nieuwe inzichten ontstaan. De ervaringen van de geïnterviewde aios is gelaagd. Aan de oppervlakte vertellen zij over het gebrek aan onderwijsmomenten, het gevoel om constant beoordeeld te worden en de weerstand die zij tegen de toekomst ervaren. De laag hieronder wordt gevormd door de waarden die voor de aios in het geding komen. De aios zijn afhankelijk en voelen dat zij vertrouwen, veiligheid en vrijheid missen. De derde laag is ontstaan door op meta-niveau de data te analyseren. Hierin komt de behoefte van de aios in beeld. Zij hebben behoefte aan aandacht en erkenning. Zij willen serieus genomen worden in hun taak opgeleid om te worden. Onderwijs in een ziekenhuis is vanuit een zorgethisch perspectief een zeer complexe zorgpraktijk met meerdere zorgvragen; die van aios en van patienten. Doordat medisch specialisten verantwoordelijk zijn voor beide zorgvragen moet de medisch specialist prioriteiten gaan stellen. De hulpvraag van de aios verdwijnt daarmee naar de achtergrond. Hierdoor voelt de aios zich niet erkend en wordt ook de zorgvraag niet aandachtig herkend. Vanuit het normatieve framework van Tronto die goede zorg in vier fasen beschrijft, blijkt hiermee dat al de eerste fase van zorg om verbetering vraagt. De aios erkennen in zijn gehele context en aandachtig de hulpvraag herkennen. In de conclusie van dit onderzoek worden aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek gedaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ik stop ermee! Een zorgethische studie naar de beleving van arts-assistenten die in opleiding waren tot cardiothoracaal chirurg met betrekking tot hun opleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3736/Masterthesis%20Hanna%20Talacua.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Keizer, J. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3738 AB - In de hedendaagse gezondheidszorg moeten professionals vooral veerkrachtig en competent zijn. Hierdoor wordt de kwetsbaarheid van het professional-zijn, het mens-zijn vaak onderbelicht in de praktijk en in de theorie van reflectie. In professionele reflectie staat vaak het vinden van doelgerichte oplossingen centraal, maar gaat men tegelijktijdig voorbij aan de diepere, existentiële laag van reflectie. Door middel van empirisch en fenomenologisch onderzoek werden deze diepere betekenissen van reflectie via het uitwisselen van verhalen voor Utrechtse professionals in een multidisciplinaire groep onderzocht en uitgeschreven. Voor dit onderzoek zijn zes respondenten geobserveerd tijdens meerdere bijeenkomsten van groepsreflecties. Daarna zijn deze zes respondenten individueel geïnterviewd. De onderzoeker heeft getracht de essentie te achterhalen van verhalen uitwisselen door verschillende thema’s te destilleren in het empirisch hoofdstuk. Tijdens het interviewen en het analyseren werd duidelijk dat het te ingewikkeld was om die essentie direct te formuleren. Door dit gegeven werd besloten om de analyse op te delen in drie bestandsdelen: verhalen, betekenissen van verhalen uitwisselen en de Verhalengroep. Vanuit deze drie bestandsdelen werden de thema’s thematisch gepresenteerd via beschrijvingen, levendige uitspraken en tekeningen. In het discussie-hoofdstuk werden de empirische resultaten in dialectische verbinding gebracht met de inzichten uit het theoretisch kader. De kennistheorie van de filosofe Margaret Urban Walker werd als analysekader gebruikt om de inzichten uit de empirische resultaten mee-, tegen-, en om te denken. In de analyse werd duidelijk dat er overeenkomsten en verschillen zijn tussen de inzichten uit het theoretisch kader en de inzichten uit de empirische resultaten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgprofessionals zorgen voor zorgprofessionals: een zorgethisch perspectief op wederzijdse reflectie op de professional als mens-zijn L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3738/Masterthesis%20ZEB%20Jordy%20Keizer%20%281020536%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schrijer, R.S. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3741 AB - Om oncologische patiënten adequaat te begeleiden door de complexe zorgketen hebben zij een vast aanspreekpunt in het ziekenhuis nodig. Veel informatie die in de complexe, langdurige en multidisciplinaire oncologische zorg gegeven wordt, ligt boven het niveau van de patiënt. Dit stelt hoge eisen aan de geletterdheid van de patiënt. Laaggeletterde patiënten zijn vaak ondervertegenwoordigd in wetenschappelijk onderzoek. Door schaamte en het niet herkennen blijft laaggeletterdheid onderbelicht en verbogen in de samenleving en in de zorg. Naar aanleiding van deze probleemstelling is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Welke inzichten uit de zorgethiek kunnen gebruikt worden bij de vorming van de taakomschrijving van een vast aanspreekpunt voor laaggeletterde oncologische patiënten? En welke aanbevelingen voor goede oncologische zorg kunnen naar aanleiding daarvan gedaan worden?” De zorgethiek richt zich in een interdisciplinair veld op wat goede zorg in een context gebonden situatie is. Binnen de zorgpraktijk wordt gekeken naar geleefde ervaringen en de geordende samenleving. Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag is daarom een theoretisch-conceptueel zorgethisch onderzoek verricht. Uit de literatuurstudies rondom laaggeletterdheid in de oncologie en de invulling van een vast aanspreekpunt is gebleken dat er een wrijving bestaat tussen laaggeletterden en zorgverleners door lastige communicatie en het moeilijk te herkennen van laaggeletterdheid. Dit zegt iets over de zorgrelatie wat in de zorgethische reflectie middels het richtinggevende begrip ‘relationaliteit’ wordt uitgediept. De gevonden diversiteit tussen laaggeletterden enerzijds, en de diversiteit in taakomschrijvingen en titels van een vast aanspreekpunt anderzijds, maken zorgverleners en zorgontvangers kwetsbaar. Naar aanleiding van een zorgethische reflectie op kwetsbaarheid is naar voren gekomen wat kwetsbaarheid in deze situatie inhoudt. Tot slot zijn er weinig kartrekkers in zorginstelling en weinig educatie in de zorgopleidingen omtrent laaggeletterdheid. Dit zegt iets te zeggen over wie een stem krijgt en wie niet. Impliciete normen en machtsverhoudingen in de samenleving en de zorg die hier betrekking op hebben, zijn zichtbaar geworden in de zorgethische reflectie omtrent macht. Op basis van deze reflectie zijn een zestal aanbevelingen gedaan ten aanzien van de kenmerken van een vast aanspreekpunt in het ziekenhuis voor laaggeletterde oncologische patiënten. PB - [s.l.] : s.n. TI - EEN VAST AANSPREEKPUNT IN HET ZIEKENHUIS VOOR LAAGGELETTERDE ONCOLOGISCHE PATIËNTEN L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3741/ZEB-70%20Roos%20Schrijer%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Duimstra, M. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3740 AB - Inleiding: Steeds meer ziekenhuizen zien aanleiding om op de verpleegafdelingen eenpersoonskamers te creëren, wat invloed heeft op de verpleegkundige zorg. Hoewel er onderzoek wordt gedaan naar deze samenhang, blijft daarbinnen het verpleegkundig perspectief op goede zorg onderbelicht. Dit onderzoek is geschreven in het kader van de studie Zorgethiek en Beleid, waarbij het Meander Medisch Centrum als eenpersoonskamerziekenhuis, voor het empirische gedeelte van dit onderzoek medewerking heeft verleend. Hoofdvraag: Wat is de belichaamde ervaringskennis van verpleegkundigen in hun zorgverlening aan patiënten op een verpleegafdeling in het ziekenhuis die enkel bestaat uit eenpersoonskamers en wat betekent dit voor goede zorg vanuit zorgethisch perspectief? Methode: Er is fenomenologisch onderzoek volgens de methode van de ‘Reflectieve leefwereld benadering’ verricht. De theoretische concepten die daarbij centraal staat zijn relationaliteit en lichamelijkheid. Door verpleegkundigen die werkzaam zijn op een verpleegafdeling met eenpersoonskamers te schaduwen en te interviewen zijn empirische data verzameld. Bevindingen en conclusie: De eenpersoonskamer blijkt zowel voordelen als nadelen voor goede (verpleegkundige) zorg met zich mee te brengen, die zich het beste in de vorm van spanningsvelden laat omschrijven. Zo kan de verpleegkundige door de eenpersoonskamer meer persoonlijke aandacht aan de patiënt geven, maar brengt dat tegelijkertijd een belasting voor de verpleegkundige met zich mee omdat er voor meer dan één patiënt gezorgd moet worden. Ook kan door de eenpersoonskamer de familie meer betrokken worden en ondersteunen in het zorgproces, maar kan dit vermindering van de autonomie van de patiënt tot gevolg hebben. Verder heeft de patiënt meer privacy gekregen, maar is de mogelijkheid tot ontmoeting met anderen afgenomen. Voortvloeiend uit deze spanningsvelden is tot slot voor zowel de praktijk als voor vervolgonderzoek aanbevelingen voor goede zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Weg van de zaal: een empirisch zorgethisch onderzoek naar de belichaamde ervaringskennis van verpleegkundigen in hun zorgverlening aan patiënten op een eenpersoonskamerafdeling van het ziekenhuis L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3740/ZEB70_Masterthesis_MarleenDuimstra_juli2020%20versie%202%20pdf.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koedijk, van de, S. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3639 AB - Dit onderzoek heeft zich gericht op het zichtbaar maken van de zinbehoeften en de omgang hiermee bij mensen met een ggz-opnameachtergrond nu zij weer thuis wonen. Middels tien diepte-interviews zijn cliënten uit FACT- en FAST teams van GGz Breburg bevraagd rondom de ultimate concerns en streefrichtingen zoals Yalom (1980) en Derkx (2010) deze beschrijven. De bevindingen laten zien dat de doelgroep zich zeer goed kan identificeren met de thema’s van Yalom en Derkx. Op existentieel niveau zijn de thema’s herkenbaar voor de deelnemers aan het onderzoek; vrijwel direct worden koppelingen naar het dagelijkse leven gemaakt. Er wordt veel gesproken over een gebrek aan gevoelens van competent zijn, eigenwaarde en vertrouwen. Contact en verbinding met anderen en de buitenwereld vormen een blijvende uitdaging voor bijna iedereen. Unaniem worden gevoelens van uitsluiting gedeeld. De ervaring het leven zoals de deelnemers dit aanschouwen en ervaren niet ten volle te kunnen delen en samen met anderen te kunnen onderzoeken is hiervan een belangrijke oorzaak. Dood en betekenisloosheid zijn moeilijke thema’s voor zowel deelnemers als hulpverlening. Het belang van een ruimte voor een open gesprek over deze thema’s blijkt cruciaal en weinig tot niet geboden te worden in de ambulante zorg die de deelnemers ontvangen. Het proces van zingeving blijkt moeizaam te verlopen, maar lijkt zich te ontwikkelen indien er goede ondersteuning beschikbaar is. De psychische kwetsbaarheid is een blijvende ballast dat dit proces verzwaart, bemoeilijkt en vertraagt. Aandacht en ondersteuning/begeleiding voor en bij deze existentiële thema’s lijkt voor de ggz een mogelijke verbetering wat betreft de zorg bij de overgang van opname naar huis. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zin maar even aan de kant zetten. Een kwalitatief onderzoek naar de zinbehoeften van mensen met een ggz-opnameachtergrond nu zij weer thuis wonen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3639/2020%20april%20Koedijk%2c%20S.%20-%20De%20zin%20even%20aan%20de%20kant%20zetten....pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoogenstrijd, L. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3638 AB - De mens is een relationeel wezen met een fundamentele noodzaak om zich te verbinden met anderen. Door het aangaan van relaties, waaronder liefdesrelaties, kan zin in het leven ervaren worden. Bij het aandienen van relatieproblemen kan Emotionally Focused Therapy (EFT) bijdragen aan het verbeteren van de relatie. Tijdens EFT richt de therapeut zich op de interactie tussen de koppels en onderliggende emoties, zodat zij opener en toegankelijker zijn in het uiten van hun behoeften en vanuit nieuwe interactiepatronen opnieuw verbondenheid met elkaar kunnen ervaren. Vraagstukken omtrent relaties kunnen daarnaast van existentiële aard zijn. Existentiële vragen behoren tot het terrein van geestelijke verzorging; geestelijk verzorgers begeleiden mensen in hun zoektocht naar antwoorden op existentiële vragen en helpen in het bevorderen van persoonlijke samenhang tussen iemands beleving van het leven of gebeurtenissen daarbinnen, zijn zelfbeeld en zijn (levensbeschouwelijke) oriëntatiekader. Er bestaat echter voor (humanistisch) geestelijk verzorgers geen methodiek die specifiek gericht is op het bespreken van liefdesrelaties op existentieel niveau. Dit onderzoek stelt de vraag welke raakvlakken en verschillen er zijn tussen EFT en de principes en beginselen van humanistisch geestelijke verzorging in het bespreken van liefdesvraagstukken, ten behoeve van (methodische) aanbevelingen voor humanistisch geestelijk verzorgers. Het onderzoek begint met een theoretische verkenning het aspect existentiële zingeving en licht toe hoe liefdesrelaties hier een onderdeel van uitmaken. Vervolgens worden de grondslagen en inhoudelijke principes en beginselen (doelen, waarden, werkterrein) van EFT en humanistisch geestelijke verzorging uiteengezet opdat zij vergeleken kunnen worden. Hoewel EFT een duidelijke grondslag in de hechtingstheorie heeft en een doelgericht karakter heeft dat niet aansluit bij het onderzoeksgerichte karakter van humanistisch geestelijke verzorging, streven zij beide verbondenheid na en staan diverse humanistische waarden in beide beroepssoorten centraal. Ook de methodische principes (houding, fases, methodische stappen en interventies) worden van zowel EFT als humanistisch geestelijke verzorging uiteengezet en vergeleken. Hierin zijn veel overeenkomsten te vinden, ondanks een verschillend referentiekader van waaruit gewerkt wordt en nuanceverschillen in interventies. De resultaten van dit onderzoek leiden tot enkele aanbevelingen voor humanistisch geestelijk verzorgers in het bespreken van liefdesvraagstukken op existentieel niveau. PB - [s.l.] : s.n. TI - GELIEFD, GEHECHT, VERBONDEN. Liefdesrelaties op existentieel niveau besproken L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3638/Afstudeeronderzoek%20Lonneke%20Hoogenstrijd%20-%20eindproduct%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bosch, J. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3693 AB - Het ritueel van de vrouwencirkel wordt door een toenemend aantal vrouwen in Nederland bezocht. In het beperkte onderzoek dat gedaan is naar vrouwencirkels wordt niet duidelijk wat de vrouwen beweegt om deel te nemen. In deze verkennende kwalitatieve studie wordt dit onderzocht. De onderzoeksvraag is in hoeverre de rituele bijeenkomst van de vrouwencirkel bijdraagt aan de zingevingsprocessen van de deelnemers. Het doel was inzicht verkrijgen in het tot dusver onderbelichte ritueel van de vrouwencirkel en de daarin te herkennen rituele elementen. En daarnaast inzichtelijk maken wat het effect is van deze rituele elementen op de zingevingsprocessen van de vrouwen die eraan deelnemen. Uit de data blijkt dat onder andere de opbouw van de bijeenkomst aan de hand van rituele handelingen, de rol die deelnemers en organisatoren hebben, objecten als de ‘talking stick’ en een object in het midden van de cirkel, en de beleving van tijd bijdragen aan de zingevingsprocessen van de deelnemers. De zingevingsprocessen blijken betrekking te hebben op drie niveaus. Het eerste niveau betreft het individuele, en gaat om persoonlijke zingevingsprocessen waarbij de rol van lichamelijkheid benadrukt wordt. Het tweede niveau heeft betrekking op de ‘sisterhood’ die als tijdelijke gemeenschap fungeert waarbinnen transformatie mogelijk zou zijn. Het derde niveau betreft het maatschappelijke. Dit niveau draait om de hoop en inzet van de deelnemers om de transformatie in de zingevingsprocessen van het individu en in de sisterhood, naar buiten te brengen. En hiermee bij te dragen aan maatschappelijke verandering met behulp van een ‘introvert feminisme’, dat vertrekt vanuit de binnenwereld van de deelnemers. PB - [s.l.] : S.N. TI - Het ritueel van de vrouwencirkel: een onderzoek naar zingevingsprocessen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3693/MAthesis_JolijtBosch.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Delsasso, J. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3694 AB - In dit onderzoek heb ik samen met betrokkenen van het FutureMe project in kaart gebracht wat de karakteristieken zijn van theaterlessen, die bijdragen aan de ontwikkeling van het toekomstbewustzijn van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Aan de hand van interviews en een literatuurstudie heb ik ontwerpprincipes voor deze lessen opgesteld. Op basis van deze ontwerpprincipes heb ik twee voorbeeldlessen ontworpen. In een focusgroep van betrokkenen van FutureMe heb ik gereflecteerd op de kwaliteit van de ontworpen lessen en ontwerpprincipes. Uit dit onderzoek komt naar voren dat bij de begeleiding van theaterlessen in het speciaal onderwijs veel geïnvesteerd moet worden in de relatie tussen de docent en de leerlingen. Daarnaast is het belangrijk om de kunstzinnige kwaliteit van de theaterlessen te waarborgen, zodat leerlingen zich betrokken voelen bij het gemaakte theater en nieuwe inzichten kunnen ontlenen aan dit theater. Bij het ontwikkelen van toekomstbewustzijn is er sprake van zowel een persoonlijke als een maatschappelijke oriëntatie. Voor toekomstbewustzijn is het belangrijk dat men vanuit een positieve en krachtige houding naar de toekomst leert kijken zonder structurele barrières en ongelijkheden over het hoofd te zien. Theaterlessen kunnen zich in het beste geval richten op zowel de persoonlijke ontwikkeling van toekomstbewustzijn als op het gezamenlijk werken aan sociale en maatschappelijke verandering. PB - [s.l.] : S.N. TI - Spelen op de horizon tussen onze hemel en aarde: Ontwerponderzoek naar het gebruik van theater in het voortgezet speciaal onderwijs voor de ontwikkeling van toekomstbewustzijn L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3694/Spelen%20op%20de%20horizon%20tussen%20onze%20hemel%20en%20aarde%20%28Delsasso%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Faber, Y.S. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3695 AB - Binnen de humanistiek wordt kunst gezien als iets wezenlijks; volgens Alma en Smaling verbreedt kunst de wereld van een individu en stimuleert zij reflectie op wat vanzelfsprekend lijkt. Deze uitspraak bevindt zich op een macroniveau en zegt weinig over de daadwerkelijke werkzame relatie tussen een individu en een kunstwerk. In dit onderzoek wordt duidelijk hoe de antropoloog Gell, de kunsthistoricus Freedberg en de neuroloog Zeki naar de transformatieve werking van kunst kijken op een micro- en mesoniveau. Gell beschrijft de relatie tussen mens en kunstwerk als een soort dialoog, Freedberg stelt dat mensen op afbeeldingen reageren alsof ze echt zijn en ze een volwaardige rol in het leven spelen, en Zeki begrijpt de ervaring van kunst als een zoektocht naar kennis. Uit dit onderzoek blijkt dat afbeeldingen onderdeel zijn van de werkelijkheid en dat een mens er in eerste instantie ook zo op reageert. Kunst maakt het onzichtbare zichtbaar en speelt daarom een belangrijke rol in de ontwikkeling van de mens als geheel. PB - [s.l.] : S.N. TI - Menselijk, al te menselijk: een historisch, filosofisch literatuuronderzoek naar de transformatieve werking van kunst L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3695/Masterthesis%20Y%20Faber.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bruin, M. de PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3696 AB - Het doel van dit onderzoek is om een bijdrage te leveren aan theorievorming over opvoedingswaarden van humanistische ouders. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: hoe geven humanistische ouders invulling aan hun opvoedingswaarden? De bijbehorende deelvragen betreffen: (1) hoe verwoorden ouders hun opvoedingswaarden?, (2) waarom vinden ouders deze opvoedingswaarden belangrijk?, (3) hoe komen deze opvoedingswaarden tot uiting in de opvoeding volgens ouders? en (4) hoe hangen deze opvoedingswaarden samen met hun levensbeschouwing volgens ouders? Ter beantwoording van de onderzoeksvragen zijn interviews gehouden onder 10 ouders die gebruik maken van kinderopvang Humankind. Deze ouders hebben in een survey-onderzoek uit 2019 aangegeven dat zij een humanistische levensbeschouwing hebben. Uit de interviews blijkt dat een deel van de ouders niet bekend is met de uitgangspunten van het humanisme. Dit betekent dat op basis van deze studie geen uitspraken kunnen worden gedaan over ouders met een expliciete en doorleefde humanistische levensbeschouwing. Uit de resultaten blijkt verder dat ouders willen dat hun kind gelukkig is, hetgeen zij invullen als: eigen keuzes maken, genieten, rekening houden met anderen en veilig, gezond en verbonden zijn. Ouders verantwoorden hun opvoedingswaarden aan de hand van hun eigen genoten opvoeding, hun levensoriëntatie, kenmerken van het kind, de toekomstige volwassenheid van het kind en kenmerken van de samenleving. Ouders geven uitdrukking aan hun opvoedingswaarden door middel van evalueren, aanmoedigen, consequenties laten ervaren, vaardigheden oefenen, rolmodel zijn, activiteiten ondernemen, dagelijkse routine en het kind zelf laten ontdekken. Dit onderzoek bevestigt conclusies van eerdere studies dat de samenhang tussen levensbeschouwing en opvoedingswaarden complex is een geseculariseerde samenleving. Vervolgonderzoek kan zich richten op opvoedingswaarden van humanistische ouders die hun levensbeschouwing gemakkelijk verwoorden. Sleutelwoorden: opvoedingswaarden, ouders, opvoeding en humanistische levensbeschouwing PB - [s.l.] : S.N. TI - Op zoek naar de humanistische factor: Een kwalitatieve studie naar opvoedingswaarden van humanistische ouders L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3696/Bruin2020_Op%20zoek%20naar%20de%20humanistische%20factor.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bruijn, L. de PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3697 AB - Mensen die worden geconfronteerd met een psychiatrische aandoening hebben vaak zingevingsvragen. In psychiatrische klinieken kunnen patiënten terecht bij geestelijk verzorgers voor begeleiding op het gebied van spiritualiteit/zingeving. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt echter steeds vaker in de thuissituatie aangeboden. Omdat geestelijk verzorgers er niet voor alle thuiswonende patiënten kunnen zijn, is het belangrijk dat ook ambulante GGZ-professionals aandacht voor spiritualiteit/zingeving hebben. Inzicht in motivaties van ambulante GGZ-professionals om al dan niet aandacht aan spiritualiteit/zingeving te geven draagt bij aan deskundigheidsbevordering aan hen. Het gaat om zowel professionele als persoonlijke motivaties. De persoonlijke spiritualiteit/zingeving van de professionals speelt namelijk een rol. Daarnaast worden motivaties naast een competentieprofiel over spiritualiteit/zingeving gelegd. In dit onderzoek worden voor- en diepte-interviews met en observaties van ambulante professionals op kwalitatief-interpretatieve wijze geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat aandacht voor spiritualiteit/zingeving volgens de onderzochte professionals een (heel) belangrijk onderdeel is van hun beroep. Wat professionals hieronder verstaan, hangt samen met hun persoonlijke spiritualiteit/zingeving. Naast competentie is er ook handelingsverlegenheid zichtbaar. Bevordering van structurele aandacht voor spiritualiteit/zingeving in de behandeling is nodig. Nu hangt het namelijk af van de persoonlijke affiniteit van de professional of spiritualiteit/zingeving in de volle breedte aan bod komt bij patiënten die psychiatrische zorg thuis ontvangen. PB - [s.l.] : S.N. TI - ‘Eigenlijk is mijn hele vak daar gewoon voor.’ Een empirische studie naar motivatie van professionals in de ambulante GGZ om al dan niet aandacht te geven aan spiritualiteit/zingeving in hun zorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3697/Masterscriptie%20L.%20de%20Bruijn.%20%27Eigenlijk%20is%20mijn%20hele%20vak%20daar%20gewoon%20voor%27.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Westrienen, J.W.T. van PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3733 AB - De Wet maatschappelijke opvang (Wmo) heeft als doel dat mensen zelfredzamer worden. Echter, wordt Zelfredzaamheid in verschillende politieke en sociologische onderzoeken als problematisch begrip omschreven. Ook zorgethiek staat kritisch tegenover deze individualistische benadering. In het Wmo-beleidsdiscours van gemeente Rotterdam, is zelfredzaamheid een gelaagd en niet eenduidig begrip. Toch is zelfredzaamheid als norm gesteld waartoe Wmo-zorg afhankelijke mensen zich moeten verhouden. Deze masterthesis presenteert een onderzoek naar de verhoudingen tussen de Utrechtse zorgethiek en het Rotterdamse beleidsdiscours omtrent zelfredzaamheid en goede zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - OVERSTUREN IN ZORG EN ZELFREDZAAMHEID: Een kritische discoursanalyse van het Rotterdamse Wmo-beleidsdiscours L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3733/Oversturen%20in%20zorg%20en%20zelfredzaamheid%20Masterthesis%20Zorgethiek%20en%20beleid%20Thijs%20van%20Westrienen%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boonman, H.H.F. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3727 AB - Door middel van deze masterthesis is onderzocht hoe cliënten van een forensisch psychiatrische kliniek de zorg ervaren die hen geboden wordt op basis van de hersteldefinitie van William Anthony (1993). Hiermee wordt beoogd inzichten te bieden in wat nodig is om goede herstelondersteunende forensische zorg te bieden. De onderzoeksvraag die hiervoor opgesteld is luidt: ‘hoe ervaren FPK-cliënten herstel en wat betekent dit voor goede forensisch psychiatrische zorg?’ Door inzichten te bieden in particuliere zorgpraktijken, levert deze thesis een bijdrage aan een zorgethisch perspectief Naast een perspectief op goede zorg, kan het beschreven cliëntenperspectief ook een bijdrage leveren aan een maatschappelijke discussie met betrekking tot het inrichten van een zorgzame samenleving. In de huidige maatschappelijke beeldvorming over deze doelgroep, worden deze mensen immers zelden gehoord. Enerzijds worden cliënten van de forensische psychiatrie aangespoord weer deel te nemen aan de samenleving, anderzijds lijkt dit op gespannen voet te staan met een samenleving waarin de nadruk lijkt te liggen op risicobeheersing. De essentie van de geleefde cliëntenervaringen is doormiddel van een fenomenologische benadering gezocht en beschreven. Hieruit kwam naar voren dat de geïnterviewde cliënten het begrip ‘herstel’ niet omarmden als het hoopvolle begrip dat het beoogd te zijn. Zij gebruiken liever de begrippen ‘groei en ontwikkeling’ voor hun proces. Ook de ondersteunende ander misten zij in de hersteldefinitie. Daarnaast is er aanvullend daarop een relationele auto-etnografische benadering gebruikt om de cliëntervaringen van de onderzoeker te analyseren. Dit verschafte toegang tot de positie van existentiële kwetsbaarheid in herstelprocessen. In relevante literatuur is vervolgens gezocht naar handvatten voor deze doelgroep om te werken aan een hoopvol toekomstperspectief, het verwerven van een zinvolle positie in de samenleving en het bijstellen van de maatschappelijke beeldvorming. PB - [s.l.] : s.n. TI - De shit uit je verleden als mest voor je toekomst: Een zorgethisch onderzoek naar betekenisgeving aan herstel in forensische zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3727/Masterthesis%20ZEB-70%20Dick%20Boonman%201017543.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Khidir, S.J.H. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3729 AB - Het Franse aforisme ‘La médecine c'est guérir parfois, soulager souvent, consoler toujours' plaatst troosten onlosmakelijk in de kern van de geneeskunde. Desalniettemin blijft veel onbekend en onderbelicht over troosten door artsen. Zo ook over troosten van patiënten met amyotrofische laterale sclerose (ALS): een progressieve aandoening die niet te genezen en slecht te behandelen is, maar waarin lijden een belangrijk probleem vormt. In deze thesis wordt onderzocht hoe revalidatieartsen vormgeven aan troosten bij patiënten met ALS. Om deze vraag te beantwoorden wordt een theoretische verdieping beschreven in troosten, en naar wederkerige afhankelijkheid, relationaliteit, machteloosheid en professionaliteit tussen zorgverlener en zorgontvanger. Hierin wordt het belang van troosten van een lijdende persoon duidelijk, maar ook wat de mogelijke uitdagingen zijn voor artsen bij het troosten van patiënten. Daarnaast zijn interviews met drie revalidatieartsen afgenomen volgens de sociaal constructivistische benadering van grounded theory. Uit de interviews kwamen vier vormen van troosten door de revalidatiearts bij patiënten met ALS naar voren: 1) troosten door de revalidatiearts in de spreekkamer, 2) aansturen van troosten door het multidisciplinaire revalidatieteam, 3) navragen van ervaren troost door het eigen systeem van de patiënt en de naasten actief betrekken in troosten, en 4) reflecteren op troost voor de revalidatiearts. Op deze resultaten wordt vanuit zorgethisch perspectief gereageerd. Troosten tussen de revalidatiearts en patiënt met ALS blijkt een pluriform proces te zijn waarin meerdere factoren, actoren, relaties en lichamen een rol spelen. De zoektocht naar troost op maat door de revalidatiearts is belangrijk, maar nog onvolledig. Onderzoek naar de stem van de patiënt met ALS over troosten in en buiten de spreekkamer is hierin tevens onmisbaar. PB - [s.l.] : s.n. TI - Consoler toujours: Een zorgethisch onderzoek naar troosten door revalidatieartsen bij patiënten met amyotrofische laterale sclerose L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3729/Masterthesis-%20Sarah%20Khidir.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dieben, D.R. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3728 AB - Steeds meer artsen kampen met burn-outklachten. Toch wordt gedacht dat deze klachten binnen de werkcultuur van artsen niet altijd bespreekbaar zijn en zelfs dat de werkcultuur een risicofactor is voor het ontstaan van een burn-out. Ook maatschappelijke tendensen beïnvloeden hoeveel erkenning er is voor burn-out. Artsen die werkzaam zijn in de palliatieve zorg hebben mogelijk nog meer kans op burn-outklachten vanwege de aard van hun werk. Er is veel onderzoek gedaan naar de behandeling van burn-out bij artsen. Echter, onderzoek naar het spreken van Nederlandse artsen over burn-out bij artsen ontbreekt, terwijl dit wel kan bijdragen aan het begrip over de relatie tussen burn-out bij artsen en onderliggende normen en waarden vanuit de werkcultuur en maatschappelijke tendensen. Door deze onderliggende normen en waarden in het spreken vanuit zorgethisch perspectief te bekijken, kan nagedacht worden over goede zorg met betrekking tot burn-out bij artsen. Dit onderzoek zoekt dan ook een antwoord op de vraag: Hoe verhouden de discoursen van artsen werkzaam in de palliatieve zorg over burn-out bij artsen zich tot zorgethische theorie en wat kan deze vergelijking opleveren voor goede zorg (voor artsen) met betrekking tot burn-out bij artsen? Een theoretische voorstudie geeft een overzicht van burn-out bij artsen en de mogelijke invloed van de werkcultuur van artsen, van maatschappelijke tendensen en van het werkzaam zijn in de palliatieve zorg hierop. Met een kritische discoursanalyse wordt onderzocht hoe artsen die werkzaam zijn in de palliatieve zorg spreken over burn-out bij artsen. De thema’s die hierbij naar voren komen zijn in te delen in drie overkoepelende discoursen: hoe artsen spreken over de identiteit van artsen; hoe artsen spreken over burn-out; en hoe artsen spreken over zorg (voor artsen). Hieruit blijkt dat de werkcultuur van hard werken; sterk zijn; niet zeuren; eigen problemen oplossen; geen emoties laten zien; niet ziek zijn; en voor jezelf zorgen, diepgeworteld zit, waardoor er weinig ruimte is om burn-outproblematiek te bespreken en in het kader hiervan goede zorg te leveren. Op deze resultaten wordt vanuit zorgethisch perspectief gereageerd. Hierdoor ontstaat er ruimte om artsen te zien als medemensen, inclusief hun onvermijdelijke kwetsbaarheid en afhankelijkheid en hun behoeften aan zorg. Zorg in het kader van burn-out wordt dan niet een individuele verantwoordelijkheid, maar onderdeel van de verantwoordelijkheid van een grotere sociale groep. Dit inzicht is een eerste stap in het accepteren van burn-out bij artsen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Burn-out bij Artsen: Een kritische discoursanalyse naar het spreken van artsen over burn-out bij artsen vanuit zorgethisch perspectief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3728/Thesis%20Dymph%20Dieben%20%281028332%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Laurentius, T. PY - 2020 UR - https://hdl.handle.net/11439/3732 AB - Inleiding: We hebben te maken met antropogene klimaatverandering en de negatieve effecten daarvan op de leefbaarheid op aarde. Om onder een opwarming van 1,5 tot 2 graden te blijven, moet er adequaat gehandeld worden om bijvoorbeeld de CO2-uitstoot terug te dringen. Er wordt tot nu toe echter niet genoeg gedaan. Doorgaan op de oude manier is niet langer houdbaar en het is noodzakelijk dat er een nieuwe manier van omgaan met de natuurlijke omgeving tot stand komt. Zorgethiek kan hier mogelijk een bijdrage aan leveren. Zorg dragen voor onze omgeving is deel van het levensonderhoudende werk dat zorgen is. Toch is er aanleiding om aan te nemen dat er binnen zorgethiek weinig aandacht is voor de aarde. De vraag is of hier een kennisgat aanwezig is en, als dat zo is, of dit eventueel aangevuld kan worden door ‘externe’ literatuur over ‘zorg voor de aarde’. Hoofdvraag: Welke inzichten levert een exploratieve literatuurstudie naar ‘zorg voor de aarde’ op en welke bijdrage levert dit aan het denken van zorgethiek over ‘zorg voor de aarde’ met het oog op klimaatverandering? Methode: Voor dit onderzoek is een exploratieve literatuurstudie uitgevoerd. Enerzijds is er zorgethische literatuur geanalyseerd om te inventariseren welke uitgangspunten voor ‘zorg voor de aarde’ er aanwezig zijn binnen zorgethiek. Anderzijds is er een uitgebreide literatuursearch gedaan op het vlak waar zorg(ethiek) en klimaat/aarde elkaar overlappen. Hieruit is een verscheidenheid aan bronnen geanalyseerd afkomstig uit ‘externe’ disciplines. De bevindingen uit beide analyses zijn samengebracht om in kaart te brengen wat er over ‘zorg voor de aarde’ geschreven is. Bevindingen & conclusie: Uit de bevindingen blijkt dat er zowel in zorgethische als ‘externe’ literatuur belangrijke punten voor ‘zorg voor de aarde’ te vinden zijn en dat de tweedeling van deze literatuur beter te typeren is als een boom: met een gedeelde kern en onderlinge aftakkingen. Uit de gedeelde kern zijn 28 kernpunten voor goede zorg voor de aarde gedestilleerd. Zorg is cruciaal voor het onderhouden van levensonderhoudende cycli en relaties. Het vermogen zorg te geven en te ontvangen staat echter onder druk door de effecten van klimaatverandering. Zorg dragen voor de omgeving is echter niet alleen voorbehouden aan de mens en zorg kan beter opgevat worden als de totaliteit aan praktijken die het leven mogelijk maken, uitgevoerd door menselijke en meer-dan-menselijke entiteiten, die hun eigen plek en taken hebben in het levensonderhoudende web van relaties en zorg. Deze meer-dan-menselijke wereld draagt ook zorg voor veel menselijke behoeften en het is dan ook noodzaak dat de interdependentie van het bestaan erkend wordt. Goede zorg voor de aarde begint bij het erkennen van de interdependentie van al het leven en verkent nieuwe modi van samenleven met de meer-dan-menselijke wereld, in een tijd waarin zorg – als tegenhanger van verwaarlozing en exploitatie – een van de belangrijkste krachten is in het herstellen van relaties die vitaal zijn voor het leven en de leefbaarheid op aarde. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorg voor de aarde: Een theoretische verkenningstocht door het zorgethische landschap van klimaat en aarde Masterthesis Zorgethiek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3732/Zorg%20voor%20de%20Aarde%20-%20Masterthesis%20ZeB%20Thalia%20Laurentius%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoot, E. van de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3735 AB - Aanleiding voor dit onderzoek waren het onethisch leiderschap van gurus en het weinig onderzochte veld van zorgethiek en leiderschap. De bestaande literatuur omtrent leiderschap en zorgethiek is hiervoor vergeleken met het werk van Tronto (1993) en Walker (2007) over macht en ongelijkheid en de analyses van Jensen (2019) en Van der Braak (2006) van leiderschapsethiek van gurus. De analyse hield codering en de creatie van vergelijkingstabellen in. De belangrijkste uitkomst is de overlap tussen ‘zorgzaam leiderschap’ (leiderschap op basis van zorgethiek) en leiderschap van gurus dat ethisch wordt genoemd door Jensen (2019) en Van der Braak (2006), hier genoemd: ‘zorgzaam guru leiderschap’. Hoewel hierin macht, ongelijkheid en het delen van macht een positieve rol spelen, worden op basis van Tronto (2013) en Walker (2007) kritische kanttekeningen geplaatst wat betreft de haalbaarheid. Toekomstig onderzoek wordt aangeraden o.a. om het perspectief van de guru, dat in dit onderzoek ondergepresenteerd is, meer te belichten. PB - [s.l.] : s.n. TI - A Care Ethical Perspective on the Leadership of Gurus L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3735/V5.3-FINAL-A-Care-Ethical-Perspective-on-the-Leadership-of-Gurus.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Osch, L van PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3459 AB - In this thesis, a critique of modern humanism’s concept of man is articulated with a special interest into the way in which meaning is produced. Modern humanism’s concept of man and the implied values of autonomy, human dignity and individual responsibility constitute much of the values of current societies. Martin Heidegger opposes modern humanism’s concept of man. According to his Sein und Zeit, not man’s subjective rationality constitutes human existence and the way in which meaning is produced but man’s spatial relation with/in the world. Peter Sloterdijk’s trilogy Sphären builds upon Heidegger’s understanding of existential spatiality. Bringing Heidegger’s concept of being-in-the-world and Sloterdijk’s concept of being-in-spheres into an interplay with each other and with modern humanism’s concept of man, this thesis comprises an enquiry into existential spatiality and contributes to a reconceptualisation of modern humanism’s concept of man. The research is conducted with a critical, comparative, theoretical, philosophical methodology, meaning that the presuppositions of modern humanism’s concept of man are critically examined through a critical comparative conceptual study of Heidegger’s and Sloterdijk’s understanding of existential spatiality. The study shows that modern humanism’s concept of man comprises a rational self which constitutes the center and origin of meaning. Humans ought to act autonomously and are principally different to (other) animals. Heidegger’s understanding of existential spatiality critiques modern humanism’s concept of man by rejecting the primacy of understanding the human as a rational entity because meaning is predominantly produced in the relationship with the environment which is, furthermore, mediated by moods and other humans. However, as will be argued in this thesis, Heidegger does not critique humanism’s concept of man regarding the ideal of autonomy and the principal moral difference to animals. Sloterdijk’s understanding of existential spatiality critiques modern humanism’s concept of man by denying that the human exists individually because human subjectivity depends on co-subjectivity i.e. on the inhabitation of socially shared spaces. Furthermore, the human is not able to be completely autonomously, since moods and technique co-create the human. However, as will be argued in this thesis, Sloterdijk does not critique humanism’s concept of man regarding the self as the center and origin of meaning and the principal difference to animals. PB - [s.l.] : s.n. TI - Spatial Existence: Being Human? A critical comparative theoretical philosophical enquiry into Heidegger’s being-in-the-world and Sloterdijk’s being-in-spheres critiquing modern humanism’s concept of man. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3459/MA%20thesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vermaat, Marije PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3506 AB - Verzorgenden en verpleegkundigen werkzaam in de ouderenzorg hebben in hun werk dagelijks te maken met leed, eenzaamheid, verdriet en moeilijk gedrag van patiënten en bewoners. Dit kan hen emotioneel raken en brengt emotionele belasting met zich mee. Er is echter weinig tijd en ruimte om dit te bespreken en bovendien wordt het toelaten en laten zien van emoties in het werkveld vaak gezien als onprofessioneel. Door middel van zorgethisch onderzoek is in kaart gebracht hoe verzorgenden en verpleegkundigen van Pieter van Foreest het uiten van ‘moeilijke’ emoties binnen een institutionele context ervaren. Hierbij is gebruikgemaakt van de methode institutionele etnografie. De data zijn verzameld door middel van observeren, interviewen en het analyseren van documenten. Uit de resultaten blijkt dat verzorgenden en verpleegkundigen tijdens hun werk verschillende ‘moeilijke’ emoties ervaren. Opvattingen over professionaliteit, organisatie- en werkstructuren, verschillende ervaringen van cultuur en normen van goede zorg kunnen invloed hebben op het uiten van deze emoties. Verzorgenden en verpleegkundigen lijken hun eigen emoties en behoeften naar de achtergrond te verplaatsen, om zo aan de behoeften van de bewoners te kunnen voldoen. Alhoewel emoties door verzorgenden en verpleegkundigen als signaleringsinstrument gebruikt worden, lijkt de morele waarde van emoties niet onderkend te worden. Het is van belang dat binnen zorgorganisaties morele ruimtes gecreëerd worden waar aandacht is voor emoties en waar emoties gebruikt kunnen worden om waarden, behoeften of verantwoordelijkheden te verduidelijken. Zo kan een interactief, reflectief proces ontstaan en een herverdeling van verantwoordelijkheden plaatsvinden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bron of belemmering ? Een zorgethisch onderzoek naar emoties en morele ruimte in de ouderenzorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3506/Masterthesis%20Zorgethiek%20en%20Beleid%20Marije%20Vermaat%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Konink, A. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3468 AB - Een gebrek aan erkenning van de ziekte van Lyme blijkt een probleem in Nederland. Er kan vanuit de Humanistiek een bijdrage geleverd worden aan ons begrip over wat gebrek aan erkenning met de zingeving van mensen met chronische Lymeziekte doet. Het gebrek aan erkenning bij chronische ziekten vindt ten eerste plaats in de institutionele setting en heeft vaak te maken met het feit dat de zorg te technisch is geworden en tekortschiet als het gaat om de ervaringen van patiënten. Het gebrek aan erkenning bij chronische ziekten wordt tevens gevoeld in de persoonlijke levenssfeer. Een goed sociaal netwerk zou kunnen zorgen voor het beter omgaan met stressvolle situaties, maar veel mensen met chronische ziekten ervaren vooral gebrek aan empathie, onbegrip en veroordeling. Zingeving wordt in deze thesis opgevat als een proces, een behoefte, een ervaring en een vermogen. Zingeving heeft betrekking op betekenisgeven aan de wereld en onszelf, vanuit het zingevingskader dat we in de loop van ons leven hebben opgebouwd. Het zingevingsproces bestaat uit het bevredigen van zinbehoeften en wanneer deze zijn bevredigd ervaren we zin als begrijpelijkheid, betrokkenheid, gemoedsrust, eigenwaarde en competentie. Welke rol speelt de genoemde erkenning in het zingevingsproces van mensen met chronische Lymeziekte? Om deze vraag te beantwoorden zijn er in totaal 15 mensen met chronische Lymeziekte geïnterviewd. Uit de analyse blijkt dat een gebrek aan erkenning een rol kan spelen in het zingevingsproces van chronische Lymepatiënten. Een gebrek aan erkenning blijkt een grote invloed te hebben op de zelfwaardering en de identiteitsvorming. De druk op de identiteit blijkt zingevingsprocessen op gang te brengen. Vooral de reacties van de omgeving leiden tot de ervaring van ontkenning en miskenning. Deze reacties blijken zich te richten op de symptomen, de ziekte, het gedrag en de persoon. Deze vormen van het gebrek aan erkenning blijken vooral te raken aan eigenwaarde. Respondenten hebben het beeld van zichzelf dat zij een fysieke ziekte hebben, dat zij chronische Lyme hebben. Dit zelfbeeld wordt door het gebrek aan erkenning ontkend door de sociale omgeving en de institutionele omgeving en daardoor ontstaat er een betekenisdiscrepantie. Het beeld dat de omgeving van de respondenten heeft lijkt niet overeen te komen met hun zelfbeeld, de global meaning. Om deze betekenisdiscrepantie te verkleinen of op te lossen, komt het zingevingsproces op gang. Die zingevingsprocessen blijken bij verschillende respondenten aan te grijpen op verschillende aspecten van hun zingevingskader. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een teken van erkenning. Een kwalitatief onderzoek naar de rol van erkenning in zingeving bij chronische Lymeziekte. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3468/Masterscriptie%20Annebel%20de%20Konink.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lobbezoo, S.F. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3731 AB - In de relatie tussen artsen en patiënten is er vaak sprake van detached concern (Martinsen, 2011). Dit is een houding waarbij emotionele betrokkenheid tussen artsen en patiënten vermeden wordt en waarbij lichaam en ziekte als objectief worden beschouwd. Het lichaam wordt uitgesloten in het denken over moraliteit in de medische praktijk. Uit onderzoek blijkt echter dat een focus op het objectieve lichaam niet voldoende is in het contact tussen artsen en patiënten (Adler, 2002; Stewart, 2005; Gasparik, Abram, Ceana, Sebesi, Farcas & Gasparik, 2014). De mate waarin een arts zich kan inleven in de patiënt en dat gevoel kan overbrengen, is van invloed op de gezondheid van de patiënt (Adler, 2002). Artsen die zelf patiënt zijn geweest beschrijven dat hun ervaring als patiënt hun manier van zorgverlenen positief heeft beïnvloed (Ten Haaft, 2010). Er lijkt echter nog geen onderzoek te zijn gedaan naar de inhoud van deze invloed op het zorgverlenen. In de beschrijvingen van ervaringen van artsen die zelf patiënt zijn geweest, ligt de focus op het emotionele en sociale aspect en blijft het lichamelijke aspect onderbelicht. Dit onderzoek verdiept zich in de invloed van de patiënt-ervaring op het verlenen van zorg en op de verbinding met lichamelijkheid in het contact tussen artsen en patiënten. In het theoretische onderzoek is de huidige denkwijze met betrekking tot ethiek in de medische praktijk verkend. Vervolgens is het begrip lichamelijkheid uitgediept aan de hand van de theorie embodied care van Hamington (2004, 2012). Hierin is omschreven hoe de inclusie van lichamelijkheid in het denken over moraliteit in de medische praktijk een bijdrage kan leveren aan goede zorg. Vervolgens is empirisch onderzoek gedaan naar de ervaringen van artsen die zelf patiënt zijn geweest en de invloed van deze ervaringen op het verlenen van zorg. Er zijn twee artsen geïnterviewd over hun ervaringen. Tevens is bij deze artsen in de spreekkamer geobserveerd. De verbinding van de empirische data met de zorgethische theorie heeft geleid tot inzicht in de ervaringen van artsen die zelf patiënt zijn geweest en de veranderingen in het verlenen van zorg. In het verlenen van zorg aan patiënten is het voor artsen van belang om patiënten om uitleg te vragen, te zorgen dat één arts het ziekteproces overziet, duidelijk en concreet te zijn en zichtbaar en bereikbaar te zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wanneer de arts de patiënt is: Een zorgethisch onderzoek naar de ervaring van artsen die patiënt zijn geweest en de invloed van die ervaring op het verlenen van zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3731/Thesis2.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vos, S. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3469 AB - Over onze toekomst denken doen we allemaal, bijvoorbeeld als we een uitje plannen of denken over een studiekeuze. Verschillende theoretici beschrijven dat het stimuleren van toekomstverbeelding – het denken, fantaseren en uiten van ideeën over de toekomst – een positieve werking kan hebben: Het bedenken van verschillende toekomstscenario's en het leren omgaan met een toekomst die je niet kent, helpen om veerkrachtiger om te gaan met veranderingen en onzekerheden. Ook biedt toekomstverbeelding de mogelijkheid om op veranderingen te anticiperen. Jong adolescenten bevinden zich in een complexe en vaak verwarrende levensfase en kunnen daarom gebaat zijn bij toekomstverbeelding. In het onderwijs kan toekomstverbeelding gestimuleerd worden via verbeeldingsopdrachten. Om verbeeldingsopdrachten te kunnen ontwikkelen die aansluiten bij de belevingswereld en verbeeldingscompetenties van leerlingen is meer inzicht nodig in de manieren waarop jongeren hun toekomst (kunnen) verbeelden. Dit narratieve onderzoek speelt hier op in door te onderzoeken wat toekomstverbeelding van negen 12- tot 14-jarige Vmbo-leerlingen kenmerkt. Aan de hand van interviews en een verbeeldingsopdracht is onderzocht waar jong adolescenten inhoudelijk over denken en hoe zij de toekomst ervaren. Daarnaast is onderzocht hoe leerlingen in relatie tot de door hen beschreven toekomstbeelden verhalen over de door Ryan en Deci (2000) geïdentificeerde basisbehoeften - competentie, autonomie en verbondenheid. De in dit onderzoek verworven inzichten bieden aanknopingspunten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Beste ik. Een kwalitatief onderzoek naar toekomstverbeelding onder Vmbo-leerlingen met behulp van de toekomstbrief. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3469/Masterthesis%20Suzanne%20de%20Vos.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Blum, A. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3455 AB - Doceren kan beschouwd worden als een fundamenteel morele activiteit. Levinson bespreekt dat docenten de plicht hebben om rechtvaardig te handelen, terwijl ze hier in sommige situaties onmogelijk naar kunnen handelen. Dit betekent, onder andere, dat docenten in de dagelijkse praktijk in aanraking komen met morele dilemma’s: situaties waarin men het ‘goede’ wil doen maar het gevoel heeft dat er geen ‘goede’ handeling is of dat men moet kiezen voor de ‘minst slechte’ handeling. Eerder onderwijs-filosofisch en empirisch onderzoek bood, onder andere, inzicht in de typen morele dilemma’s die docenten elders ervaren. Maar met wat voor morele dilemma’s docenten in Nederland te maken krijgen is nog niet eerder onderzocht. Voortbouwend op conceptueel en empirisch onderzoek naar morele stress bij veteranen, verpleegkundigen en docenten, wordt in deze scriptie middels een kwalitatief exploratieve studie onderzocht: a) met wat voor morele dilemma’s docenten in relatie tot leerlingen te maken krijgen; b) of dit bij de docenten tot morele stress leidt, en zo ja; c) wat kenmerkend is aan de morele stress van docenten en hoe ze erbij stilstaan. In totaal zijn er tien docenten geïnterviewd, afkomstig van scholen in verschillende regio’s. Thematische analyse van de data maakt inzichtelijk dat de geïnterviewde docenten in relatie tot leerlingen voornamelijk te maken krijgen met dilemma’s met betrekking tot de zorg voor zichzelf, het willen zorgen voor de leerlingen, het aandacht willen besteden aan de sociale behoefte van anderen en de schoolregels en onderwijsstandaarden die in de school gelden. Morele stress komt vooral voor bij de docenten die aangeven dat er sprake is van een innerlijke strijd of een gebrek aan ondersteuning van leidinggevenden of collega’s. Ook lijkt de taakopvatting van de docent een rol te spelen. De morele stress wordt gekenmerkt door vier typen impact. De meeste docenten ervaren een emotioneel-psychische impact. Kenmerkend hieraan zijn gevoelens van verlies van (zelf)vertrouwen, gevoelens van machteloosheid/tekortschieten en angstgevoelens. Daarnaast ervaren verschillende docenten ook een gedragsmatige impact, zoals het vertonen van vermijdingsgedrag. Verder ervaren enkele docenten een impact op het werkzame leven, waaronder een verlies van werkplezier en werkgerelateerde idealen. Enkele docenten gaven tevens aan een verlies van zekerheid, passie en zingeving te ervaren. Docenten die met anderen praatten over de impact van morele stress of hier individueel op reflecteerden, bleken dit als waardevol te beschouwen. De verworven inzichten, in de typen morele dilemma’s die docenten in Nederland ervaren, alsmede wat gerelateerde stress kenmerkt, kunnen gebruikt worden bij de ontwikkeling van professionaliseringsstrategieën en de humanisering van het onderwijs. PB - [s.l.] : s.n. TI - Morele stress. Een empirisch onderzoek naar de ervaring van morele dilemma’s bij docenten in het voortgezet onderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3455/Masterscriptie%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koers, T. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3470 AB - In deze scriptie wordt het onderwerp moral injury theoretisch onderzocht. De vraag die leidend is in het onderzoek is: Wat is er moral aan moral injury? Door eerst onderzoek te doen naar bestaande literatuur wordt duidelijk dat deze literatuur zich focust op het moral injurious event, het moment waarbij de moral injury wordt opgelopen. De moral injury zelf blijkt moeilijk te vatten. Wel komt de vraag naar die moraliteit steeds vaker terug. Deze scriptie neemt die taak op zich. In het tweede hoofdstuk passeren enkele existentiële filosofen (Onder andere Kierkegaard, Nietzsche en Sartre) de revue. Aan de hand van hun werk wordt er een begin gemaakt met de zoektocht naar het morele van moral injury. De belangrijkste onderzoekspunten die hieruit voortkomen zijn: (1) het belang van de vrije keus en (2) het belang van de onmogelijke situatie. Deze twee punten vormen de basis voor het verdere onderzoek in deze scriptie. In het laatste hoofdstuk wordt de roman Yellow Birds onderzocht. Het mooie aan die tekst is hoe de schrijver heeft geprobeerd een verhaal te schrijven over iemand die zijn eigen levensverhaal niet meer begrijpt. Dit hoofdstuk is de kern van de scriptie. Hierin komt al het voorgaande samen met een tekst die, geschreven door een veteraan, vanuit een ander perspectief inzichten geeft in moral injury. Hoe krijgt de vrije keus vorm in een situatie -oorlog- waar bijna allesomvattende chaos heerst. In deze chaos lijken situaties te ontstaan die onmogelijk zijn. Dit wil zeggen dat welke keuze er ook gemaakt wordt, er schade optreedt. Deze schade is niet alleen extern, maar ook intern. Met het kiezen wordt een deel van het zelf geschaad. De conclusie bevat een nieuwe definitie van moral injury: ‘Een moral injury is een proces waarbij het zelf, datzelfde zelf beschadigd. Dit als gevolg van het in vrijheid moeten handelen in een fundamenteel onmogelijke situatie. Door te moeten kiezen tussen opties waarmee men zich van het zelf vervreemdt, ontstaat een vicieuze cirkel die deze zelfbeschadiging versterkt. Deze vervreemding van het zelf zorgt ook voor een vervreemding van de omgeving, met isolatie tot gevolg.’ PB - [s.l.] : s.n. TI - Over grenzen. En wat een roman ons kan leren over moral injury. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3470/Print%20versie%20Thijs%20Koers.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Velde, J. van der PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3461 AB - Deze Masterscriptie gaat over de toepassing van het dialoogbegrip van Freire door facilitators van huidige toepassingen van Theatre of the Oppressed (TO) in Nederland en België. De dialoog van Freire is enerzijds gericht op het bevorderen van een kritisch bewustwordingsproces van gemarginaliseerde mensen van de oorzaken van deze onderdrukking en wat zij zelf kunnen doen om agency te vergroten in hun situatie. Anderzijds is de dialoog nadrukkelijk gericht op het bewerkstelligen van maatschappelijke verandering om het welzijn van individuen te verbeteren. Sinds de ontstaanscontext van TO heeft er echter een verschuiving plaats gevonden van een focus op TO als instrument voor sociale verandering naar een instrument voor persoonlijke verandering. Critici waarschuwen dat een focus op persoonlijke verandering kan resulteren in individualistische oplossingen en sociale aanpassing, in plaats van tot de strategieën die agency bevorderen. Individualistische oplossingen en sociale aanpassing zijn vanuit het ideaal van humanisering onwenselijk. Tegelijkertijd vraagt de veranderde context om het doordenken van de waarde van het dialoogbegrip in de huidige context. Dit vraagt om reflectie van facilitators op de samenhang tussen hun doelen, werkwijze en onderliggende opvattingen en hoe dit zich verhoudt tot het dialoogbegrip van Freire. PB - [s.l.] : s.n. TI - De dialoog in Theatre of the Oppressed. Een empirisch kwalitatief onderzoek naar de toepassing van het dialoogbegrip van Freire door de facilitator in forumtheater in Nederland en België . L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3461/DEFINITIEVE%20VERSIE%20Master%20Scriptie%20Jania%20van%20der%20Velde%20%2025%20augustus%202019%20%28repository%29.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Veen, Loes van PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3497 AB - In de komende jaren zal het aantal mensen met een ernstige vorm van dementie zeer waarschijnlijk enorm toenemen. Tegelijkertijd is er de maatschappelijke ontwikkeling dat er een gebrek aan financiële middelen en een gebrek aan professionals is om deze toenemende zorgvragen op te kunnen vangen. Steeds meer verantwoordelijkheden en taken zullen daarom worden toebedeeld aan mantelzorgers van mensen met een ernstige vorm van dementie. In dit onderzoek wordt het gebrek aan kennis over en inzicht in de geleefde ervaringen van mantelzorgers geproblematiseerd. Door onvoldoende zicht te hebben op wat het betekent om mantelzorger te zijn worden mogelijk kennis, betekenis, behoeftes en waarden gemist en is mogelijk de kwaliteit van de zorg in het geding. Wanneer de mantelzorger als volwaardig partner wordt gezien in het web van zorgrelaties dat om de zorgvrager is gebouwd en wanneer we willen begrijpen wat goede zorg is, is het noodzakelijk de betekenis van de ervaringen van mantelzorgers te kennen. Daarom is voor deze masterthesis de volgende onderzoeksvraag gekozen: Wat is de essentie van de geleefde ervaringen van mantelzorgers van de relatie met hun naasten, behept met een ernstige vorm van dementie en wonend in een verpleegafdeling van Huize Het Oosten, en wat betekent dat vanuit zorgethisch perspectief voor goede zorg? Voor het vinden van antwoorden op de onderzoeksvraag is gekozen voor de fenomenologische Reflective Lifeworld Approach (RLA) als methode onder mantelzorgers van mensen met ernstige dementie in Huize Het Oosten, een landelijk seniorencentrum voor vrijmetselaren. De methode RLA is gekozen omdat zij als doel heeft de essentie van een fenomeen in beeld te brengen. Zoekend naar gemeenschappelijke betekenislagen in interviews met mantelzorgers komt de volgende essentie in beeld: “Een voortdurende zoektocht naar contact met de ander, die er wel en niet lijkt te zijn, waarbij confrontatie met onvermogen en soms een gouden moment wordt ervaren terwijl de balans bewaakt wordt om het zelf niet tekort te doen bij het helpen, dat veel breder bezien en benoemd kan worden dan mantelzorgen, en waar reflecteren en leren deel van uitmaken.” In dit onderzoek werd de essentie van het fenomeen mantelzorgen letterlijk in beeld gebracht door het middel film toe te passen bij de dataverzameling en bij het presenteren van de essentie van het fenomeen. Voor het bekijken van de film wordt u geadviseerd de lees- en kijkwijzer te raadplegen (paragraaf 1.3) zodat het geschreven deel en het gefilmde deel van het 4 onderzoeksverslag in goede samenhang worden bestudeerd. Na de analyse zijn de bevindingen getoetst aan ethische concepten uit (voornamelijk zorgethische) literatuur. De keuze van concepten en de keuze van denkers werd mede ingegeven door de geïnterviewden. De dialectiek tussen empirie en theorie leidt tot enige kennis over en enig inzicht in de geleefde ervaringen van mantelzorgers, in het voortdurend veranderend interpretatief veld. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wat beleeft de mantelzorger? Een zorgethisch onderzoek naar geleefde ervaringen van mantelzorgers van bewoners met een ernstige vorm van dementie in Huize Het Oosten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3497/definitieve%20versie%2017%20juni%202019%20Wat%20beweegt%20de%20mantelzorger.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Blondelle, D. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3471 AB - Verschillende auteurs beweren dat de ervaring van geweld in de beoefening van Japanse krijgskunst (bujutsu) kan zorgen voor levensbeschouwelijke ontwikkeling. Een beschrijving van de ervaring van geweld en een uitleg van wat levensbeschouwelijke ontwikkeling precies inhoudt, blijft deze literatuur ons echter verschuldigd. Ik poog aan dat gebrek in de literatuur te beantwoorden door 1.) een empirisch-fenomenologisch onderzoek te doen naar de ervaring van geweld in bujutsu; en 2.) een generiek-kwalitatief onderzoek te doen naar relaties tussen die ervaring en mogelijke levensbeschouwelijke ontwikkeling. Levensbeschouwelijke ontwikkeling wordt begrepen als verruiming van de verbeelding op het gebied van ultieme vragen (ontologische, axiologische, praxeologische, epistemologische en kosmologische vragen). De interpretatie van tien open interviews toont dat, hoewel de ervaring van geweld gelaagd en gevarieerd is, men contrastervaringen opdoet. Alledaagse, routinematige betekenisgeving stokt en geeft aanleiding om anders betekenis te geven aan ultieme vragen. Die andere betekenissen, de levensbeschouwelijke ontwikkeling, hangt met name samen met het ontwikkelen van zelfcontrole, zelfvertrouwen en weerbaarheid. Deze ontwikkelingen worden gerelateerd aan het heroverwegen en oefenen met gedragspatronen. Er lijkt echter ook stagnatie in de levensbeschouwelijke ontwikkeling op te treden door toedoen van de ervaring van geweld in bujutsu. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bujutsu en levensbeschouwelijke ontwikkeling. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3471/Thesis%20def%20def%205%20mei%202019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kremer, Karlijn PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3494 AB - Inleiding: De afgelopen 10 tot 15 jaar is er veel veranderd in de (ouderen)zorg en deze veranderingen zijn ook van invloed op het verzorgend beroep. Hoewel er in de literatur aandacht is voor de vraag of verzorgenden zich capabel voelen voor de nieuwe taken die ze krijgen toebedeeld, is er tot nu toe weinig aandacht voor de vraag hoe verzorgenden deze veranderingen ervaren en wat dit betekent voor goede zorg. Hoofdvraag: Of en hoe hebben verzorgenden veranderingen ervaren in hun beroepspraktijk door veranderingen in de maatschappelijke en politieke context, met specifieke aandacht voor de relatie tussen de verzorgende en de zorgontvanger? En wat betekent dit voor goede zorg? Methode: Er is exploratief, zorgethisch onderzoek uitgevoerd waarbij gebruik gemaakt is van een theoretische verkenning en een narratieve analyse. Het theoretische concept dat centraal staat in dit onderzoek is relationaliteit. De empirische data zijn verzameld door middel van het schaduwen en interviewen van verzorgenden die minstens 10 jaar werkervaring hebben en werkzaam zijn in de ouderenzorg en door het houden van een focusgroep met verzorgenden met dezelfde criteria. Bevindingen & conclusie: Veranderingen worden per individu verschillend ervaren. Door iedereen wordt een sterke toename in werkdruk en administratielast ervaren. Deze toegenome werkdruk gaat gepaard met strakke tijdsschema’s indicatiestellingen. Er is steeds minder ruimte en tijd om om te gaan met het ongewisse aspect van zorg. Verzorgenden lijken vooral voor dit aspect van verzorgen ruimte te creëren door (nog) harder te werken en soms dingen in hun eigen tijd te doen. Hierdoor vormen zij een onzichtbare buffer tussen de institutionele/politieke context en de zorgontvanger. Dit is zorgethisch problematisch, omdat hierdoor de negatieve uitwerking van veranderingen in de inrichting van het zorgproces in de prakijk verhuld blijven en omdat het geen duurzame manier is voor verzorgenden om hun werk te doen terwijl zorgverleners zelf waardevolle en kwetsbare mensen zijn. Verzorgenden blijken ook een veel bredere verantwoordelijkheid te hebben gekregen. Dit duidt erop dat de zorg (op een aantal vlakken) holistischer is geworden. De vraag die in dit onderzoek wordt opgeworpen is echter of verzorgenden ook voldoende in staat gesteld worden om de voordelen hiervan te cultiveren. Daarnaast blijkt ook dat verzorgenden door de veranderingen soms juist een spagaat ervaren tussen hun eigen (holistische) zorgbeeld en de gefragementeerde indicatiestelling. Tot slot kwam in dit onderzoek naar voren dat een deel van de verzorgenden een (groot) verschil ervaart tussen de jonge en de oudere generatie verzorgenden. Dit verschil, dat meerdere oorzaken zou kunnen hebben, wijst erop dat de beroepsgroep van verzorgenden niet als een homogene groep gezien kan worden. Het zou goed zijn als hier meer inzicht in verkregen wordt, om zo beter recht te doen aan de beroepsgroep. PB - [s.l.] : s.n. TI - Veranderingen in het verzorgend beroep . Zorgethisch onderzoek naar de geleefde ervaringen rondom het veranderende beroep van verzorgenden in de ouderenzorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3494/Masterthesis-Karlijn-Kremer.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Drenth, D. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3462 AB - This research identifies in what ways six Dutch seventh and eighth grade teachers teach purpose. Using the theoretical model of Tirri & Kuusisto (2017) purpose can be taught in three main ways: as the content of teaching, within a meaningful didactical relation between the teacher and the students’ learning process and within a close, compassionate, safe and supportive pedagogical relation between the teacher and the student. The teachers taught purpose mostly pedagogically. They all provided a safe atmosphere, gave students the individual attention they need and were supportive towards them. Didactically teaching purpose happened a lot less. Teachers were having an interactive classroom atmosphere, made regular method lessons meaningful and clarified the personal relevance of lessons explicitly. However, lessons that didn’t occur much were lessons that were explicitly purpose-related. Some purpose related content occurred in social-emotional lessons, philosophy lessons and projects. However, most purpose related content appeared in talks about students’ (academic) learning processes, planning their near future and their future towards secondary school. The teachers feel they have little time and space to teach about purpose related content, since it’s not part of the curriculum. This thesis concludes that purpose should become part of the curriculum. PB - [s.l.] : s.n. TI - Purposeful Teaching. In what ways do teachers teach purpose? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3462/Master%20thesis%20definitive.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Biel, K. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3472 AB - Dit onderzoek richt zich op existentiële thema’s in relatie tot ritualiseren bij vrouwen met een abortuservaring die een vorm van hulpverlening of uitwisseling zochten. Uit de analyse van 13 diepte-interviews en 43 ervaringsberichten komt naar voren dat de vrouwen een existentiële zoektocht ervaren. Deze zoektocht toont zich onder andere in een veranderd identiteits- en lichaamsbewustzijn (persoonlijke en fysieke existentiële dimensie), de relatie met het potentiële kind (levensbeschouwelijke dimensie) en het verlangen naar sociale acceptatie (sociale dimensie). Ritualiseren blijkt met name werkzaam in het bespreekbaar of publiek maken van abortuservaringen in een taboe-context en in het koesteren van verbinding met het potentiële kind. Vormen van lichaamsversiering, zoals tatoeages en sieraden met een symbolische betekenis, zijn mogelijk functioneel in het transformeren van de ervaring. Een aanknopingspunt voor vervolgonderzoek is de functie van ritueel in de uitkomst van betekenisgevingsprocessen bij abortus en andere ingrijpende ervaringen. Implicaties voor de praktijk van hulpverlening zijn mogelijkheden van abortusverwerking via ritueel en het belang van het thematiseren van de relatie met het potentiële kind, identiteitsvraagstukken en persoonlijke groei. PB - [s.l.] : s.n. TI - Na de keuze. Existentiële thema's en rituelen bij abortus. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3472/Na%20de%20keuze.%20Existenti%c3%able%20thema%27s%20en%20rituelen%20bij%20abortus-Afstudeeronderzoek%20Kiki%20Biel.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leder, D. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3464 AB - Business Spiritualiteit wordt gezien als een ‘hype’ in het bedrijfsleven. De ontwikkeling daarvan bestaat echter al enkele decennia. Er zijn talloze publicaties rond dit thema verschenen. Wat er echter precies mee bedoeld wordt blijft relatief onduidelijk. Veel auteurs ontwijken deze vraag door aan te geven dat het een moeilijk te definiëren begrip is. In dit theoretisch literatuuronderzoek ga ik de uitdaging aan om wel duidelijkheid te geven aan de vraag wat Business Spiritualiteit inhoudt. Ik onderzoek daarbij wat er onder ‘spiritualiteit’ wordt verstaan en verklaar de populariteit van het businessmodel. Vervolgens kijk ik naar welke waarden het tegemoet komt, aan de hand van het cultureel-economische perspectief van Arjo Klamer. Uit dit onderzoek komt naar voren dat Business Spiritualiteit voor de werkgever en werknemer verschillende betekenissen heeft. Door de werkgever wordt het vooral ingezet om tot betere bedrijfsprestaties te komen. En voor de werknemer is Business Spiritualiteit meer een middel om tot zingeving te komen. Dat dit niet altijd tot een win-win situatie leidt, blijkt wel uit de kritieken op dit model. Ook over het humanistische aspect ervan vallen zowel argumenten voor als tegen te geven. Uiteindelijk zal ik schetsen hoe Business Spiritualiteit in een wereld van ‘levensbeschouwelijke armoede’ toch van betekenis kan zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Business spiritualiteit. Onderzoek naar definiëring van spiritualiteit in het zakenleven. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3464/Danielle%20Leder_Masterscriptie_theoretisch.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Winkel, B. te PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3473 AB - Deze scriptie belicht vanuit de ervaring van existentieel lijden van ziekenhuispatiënten, de manieren waarop geestelijk verzorgers in hun begeleiding bij dit existentiële lijden, lichamelijkheid invullen en welke betekenissen zij daaraan toekennen. Dertien geestelijk verzorgers van de oncologieafdeling van het ziekenhuis zijn geïnterviewd. Met behulp van de IPA methode en het continuüm van lichamelijkheid van Leijssen (2006) is de data geanalyseerd. De manieren waarop invulling wordt gegeven aan lichamelijkheid, kan met dit continuüm van Leijssen (2006) onderverdeeld worden met behulp van verschillende aspecten van het lichaam, namelijk: het ervarende lichaam, lichaamstaal, het lichaam in beweging en aanraking. Uit dit onderzoek is gebleken dat lichamelijkheid vooral betekenis kreeg in relatie tot iets anders, gethematiseerd als betekenisdimensies relationaliteit, spiritualiteit en contextualiteit. De betekenissen dienen gelezen worden als mogelijke betekenissen die kunnen ontstaan; niet als een doel dat rechtstreeks behaald en gecontroleerd kan worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - De taal van het lichaam verstaan. Een exploratief kwalitatief onderzoek naar de invulling en betekenis van lichamelijkheid bij existentieel lijden door geestelijk verzorgers in het ziekenhuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3473/Masterscriptie%20Geestelijke%20Verzorging%20en%20Lichamelijkheid%2c%20Babet%20te%20Winkel%2c%20april%202019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kolenberg, L. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3465 AB - Dit onderzoek gaat in op de manier waarop de muzikale ervaring van het luisteren, spelen of schrijven van muziek als zingevend geduid kan worden. De vraag of deze ervaringen als zingevend geduid kunnen worden, komt voort uit de observatie dat in veel verschillende wetenschappelijke disciplines de kracht van muziek wordt beschreven. In weinig gevallen wordt hieraan echter zingeving gekoppeld. Het overkoepelend doel van het onderzoek is om zingeving in muziek wetenschappelijk in te bedden, en daarmee de weg vrij te maken voor meer toepassing van muziek op de praktijk van de geestelijke verzorging. Dit doel sluit aan bij een trend in (onderzoek naar) niet-talige vormen van geestelijke verzorging. In dit onderzoek staat de definitie van zingeving door Alma en Smaling (2010) centraal. Zij zien zingeving als een actieve verhouding tot ervaringen zoals transcendentie, erkenning en competentie die, door reflectie, kunnen leiden tot een ervaring van samenhang. Deze zinservaringen worden in het onderzoek gekoppeld aan de ervaring van luisteren, spelen of schrijven, zoals die in veel verschillende wetenschappelijke disciplines terug te vinden zijn. Een belangrijke discipline is de filosofie. Van muziekfilosofische discussies over de ervaring en aard van expressie, tot de centrale rol van muziek in de metafysica van Schopenhauer en Inayat Khan, speelt filosofie op veel manieren in dit onderzoek. Psychologische theorieën rondom muziek komen terug in de narratieve psychologie, rondom het belang van tekst, en vormen de basis van de muziektherapie. Hoewel de scheiding tussen het luisteren, schrijven en spelen van muziek ruimte schept om op uitgebreide manier deze theorieën te behandelen, blijkt deze driedeling uiteindelijk niet makkelijk te verdedigen. De cultuurhistorische uiteenzetting van Huizinga vormt de opmaat voor een kritiek op de verwetenschappelijking en strenge opsplitsing van de drie muzikale ervaringsgebieden luisteren, schrijven en spelen. Al met al pleit dit onderzoek voor een omdenken rondom de mogelijkheden van de nauwe band tussen muziek en zingeving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in muziek. Een onderzoek naar een zingevende duiding van het luisteren, spelen en schrijven van muziek. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3465/Zin%20in%20muziek%202703.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Storm, M. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3474 AB - Deze scriptie gaat over het vak Burgerschapsvorming in een Justiele Jeugdinrichting (JJI). Specifiek over: 1) het literatuuronderzoek naar de domeinen jeugddetentie, morele ontwikkeling en het vak Burgerschapsvorming 2) de analyse van de lesmethoden die gebruikt worden voor het vak Burgerschapsvorming in een JJI en de mate waarin deze methoden een bijdrage kunnen leveren aan de morele ontwikkeling van jeugddelinquenten en 3) een raamwerk voor een ‘research informed’ burgerschapsprogramma voor JJI’s. Het onderzoek bevindt zich daar waar de domeinen jeugddetentie, morele ontwikkeling en burgerschapsvorming elkaar raken en geeft een antwoord op de vraag: “Levert het vak Burgerschapsvorming binnen een justitiële jeugdinrichting een constructieve bijdrage aan de morele ontwikkeling van de jeugddelinquenten?”. Naar aanleiding van dit afstudeer onderzoek kan er geconcludeerd worden dat: de huidige inhoud van het vak Burgerschapsvorming, uitgaande van de gebruikte lesmethodes, geen constructieve bijdrage kan leveren aan de morele ontwikkeling van jeugddelinquenten. Hier is een diversiteit aan redenen voor te benoemen; de dagelijkse praktijk binnen een JJI is complex; de onderwijsinstelling is bijvoorbeeld onderhevig aan wisselende samenstellingen van lesgroepen, leeftijden en ook hebben de leerlingen verschillende niveaus van (morele) ontwikkeling, waardoor de gebruikte lesmethodes voor het vak Burgerschapsvorming niet aansluiten bij de doelgroep in een JJI. Als aanbeveling wordt er een eerste aanzet gemaakt voor een burgerschapsprogramma in JJI’s. PB - [s.l.] : s.n. TI - Burgerschapsvorming, hoe dan? Een onderzoek naar de bijdrage die het vak Burgerschapsvorming in een Justitiële Jeugd Inrichting levert aan de morele ontwikkeling van jeugddelinquenten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3474/MM%20Storm%20-%20Defintieve%20versie%20juli%202019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gratama, R. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3460 AB - Dit empirische, verkennende onderzoek geeft inzicht in de zingevingsprocessen die op gang komen tijdens de gesprekken tussen geestelijk verzorgers en patiënten die met hun eigen sterfelijkheid geconfronteerd worden. De aanleiding voor dit onderzoek is een gebrek aan onderzoek naar de werkwijze van geestelijk verzorgers. In deze thesis wordt aandacht geschonken aan het werk van geestelijk verzorgers in ziekenhuizen bij mensen met een levensbedreigende ziekte. In het bijzonder in de manier waarop geestelijk verzorgers patiënten begeleiden bij meaning making processen. Voor dit onderzoek zijn participerende observaties uitgevoerd en diepte-interviews. Wat vernieuwend is aan dit onderzoek, is dat de global meaning uit de theorie van Park (2010) is gecombineerd met de het zingevingskader van Mooren (1998) en is aangevuld met de theorie van Littooij (2016). De theorie van Park (2010) gaat over het meaning making proces dat op gang komt na een life event: een levensontwrichtende gebeurtenis. Opvallend is dat de thema’s in de gesprekken, zoals angst voor de dood of leven met beperkingen het de gesprekken snel op het zingevingsniveau en op het niveau van de zinervaring brengen. Dit doet de geestelijk verzorger door ruimte te maken voor deze thema’s, door te luisteren en soms te sturen. Ook wordt duidelijk dat patiënten een discrepantie tussen betekenisverleningen ervaren. Uit mijn resultaten blijkt dat de geestelijk verzorgers vier manieren hebben om hiermee om te gaan en de patiënten te begeleiden in dit meaning making proces. Deze manieren zijn het bevestigen van de global meaning, het actualiseren van de global meaning, het veranderen van de global- of situational meaning en het begeleiden tussen de verschillende fases van het meaning making proces. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ik vraag je niet om blind te vertrouwen, ik vraag je te vertrouwen met je ogen open. Masterthesis over de rol van geestelijk verzorgers bij meaning making processen van patiënten die geconfronteerd worden met een levensbedreigende ziekte. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3460/thesis%20RG%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Meulen, H. van der PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3463 AB - Titel: De zwarte stem aan het woord: over het humanisme van James Baldwin Hoofdvraag: Kan de zwarte schrijver James Baldwin op basis van zijn geschreven (non-fictie)werk over racisme gezien worden als een humanistische voorbeeldfiguur? Opzet: Met kwalitatieve thematische analyse zijn de essays van de Amerikaanse zwarte schrijver James Baldwin (1924-1987) geanalyseerd op de aanwezigheid van humanistische kernwaarden, met als doel om te onderzoeken of James Baldwin als humanistische voorbeeldfiguur zou kunnen fungeren. Aanleiding: Het binnen het humanisme ontbreken van niet-witte voorbeeldfiguren en gebrek aan aandacht voor racisme. Resultaten: Uit de essays van James Baldwin blijken in ruime mate de humanistische kernwaarden vrijheid, verantwoordelijkheid, menselijke (gelijk)waardigheid, zelfontwikkeling, dialoog en kritiek te spreken. Baldwins humanisme onderscheidt zich vooral van het gangbare humanistische discours door zijn grote nadruk op het negatieve: het ontbreken, de schending en/of (al dan niet moedwillige) ontkenning en ontwijking van humanistische waarden. Baldwins werk toont de grote negatieve impact van racisme en raciale ongelijkheid op alle humanistische waarden, maar het meest op zelfontwikkeling, zowel bij slachtoffers (negatief zelfbeeld) als bij daders (witte onschuld). Tegelijkertijd presenteert Baldwin zelfontwikkeling – in het bijzonder zelfonderzoek, zowel voor individu als maatschappij – als belangrijkste middel om racisme en raciale ongelijkheid te bestrijden. Conclusie: James Baldwin kan – in de traditie van kritisch humanisme – zeker als humanistische voorbeeldfiguur gezien worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zwarte stem aan het woord: over het humanisme van James Baldwin. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3463/Scriptie-FIN.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Suijkerbuijk, Karlijn PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3495 AB - Hoewel zingeving belangrijk is (in de zorg) voor dak- en thuislozen in de laatste levensfase, blijft het zowel in de zorgpraktijk als in de literatuur een onderbelichte dimensie. In deze zorgethische masterthesis werd gepoogd bij te dragen aan het opvullen van deze lacune, middels de volgende hoofdvraag: Hoe verloopt zingeving bij dak- en thuislozen in de laatste levensfase en welke inzichten levert het kijken naar deze (zorg)praktijk vanuit zorgethisch perspectief op met betrekking tot goede zorg voor deze specifieke doelgroep? Vanuit de (zorgethische) literatuur over zingeving verschenen vier thema’s met betrekking tot zingeving van dak- en thuislozen in de laatste levensfase: Betekenisvolle verbindingen, ertoe doen, onderlinge afhankelijkheid, en doen én laten. Naast een zoektocht in de literatuur werd binnen deze masterthesis ook empirisch onderzoek uitgevoerd middels narratieve analyse. In de conclusie werden vijf thema’s beschreven die helpend kunnen zijn voor (zorg aan) dak- en thuislozen in de laatste levensfase: “het levenseinde (laten) ondergaan”, “oog hebben voor bijzondere verbindingen”, “omarmen en vrijlaten”, “de ander echt zien”, en “bewustwording van maatschappelijke verhoudingen”. Deze inzichten kunnen mogelijk het startpunt vormen voor de verbetering van zorg aan dak- en thuislozen in de laatste levensfase. PB - [s.l.] : s.n. TI - De dood in de coulissen. Een zorgethisch onderzoek naar zingeving in de laatste levensfase van dak- en thuislozen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3495/ZEB-70%20De%20dood%20in%20de%20coulissen%20-%20Masterthesis%20Karlijn%20Suijkerbuijk.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kwint, S. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3466 AB - Dit kwalitatief, exploratief onderzoek biedt inzicht in wat aandacht voor zingeving(svragen) in de begeleiding van patiënten door bedrijfsartsen betekent. De informatie is verkregen via semigestructureerde interviews met tien bedrijfsartsen. Respondenten associëren zingeving vooral met ‘dat wat iemand belangrijk vindt’, ‘kunnen doen wat je belangrijk vindt’ en met werk als zingevingsbron. De gerichtheid op gezondheid en duurzame inzetbaarheid veronderstelt dat bedrijfsartsen aandacht hebben voor zingeving in het (werk)leven van patiënten. Ziekte, beperkingen, ingrijpende gebeurtenissen en (als gevolg daarvan) uitval van werk zet mensen vaak aan tot een (her)oriëntatie op hun (werk)leven. Respondenten lopen als procesbegeleider mee in dit zingevingsproces van de patiënt. De begeleiding is gericht op het (weer) verkrijgen van regie, is sterk cognitief van aard en vooral doel- en oplossingsgericht. De mate waarin de respondenten zelf begeleiding bij zingeving bieden, verschilt. Uit het onderzoek blijkt dat aandacht voor zingeving van patiënten relevant is voor de bedrijfsartsenpraktijk. Voor het bepalen van de juiste zorg en begeleiding is het belangrijk om te weten wat voor mensen van betekenis is, wat hun leven zin geeft, en waar eventueel de zinbeleving stagneert. Dat betekent dat bedrijfsartsen (tot op zekere hoogte) moeten kunnen omgaan met en ondersteuning bieden bij zingevingsvragen. Dit vereist kennis van de zingevingsdimensie en zingevingscompetenties. Een deel van de respondenten lijkt zich (deels) bewust van de benodigde specifieke kennis en competenties, anderen minder of niet. Dit onderzoek biedt inzicht in de betekenis van zingeving in de bedrijfsartsenpraktijk en handvatten om de kennis van de zingevingsdimensie binnen de beroepsgroep te vergroten. De resultaten zijn niet representatief voor de gehele bedrijfsartsenpopulatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Waarde(n)vol werk. Een kwalitatief onderzoek naar aandacht voor zingeving in de bedrijfsartsenpraktijk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3466/Kwint_S_Aandacht_voor_zingeving_door_bedrijfsartsen_masterthesis_UvH_11-8-2019_DV.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Broos, Agnieke PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3498 AB - Doel Dit onderzoek biedt inzicht in de ervaring van het leven met dementie door personen met dementie (PmD) door te onderzoeken welke metaforen PmD gebruiken wanneer ze hierover praten. Het biedt daarmee inzicht in mogelijkheden voor zorgverleners om aan te sluiten bij deze ervaring. Deze aansluiting wordt op zorgethische wijze beschouwd en beoordeeld. Methode Dit kwalitatieve onderzoek is empirisch van aard: acht semigestructureerde duo-interviews met PmD en hun mantelzorgers werden geanalyseerd met metafooranalyse (MIPVU) en middels thematische analyse. Theoretische verkenning van (zorg)ethische, politiek- en taalfilosofische werken hielp deze empirie te interpreteren. Resultaten Gevonden thema’s zijn: dementie (1) is niet te vangen, (2) is een sluimerend proces, (3) is als achteruitgang, (4) dementie wordt gezien als normale variant van veroudering of als ziekte, (5) dementie ‘zit in je hoofd’ en (6) dementie kan zelf ook een metafoor zijn. Andere thema’s rondom het geleefde leven met dementie zijn (7) kunnen zijn wie je bent versus isolatie, het omgaan met dementie door (8) bezig te zijn of (9) te vechten en (10) de aanwezigheid van tegenstrijdigheden in opvattingen over dementie. Conclusie De zorgethiek dient aan te sluiten bij PmD door niet alleen naar hen te luisteren, maar ook aandacht te hebben voor de taal waarin ze zich uit kunnen drukken. Wanneer maatschappij en zorgprofessional ruimte maken voor de taal en metaforen van PmD, kan dementie betekenis gegeven worden. Het dominante discours rondom dementie kan dan doorbroken worden met epistemic justice. PB - [s.l.] : s.n. TI - Dementie in metaforen – een zorgethische beschouwing op het spreken over dementie PS - 52 p. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3498/masterthesis%20zeb%20Agnieke%20Broos.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Westerink, C. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3476 AB - In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te krijgen op de vraag naar de rol die lichamelijkheid speelt binnen zingevingsprocessen bij pelgrimage. Doel hierbij is het bouwen van een brug tussen de belichaamde filosofieën van Merleau-Ponty, Van den Bossche en Johnson en de psychologische zingevingstheorieën. Merleau-Ponty ziet het lichaam als ons voertuig van ons in-de-wereld-zijn. Vanuit onze lichamelijkheid kunnen we de mogelijkheden van onze existentie vorm geven. Zin- en betekenisgeving ontstaat volgens Johnson door een voortdurend heen en weer bewegen tussen de onszelf en de ons omringende werkelijkheid. Johnson onderscheidt hierin vijf niveaus van belichaamde zin- en betekenisgeving. Park vat zingeving op als een proces dat de mens voortdurend ondergaat om de gebeurtenissen van alledag te laten rijmen met het eigen algemene oriëntatiesysteem. Door dit voortdurende zingevingsproces al dan niet bewust te ondergaan kan men na ingrijpende gebeurtenissen het begrip van de wereld als zinvol, en het eigen leven als waardevol herstellen (Park, 2010). In dit onderzoek worden kwalitatieve onderzoeken naar pelgrimservaringen geanalyseerd met behulp van het meaning making model van Park, de niveaus van belichaamde zin- en betekenisgeving van Johnson en de negen aspecten van zinervaring van Alma en Smaling (2010). Zo wordt onderzocht welke rol meaning making binnnen pelgrimage speelt en of belichaamde zingeving een rol speelt binnen het pelgrimeren. Leidt het pelgrimeren voor pelgrims daadwerkelijk tot ervaringen van zin? Uit de resultaten bleek dat de pelgrimage kan fungeren als een meaning making process voor pelgrims. Binnen dit meaning making process zijn de vijf niveaus van belichaamde zin- en betekenisgeving te herkennen. In de pelgrimsverslagen zijn daarnaast zeven van de negen zinervaringsaspecten te herkennen, deze blijken te relateren aan de vijf niveaus van belichaamde zin- en betekenisgeving. De rol van lichamelijkheid binnen zingevingsprocessen bij pelgrimages kan daarom als volgt worden omschreven: allereerst maakt de lichamelijkheid van de pelgrim het mogelijk om de pelgrimage fysiek te ondernemen. Daarnaast maakt de lichamelijkheid het pelgrims mogelijk om te communiceren en verbinden met medepelgrims, om te verbinden met zichzelf, om te verbinden met de natuur waar de pelgrim doorheen trekt en tot slot om te verbinden met het verleden en de toekomst. Kernbegrippen: lichamelijkheid, zingevingsprocessen, pelgrimages. PB - [s.l.] : s.n. TI - Belichaamde zingeving bij pelgrimage. Een filosofische en psychologische discussie over de rol van lichamelijkheid binnen zingevingsprocessen bij pelgrimage. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3476/Masterthesis%20Humanistiek%20CW.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Minnema, M. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3477 AB - In dit onderzoek is vanuit sociaal-constructivistisch perspectief onderzocht wat het betekent om te rouwen binnen de Nederlandse detentie. Centraal staat de rol van rituelen in het rouwproces van gedetineerden. Uit de twaalf diepte-interviews blijkt dat ritualiteit het specifieke betekenisproces van gedetineerden ook binnen detentie kan faciliteren. Rituelen maken a) het overlijden tastbaar, faciliteren b) een afscheid waardoor er (opnieuw) verbinding wordt ervaren met de sociale omgeving, kanaliseren c) de complexiteit aan (schuld-) gevoelens die rouw in detentie teweegbrengt, en stellen d) gedetineerden in staat betekenis te geven aan de (blijvende) band met de overledene. Tegelijkertijd is toestemming tot deelname aan (publieke) rouwrituelen uitzonderlijk. Wanneer de uitsluiting van publieke rouwrituelen gepaard gaat met de ervaring niet erkend of niet gelegitimeerd te worden in het verlies, dan stagneert het rouwproces en vergroot de afstand tussen gedetineerde en samenleving. De conclusie van het onderzoek is dan ook aanleiding voor reflectie op het justitiële beleid omtrent rouw, om de menswaardigheid en zingeving van gedetineerden te waarborgen. PB - [s.l.] : s.n. TI - In rouw gevangen. Een sociaal-constructivistisch perspectief op rouw in detentie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3477/MargrietMinnema_Masterthesis_Digitaleversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boxtel, B. van PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3475 AB - Genealogy is a form of philosophical investigation, that reconstructs the formation of concepts and practices and makes visible the power struggles that shaped them but have become obscured. The genealogical method is mostly associated with Friedrich Nietzsche and Michel Foucault but has become common throughout the field of philosophy and beyond. It often functions as a form of ‘negative critique’: it unmasks and problematizes certain notions, without itself making a normative commitment or formulating alternatives. Genealogy as negative critique runs the risk of becoming formulaic and superfluous: once one recognizes that history is filled with struggles for power and concepts have hidden beginnings, there seems little point in further genealogical research. I argue that the genealogical method has to become affirmative; which is to say, it has to offer some potential solutions rather than merely remaining descriptive. An affirmative genealogy would need some explicit normative orientation, which I argue could be found in the concept of life as developed by Giorgio Agamben. This thesis attempts to find the uses and limits of genealogy for life, by reconstructing the genealogical path through Nietzsche, Foucault and Agamben, and connecting it to their concepts of life. The concept of life as a normative orientation is present but underdeveloped in Nietzsche; seemingly absent in Foucault and at the centre of Agamben’s genealogy. Each chapter focuses upon one author; within each chapter, I ask what type of genealogy the respective author stands for. In the last chapter, I synthesize the findings in order to further conceptualize affirmative genealogy, one that in the final instant has an ethical orientation. I characterize Nietzsche’s genealogy as ‘agonistic’, Foucault’s as ‘critically descriptive’, and Agamben’s as ‘affirmative’. Further affirmative genealogies need to find a balance between their critical origins and affirmativity: the discovery of life as a normative orientation is a crucial step in this regard. PB - [s.l.] : s.n. TI - The Paths of Genealogy. The Use of History for Life in Friedrich Nietzsche, Michel Foucault and Giorgio Agamben. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3475/Master_Thesis_-_van_Boxtel_-_1003704%20%281%29.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gerrits Jans - Knaap, A. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3478 AB - Dementie is een onvermijdelijk onderwerp in onze maatschappij geworden. Er is een toename van het aantal mensen met dementie. Daarnaast blijken vooroordelen en stigmatisering ten opzichte van deze groep hardnekkig. Dement worden is voor veel mensen het schrikbeeld bij het ouder worden. Humanistisch geestelijk verzorgers, werkzaam in verpleeghuizen, zullen ook steeds vaker te maken krijgen met geestelijke zorg aan mensen met dementie en de invloed van de vooroordelen ten opzichte van deze mensen. Wetenschappelijke kennis ontbreekt over humanistische geestelijke verzorging aan mensen met dementie. In het kader van deze scriptie wordt een gedeelte van deze lacune opgevuld; het onderliggende persoonsbegrip bij geestelijke verzorging aan mensen met dementie wordt onderzocht. Dit onderwerp staat centraal, omdat het persoonsbegrip een belangrijk aspect van de levensbeschouwelijke basis is, van waaruit een geestelijk verzorger zijn werk vormgeeft. Binnen dementiestudies zijn alternatieve opvattingen ontwikkeld over wat persoon-zijn is, waaronder het relational self , het semiotic self en het embodied self . Dit onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en inzicht over de mogelijke bijdrage die deze alternatieve opvattingen over persoon-zijn kunnen leveren aan het doordenken van goede humanistische geestelijke zorg aan mensen met dementie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Opvattingen over persoon-zijn en humanistische geestelijke verzorging aan mensen met dementie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3478/Definitieve%20versie%20scriptie%20-%20Anne%20Gerrits%20Jans%20-%20Knaap.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boor, Ayla van der PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3501 PB - [s.l.] : s.n. TI - Dans & Kleur. Het verantwoordingsproces in metaforen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3501/Ayla%20van%20der%20Boor%20-%20Thesis%20Herkansing%20ZEB70%20-%20juli%202019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - wever, Lena PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3496 AB - Het existentiële en maatschappelijke spanningsveld rondom acceptatie van chronische pijnklachten vormt de aanleiding van dit afstudeeronderzoek: pijn accepteren die per definitie niet te accepteren valt, in een samenleving met weinig ruimte voor kwetsbaarheid. Vanuit een zorgethisch perspectief ontstond de behoefte aan andere invalshoeken op dit spanningsveld en acceptatie te plaatsen in de context van de samenleving. De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Welke discursieve structuren beïnvloeden chronische pijnpatiënten in het accepteren van hun klachten en het ervaren van innerlijke ruimte en wat kunnen deze inzichten bijdragen aan (het denken over) goede zorg vanuit een zorgethisch perspectief? In het theoretisch-conceptuele onderzoek zijn beschouwingen ten aanzien van pijn en acceptatie onderzocht. Het zorgethische perspectief benadrukte onder andere de existentiële aard van chronische pijn en het belang van zinervaring. Met vier chronische pijnpatiënten zijn vervolgens narratieve interviews gevoerd, die zijn geanalyseerd middels discoursanalyse en binnen het Ars Moriendi model. ‘Acceptatie’ blijkt onderhevig aan discursieve structuren en wordt soms functioneel ingevuld. Het denken van chronische pijnpatiënten over ‘acceptatie’ ontwikkelt zich binnen de leefwereld en wordt sociaal en cultureel geconstrueerd. Daarentegen biedt ‘innerlijke ruimte’ een verruimd perspectief en doet meer recht aan de complexiteit van chronische pijn. ‘Innerlijke ruimte’ geeft woorden aan de existentiële spanningsvelden ‘houvast en onzekerheid’ en de zoektocht naar betekenisgeving aan pijn en lijden. Daarnaast wordt zichtbaar dat het transformatieve karakter van chronische pijn vraagt om verschillende verhoudingen tot het lichaam om maatschappelijk te kunnen meedoen. De inzichten stimuleren de reflectie over goede zorg bij chronische pijnpatiënten. Het blijkt belangrijk om vanuit de zorgpraktijk ruimte te geven aan kwetsbaarheid en de mogelijkheden om maatschappelijk te kunnen meedoen. Vanuit een zorgethisch perspectief helpt ‘innerlijke ruimte’ om verscholen stemmen in het spanningsveld rondom chronische pijn bloot te leggen. Het Ars Moriendi voor chronische pijn is vernieuwend maar vraagt om meer empirisch en conceptueel onderzoek. Daarbij lijkt het belangrijk om voortdurend een vertaalslag te maken naar de zorgpraktijk, en te onderzoeken hoe het Ars Moriendi en bestaande behandeltheorieën elkaar kunnen aanvullen en versterken. PB - [s.l.] : s.n. TI - De kunst van het accepteren: innerlijke ruimte in het omgaan met chronische pijn. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3496/L.%20Wever%20Masterthesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dingemans, Anne PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3499 AB - De zorgsector in Nederland lijdt al jaren onder personeelstekort. Dit geldt tevens voor de verpleegkundigen van de intensive care van Altrecht. De verpleegkundigen die nog werkzaam zijn op de intensive care zetten zich elke dag weer in voor hun patiënten, ondanks het personeelstekort. Dit persoonlijke concern was de aanleiding om in het kader van de master zorgethiek en beleid een zorgethisch onderzoek uit te voeren naar de drijfveren van de verpleegkundigen om op deze afdeling te werken en welke machtsstructuren de drijfveren beïnvloeden. Het conceptueel onderzoek biedt inzichten voor het denken over machtsstructuren in zorgpraktijken. Het empirisch onderzoek laat zien dat de drijfveren van de verpleegkundigen door verschillende machtsstructuren worden beïnvloedt. Door middel van een institutioneel etnografisch onderzoeksmethode verschillende machtsstructuren zichtbaar. Door de dialectische verbinding tussen de conceptuele en empirische bevindingen werd inzicht verkregen in de meerwaarde van dit onderzoek voor het denken over machtsstructuren in zorgpraktijken vanuit zorgethisch perspectief. Deze inzichten laten zien dat op verschillende niveaus verandering nodig is om de drijfveren om te zorgen van verpleegkundigen te behouden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hart voor de psychiatrie . Onderzoek naar drijfveren van verpleegkundigen in de acute psychiatrie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3499/A_Dingemans_ZEB70_Masterthesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rozing, Martijn PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3507 AB - Titel: Tragiek, machteloosheid en verwondering. Een zorgethisch onderzoek naar de ervaring van machteloosheid van de arts in de zorg voor oudere patiënten in het ziekenhuis. Binnen de hedendaagse gezondheidszorg en ziekenhuiszorg ligt de nadruk op oplossen van problemen en verlichten van lijden. Toch kan niet al het menselijk lijden verlicht worden en zodoende licht binnen de zorg de tragische dimensie van het menselijk bestaan ook op. In dit zorgethische onderzoek is nagegaan op welke manier de tragische dimensie van het bestaan terugkomt in de ervaring van artsen in de zorg voor ouderen in het ziekenhuis. De hoofdvraag van het onderzoek is: In hoeverre en op welke manier verschijnt de tragische dimensie van het bestaan in de ervaring van machteloosheid bij klinisch geriaters in de zorg voor oudere patiënten, en wat betekent dit voor zorgethische theorievorming? Er is een theoretische verkenning gemaakt van het begrip tragiek en hoe dit binnen de (zorg)ethische literatuur is geconceptualiseerd. Daaruit kwam naar voren dat het nauw verbonden is met het critical insight kwetsbaarheid en werd het gezien als een vorm van moreel lijden onder omstandigheden waarop een mens geen invloed kan uitoefenen. Daarin is ook sprake van de ervaring van machteloosheid. Via een fenomenologisch onderzoek is inzicht verkregen in de geleefde ervaring van machteloosheid van artsen in de zorg voor oudere patiënten in het ziekenhuis. Door middel van evocatieve verhalen is deze zichtbaar gemaakt. Uit de analyse van deze verhalen komt naar voren dat de kern van de ervaring van machteloosheid zich laat omschrijven als een botsing tussen twee belevingswerelden waarbij een ideaal van de arts wordt bedreigd en waarin sprake is van een ontbreken van overeenstemming over de zorg. Daarnaast zijn in twee Wonderlab-bijeenkomsten met de respondenten verhalen en ervaringen uitgewisseld rond de vraag hoe het is om in het werk met de grens van het eigen handelen geconfronteerd te worden. Daaruit komt voren dat in de confrontatie met deze grens artsen zich bewust worden van verschillende perspectieven in zorg, in het bijzonder in de kloof tussen henzelf en patiënten/familie in de communicatie over de zorg. Uit een vergelijking van de empirische bevindingen met de theorie over het tragische, komt naar voren dat de arts in haar streven naar een bepaald ideaal in de zorg voor oudere patiënten vatbaar wordt voor een vorm van moreel lijden. Hierin toont zich de tragische dimensie van het bestaan in de ervaring van de artsen. De houding van verwondering lijkt een passende manier om de ervaring van machteloosheid te benaderen en ruimte te geven, en dit zou gezien kunnen worden als een manier om het ‘arrangement van de tragiek’ voor artsen vorm te geven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Tragiek, machteloosheid en verwondering. Een zorgethisch onderzoek naar de ervaring van machteloosheid van de arts in de zorg voor oudere patiënten in het ziekenhuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3507/ZEB70%20Thesis%20M%20Rozing%20digi.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Shilue, D. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3500 AB - Kwalitatief zorgethische onderzoek doen naar vluchtelingen en asielzoekers wordt overstelpt met culturele, methodologische en ethische uitdagingen. Hoewel de basisprincipes van onderzoeksethiek getuigen van een zekere morele verantwoordelijkheid van onderzoekers, blijken deze principes te ‘smal’ en reductionistisch te zijn en niet te passen bij doelgroepen die afwijken van de westerse cultuur en andere filosofieën en waarden hebben. De theorie van filosofe Margaret Urban Walker laat zien dat perspectieven op morele verantwoordelijkheid kunnen verschillen omdat mensen vanuit verschillende posities andere morele achtergronden hebben. Om recht te doen aan andere morele dimensies binnen kwalitatief onderzoek, waar zorgethische onderzoekers (of alle onderzoekers) ongetwijfeld mee te maken krijgen, dient er binnen onderzoeksethiek verder gekeken te worden dan de gevestigde morele principes binnen kwalitatief wetenschappelijk onderzoek. Wil de zorgethische onderzoeker morele verantwoordelijkheid op zich nemen en niet alleen recht doen aan divergerende morele opvattingen, zoals Walker poneert, maar ook andere epistemologische en ontologische achtergronden, dient hij of zij op reflexieve wijze zijn interpretatieve middelen opnieuw vorm te geven. Een standpunt waar Walker zich slechts spaarzaam over uit laat, zal tot in het extreme doorgetrokken worden met behulp van een antropologische stroming genaamd ‘the ontological turn’. Dit ontologisch pluralistische standpunt vraagt van de zorgethische onderzoeker stil te staan bij niet alleen zijn culturele of conceptuele vooronderstellingen, maar zijn meest basale inferenties van de werkelijkheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Voorbij niet schaden. De zorgzame onderzoeker L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3500/D.%20Shilue_101704_%20MasterThesis_2019_Voorbij%20Niet%20Schaden_DEF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hijne, Merel PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3508 AB - Er is veel onderzoek gedaan naar de risico’s van zwangerschap en moederschap voor MS-patiënten. Hieruit is gebleken dat een zwangerschap zowel voor moeder als voor kind niet problematisch is. Toch blijken veel vrouwen met MS ervoor te kiezen om geen moeder te worden. Het merendeel van deze vrouwen heeft hier MS gerelateerde redenen voor. Na verdieping in dit onderzoek bleken onzekerheden over de kwaliteit van het moederschap een rol te spelen en ook angst dat MS goed moederschap in de weg zou staan. Op basis hiervan is een probleemstelling ontwikkeld waarin de vraag wordt gesteld wat moederschap kwalitatief goed moederschap maakt. Wat is de norm voor ‘goed moederschap’ en wie bepaald die norm? Om te bepalen wat goede zorg is, wordt in de zorgethiek naar de praktijk gekeken. ‘Het goede’ kan volgens de zorgethiek niet vooraf worden bepaald, maar ontvouwt zich in zorgpraktijken tussen zorgverleners, zorgontvangers en andere betrokkenen in de sociale omgeving. Zorg is daarmee een relationeel fenomeen en behoort daarom ook tot de sociale en politieke dimensies. In het theoretisch kader is daarom aandacht besteed aan deze sociale en politieke dimensies van moederen, door te kijken naar zorgethische literatuur over normativiteit met betrekking tot moederschap. Vervolgens is een fenomenologische onderzoeksbenadering toegepast, omdat we de praktijk enkel kunnen begrijpen wanneer we inzicht krijgen in geleefde ervaringen van individuen uit deze praktijk. Op deze manier biedt dit onderzoek inzichten die andere onderzoeken nog niet aan het licht hebben gebracht. Namelijk een rijker begrip van moederen met MS en te betekenis die daaraan wordt gegeven. Bij het bestuderen van deze ervaringen zijn een aantal thema’s naar voren gekomen: ‘het ervaren van beperkingen’, ‘het gevoel er niet (bij) te kunnen zijn’, ‘het gevoel er wel te kunnen zijn’ ‘zingeving in moederen en zingeving naast moederen’ en ‘het ervaren van (on)begrip en steun’. Hieruit werd duidelijk dat ‘goed moederen’ tot stand komt in de praktijk en bepaald wordt de betrokkenen in die praktijk. Maar ook idealen blijken door te schemeren. Op basis hiervan is een lemniscaat vormgegeven waarin de wisselwerking tussen idealen en reflectie de op eigen handelen in context is weergegeven. De zorgethiek biedt een kader waarbinnen deze reflectie geduid kan worden. Zorgethische concepten als kwetsbaarheid, contextualiteit en relationaliteit kunnen dit proces inzichtelijk maken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Moederen met MS. Een zorgethisch onderzoek naar de mogelijkheden van beperkingen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3508/Master%20scriptie%20Merel%20Hijne%20-%20Moederen%20met%20MS.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jacobi, Silke PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3509 AB - Om afscheid te kunnen nemen van de systeemgerichtheid in de Nederlandse langdurige zorg voor burger met een verstandelijke beperking zijn in 2015 en 2017 op landelijk niveau beleidswijzigingen aangebracht. Doelstelling is het de persoonsgerichtheid van de zorg te borgen. De vermaatschappelijking van zorgtaken is een tweede beleidsvoornemen. Voor de beleidsuitvoering wordt formeel de positie van de zorgprofessional opgewaardeerd, opdat hij /zij met praktijkinzichten en vanuit de nabijheid van de zorgontvanger inspraak kan leveren bij beleidsdwaalsporen of belemmerende systeemgerichtheid. In de praktijk is het (tegen)geluid van de zorgwerkvloer weinig te horen, ook spelen machtsvraagstukken binnen een impliciet krachtenveld. Ook vanuit zorgethische inzichten kan om meer zorgprofessionele inspraakmogelijkheden en vlakkere hiërarchieën gevraagd worden. Een maatschappelijke context met neoliberale tendensen evoceert echter een meer subtiele, complexe machtsdynamiek, die de historicus en filosoof Foucault analyseert. De socioloog Bröckling onderzoekt op basis daarvan hedendaagse maatschappelijke praktijken. Moraliteit is bij beiden geen analytische uitgangspunt, in tegenstelling met zorgethische inzichten. Door beide stromingen met elkaar in gesprek te brengen worden de perspectieven wederzijds aangevuld, om internaliserende machtswerkingen ook zorgethisch te kunnen verkennen. Dit geeft zicht op complexe dynamieken die niet alleen de inspraakmogelijkheden van de zorgprofessional belemmeren, maar ook de zorginstelling zelf, zonder dat dit zichtbaar wordt. Met de Foucaultiaanse zienswijze kan de maatschappelijke context specifieker in verband gebracht worden met de subtiele werkingswijzen van machtsdynamieken op micro-, meso- en macroniveau. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het broze geluid van 'de werkvloer'. Een zorgethisch literatuuronderzoek met als referentiekader de residentiële gehandicaptenzorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3509/Jacobi%20masterthesis%20ZEB%201015125.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Peppel, Suzanne van PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3510 AB - In Nederland is nog te weinig aandacht voor hulp aan verpleegkundigen bij het omgaan met incidenten. Zorgverleners zijn vatbaar voor fouten en kwetsbaar voor de gevolgen, die als traumatiserend ervaren kunnen worden. In de literatuur is weinig geschreven over de geleefde ervaring van specifiek kinderverpleegkundigen ten aanzien van second victimhood en tevens ontbreekt hiervoor voldoende inzicht en empirisch bewijs. Doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de ervaringen van kinderverpleegkundigen ten aanzien van second victimhood. Dit inzicht kan worden ingezet voor het verbeteren van zorg voor kinderverpleegkundigen in deze context. In het theoretische kader is eerst verkend welke inzichten de verpleegkundige en zorgethische literatuur biedt ten aanzien van second victimhood bij kinderverpleegkundigen met betrekking tot de concepten ‘verantwoordelijkheid’, ‘relationaliteit’ en ‘kwetsbaarheid’. Hierbij is gebruik gemaakt van sensitizing concepts. Om inzicht te krijgen in de geleefde ervaring van kinderverpleegkundigen ten aanzien van second victimhood, zijn drie kinderverpleegkundigen geïnterviewd. De verkregen data is geanalyseerd volgens de Interpretative Phenomenological Analysis (IPA). Na het empirisch onderzoek zijn de theoretische en conceptuele inzichten uit de literatuurstudie doordacht met de resultaten van het empirisch onderzoek. Dit is gedaan om te onderzoeken hoe deze inzichten vanuit zorgethisch perspectief, kunnen bijdragen aan goede zorg voor kinderverpleegkundigen in Nederland bij second victimhood. Concluderend kan worden gesteld, dat de geleefde ervaring van kinderverpleegkundigen ten aanzien van second victimhood is, dat het een grote impact heeft op persoonlijk en professioneel vlak. Het risico om betrokken te raken bij een incident ligt voor kinderverpleegkundigen voortdurend op de loer. Na een incident proberen kinderverpleegkundigen houvast te vinden in het geloof in zichzelf als goede kinderverpleegkundige. De zorgverlener is niet alleen verbonden met verschillende relaties, maar deze zijn onderdeel van de identiteit van de zorgverlener. De zorgverlener is kwetsbaar en afhankelijk van deze relaties, bijvoorbeeld voor een vervullend beroepsleven en sociale steun. Voor goede zorg voor kinderverpleegkundigen na het maken van een medische fout, is het van essentieel belang hier binnen een verpleegkundig team, de zorginstelling en op sociaal-politiek niveau een goed beleid op te maken om deze afhankelijkheidsrelaties te ondersteunen. Tijdens het onderzoek is een logboek bijgehouden en peer debriefing gedaan met als doel de analyse en interpretatie zo objectief mogelijk te houden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kundig en Kwetsbaar. Een zorgethische studie naar de geleefde ervaring van kinderverpleegkundigen ten aanzien van second victimhood. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3510/Masterthesis_2019_Peppel%20-%20Kundig%20%26%20Kwetsbaar.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haverkort, Tess PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3511 AB - Sinds de hervormingen van de langdurige zorg worden ouderen gestimuleerd om zolang mogelijk zelfstandig thuis te wonen. Hierdoor is er een toename van ouderen die alleen thuis wonen. Onder deze thuiswonende ouderen is ondervoeding een groeiend probleem en vormt een bedreiging voor de zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Met de toenemende vergrijzing zal het aantal kwetsbare thuiswonende mensen toenemen en is dit een maatschappelijk probleem. Er zijn diverse buurtinitiatieven en verzorgingstehuizen die gezamenlijke maaltijden aanbieden. Er zijn aanwijzingen dat deze maaltijden een positief effect hebben op de voedselinname en het welzijn en welbevinden van mensen. Deze zijn echter nog niet wetenschappelijk onderzocht. In deze studie is de geleefde ervaring van alleenstaande thuiswonende ouderen die samen eten onderzocht. Het doel hiervan is meer inzicht in deze ervaringen generen en hiermee een bijdrage kunnen leveren aan goede zorg voor zelfstandig thuiswonende ouderen. Aan de hand van een literatuurstudie en een empirisch onderzoek, is er onderzoek gedaan naar de geleefde ervaring van alleenstaande thuiswonende ouderen die samen eten. In het theoretische kader zijn er eerst zorgethische concepten rondom relationaliteit verkend, gevolgd door fenomenologisch onderzoek om zicht te krijgen in de geleefde ervaringen. Dit leverde de volgende essentie op: Alleenstaande thuiswonende ouderen ervaren samen eten is gezelligheid ervaren door het alleen zijn te doorbreken en jezelf kunnen ervaren door de ander. Gezelligheid blijkt een gelaagd thema te zijn die in verschillende elementen is uitgewerkt in deze studie. Buurtinitiatieven en verzorgingstehuizen die gezamenlijke maaltijden organiseren vervullen een belangrijke maatschappelijk functie als het gaat om het bieden van gezelligheid tijdens een maaltijd en de mogelijkheid om het alleen zijn te doorbreken. Samen eten lijkt een drager voor betekenisvolle afstemming om zorg te geven en te ontvangen. Het biedt de mogelijkheid om in gelijkwaardigheid te vinden aan tafel door in wederkerige afhankelijkheidsrelaties te verhouden. De afstemming met de ander waarin sprake is van geven en ontvangen, is een betekenisvolle wisselwerking die gevoelens van voldoening kunnen geven en het gevoel erbij te horen. Door samen te eten kan is er de mogelijkheid om even ‘je ei kwijt’ te kunnen, waardoor je even jezelf kan ervaren en jezelf verstaan in relatie tot een ander. Wat niet meer zo vanzelfsprekend is voor alleenwonende ouder. Rituelen rondom het eten zijn belangrijk in de vormgeving van een gezamenlijke maaltijden. Ze dragen bij in de mogelijkheid jezelf te herkennen in de ander als gelijke door rituelen. Daarnaast dragen ze bij aan de sfeer aan tafel. Samen zijn, je ei kwijt kunnen, verhouden in wederkerige afhankelijkheid relaties en de aandacht voor rituelen, worden tezamen als gezellig tijdens het eten. Het onderzoek naar ervaringen van samen eten gaf een bijvangst die inzicht gaf in de positie van alleenstaande thuiswonende ouderen ten aanzien van zelfredzaamheid. De respondenten lijken zich te moeten te verhouden in spanningsveld van enerzijds acceptatie van toenemende afhankelijkheid en anderzijds de drang om zolang mogelijk zelfstandig te blijven. Door confrontatie met meer-afhankelijke in eigen omgeving en de herhaaldelijk boodschap voor zelfredzaamheid van de overheid, lijkt er weinig ruimte te worden ervaren voor meer-afhankelijk. Je wilt niet voor ‘spek en bonen’ meedoen lijkt ervaring . Dit kan onbedoeld de druk opvoeren naar het streven naar het ideaal van zelfredzaamheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Samen eten. Een zorgethische studie naar de geleefde ervaring van samen eten onder alleenstaande thuiswonende ouderen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3511/Master%20scriptie%20ZeB%20210619.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Cuba, S. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3343 AB - Een procesbenadering van organiseren, zoals dat de afgelopen jaren steeds meer ingang heeft gevonden in de kritische organisatiestudies, stelt serieuze vraagtekens bij een aantal dominante veronderstellingen met betrekking tot het besturen van een organisatie. Een processuele kijk op het besturen van een organisatie, kan tegemoet komen aan de noodzaak die in de praktijk en de kritische organisatiestudies wordt ervaren om op nieuwe, verbeeldingsvolle manieren over dit onderwerp na te denken. Zij kan daarmee een positief alternatief bieden om nog zinvol over leiderschap te kunnen spreken in confrontatie met de tekortkomingen van dominante discoursen in hun omgang met een onbeheersbare, onvoorspelbare werkelijkheid. In deze scriptie onderzoek ik hoe we het besturen van een organisatie kunnen denken, als we vanuit een procesbenadering de werkelijkheid opvatten als een open en onbeheersbaar wordingsproces, een gebeuren waar iedereen zowel vorm aan geeft als door wordt gevormd. Om deze vraag te onderzoeken, verricht ik een theoretische literatuurstudie die ruimte houdt voor wat niet in theorieën gevat en gezegd kan worden. Procesdenkers Robert Cooper, Robert Chia, Sverre Spoelstra en Martin Wood spelen in dit onderzoek de hoofdrol. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bodemloos Besturen. Een processuele kijk op het besturen van organisaties. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3343/S%20de%20Cuba_Bodemloos%20besturen_7%20jan%20019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klepper, Astrid PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3361 AB - Uit de maatschappelijke en wetenschappelijke literatuur blijkt dat in Nederland sprake is van toenemende medicalisering bij de bevalling, ondanks de traditie van een fysiologische benadering van zwangerschap en baring. Medicinale pijnbehandeling tijdens de baring is een van de toegenomen interventies. De vraag is of dit een positieve ontwikkeling is. Pijnbehandeling neemt de baringspijn (grotendeels) weg, maar heeft nadelen voor moeder en kind. Bovendien kan baringspijn fysiologie bevorderen en is onduidelijk wat we doen door dat weg te nemen; een algemeen gedragen visie op baringspijn mist. Anderzijds bewerkstelligt een traumatisch beleefde baring, waar pijn deel van uit kan maken, negatieve gevolgen voor moeder, kind en gezin. Een antwoord op wat het juiste is om te doen bij baringspijn is er dus nog niet. Wel blijkt de context van invloed op de beleving van baringspijn. Nog niet eerder is onderzocht hoe baringspijn wordt ervaren door de gehele sociale context rondom een baring en wat dat betekent voor goede zorg. Dit afstudeeronderzoek draagt bij aan wetenschappelijk inzicht in en visievorming over baringspijn. Om het fenomeen baringspijn diepgaand te onderzoeken is een fenomenologisch onderzoek gedaan naar de geleefde ervaring van baringspijn door alle betrokken bij een baring in de eerste lijn, inclusief de barende. In samenwerking met een verloskundigenpraktijk zijn respondenten gezocht. Er heeft observatie van de baring plaatsgevonden door middel van close observation. Bij de barende, de verloskundige en de kraamverzorgende is na de bevalling een open interview afgenomen. De partner zag af van deelname aan het interview. De analyse is gedaan volgens de Reflective Lifeworld Approach (RLA) met input van de close observation en verbeeldingen van baringspijn die de respondenten beschreven als insight cultivator. Dit leverde de beschrijving op van de essentie van baringspijn ervaren door de zowel barende als de zorgverleners. De bevindingen zijn naast een theoretische verkenning van zorgetische literatuur gelegd over relationaliteit, contextualiteit en lichamelijkheid; concepten die relatie hebben met het ervaren van baringspijn. Uit de bevindingen komt het volgende naar voren. Baringspijn deed via de barende een appel op de zorgverleners om er te zijn voor de barende en iets voor haar te doen. Tevens ontstond er verlangen naar verbondenheid om er met elkaar te zijn als een team voor zowel de barende als elkaar. Het ervaren van baringspijn dwong de zorgverleners zich te verhouden tot het ongewisse dat baringspijn met zich meebrengt. De barende ervoer haar baringspijn als een indringer die de beleving van haar lichaam beïnvloedde. Die baringspijn ervoer ze als krachtig wat angst opriep, maar ook als machtig subject met het vermogen haar angst te overmeesteren. Baringspijn deed bij de barende een sterk appel op het moeten verduren van het ongewisse en op het vertrouwen of ze dat verduren vol zou houden. Ze ontleende veel vertrouwen uit het ontstane team. Vanuit de bevindingen, zorgethische reflectie en discussie zijn aanbevelingen gedaan voor goede baringszorg vanuit zorgethisch perspectief en vervolgonderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Baringspijn raakt iedereen. Een zorgethische studie naar de geleefde ervaring van baringspijn en hoe daarop geantwoord wordt L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3361/Onderzoek%20ZEB-70%20DEF%20Astrid%20Klepper%201006231%20ext%20DEF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kubber, S. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3479 AB - Volgens Charles Taylor (1989) is de oriëntatie in de morele ruimte de meest kenmerkende eigenschap van het menselijk bestaan. De oriëntatie op het ‘goede’ bepaalt hoe we ons levensverhaal vormgeven. Levensverhalen zijn een articulatie van waardeoordelen en overtuigingen over dat wat het leven zin en inhoud geeft. Voor personen met een persoonlijkheidsstoornis kan zingeving een complex en kwetsbaar thema vormen. Het doel is te onderzoeken in hoeverre en hoe personen met de diagnose persoonlijkheidsstoornis zich oriënteren op visies van het ‘goede’ voor en na psychotherapeutische behandeling. De respondenten schrijven tweemaal hun levensverhaal op, voor én na de behandeling (r=19). De verhalen zijn onderzocht volgens de holistische contentanalyse (Lieblich, 1991). De bevindingen laten zien dat de oriëntatie op het ‘goede’ in het tweede verhaal op verschillende manieren is verschoven. Op sommige thema’s neemt de oriëntatie op het ‘goede’ toe, op andere thema’s komt het gebrek aan het ‘goede’ meer naar voren. Sommige bronnen van zinvol leven worden in het tweede verhaal niet meer genoemd. Tevens wordt het gebrek aan zinvol leven sterker beschreven. De verschuivingen lijken goed te passen bij therapeutische doelstellingen: kwetsbaarheid, reflectie en verbondenheid met anderen. Dat sommige gebreken aan het ‘goede’ meer worden beschreven kan voortkomen uit de bekwaamheid die de respondenten ontwikkelen in reflecteren. Ze leren beter zien wanneer het ‘goede’ niet lukt. Het wegvallen van bepaalde bronnen van zinvol leven en toename van beschrijvingen schuld en schaamte zijn opmerkelijk. Dit biedt eventueel mogelijkheden voor verbetering van de geestelijke gezondheidszorg door het bieden van meer aandacht op deze thema’s in vormen van existentiële begeleiding. Hier schuilt een mogelijke complementaire rol van de geestelijke verzorger in de behandeling. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving als oriëntatieproces. Een empirisch onderzoek naar verschuivingen in oriëntatie op het ‘goede’ door behandeling van personen met een persoonlijkheidsstoornis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3479/SKubber%20-%20scriptie%20DEF-13-06-2019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kubber, S. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3467 AB - Volgens Charles Taylor (1989) is de oriëntatie in de morele ruimte de meest kenmerkende eigenschap van het menselijk bestaan. De oriëntatie op het ‘goede’ bepaalt hoe we ons levensverhaal vormgeven. Levensverhalen zijn een articulatie van waardeoordelen en overtuigingen over dat wat het leven zin en inhoud geeft. Voor personen met een persoonlijkheidsstoornis kan zingeving een complex en kwetsbaar thema vormen. Het doel is te onderzoeken in hoeverre en hoe personen met de diagnose persoonlijkheidsstoornis zich oriënteren op visies van het ‘goede’ voor en na psychotherapeutische behandeling. De respondenten schrijven tweemaal hun levensverhaal op, voor én na de behandeling (r=19). De verhalen zijn onderzocht volgens de holistische contentanalyse (Lieblich, 1991). De bevindingen laten zien dat de oriëntatie op het ‘goede’ in het tweede verhaal op verschillende manieren is verschoven. Op sommige thema’s neemt de oriëntatie op het ‘goede’ toe, op andere thema’s komt het gebrek aan het ‘goede’ meer naar voren. Sommige bronnen van zinvol leven worden in het tweede verhaal niet meer genoemd. Tevens wordt het gebrek aan zinvol leven sterker beschreven. De verschuivingen lijken goed te passen bij therapeutische doelstellingen: kwetsbaarheid, reflectie en verbondenheid met anderen. Dat sommige gebreken aan het ‘goede’ meer worden beschreven kan voortkomen uit de bekwaamheid die de respondenten ontwikkelen in reflecteren. Ze leren beter zien wanneer het ‘goede’ niet lukt. Het wegvallen van bepaalde bronnen van zinvol leven en toename van beschrijvingen schuld en schaamte zijn opmerkelijk. Dit biedt eventueel mogelijkheden voor verbetering van de geestelijke gezondheidszorg door het bieden van meer aandacht op deze thema’s in vormen van existentiële begeleiding. Hier schuilt een mogelijke complementaire rol van de geestelijke verzorger in de behandeling. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving als oriëntatieproces. Een empirisch onderzoek naar verschuivingen in oriëntatie op het ‘goede’ door behandeling van personen met een persoonlijkheidsstoornis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3467/SKubber%20-%20scriptie%20DEF-13-06-2019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oorsouw, I. van PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3458 AB - Dit onderzoek richt zich op de vraag of er sprake is van ageism, het systematisch stereotyperen en/of discrimineren van ouderen, in hoe er gepraat en gedacht wordt door zorgprofessionals over zelfredzaamheid bij ouderen. Dit onderzoek begint met een literatuuronderzoek waaruit een eigen meetinstrument ontwikkeld is om ageism te herkennen: het ‘Ageism Evaluation Instrument’. Vervolgens zijn er vanuit een inhoudsanalyse van zes beleidsdocumenten, zes conceptualisaties van zelfredzaamheid bij ouderen gedestilleerd. Deze conceptualisaties zijn geanalyseerd aan de hand van het eerder ontwikkelde Ageism Evaluation Instrument. Hieruit volgt de conclusie dat er in drie van de zes conceptualisaties sprake is van ‘benevolent ageism’: het hebben van een deels positieve houding naar ouderen in combinatie met beschermend paternalisme. Naast het ontwikkelen en toepassen van het instrument om ageism te herkennen is er ook door middel van een literatuuronderzoek onderzocht hoe dit ageism geminimaliseerd kan worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wie bepaalt dan wat ‘goed’ is? Een onderzoek over ageism binnen het discours van zelfredzaamheid bij ouderen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3458/wie%20bepaalt%20dan%20wat%20goed%20is%20-%20ivo%20van%20oorsouw.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boer, Thijs PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3513 PB - [s.l.] : s.n. TI - Verantwoordelijk voor eigen dood. Onderzoek naar de morele verantwoordelijkheid van ouderen met betrekking tot hun eigen sterven. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3513/Thesis%20Thijs%20Boer.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verhagen, Wietske PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3514 AB - Bestuurders van instellingen voor zorg aan mensen met een beperking stellen dat binnen de reguliere gehandicaptenzorg plaats gemaakt moet worden voor de unieke eigen kennis van ouders (Veurink, 2017). Vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines is onderzoek gedaan naar de kennisoverdracht tussen ouders en professionals in de gehandicaptenzorg (Jansen, 2015; De Geeter, Poppes & Vlaskamp, 2002; Isarin 2001). Deze onderzoeken richten zich op het perspectief van de ouders, in het bijzonder de moeders. In dit onderzoek naar het proces van kennisoverdracht en -ontwikkeling worden de ervaringen van de ouders en begeleiders van personen met een ernstige verstandelijke of meervoudige beperking die recent zijn verhuisd naar een zorginstelling, naast elkaar geplaatst. Het vertrekt vanuit de principes van de zorgethiek (Leget, Van Nistelrooij & Visse, 2017) en de responsieve methodologie (Abma, 2006). Er wordt gepoogd bij te dragen aan de cultuuromslag waarmee er binnen de gehandicaptenzorg plaats wordt gemaakt voor de kennis van ouders en aan de zorgethische literatuur over de epistemologische dimensie van zorg, dat wil zeggen de kennis die ontstaat over de zorgontvanger binnen een zorgrelatie. In het theoretisch deel van dit onderzoek zijn de belangrijkste (zorgethische) inzichten verkend die de epistemologische dimensie van zorg en het proces van kennisoverdracht en -ontwikkeling binnen de relatie tussen ouders en begeleiders van mensen met een ernstige verstandelijke of meervoudige beperking, kunnen verduidelijken. In het empirisch deel van dit onderzoek zijn de verhalen van drie moeders en drie begeleiders van personen met een ernstige verstandelijke of meervoudige geanalyseerd met behulp van technieken uit de narratieve analyse (Visse, 2014). Vervolgens zijn deze inzichten met elkaar in dialoog gebracht. Er kan gesteld worden dat de unieke kennis van familieleden, naasten of andere betrokkenen over de eigenheid van de zorgontvanger een belangrijke rol kan spelen in de epistemologische dimensie van zorg. In een hermeneutisch proces waarbij de perspectieven van ouders en begeleiders elkaar aanvullen, beïnvloeden en veranderen ontstaan nieuwe inzichten. Dit proces wordt mede gekenmerkt door conflict, verschuivende machtsposities, ambiguïteit en tragiek. Door ruimte te maken voor reflectie en dialoog binnen de zorgpraktijk kan gestreefd worden naar “waardig strijden” (Kunneman, 2017) in de relatie tussen de ouders en de begeleiders. Dit kan het proces van kennisoverdracht en -ontwikkeling verbeteren en de zorg voor de cliënt ten goede komen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Samen beter weten. Een zorgethisch onderzoek naar het proces van kennisoverdracht en -ontwikkeling tussen ouders van personen met een ernstige verstandelijke of meervoudige beperking en de begeleiders van deze personen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3514/Masterthesis%20Wietske%20Verhagen%20definitieve%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Poppe, Wic van de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3515 AB - De Utrechtse zorgethiek baseert haar theorie op een dialectische spanning tussen empirie en conceptuele theorie. Het doel is om te zoeken naar het goede in de particuliere context. Veelal wordt er kwalitatief onderzoek gedaan met behulp van diverse methodieken. Zorgethiek noemt zich een interdisciplinaire discipline die zich niet laat inkaderen door selectieve wetenschapsgebieden. In de zorgethiek is echter vrijwel niets geschreven over het lijden in een politieke context. Lijden komt impliciet wel aan de orde in kwalitatief onderzoek, maar wordt vrijwel nooit politiek geplaatst. Daarom worden er in deze scriptie twee cultuurkritische auteurs vergeleken die een visie op lijden beschrijven in onze huidige laatmoderne samenleving. Zij noemen zichzelf geen zorgethici, echter, hun theorie past prima binnen de zorgethiek omdat zij een mensbeeld beschrijven waarin het zorgen een institutioneel begrip is, verweven in het leven en het bestaan. In deze thesis wordt de theorie van Ulrich Bröckling vergeleken met de theorie van Asma Abbas. Deze vergelijking biedt een aanvulling op de zorgethische visie die Van Nistelrooij beschrijft over de ontmoeting met een lijdende ander. Bröckling beschrijft vooral een mensbeeld dat geheel individualistisch is en waarbij altijd wordt verwacht dat de mens handelt. Een beeld waar het maakbaarheidsprincipe voorop staat. Abbas beschrijft vooral de esthetiek rondom lijden en de gelaagdheid van het menselijk lijden. Ze beschrijft dat we in onze huidige samenleving lijden reduceren tot woord en spraak. Lijden wordt volgens haar gedegradeerd tot een product met een kostprijs, wat noodzakelijk is voor een liberale invulling van rechtvaardigheid. Zonder de transformatie van lijden naar slachtoffers en letsel is er geen bestaansrecht voor een liberale rechtvaardigheid. Liberale rechtvaardigheid kan namelijk enkel bestaan met de erkenning van slachtoffers en letsel. De theorie van Abbas en Bröckling vult de zorgethische visie op lijden die de Utrechtse zorgethica Van Nistelrooij beschrijft aan. Van Nistelrooij schrijft in haar dissertatie over de ontmoeting met een lijdende ander. Compassie vormt hierbinnen een fundamenteel begrip voor het verkrijgen van identiteit. Zij plaatst het lijden in zowel particuliere als gemeenschappelijke context. De otherness die dit lijden onder andere teweegbrengt zorgt voor de noodzakelijke verbinding en openstelling tot de ander. Bröckling en Abbas schetsen de context waarbinnen mensen lijden en de gevolgen van deze context. Het lijden vormt juist de ik en de ander en wordt niet vereenvoudigd tot enkel een negatief gevolg van een handeling. Van Nistelrooij beschrijft vooral wat de ontmoeting met een lijdende ander bewerkstelligt. Samengevat kan worden dat Bröckling en Abbas de politieke en esthetische context beschrijven en dat binnen die context de visie van Van Nistelrooij van toepassing is. Compassie en de ander vormen onze identiteit, maar in de huidige maatschappij lijkt dit niet zichtbaar. We beperken ons binnen de limieten van woord en spraak en kunnen de bijkomende gelaagdheid van lijden moeilijk zien. Lijden is namelijk niet te vereenvoudigen tot woord en spraak, tot pijn en slachtoffers. Het lijden gaat dieper, verder, en zorgt voor verbinding. Het liberale systeem beperkt daarmee onze zintuiglijkheid en limiteert daarmee onze ‘taal’ tot het gesproken en geschreven woord. Terwijl taal en daarmee kennis veel meer is dan woorden en spraak. PB - [s.l.] : s.n. TI - Lijden in de laatmoderniteit. Een vergelijking van twee cultuurkritische auteurs met een zorgethische visie . L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3515/Master%20thesis%20Wic%20ZeB.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Smulders, J.R. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3723 AB - Eigen regie en veerkracht zijn dominante begrippen in de huidige participatiesamenleving. In zorg en beleid wordt dan ook steeds meer aandacht besteed aan ‘de actieve patiënt’. Tegelijkertijd zijn er een heleboel mensen die moeite hebben met het voeren van eigen regie over gezondheid, ziekte en zorg (Nivel, 2016). Uit onderzoek van Movisie (2017) blijkt dat mensen die de regie over het eigen leven kwijt zijn of dreigen te verliezen, geregeld ook de intrinsieke motivatie kwijtraken om over zichzelf te beschikken. Dit onderzoek focust zich op stellen met vruchtbaarheidsproblemen. Ondanks de gedegen psychologische en sociologische kennis over de impact en de gevolgen van vruchtbaarheidsproblemen, is er nog niet veel bekend over hoe deze stellen eigen regievoering in de spreekkamer van de arts ervaren. In dit onderzoek staan conceptueel en empirisch onderzoek in een dialectische relatie tot elkaar. Dit houdt in dat de nadruk ligt op het bij elkaar brengen van theoretisch ethische - en kwalitatief empirische inzichten. In het conceptuele onderzoek zijn de concepten ‘kwetsbaarheid’ en ‘relationaliteit’ uitgediept aan de hand van (zorgethische) literatuur. Daarnaast is een fenomenologisch, empirisch onderzoek uitgevoerd, waarbij er vijf stellen met vruchtbaarheidsproblemen zijn geïnterviewd. Tevens hebben observaties plaatsgevonden in de spreekkamer van de arts. Uit de bevindingen blijkt dat het realiteitsgehalte van het morele en politieke ideaal ‘eigen regievoering’ niet zo gemakkelijk te bewerkstelligen is. Stellen met vruchtbaarheidsproblemen ervoeren verschillende belemmeringen die ervoor zorgen dat zij (een deel van) de eigen regie uit handen moeten geven. Het is daarom van belang dat er niet alleen gericht wordt op eigen regie en onafhankelijkheid van patiënten, maar ook op het begeleiden van deze stellen in het proces van gezamenlijke besluitvorming. Een mensgerichte benadering kan helpen om ter sprake te brengen wat als goed en zinvol wordt ervaren. PB - [s.l.] : s.n. TI - From sharing to caring: Een zorgethisch onderzoek naar de ervaringen van stellen met vruchtbaarheidsproblemen met betrekking tot eigen regievoering in de spreekkamer van de arts L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3723/Masterscriptie_ZEB-70_JannaSmulders_1022199_pdf.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vruggink, B. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3584 AB - Voor deze masterthesis is een kwalitatief onderzoek verricht naar de waarden van revalidatieverpleegkundigen met betrekking tot goede zorg en naar de wijze waarop moral distress en moral resilience zich bij hen manifesteren, wanneer deze waarden in het gedrang komen. Aan het onderzoek hebben 9 respondenten deelgenomen. Er zijn 7 interviews en 3 participerende observaties uitgevoerd binnen revalidatiecentrum Reade in Amsterdam. Voorafgaand aan de interviews hebben de respondenten kwalitatieve vragenlijsten ingevuld, die bij het interview zijn betrokken. Daarnaast is bij enkele interviewvragen gebruik gemaakt van symbolische kaartjes, die door de respondenten moesten worden aangewezen. Uit het onderzoek is gebleken dat zeven waarden voor revalidatieverpleegkundigen van belang zijn: zelfontplooiing, welzijn, gelijkwaardigheid, verbinding, aandacht, collegialiteit en eigen regie. Moral distress manifesteert zich bij hen in drie soorten situaties: ten eerste bij situaties met tegenstrijdige waarden, waarbij er een spanningsveld bestaat tussen de waarden zelfontplooiing en/of welzijn enerzijds en eigen regie anderzijds. Ten tweede bij situaties die worden veroorzaakt door de hoge werkdruk en de personeelssituatie op de werkvloer. Ten derde bij situaties die te maken hebben met de organisatie van het zorgsysteem. Gevoelens van machteloosheid waren de meest voorkomende vorm van moral distress. Om om te gaan met hun moral distress maken de revalidatieverpleegkundigen gebruik van vijf groepen strategieën van moral resilience: sociale steun, zelfregulerende capaciteiten, het gebruik van organisatiestructuren, betekenisgeving en proactief optreden. Daarnaast is er ook een disfunctionele groep strategieën aangetroffen in de data. PB - [s.l.] : s.n. TI - “En die sok… dat doe ik”. Een kwalitatieve studie naar de moral distress en moral resilience van revalidatieverpleegkundigen bij het praktiseren van hun waarden met betrekking tot goede zorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3584/ScriptieBenVruggink.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Baas, T. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3585 AB - Een centraal element in humanistisch geestelijk raadswerk is de verbinding tussen de geestelijk begeleider en de cliënt. Deze verbinding is gebaseerd op de therapeutische relatie uit de rogeriaanse methodiek, bestaande uit congruentie, onvoorwaardelijke acceptatie en empathie. Ondanks de grote rol van lichamelijke interactie in het tot stand brengen van verbinding tussen begeleider en cliënt, ontbreekt een theoretische uitwerking van de toepassing van lichamelijkheid binnen geestelijk raadswerk. Deze thesis onderzoekt aan de hand van partnerdans – een vorm van contact gebaseerd op lichamelijke interactie – de mogelijkheden met betrekking tot de inzet van lichamelijke interactie voor het bewerkstelligen van verbinding in geestelijke begeleiding. Dit kwalitatieve, exploratieve onderzoek tracht middels negen diepteinterviews en zes participerende observaties binnen de setting van een danspaleis inzicht te vergaren in de lichamelijke invulling van de rogeriaanse kernaspecten van verbinding. De onderzoeksvraag is: Welke rol speelt lichamelijke interactie in het tot stand komen van verbinding in partnerdans? De resultaten laten zien dat congruentie, onvoorwaardelijke acceptatie en empathie in partnerdans een lichamelijke invulling kennen, die geestelijk begeleiders handvatten kan bieden voor het inzetten van lichamelijke interactie in contact met cliënten. Lichamelijke congruentie bestaat uit lijfelijke reflectie: hoe reageert het eigen lichaam op wat er gebeurt? En lukt het om daar trouw aan te blijven? Lichamelijke onvoorwaardelijk acceptatie gaat over fysieke nabijheid, ongeacht hoe iemand ruikt, beweegt, eruit ziet of mentaal functioneert. De lichamelijke invulling van empathie bestaat uit lichamelijke volgzaamheid: het inleven in en aansluiten bij de belevingswereld van de ander, door diens lichamelijke signalen af te lezen en daar fysiek dan wel verbaal op af te stemmen. Non-verbale afstemming bestaat hoofdzakelijk uit het overnemen van de bewegingen (spiegelen) en aanraking. Het inleven in de ander vergt moed en (zintuigelijke) inspanning. In het maken van verbinding wisselen leiden (een directieve houding) en volgen (een non-directieve houding) elkaar af. Een focus op de lichamelijke mogelijkheden van de ander kan eraan bijdragen dat iemand zich comfortabeler voelt in zijn eigen lichaam. PB - [s.l.] : s.n. TI - (Aan)raken. De rol van lichamelijke interactie in partnerdans: inzichten voor het bewerkstelligen van verbinding in geestelijke begeleiding. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3585/%28Aan%29raken_Masterthesis_Tanne_Baas_2019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boksebeld, E. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3586 AB - Processen van globalisering, ontzuiling en liberalisering veranderen de participerende rol van burgers in de samenleving. Van oudsher is deelname aan verkiezingen een belangrijke formele vorm van publieke participatie. Omdat de samenleving heterogener geworden is en politieke representanten beslissingsmacht delen met andere actoren, staat de representatiefunctie van politici onder toenemende druk. Tegelijkertijd ontstaat er in de ontzuilde en geliberaliseerde samenleving ruimte voor nieuwe vormen van publieke participatie. Om in dit theoriegerichte onderzoek betekenis te geven aan de relatie tussen de representatieve democratie en de participatiesamenleving, zoek ik aanknopingspunten bij de filosoof John Dewey. In The Public and its Problems (1927/2010) beschrijft hij dat een representatieve democratie niet kan functioneren zonder een levendige participatiesamenleving, omdat de sociale contacten in een participatiesamenleving de basis vormen van nieuwe gedeelde referentiekaders en publieke belangen. Met behulp van een methode voor filosofische cultuurkritiek, ontwikkelt Dewey zijn ideeën over de democratische participatiesamenleving in kritische reacties en correcties op klassiek-liberale politieke theorieën en concepten. Als zodanig acht ik deze methode bruikbaar voor verder zoek naar democratische bestuursvormen in een globaliserende, ontzuilde en geliberaliseerde context. PB - [s.l.] : s.n. TI - Democratie en cultuurkritiek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3586/Afstudeeronderzoek_Master_-_Boksebeld_-_80060.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoone, J. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3587 AB - Deze thesis heeft als focus om te onderzoeken hoe de uitgangspunten van seksuele vorming vanuit existentieel perspectief zich verhouden tot de kenmerken van onderwijs in seksuele vorming zoals beschreven in beleid en recente onderzoeken. Het landschap waarbinnen seksuele vorming wordt gegeven op middelbare scholen is onderzocht middels een documentanalyse van beleidstukken en recente onderzoeken betreffende de beleefde ervaring van seksualiteit, romantische relaties en seksuele en relationele vorming door jongeren. Daarnaast is het existentieel perspectief op onderwijs en seksualiteit onderzocht middels een theoretisch onderzoek. Hieruit kwam naar voren dat de uitgangspunten van existentieel onderwijs, met name het werk van Biesta en Noddings, een bijdrage kunnen leveren. Hetzelfde geldt voor de basisaannames en terugkerende thema’s vanuit existentieel therapeutisch perspectief. Ervaringen van seksualiteit en relaties kunnen dan ook worden geplaatst binnen een groter existentieel kader zoals de ultimate concerns en existentiële thema's als 1) relationaliteit, 2) in-de-wereld-zijnde en 3) identiteit en keuzevrijheid. De keuze voor een existentieel perspectief in onderwijs bevordert een authentieke identiteitsvorming, inclusief een authentieke relationele en seksuele vorming, die zowel respectvol gedrag naar anderen als weerbaarheid aanmoedigt. Op die manier draagt het onderwijs concreet bij aan een sociaal klimaat waarbinnen diversiteit de normaalste zaak van de wereld is. PB - [s.l.] : s.n. TI - Sexistentie. Een existentieel perspectief op seksuele vorming. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3587/Sexistentie%20J%20Schoone.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Spekschoor, E.. PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3583 AB - Although the world we live in is changing, few qualitative studies have been done of its effects on the transition into adulthood for young people, also called emerging adults. Nor is there much insight in how emerging adults cope with its effects. The aim of the present study therefore was to explore the experience of emerging adults with existential anxiety, together with their ritualized acting, when transitioning into adulthood against the backdrop of a changing world. Interviews with ten respondents aged 20-29 were analysed via qualitative content analysis. ‘To suffer and celebrate’ emerged as a common theme and represents both the sometimes distressing experience of existential anxiety and the ritualized acting as way of coping, or celebrating, during the transition into adulthood. The theme contains the most prominent existential anxiety concerns, such as Performance Anxiety, Loneliness, Disruption of Grasp, General Anxiety and Lack of Validation, as well as examples of ritualized acting via three components: Intentions, Activity and Outcome. The findings show that the ritualized acting of the respondents has the potential to reduce anxiety, give a sense of control and enhance feelings of meaning. It is further discovered that the respondents are open to ritualizing to help mark, transition into or celebrate adulthood. The respondents’ suggestion that the concept of the 21 dinner can be an effective celebration is discussed, but not before the seriousness of experiencing existential anxiety is emphasized. Further research is suggested, such as an innovative approach to develop and evaluate ritual designs for the emerging adult, to help them cope with suffering and celebrating their transition into adulthood. PB - [s.l.] : s.n. TI - To suffer and celebrate emerging adulthood. An explorative research on the ritualization of the transition into adulthood among emerging adults with existential anxiety. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3583/To%20suffer%20and%20celebrate%20-%20ES.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Otter, D. den PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3613 AB - Hoewel vorming en scholing als één van de kerntaken van een geestelijk verzorger (GV’er) beschouwd wordt, is er gebrek aan wetenschappelijke literatuur en vakpublicaties die ingaan op beoogde doelen van vormingsonderwijs door GV’ers. Dit verkennend onderzoek biedt inzicht in de verhouding tussen de doelen van vormingsonderwijs aan professionals volgens GV’ers en doelen van vormingsonderwijs zoals beschreven in de morele filosofie, morele psychologie, theoretische pedagogiek en godsdienstpedagogiek. Het empirische gedeelte van het onderzoek richt zich in het bijzonder op humanistisch geestelijk verzorgers (HGV’ers) werkzaam bij Defensie in Nederland. Analyse van de negen diepte-interviews wees uit dat een deel van de HGV’ers moeite blijkt te hebben met het begrip ‘vorming’ en dat zij een spanning ervaren tussen het beeld dat zij hebben van het docentschap en dat van het ambt van GV. Door GV’ers werden beoogde doelen van vormingsonderwijs genoemd met betrekking tot het individu en met betrekking tot het individu in relatie tot de ander(en). Deze doelen zijn onderverdeeld in vier hoofdthema’s en onderliggende subthema’s: doelen met betrekking tot: reflecteren en bewust worden, kracht van de mens, vaardigheden en de relatie. Vervolgens zijn in het theoretische gedeelte van het onderzoek beoogde doelen vanuit een humanistisch-, inclusief levensbeschouwelijk- en intercultureel en democratisch perspectief op vorming geïdentificeerd. Analyse van overeenkomsten en verschillen tussen beoogde doelen volgens HGV’ers en de bestudeerde auteurs wees uit dat GV’ers, net als de auteurs, met name doelen beschrijven die gaan over: reflecteren op zichzelf, in relatie tot anderen of maatschappelijke thema’s en met betrekking op de relatie. Een eerste opvallend verschil betrof dat er in de diepte-interviews veel nadruk wordt gelegd op subdoelen die gaan over het verhouden van iemand tot zichzelf in een bepaalde rol in de militaire context. In deze literatuurstudie zijn hier geen doelen over gevonden. Een tweede verschil betrof dat in bestudeerde literatuur meer doelen met betrekking tot het ontwikkelen van een actief en betrokken burgerschapshouding beschreven worden, deze vormingsdoelen werden niet door de GV’ers genoemd. Ten derde valt op dat door GV’ers verschillende doelen met betrekking tot groepsdynamica en het versterken van de groepsband worden genoemd. In de bestudeerde artikelen zijn deze doelen niet teruggevonden. Tenslotte is er in relevante literatuur een breder spectrum van vormingsdoelen te vinden op het gebied van ‘de kracht van de mens’, dan dat er door HGV’ers wordt benoemd. De gevonden verschillen bieden diverse aanknopingspunten voor vervolgonderzoek op het snijvlak van GV en educatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Oh ja, wie ben ik? Een empirische verkenning van visies van humanistisch geestelijk verzorgers op vormingsonderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3613/Afstudeeronderzoek%20Dian%20den%20Otter%201015281.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Aussems, Karijn PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3505 PB - [s.l.] : s.n. TI - De (waan) zin van wederkerigheid. Een participatief actieonderzoek naar het belang en de betekenis van wederkerigheid bezien in het licht van goede zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3505/Masterthesis%20Wederkerigheid%20Karijn%20Aussems%202019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boer, Merel PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3457 AB - Binnen humanistisch geestelijke verzorging vanuit een narratieve insteek staat de begeleiding van de cliënt bij het vertellen van biografische verhalen centraal. In deze verhalen wordt gezocht naar samenhang en een (her)oriëntatie op dat wat voor de cliënt van wezenlijk belang is in het leven. Hoewel er binnen deze begeleiding drie centrale processen te onderscheiden zijn waar de geestelijk verzorger zich op richt (de (her)oriëntatie op wat van waarde is, het openen van nieuwe perspectieven en het zoeken naar samenhang), bestaat er geen methodiek die het werk met biografische verhalen voor de humanistisch geestelijk verzorger theoretisch kan onderbouwen en handvatten biedt voor het maken van keuzes in deze professionele praktijk. Dit onderzoek begint met een theoretische verkenning van de verbinding tussen biografische verhalen, identiteit en zingeving. Vervolgens biedt het onderzoek een eerste exploratie voor de ontwikkeling van een biografische methodiek voor humanistisch geestelijke verzorging. Hierbij worden de narratieve therapie en life review als mogelijke inspiratiebronnen gebruikt, omdat beide methodieken vanuit het biografische verhaal werken, gericht op zingeving. Daarbij sluiten beiden aan bij een of meer van de drie genoemde processen die centraal staan in de narratieve benadering van humanistisch geestelijke verzorging. In de narratieve therapie is dit de (her)oriëntatie en het openen van nieuwe perspectieven en bij de life review staat het creëren van samenhang in het verhaal centraal. Om te onderzoeken of de achtergrond van de narratieve therapie en life review wel voldoende verenigbaar is met die van de humanistisch geestelijk verzorging, worden in dit onderzoek de verhoudingen tussen het achterliggende theoretische referentiekader, de doelstellingen en het contract dat begeleider en cliënt met elkaar aangaan met elkaar vergeleken. Hieruit blijkt dat zowel de narratieve therapie als de life review overeenkomsten, maar ook botsingen vertoont met betrekking tot de achtergrond van de humanistisch geestelijke verzorging. Bij de uiteindelijke ontwikkeling van een biografische methodiek zal met deze overeenkomsten en verschillen rekening moeten worden gehouden. Met deze uitkomst in gedachten worden er in dit onderzoek een aantal methodische elementen uit de narratieve therapie en de life review benoemd die ter inspiratie kunnen worden gebruikt. Deze methodische elementen spelen elk in op een of meer van de drie centrale processen van humanistisch geestelijke verzorging vanuit een narratieve insteek en kunnen helpen om de methode voor deze processen in een methodiek te verhelderen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Biografische verhalen als bron van zingeving. Op weg naar een biografische methodiek voor Humanistisch Geestelijke Verzorging. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3457/Scriptie%20M%20Boer%20%28met%20bijlagen%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Alkema, Judy PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3504 AB - In voorliggende thesis is vanuit zorgethisch perspectief een antwoord gegeven op de vraag naar de waarde van het huishouden in relatie tot goede zorg voor dementerende bewoners in het verpleeghuis gezien door de ogen van betrokkenen. Als goede huishoudelijke zorg beoogt wordt, dan blijkt het praktische huishoudelijke werk niet los te zien van de bereidheid om af te stemmen op de personen in de omgeving. De waarde van het doen van het huishouden schuilt in het bieden van een betekenisvol leven, structuur, het ervaren van huiselijkheid en zintuiglijke ervaringen. De afgestemde wijze kan uiteengerafeld worden in de ingrediënten aansluiten, aandacht, relationeel werk en tijd. Het goede huishouden wordt gedragen door medewerkers huishouding die de ruimte krijgen en nemen om de identiteit van afgestemde huishoudelijke zorgverlener aan te nemen met behoud van vaktechnische kwaliteit. Alle betrokkenen zitten aan tafel om verantwoordelijkheden te verdelen met betrekking tot taken maar ook kennis van bewoners om zo goed mogelijk te kunnen afstemmen. Om ruimte te maken voor een goed huishouden wordt geadviseerd het huishouden als moreel geladen praktijk te zien, derhalve morele leerprocessen te ondersteunen, weerbarstigheid toe te laten en dialogisch verantwoordelijkheden te verdelen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het goede huishouden. Zorgethisch onderzoek naar de waarde van het huishouden in relatie tot goede zorg in het verpleeghuis gezien door de ogen van de betrokkenen . L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3504/Afstudeerthesis%20ZEB%2070%20Judy%20Alkema%20DEF%20v2.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Mulder, F.M.H PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3734 AB - In het huidige maatschappelijke en wetenschappelijke debat is sprake van tegenstrijdig gedachtengoed ten aanzien van de juiste houding van artsen jegens patiënten, specifiek in het kader van het leveren van zorg aan hen die gaan sterven. Als antwoord hierop wordt in de literatuur besproken dat een arts voor het leveren van goede zorg zowel de rol van gedistantieerde medisch deskundige alsook de rol van betrokken empathische communicator moet kunnen aannemen. Hiertussen dient een arts flexibel te balanceren door kundig om te gaan met eigen emoties alsook die van de patiënt/naasten (emotionele intelligentie). De rationale van dit onderzoek was om inzicht te bieden in hoe artsen deze verschillende rollen van gedistantieerde en betrokken zorgverlener ervaren, evenals hoe zij de omgang met hun eigen emoties en die van een ander ervaren. Dit is onderzocht binnen het grotere kader van de geleefde ervaring van artsen ten aanzien van gespreksvoering over de laatste levensfase en het levenseinde, aan de hand van acht interviews met artsen die deels middels fenomenologische data-analyse en deels middels kwalitatieve thematische data-analyse geanalyseerd zijn. Uit de bevindingen blijkt dat de geleefde ervaring van de participanten wordt gekenmerkt door het ‘gevoel van onderdeel te mogen zijn van een intiem proces tussen mensen dat zich kenmerkt door de confrontatie met kwetsbaarheid, waarbij bij het vormgeven van het zorg- en sterfproces ook gevoelens van onmacht en onzekerheid kunnen opspelen, evenals een strijd van meerstemmigheid.’ In het kader van goede zorg, bespreekt dit onderzoek dat deze meerstemmigheid inherent is aan het leveren van zorg waarbij zorgverlener en zorgontvanger(s) samen vorm geven aan een zorgproces. Daarnaast beschrijft dit onderzoek hoe ruimte bij het vormgeven van het zorgproces op verschillende manieren een essentiële rol lijkt te spelen, in het bijzonder voor de manier waarop de participanten emoties en de dynamiek tussen betrokkenheid en distantie ervaren. Hierbij lijkt ruimte voor emoties nauw verbonden te zijn met de acceptatie van zorgontvangers van de naderende dood: acceptatie creëert ruimte voor emotie en versterkt de betrokkenheid van de participant; het niet accepteren beperkt de ruimte en versterkt distantie. Daarnaast is de ruimte voor emoties verbonden met identificatie van de participant met de zorgontvangers: identificatie creëert ruimte voor emotie en confrontatie met kwetsbaarheid; het niet identificeren met ‘de ander’ beperkt deze ruimte en versterkt distantie. Voor het leveren van goede zorg in de laatste levensfase betekent dit dat zorgverleners bewust moeten omgaan met deze barrières die de ruimte voor emotie in het zorgproces inperken zodat het vormen van een emotionele band tussen zorgverlener en zorgontvanger, die juist voor goede zorg in de laatste levensfase zo belangrijk is, niet wordt belet. PB - [s.l.] : s.n. TI - Slotcouplet: Een zorgethische studie naar de geleefde ervaring van artsen ten aanzien van gespreksvoering met patiënten en hun naasten over de laatste levensfase en het levenseinde L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3734/Frederique%20Mulder%20Masterthesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oomen, Elsbeth PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3502 AB - De aandacht voor de ontwikkeling bij jonge oncologieverpleegkundigen ligt met name op het technisch handelen en blijft het morele aspect onderbelicht. Er is weinig bekend over hoe de morele ontwikkeling van jonge oncologieverpleegkundigen eruit ziet. Dit is problematisch, omdat juist de zorgpraktijk van verplegen moreel is en morele kennis wordt opgedaan in de praktijk. Daarom is een zorgethisch onderzoek uitgevoerd door middel van Grounded Theory naar hoe jonge oncologieverpleegkundigen in het ziekenhuis hun visie op de morele dimensie in de kunst van verplegen vormen. De volgende morele dimensie is geconstrueerd: de verpleegkundige gaat een relatie aan met de mens achter de patiënt. Ze stelt zich open voor het verhaal van de patiënt waarbij ze opmerkzaam is voor wat op dat moment belangrijk is hem/haar. De verpleegkundige realiseert zich dat deze patiënt een individu is, die zich in een ziekenhuis bevindt dat is ingericht op de patiënten als collectief. Hierbij is de verpleegkundige zich bewust van haar verantwoordelijkheid voor de kwetsbare positie waarin de patiënt zich bevindt en houdt ze in deze complexe situatie het overzicht met en voor de patiënt. In het ontwikkelen van een visie op de morele dimensie spelen zowel de collega’s, patiënt als de verpleegkundige zelf een rol. Het is van belang dat er een taal wordt ontwikkeld om de morele dimensie van de kunst van het verplegen weer te geven. Hierbij gaan taal en praktijk samen op omdat (non)verbale taal betekenis krijgt in het verplegen en het verplegen een (non)verbale taal nodig heeft om deze betekenis te ontvouwen. PB - [s.l.] : s.n. TI - De kunst van het verplegen. Een zorgethisch onderzoek naar de ontwikkeling van een visie van jonge oncologieverpleegkundigen op de morele dimensie in de kunst van het verplegen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3502/Masterthesis_Zorgethiek%26Beleid_Elzbeth_Oomen_1017373_2.0.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vos, J. de PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3357 AB - Dit empirische onderzoek biedt inzicht in de daadwerkelijke aard en het effect van de verbale responsen van humanistisch raadslieden. Aanleiding is een gebrek aan empirisch onderzoek naar de werkwijze van raadslieden in het algemeen. De aandacht wordt hier geschonken aan de werkwijze van humanistisch raadslieden in ziekenhuizen. Hierbij gaat het om wát ze tijdens een gesprek met een cliënt ter sprake brengen, alsmede om de manier waarop ze dat doen. Om deze reden zijn geluidsopnamen van gesprekken geanalyseerd op basis van de conversatie-analyse. De werkwijze is allereerst vergeleken met de non-directieve benadering van Rogers; deze werkwijze zou door humanistisch raadslieden het meest worden omarmd. Daaropvolgend is hun werkwijze vergeleken met twee directieve benaderingen: de ‘focusing oriented approach’ van Gendlin en de narratieve benadering van Mooren. Het merendeel van de verbale responsen (73%) komt overeen met de non-directieve benadering van Rogers. Desondanks is de manier waarop deze verbale responsen worden aangewend meer troostend van aard. De 27% aan directieve verbale responsen komen het meest overeen met de narratieve benadering van Mooren. Het bleek vaak voldoende om de cliënt te ‘volgen’ en stiltes toe te laten; de cliënt deed dan als vanzelf zijn verhaal. Wanneer humanistisch raadslieden dat niet deden, leken ze daardoor het verhaal van de cliënt te onderbreken. Tevens kwam naar voren dat humanistisch raadslieden het soms moeilijk vinden om bij onvermogen, verdriet en pijn te blijven, waardoor ze het gesprek ‘over een andere boeg gooien’ of adviezen aandragen. Dat had een averechts effect. PB - [s.l.] : s.n. TI - Beroepstroosters. Een empirisch onderzoek naar de aard en het effect van de verbale responsen van humanistisch raadslieden. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3357/MT%2020190209.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Krijnen, José PY - 2019 UR - https://hdl.handle.net/11439/3503 AB - Wachten wordt meestal gezien als een fenomeen dat indien mogelijk vermeden moet worden. Leidend was mijn vraag of wachten niet meer dan dat zou kunnen zijn. De bestudering van het werk van Hartmut Rosa (2013) en Lisa Baraitser (2017) leiden tot de conceptualisering van wachten als synchronisatie en een transformatieve antwoordrelatie. De betekenis hiervan voor goede zorg werd geanalyseerd in het licht van zorgethici Joan Tronto (1993; 2013) en Annelies Van Heijst (2005). De relatie tussen wachten en goede zorg is doordacht op vijf terreinen. Ten eerste de sociaal-politieke, economische context waarin tijd geld is. In de institutionele context zoals een ziekenhuis verliest men hierdoor het oorspronkelijke doel uit het oog. Ten tweede wordt dieper ingegaan op het mensbeeld waarin onevenredig afhankelijke en kwetsbare of volgens Van Heijst beter gezegd: behoeftige mensen, geen of weinig stem hebben. Daarnaast wordt er op collectief als op individueel niveau geen plek toegekend aan het lijden. Dit maakt wachten of verduren schaamtevol en onzichtbaar. Als derde punt wordt getoond hoe wachten machtsverhoudingen binnen een institutionele context bloot legt. Wie bepaalt hoe lang wie moet wachten? Ook wordt de vraag naar de realiteit van de onoplosbaarheid van wachten gesteld. Wachten kan ook een zorgpraktijk zijn als mogelijkheid tot synchronisatie. De heilzaamheid van tijd wordt als vierde item besproken. Als laatste wordt aandacht besteed aan de onontbeerlijkheid van de relatie tijdens het verduren van de tijd. Conclusie is dat wachten de cesuur kan zijn waardoor de rijm kan klinken. Wachten als synchronisatie is ook het bewust afzien van interventie door het nemen van verantwoordelijkheid. Wachten kan de niet-wordende temporaliteit van verduren zijn. Zorg kan dan kleine transformaties veroorzaken waardoor men zijn historisch sociaal gegroeide situatie kan transformeren. Wonderbaarlijk genoeg lijkt juist hier ‘iets nieuws’ te kunnen aanvangen PB - [s.l.] : s.n. TI - Wachten als zorgpraktijk. Een zorgethische conceptuele analyse naar de betekenis van wachten voor goede zorg . L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3503/Masterthesis%20ZEB-70%20Wachten%20als%20zorgpraktijk_J.Krijnen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Spek, Mieke PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3189 AB - Biomedische technieken worden toegepast op het gebied van conceptie en geboorte en hebben daarmee invloed op de relationele structuur waarin mensen door hun geboorte worden ingebed. Wat daarmee op het spel staat, blijft onderbelicht in het debat, dat overheerst wordt door medisch-ethische en juridische perspectieven. De zorgethiek belicht aspecten zoals relationaliteit die in het debat over de toepassing van geboortetechnieken nauwelijks aan de orde komen. Om zorgethiek in stelling te kunnen brengen in het debat over geboortetechnieken is in deze thesis onderzocht hoe het zorgethische begrip relationaliteit kan worden verrijkt door het gedachtegoed van denkers over geboorte en geboortelijkheid. Hiertoe zijn relevante ideeën van enkele denkers over geboorte en geboortelijkheid door een heuristische lens van relationaliteit beschouwd. Met de gedachte dat de geboorte een fenomeen is dat zich onttrekt aan de ervaring van mensen, waardoor deze gebeurtenis niet los van anderen gedacht kan worden, plaatsen de geboortedenkers de geboorte en de geboortelijkheid van mensen in een relationeel perspectief. Het gedachtegoed van de geboortedenkers biedt zicht op een generatieve, sociale en narratieve inbedding van een individu dat oorspronkelijk omgeven is door een ander in een niet wederkerige relatie waarin het wij voorafgaat aan het ik en dat daarna al relationeel verbonden is met anderen, voordat het zich als ik bewust is van zichzelf en de anderen. De bovengenoemde aspecten bieden een relevant en aanvullend kader voor het denken over en de toepassing van het zorgethische begrip relationaliteit. De verbinding tussen de geboorte en geboortelijkheid vanuit een generatief perspectief en het politieke nataliteitsbegrip van Arendt, biedt een nuancerend antwoord op het denken over de zorgethische moral boundaries van Joan Tronto. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geboren! Een verkennende studie naar geboortelijkheid en relationaliteit. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3189/scriptiespkm1014994150618.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Berg, N. van den PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3143 AB - Elke dag groeit de groep nabestaanden van zelfdoding. Een deel van deze groep bestaat uit jongvolwassen nabestaanden tussen de 18 en 30 jaar die een vriend(in) hierdoor hebben verloren. Zij blijven vaak achter met veel verdriet, een groot gemis en veel vragen. Dit onderzoek richt zich op die groep jongvolwassenen. Hoewel er regelmatig wordt geschreven over rouw en suïcide gaat er relatief weinig aandacht uit naar het verliezen van vrienden door zelfdoding. In dit onderzoek wordt er gepoogd om antwoord te krijgen op de vraag naar de invloed van een zelfdoding van een vriend(in) op de persoonlijke betekenisgeving van nabestaande jongvolwassenen. Er is hierbij gekeken naar de manier waarop de zelfdoding wordt begrepen en wat de invloed is op het wereldbeeld en zelfbeeld van de nabestaanden. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de wisselwerking van de geleefde ervaring van het verlies en de invloed hiervan op de persoonlijke betekenisgeving. Dit onderzoek is exploratief en kwalitatief van aard. Omdat er nog weinig onderzoek naar dit onderwerp is gedaan dient dit onderzoek als een verkenning van de mogelijke manieren waarop de zelfdoding van een vriend(in) invloed heeft op de betekenisgeving van nabestaande vrienden. Er is gepoogd om inzicht te krijgen in de ervaringen van de nabestaanden door middel van diepte interviews. In totaal zijn er tien semi-gestructureerde interviews afgenomen met jongvolwassenen die meer dan 1 jaar geleden hun vriend(in) zijn verloren door zelfdoding. Uit de resultaten bleek dat het voor veel respondenten lastig was om precies vast te stellen wat de invloed is geweest. Alle nabestaanden hebben geworsteld met het begrijpen van de zelfdoding. Hoewel er vaak verklaringen werden gezocht in persoonlijke kenmerken van de overleden vriend(in) bleken deze verklaringen tegelijkertijd niet afdoende. Begrip en onbegrip wisselen zich af in de verhouding ten aanzien van de zelfdoding. In de verhalen van de nabestaanden klinkt een veerkrachtig verhaal door in termen van invloed op betekenisgeving. Ondanks er soms voorbeelden worden gegeven van negatieve affecten, zijn de meest genoemde invloeden dat nabestaanden alerter zijn op zelfdoding in hun omgeving, dat ze meer waardering hebben gekregen voor het leven en soms meer ten volle leven, maar ook meer waardering voor vriendschap. Tot slot benoemen respondenten persoonlijke groei, een alertere omgang met hun eigen emoties, en het zelf niet willen plegen van zelfdoding als invloeden op hun zelfbeeld. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verder leven na verlies. Over de invloed van het verlies van een vriend(in) door suïcide onder jongvolwassenen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3143/Scriptie%20Nathalie%20van%20den%20Berg%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lange, M. de PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3142 AB - In deze scriptie wordt onderzocht op welke wijze de levensbeschouwing van de Sioux (Noord- en Zuid Dakota) en de casus rond het Standing Rock protest richting kunnen bieden in een transitie van een mens-gecentreerde vorm van humanisme naar een leven-gecentreerde vorm van humanisme. In deze scriptie wordt de richting 'inlander worden' die Henk Manschot voorstelt verder verkend aan de hand van één inlands volk; de Sioux in Noord-Amerika. Door tekst- en bronmateriaal te analyseren middels de Grounded Theory van Clarke wordt zichtbaar welke (levensbeschouwelijke) groepen zich aan het protest verbonden hebben en welke motieven zij hiervoor hebben. Aan de hand van deze analyse is er vervolgens onderzocht welke motieven en opvattingen van de Sioux en de betrokken levensbeschouwelijke groepen mogelijke richtingen kunnen vormen in een transitie naar meer leven-gecentreerde vormen van humanisme. De vier gevonden richtingen betreffen: 1) 'zorg voor de aarde' als zingevingkader, 2) mensenrechten vanuit ecologisch perspectief, 3) holistisch humanisme en 4) verbinding met het land. Voor de verschillende richtingen zijn er aanknopingspunten te vinden binnen de bestaande stromingen binnen het Nederlands humanisme. Het betreft dan ook voornamelijk een aanpassing van bestaande ideeën, of toevoegingen daarop. PB - [s.l.] : s.n. TI - Naar een leven-gecentreerd humanisme. Levensbeschouwing van Sioux en de casus van het Standing Rock protest als richting voor duurzame vormen van humanisme ten tijden van ecologische crisis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3142/Scriptie%20Definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Horst, K. van der PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3144 AB - Naar aanleiding van de constatering dat de rol van kwetsbaarheid in Hartmut Rosa’s theorie van resonantie dieper onderzoek vergt, is in dit onderzoek onderzocht in hoeverre zijn theorie kan worden verrijkt met het begrip ‘kwetsbaarheid’ als kernbestand van compassie en zelfcompassie. Daarvoor is onderzocht welke rol kwetsbaarheid speelt in de ervaring van compassie en zelfcompassie, en in hoeverre compassie en zelfcompassie kunnen worden opgevat als een vorm van resonantie. Daarnaast is onderzocht hoe de erkenning van kwetsbaarheid die kenmerkend is voor compassie en zelfcompassie kan leiden tot een maatschappelijke vergroting van de ervaring van compassie en zelfcompassie. Het onderzoek toont aan dat kwetsbaarheid enerzijds kan worden opgevat als emotionele kwetsbaarheid, hechtingskwetsbaarheid en inherente kwetsbaarheid, welke deel uitmaken van de ervaring van compassie en zelfcompassie. Anderzijds kan kwetsbaarheid worden opgevat als sociale kwetsbaarheid, welke een belemmering vormt voor het kunnen ervaren van compassie en zelfcompassie. Daarnaast kunnen compassie en zelfcompassie worden opgevat als vormen van resonantie, mits er sprake is van een ‘antwoordrelatie’. Tot slot, kan de erkenning van kwetsbaarheid leiden tot een maatschappelijke vergroting van de ervaring van compassie en zelfcompassie wanneer deze gestalte krijgt in wetten, beleid, de visie van publieke figuren en leidinggevenden, compassietraining en in de opvoeding. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kwetsbare existenties in een versnelde samenleving. Over kwetsbaarheid in compassie en zelfcompassie als mogelijke vormen van resonantie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3144/MA%20scriptie%20Karin%20vd%20Horst%20-%20Kwetsbare%20existenties%20in%20een%20versnelde%20samenleving%20-%20nieuw%20voorblad.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Blonk, L. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3145 AB - In de Nederlandse participatiesamenleving wordt een beroep gedaan op ‘burgerlijke aandacht’. Aan de hand van campagnes, voorlichting en samenwerking met professionals worden burgers aangespoord om contact te zoeken met een medeburger zodra ze vermoeden dat er problemen zijn waar (meer) hulp voor moet worden ingeschakeld. Dit staat echter haaks op de bestaande norm van ‘niet-bemoeien’ in de omgang tussen mensen zonder persoonlijke band. In dit onderzoek staat centraal hoe Nederlandse burgers zelf over deze norm denken wanneer ze vermoeden dat er problemen zijn bij een medeburger. Op basis van het concept ‘civil inattention’ van de socioloog Goffman en 8 focusgroepen met 25 deelnemers laat het onderzoek zien dat burgers een norm van ‘beleefde onoplettendheid’ onderschrijven in de omgang tussen mensen zonder persoonlijke band. Het gaat om het zoeken van een midden tussen het respecteren van iemands privacy en iemand erkennen door vriendelijk gedrag. Dit midden drukt gelijkwaardigheid uit, afwijkingen hiervan kunnen beledigend of pijnlijk zijn. Bij vermoedens van problemen is het daarom de bedoeling dat men een manier vindt om iets voor de medeburger te betekenen die zoveel mogelijk in lijn is met ‘beleefde onoplettendheid’. Burgers geven aan dat dit gebruikelijk is, behalve in situaties met verward of dementerend gedrag. Ze zouden dan schrikken of oordelen en het lastig vinden om ‘beleefd onoplettend’ te reageren. Dit roept vragen op over de omgang tussen burgers die elkaar niet persoonlijk kennen in de participatiesamenleving. Het beroep op ‘burgerlijke aandacht’ en de herziening van de verzorgingsstaat geven namelijk aanleiding om kwetsbare burgers anders te behandelen dan met de gebruikelijke ‘beleefde onoplettendheid’. Dit kan ten koste gaan van de gelijkwaardigheid die een ‘beleefd onoplettende’ omgang uitdrukt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Betrokken of Bemoeizucht? Een explorerend kwalitatief onderzoek naar het denken van burgers over de norm van ‘niet-bemoeien’ wanneer ze vermoeden dat een medeburger die ze niet persoonlijk kennen problemen heeft. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3145/Afstudeeronderzoek%20Betrokken%20of%20Bemoeizucht%20-%20Laurine%20Blonk.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Roekel-Lambregts, Marjolein van PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3188 AB - In mijn thesis onderzoek ik wat de pastorale theologie en spiritualiteit van Henri Nouwen kan bijdragen aan een hedendaagse pastorale theologie en spiritualiteit voor geestelijk verzorgers in het algemeen ziekenhuis. Het gaat om een pastorale theologie die een theoretisch raamwerk en een wijze van theologiseren biedt voor de praxis van geestelijke verzorging aan zieke mensen in het algemeen ziekenhuis. Ik onderzoek of Nouwen hiervoor bruikbare bouwstenen en aanknopingspunten biedt. In deel 1 richt ik me op de context van zieke mensen met hun spirituele zorgbehoeften en op de spanning tussen de christelijke identiteit van de geestelijk verzorger en de levensbeschouwelijke diversiteit van patiënten. In deel 2 onderzoek ik de pastorale, theologische en spirituele identiteit van de geestelijk verzorger. In deel 1 en 2 formuleer ik criteria die de maatstaf vormen om in deel 3 te toetsen in hoeverre de pastoraal-theologische visie van Nouwen kan bijdragen aan een pastorale theologie voor geestelijk verzorgers in het algemeen ziekenhuis. Deel 3 gaat over de pastoraal-theologische visie van Nouwen en zijn manier van theologiseren. Mijn conclusie is dat de pastoraal-theologische visie en spiritualiteit van Nouwen en zijn wijze van pastoraal handelen en theologiseren bruikbare bouwstenen en aanknopingspunten biedt voor een pastorale theologie voor geestelijk verzorgers in het ziekenhuis. Geestelijke verzorging wordt zo navolging van Jezus als medemens-in-het-lijden, contemplatie en gastvrijheid voor mensen van alle levensbeschouwingen. Een praktijk van geestelijk leven en inkeer helpt de geestelijk verzorger ruimte te maken voor een ander en met hem mee te voelen. De geestelijk verzorger maakt de alle mensen omarmende liefde van God ervaarbaar en helpt mensen hun lijden en dood onder ogen te zien. Zij gebruikt haar theologische expertise om met de ander tot een adequate interpretatie van zijn situatie te komen, waardoor bevrijding mogelijk wordt. Een christelijke geestelijk verzorger doet haar werk in verbondenheid met Jezus en zijn kerk. Nouwen geeft zo invulling aan de christelijke identiteit van de geestelijk verzorger. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorg voor de ziel. Van contemplatie naar compassie. Geestelijke verzorging geïnspireerd door Henri Nouwen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3188/Zorg%20voor%20de%20ziel.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Visser, Manouk PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3186 AB - Dit single case participatieve actieonderzoek (PAR) richt zich op het vinden van een huis voor Mehmet. Mehmet is sinds zijn ontslag uit een psychiatrische kliniek thuisloos: hij heeft geen eigen huis, maar is ook niet dakloos. De toenemende vraag naar sociale huurwoningen maakt het steeds moeilijker om een woning te krijgen als dakloze. Dit onderzoek heeft als doel 1) een huis voor Mehmet te vinden en 2) de problemen met het vinden van een huis te begrijpen in hun bestuurlijke context en 3) hiervan te leren over goede zorg. Het is niet gelukt een huis te vinden voor Mehmet. De problemen die wij tegenkwamen waren te onderscheiden in problemen op bestuursniveau en problemen op uitvoeringsniveau. Op bestuursniveau kon de gemeente Den Haag niet voorzien in de behoefte van thuislozen. Het beleid kent geen sensitiviteit voor de particuliere context. De hulpverleners, die de voorzieningen en de particuliere context samen moeten brengen, hebben niet genoeg met Mehmet afgestemd, waardoor Mehmet zich ging verzetten. Goede zorg voor Mehmet, of thuislozen in vergelijkbare context bestaat uit twee delen. Op beleidsniveau een (aantal) maatschappelijke actor(en) die verantwoordelijkheid nemen voor de hulp van thuislozen. Op uitvoeringsniveau hulpverleners die in afstemming met Mehmet de bestaande voorzieningen afstemmen op de behoeftes en particuliere context van Mehmet. Single case PAR biedt kansen voor de zorgethiek om in de praktijk te ervaren welke problemen er zijn. Tegelijk is single case PAR erg kwetsbaar, omdat de kwetsbare relatie tussen twee mensen centraal staat. In dit onderzoek verloor ik de gelijkwaardigheid met Mehmet, omdat ik vóór hem ging denken in plaats van mét Mehmet. PB - [s.l.] : s.n. TI - Rennen vliegen vallen opstaan doorgaan. Een zorgethisch actieonderzoek naar een huis voor Mehmet. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3186/ZEB-thesis%20Manouk%20Visser%20geanonimiseerd.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koomen, Marijke PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3187 AB - Verpleegkundigen houden zich bezig met de gevolgen van ziekte en beperking op het bestaan van de patiënt. Zij komen in de dagelijkse zorg in aanraking met de vaak niet meetbare en onvoorziene betekenis die ziekte heeft. De ontwikkeling van wetenschappelijke kennis met de nadruk op objectief en meetbaar bewijs (evidence based practice) alsook het efficiency denken is echter steeds bepalender geworden voor het handelen van de verpleegkundige. Aandacht voor betekenis vraagt om een antenne en de intentie om hiernaar op zoek te gaan waarbij het zich openstellen, het gesprek aangaan en het hebben van aandacht voor de identiteit van de ander belangrijke aspecten zijn. Aandacht voor betekenis gaat in de eerste plaats niet om het bespreken van grote thema’s maar meer over aspecten van welbevinden. Hierbij balanceert de verpleegkundige tussen het eigen referentiekader en gevoel en dat van de cliënt, familie en overige hulpverleners. Aspecten van betekenis lijken te raken aan de identiteit van de cliënt, het afstemmen op de behoefte waar iemand plezier aan beleeft en de afweging om op basis van die afstemming iets te doen of te laten. Uit de bevindingen komt naar voren dat: - De zorg met betrekking tot aspecten van betekenis vaak verborgen is en niet eenduidig - Betekenis tot uitdrukking komt binnen een voortdurend proces van zoeken en afstemmen tussen verpleegkundige en cliënt. - De kennis die recht doet aan de menselijke betekenis andere eisen stelt dan de huidige nadruk op objectieve en meetbare kennis. Juist in het zoeken, interpreteren en begrijpen ontstaat ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe kennis. - Aandacht voor betekenis in eerste instantie niet gaat over het bespreken van grote thema’s maar binnen de thuissituatie eerder om dimensies van welbevinden. - Betekenisvol zorg verlenen aan de cliënt, tegelijkertijd ook van betekenis is voor de verpleegkundige. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kijken in de ziel van hulpverleners. Een fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaringen van wijkverpleegkundigen rond existentiële thema’s bij cliënten in de thuiszorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3187/THESIS%20DEFINITIEF%20m.komen%201013688.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Os, A. van PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3184 AB - ‘Goed verpleegkundig onderwijs: het zorgethisch perspectief’: Een zorgethisch onderzoek naar de relationele afstemmingspraktijk in het hoger verpleegkundig onderwijs Aanleiding: er zijn aanwijzingen dat er niet goed ‘gezorgd’ wordt in de praktijk van het hoger onderwijs. Dit gaat ten koste van het socialiseringsproces, het plezier in leren en de leeruitkomsten van studenten. Er is weinig zorgethisch onderzoek gedaan naar de afstemmingspraktijk van docenten en studenten in het hoger verpleegkundig onderwijs. Doel: inzicht geven in de ervaringen van docenten en studenten betreffende de relationele afstemmingspraktijk en beschrijven hoe dit bijdraagt aan goed onderwijs vanuit een zorgethisch perspectief. De gepresenteerde inzichten kunnen zowel het wetenschappelijke discours als de onderwijspraktijk verrijken. Theoretisch kader: dit onderzoek is uitgevoerd in het kennisgebied van de zorgethiek. Het concept ‘relationele afstemmingspraktijk’ vormt het conceptuele kader van dit onderzoek. Onderzoeksmethode: dit onderzoek is een zorgethisch onderzoek dat gebruik maakt van de hermeneutisch-fenomenologische methode. In dit onderzoek zijn geleefde ervaringen van docenten en vierdejaars studenten op de Hogeschool Utrecht betrokken. Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van focusgroep interviews en een observatie. Onderzoekscontext: dit onderzoek is geschreven in het kader van de afronding van de master Zorgethiek en beleid. Ethische overwegingen: dit onderzoek is uitgevoerd met toestemming van het management en de directie van het Instituut verpleegkundige studies van de Hogeschool Utrecht. Anonimiteit van de deelnemers is gegarandeerd. Bevindingen: verschillende ervaringen van docenten en studenten kenmerken de afstemmingspraktijk. Deze ervaringen zijn ambivalent, meervoudig en verschillen per persoon en moment. De afstemming vindt bewust en onbewust plaats. Er zijn vier thema’s gevonden die de ervaren afstemmingspraktijk kenmerken: 1) (geen) aandacht voor de unieke student, 2) een gerichtheid op doelen, 3) (on)gelijkwaardige relatie met de docent, 4) jezelf (niet) laten zien. De ervaren thema’s kunnen zowel bevorderlijk als belemmerend zijn voor de afstemming. Discussie en conclusie: Verschillende zorgethische inzichten en reflectie op de ervaringen van docenten en studenten kunnen de onderwijspraktijk verrijken. Zorgethiek heeft een ander perspectief op goed onderwijs dan de ambivalente ervaringen die zichtbaar worden uit de bevindingen. Door een onderwijspraktijk te zien als relationele afstemmingspraktijk krijgen studenten en docenten de mogelijkheid om te reflecteren op empathie, (on)gelijkheid, macht, doelen, verantwoordelijkheden en de docent-studentrelatie. Dit zorgt voor meer betrokkenheid, een hoger leerrendement en toekomend verpleegkundigen die nog beter voorbereid zijn om een (zorg)relatie aan te gaan in de beroepspraktijk. PB - [s.l.] : s.n. TI - Goed verpleegkundig onderwijs: het zorgethisch perspectief. Een zorgethisch onderzoek naar de relationele afstemmingspraktijk in het hoger verpleegkundig onderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3184/Afstudeerthesis%20-%20ZEB-70%20-%20Arjan%20van%20Os%20-%201010670-.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pel, Elise PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3185 AB - Er is een toename aan kwetsbare patiënten binnen de ziekenhuiszorg. Kwetsbaarheid wordt biomedisch gezien als een belangrijke predicatieve factor voor mortaliteit in patiënten welke zijn opgenomen in het ziekenhuis. Hierdoor beargumenteren onderzoekers dat het belangrijk is om patiënten te screenen op kwetsbaarheid. In het Antonius ziekenhuis Nieuwegein wordt bij hoog risico patiënten preoperatief gescreend op de mate van kwetsbaarheid door te kijken naar het fysieke, psychische en sociale domein. Er is nog te weinig kennis over of de screening leidt tot betere zorg voor de patiënt. In dit onderzoek wordt vanuit zorgethisch perspectief de screening, de ervaringen van patiënten en de ervaringen van de zorgprofessionals onderzocht. De volgende hoofdvraag: ‘Kijkend naar de uitwerking van bestaande meetinstrumenten in de praktijk en de ervaringen van zorgprofessionals en patiënten, hoe kan kwetsbaarheid nader en vanuit een zorgethisch perspectief worden beschreven en geoperationaliseerd in het Antonius ziekenhuis Nieuwegein?’ wordt beantwoord. Belangrijke zorgethische principes hierbij zijn: kwetsbaarheid, relationaliteit, contextualiteit en gezamenlijke besluitvorming. In totaal is er data via 8 patiënten en 8 zorgprofessionals meegenomen. Het analyse proces is uitgevoerd volgens QUAGOL. Kwetsbaarheid blijkt een moeilijk te definiëren begrip en door de screening komt er meer bewustwording over kwetsbaarheid. Zorgethisch gezien is het van belang dat we de intrinsieke waarde van de patiënt meenemen in de screening, optimalisatie of behandeltraject. Hij of zij kan het best aangeven wat nodig is in de praktijk. Het geven van meer verantwoordelijkheid aan de patiënt zorgt voor een assertievere houding welke ook nodig is voor een gezamenlijke besluitvorming. Er kan nog beter gekeken worden naar wat relevant is voor de patiënt en hoe de zorg daar op ingericht kan worden. Interventies worden vaak ingezet omdat ze standaard zijn en hier kan vaker van worden afgestapt. De patiënt krijgt een steeds actievere rol binnen de gezondheidzorg, de screening in het Antonius ziekenhuis speelt hierop in en kan gezien worden als een voorbeeld van zorg waarbij de patiënt zelf betrokken wordt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Preoperatieve screening op kwetsbaarheid. Een zorgethische analyse van de AGE screening in het Antonius ziekenhuis Nieuwegein. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3185/Masterscriptie%20screening%20op%20kwetsbaarheid%20-%20Elise%20Pel%20-%201021567.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dortmans, A. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3183 PB - [s.l.] : s.n. TI - Zo oneindig als ik oud ben. Een zorgethisch onderzoek naar geleefde ervaringen van hoge ouderdom van Minderbroeders Franciscanen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3183/Anniek%20Dortmans%201017209%20Masterscriptie%20NIEUW%20april%2019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verhagen, Sevenja PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3181 AB - In vervolg op een eerder onderzoek door de gemeente Loon op Zand in samenwerking met Stichting Prisma en de UvH (2017), geeft dit onderzoek vanuit een zorgethisch perspectief de ervaringen van begeleiders een stem, in de zoektocht van Stichting Prisma naar goede zorg en ondersteuning voor jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking(LVB) die wonen binnen een woonvoorziening in de wijk. Ondanks veelvuldig onderzoek naar deze zorgpraktijk komen ervaringen van begeleiders, als deelnemers aan deze praktijk, in discussies sporadisch voor. Aan de hand van zowel een literatuurstudie als empirisch onderzoek, is onderzoek gedaan naar de geleefde ervaring van deze begeleiders. In het theoretische kader is eerst verkend welke inzichten de zorgethische literatuur biedt, waarna vervolgens fenomenologisch onderzoek is gedaan om zicht te krijgen op deze geleefde ervaring. Zichtbaar werd dat het begeleiden voor begeleiders een complexe, ambigue en ambivalente ervaring is. Ze bevinden zich in een constante worsteling in de spagaat en hebben te maken met verschillende begeleidingsdoelen als behoud, groei en sociale acceptatie. Ze moeten hierbij nadenken over strategieën van beschermen, koesteren en trainen in een spanningsveld met verschillende betrokkenen zoals de jongeren, het netwerk, de wijk, de organisatie en de maatschappij. Momenten van machteloosheid, afhankelijkheid, vertrouwen, verantwoordelijkheid en beroepstrots overlappen elkaar en wisselen elkaar hierbij af. Omdat zowel de persoonlijke als de professionele integriteit in relatie tot de verschillende partijen binnen een institutionele zorgsetting voortdurend in conflict zijn met elkaar en er nooit volledig aan alle eisen en doelen voldaan kan worden, behoeven ze hierbij zelfbescherming. Dit werkt zelfvervreemding in de hand. Door de complexiteit ligt de focus van het begeleiden op beschermen en groei binnen de woning. Ze voelen zich onmachtig als het gaat om de opgelegde maatschappelijke opdracht om actief burgerschap uit te dragen in hun zorg. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat in de zorgpraktijk het goede zichtbaar kan worden door vanuit deze praktijk van het begeleiden te kijken naar wat goed is om te doen. Begeleiders hebben enorm veel kennis in de zorgpraktijk ontwikkeld, die ze kunnen doordenken, waarop ze kunnen reflecteren en met anderen kunnen delen om te bouwen aan ‘body of knowledge’, dat zowel theoretisch als praktisch van aard is. Hiermee kunnen ze vanuit deze betrokkenheid bijdragen aan een onderbouwde visie op ‘goede’ zorg aan jongeren met LVB die wonen in de wijk en het maatschappelijke en politieke debat ten aanzien van integratie en burgerschap realistischer maken. Tot slot zijn er aanbevelingen voor de praktijk en vervolgonderzoek gedaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - De worsteling in de spagaat. Een zorgethische studie naar de beleving van begeleiders met betrekking tot het begeleiden van jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking binnen een woonvoorziening in de wijk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3181/Masterthesis%20S.%20Verhagen%202018.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Veldhoven, M. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3454 AB - In dit onderzoek is gezocht naar een antwoord op de vraag op welke manier de betekenis die de cliënt aan de werkrelatie met de coach geeft een rol speelt in de effectiviteit van executive coaching en in hoeverre dit effect vergelijkbaar is met wat hierover bekend is vanuit bestaande onderzoeken op het gebied van psychotherapie. Waar coaching nog een relatief nieuw discipline is, rust psychotherapie op een jarenlange wetenschappelijke traditie. Onderzoeken naar effectiviteit van coaching zijn nog relatief nieuw en dun gezaaid, terwijl er al veel en overtuigend onderzoek is gedaan naar effectiviteit van psychotherapie. In dit onderzoek is gezocht naar gelijkenissen tussen de betekenis van de relatie met de coach in relatie tot de effectiviteit van het coaching-traject en de betekenis van de relatie met de therapeut in relatie tot de effectiviteit van psychotherapie, met als doel om te komen tot een bredere theoretische onderbouwing van de betekenis van de werkrelatie met de coach in relatie tot de effectiviteit van het coaching-traject. Het onderzoek bestaat uit een theoretisch kader, waarin de effecten van de relatie tussen coach-cliënt in executive coaching nader zijn gedefinieerd en waarin de effecten van de relatie tussen therapeut-cliënt in psychotherapie nader zijn gedefinieerd. Ook is in het theoretisch kader aandacht besteed aan verschillende definities van betekenisgeving. Daarnaast zijn zes respondenten geïnterviewd middels een semi-gestructureerd interview met hoofdzakelijk open vragen. De analyse van de interviews vond plaats middels een codelijst, welke is afgeleid van het theoretisch kader. De analyse van de resultaten van het onderzoek hebben geleid tot een aantal bevindingen die overeenkomstig zijn met de bestaande literatuur over de betekenis van de relatie coach-cliënt en psychotherapeut-cliënt en een aantal toevoegingen op de bestaande literatuur. Een overeenkomst tussen de betekenis die de cliënt aan de relatie met de coach en de psychotherapeut geeft en de samenhang met de effectiviteit van het traject kwamen tot uiting in de Rogeriaanse benadering van warmte en aandacht, welke voor een positieve relatie en daarmee samenhangende hogere verbondenheid van de cliënt met het traject zorgde, wat voor de geïnterviewde respondenten tot een positief eindresultaat van het traject leidde. Daarnaast was een belangrijke overeenkomst tussen coaching en psychotherapie dat de vorm van het traject niet leidend is voor het slagen van het traject. Een gevoel van vertrouwen in de coach is dat wel. Als toevoeging op bestaande literatuur is als resultaat van dit onderzoek naar voren gekomen dat de respondenten welke een executive coaching-traject hebben gevolgd, aangaven dat de tijdelijkheid van de coaching-relatie bijdroeg aan de effectiviteit van het traject. Ook noemen zij de mate van professionele gelijkenissen tussen hen en de coach als een betekenisvol aspect aan hun relatie met de coach, hetgeen eveneens bijdraagt aan de effectiviteit die zij ervoeren van het coaching-traject. Deze conclusies zijn niet terug te vinden in literatuur met betrekking tot psychotherapie en lenen zich voor vervolgonderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - De cliëntgerichte verschijningsvorm. Een vergelijkend onderzoek naar de betekenis van de relatie met de executive coach en de psychotherapeut op de effecten van het traject. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3454/20180831%20Afstudeerscriptie%20Humanistiek%20-%20MA-00.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bergmans, F. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3333 AB - In dit kwalitatieve onderzoek staat de hoofdvraag naar verschillende referentiekaders die een rol spelen binnen de hulpverlening voor slachtoffers van mensenhandel centraal. Enerzijds de Nederlands seculiere hulpverlening, anderzijds de Afrikaanse kerkleiders. Dit onderzoek werd opgezet toen Stichting Fairwork binnen het werkveld merkte dat er een veel onbekendheid is over religie. Na vooronderzoek naar de Nigeriaanse slachtoffers van mensenhandel, waar er veel van zijn in Nederland, kwam naar voren dat de Afrikaanse kerk, met name de Pinkstergemeente ook een belangrijke rol speelt. Dit is een empirisch onderzoek. Hiervoor zijn zes Nederlandse hulpverleners en vijf Afrikaanse kerkleiders geïnterviewd. Binnen het onderzoek is gekeken naar de twee verschillende referentiekaders, die ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn. Enerzijds gericht op het individu en met een psychologische methodiek, anderzijds een spiritueel kader gericht op de community. De voornaamste conclusie uit het onderzoek is dat het referentiekader niet vaststaand en dichotoom is, maar iets dat constant in beweging is. Er zijn meerdere referentiekaders en die kunnen in wrijving of botsing met elkaar zijn. Binnen dit onderzoek is het referentiekader geoperationaliseerd door te kijken naar het willen en het kunnen. Er is op dit moment geen samenwerking tussen de Nederlandse hulpverlening en de Afrikaanse kerken, wellicht kunnen deze twee referentiekaders elkaar aanvullen. Trefwoorden: mensenhandel, hulpverlening, referentiekader, Pinkstergemeente, Nederland, Nigeria, Afrikaanse kerkleiders, seculier, religie, spiritueel, dichotoom, beweging. PB - [s.l.] : s.n. TI - Slachtoffers van mensenhandel tussen seculiere en religieuze hulpverlening. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3333/Scriptie%20F%20Bergmans.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pieper, Edith PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3219 AB - “Plan B, dat is roeien met de riemen die je hebt” Een fenomenologisch onderzoek naar een leefbaar evenwicht in een betekenisvolle zorgrelatie In dit zorgethisch onderzoek wordt nagegaan in hoeverre professionals in de zorgpraktijk voor volwassenen met een meervoudige handicap een balans vinden tussen zorg voor cliënten en zorg voor zichzelf. Het uitgangspunt hierbij is een betekenisvolle zorgrelatie; een liefdevol samenzijn waarin de cliënt, die sterk afhankelijk is van de professional, als waardevol mens kan verschijnen. Via diepte-interviews is data voor het onderzoek verzameld waarbij de IPA-methode is gebruikt om data te analyseren. Hieruit blijkt dat de professionals zich moeten verhouden tot verschillende spanningsvelden, bijvoorbeeld die tussen liefdevolle betrokkenheid en afstandelijke professionaliteit. Wanneer een professional liefde voelt voor de cliënt ervaart hij de zorg als minder zwaar. Tegelijkertijd kan hij zich schamen omdat hij merkt dat hij, vanwege zijn grote betrokkenheid, als professional minder serieus wordt genomen. De professionals uit het onderzoek zien dat mogelijkheden en steun om betekenisvolle zorg te bieden niet altijd aanwezig zijn. De vraag rijst welke zorg in de huidige omstandigheden nog haalbaar is. PB - [s.l.] : s.n. TI - Plan B, dat is roeien met de riemen die je hebt. Een fenomenologisch onderzoek naar een leefbaar evenwicht in een betekenisvolle zorgrelatie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3219/Scriptie%20edith%20pieper.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Nierop, J. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3212 AB - Het fenomeen burn-out legt in Nederland momenteel druk op het individu en de maatschappij. Vanuit de Humanistiek - een vakgebied dat zich bezighoudt met processen van humanisering en zingeving - kan er een bijdrage worden geleverd aan ons begrip van dit fenomeen. Zowel in het psychologische als het maatschappelijke (wetenschappelijke) perspectief op burn-out zijn namelijk processen van zingeving te herkennen. Onduidelijk is vooralsnog wel of burn-out zorgt voor ‘minder’ zingeving, en/of dat ‘minder’ zingeving mede leidt tot burn-out. Zingeving wordt in deze thesis begrepen als een persoonlijke verhouding tot de wereld waarin het eigen leven geplaatst wordt in een breder kader van samenhangende betekenissen, waarbij doelgerichtheid, waardevolheid, verbondenheid en transcendentie worden beleefd, samen met competentie en erkenning, zodat ook gevoelens van gemotiveerd zijn en welbevinden worden ervaren. De behandeling door een psycholoog is in dit onderzoek meegenomen om dicht bij de praktijk te blijven. In hoeverre spelen ervaringsaspecten van zingeving al dan niet een rol in het proces (inclusief behandeling) van een burn-out, zoals ervaren door patiënten? Om deze vraag te beantwoorden zijn er tien mensen met een burn-out geïnterviewd. Uit de analyse blijkt dat een sterke focus op de toekomst ten koste van zelfzorg in het huidige moment, een gebrek aan eigenwaarde en een gebrek aan erkenning vanuit de eigen persoon vooral een rol spelen in het ontstaan van een burn-out. Tijdens een burn-out wordt er getwijfeld aan eerder gestelde levensdoelen, is er sprake van een gevoel van controleverlies, schuldgevoel en schaamte in relatie tot de burn-out en uiteindelijk kan er in sommige gevallen sprake zijn van een toename in zelfzorg en eigenwaarde. Een psycholoog kan gevoelens van eigenwaarde en competentie faciliteren, zo blijkt uit de interviews. De resultaten laten zien dat voorbij of naast een klachtgerichte benadering, een persoonsgerichte benadering ook een meerwaarde heeft; een benadering waarin er oog is voor processen van zingeving zoals die plaatsvinden gedurende het proces van een burn-out. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving bij burn-out. Een kwalitatief onderzoek naar de rol van zingeving bij burn-out patiënten die onder behandeling zijn bij een eerstelijnspsycholoog. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3212/Masterthesis%20Zingeving%20bij%20Burn-out%20-%20Jos%20Nierop%20-%202018%20-%20met%20bijlages.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Thölking, Thessa PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3232 AB - Introductie: Ten gevolge van een te eenzijdige (negatieve) belichting van ouderdom in onze samenleving wordt mogelijke ouderdomsproblematiek verergerd. Om tegenwicht te bieden aan deze beelden is er een behoefte aan genuanceerde, betekenisvolle verhalen over ouderdom. Hiervoor is een diepgaander en genuanceerder inzicht in de ervaring van ouderdom nodig. Dit inzicht is in dit onderzoek gezocht bij Minderbroeders Franciscanen omdat zij in het kader van ander zorgethisch onderzoek blijk gaven van een bijzondere omgang met ouderdom. Hoofdvraag: Wat is de essentie van de geleefde ervaring van ouderdom van vitale Minderbroeders Franciscanen en welk licht werpt die ervaring op centrale zorgethische inzichten? Methode: Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een fenomenologische Reflective Lifeworld Approach (RLA). Er zijn diepte-interviews gehouden met zes broeders. Bevindingen: De rode draad van de geleefde ervaring van de broeders is ‘een steeds veranderende verstrengeling tussen verlies en ontwikkeling’. Deze rode draad wordt verder uitgediept in de vijf thema’s: 1) bittere smaak van verlies; 2) verrijking als zoete bijsmaak van verlies; 3) aan de zijlijn komen te staan; 4) waardevolle ontplooiingen aan de zijlijn; en 5) verbroederd zijn. Conclusie: De rode draad van dit onderzoek weerspiegelt het dynamische aspect van betekenis dat laat zien dat betekenis niet alleen verloren wordt in de ouderdom, maar ook uitgediept kan worden of hernieuwd kan worden gevonden. Om diepgaandere inzichten te verkrijgen in ouderdom zou de zorgethiek dit dynamische aspect meer op de voorgrond moeten stellen van het zorgethische inzicht betekenis. Dit inzicht is nodig om alternatieve beelden van ouderdom op het spoor te komen die tegenwicht bieden aan de huidige negatieve beeldvorming. De bevindingen van dit onderzoek laten namelijk ook zien dat deze negatieve beelden door de relationele verbondenheid van mensen een negatieve invloed hebben op de ervaring van ouderdom. Deze relationele verbondenheid van mensen moet tevens breed opgevat worden als een verbinding van mensen met hun hele omgeving om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de ervaring van betekenis bij ouderen en niet enkel het intermenselijke. PB - [s.l.] : s.n. TI - Grijs worden is niet zwart-wit. Een fenomenologisch onderzoek naar de ervaring van ouderdom onder Minderbroeders Franciscanen in Nederland. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3232/Thesis%20%27Grijs%20worden%20is%20niet%20zwart-wit%27%20-%20Thessa%20Th%c3%b6lking.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jol, K. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3246 AB - Dit empirische, kwalitatieve onderzoek geeft inzicht in de ontwikkeling die volwassenen doormaken in klimaatbetrokkenheid. In dit onderzoek zijn volwassenen, die deelnemen aan een educatieve activiteit gericht op verhoging van klimaatbetrokkenheid, de respondenten. De Stichting KlimaatGesprekken is gebruikt als vindplaats voor respondenten. In dit onderzoek is participerend geobserveerd tijdens de cursus, het cursusmateriaal geanalyseerd en tien semigestructureerde interviews met deelnemers gehouden. Wat uit de interviews naar voren kwam, was de diversiteit in het ontstaan van klimaatbetrokkenheid bij deelnemers en de mate van betrokkenheid. Deelnemers ervaarden worstelingen met psychologische belemmeringen, zowel negatieve als positieve emoties en worstelden binnen klimaatvriendelijk handelen met complexe vraagstukken. Alle deelnemers, op één na, beschreven in de interviews dat ze een ontwikkeling hadden doorgemaakt in hun klimaatbetrokkenheid na deelname. Focus op welke mogelijkheden klimaatvriendelijk handelen biedt en de interactie met anderen, droegen bij aan de ontwikkeling van de deelnemers. Ontwikkeling vond vooral plaats op cognitief en handelingsgericht terrein. De deelnemers kregen meer kennis over handelingen, die impact hebben op het klimaat en gingen naar aanleiding hiervan bewuster keuzes maken binnen hun persoonlijke leven. Op affectief gebied maakten deelnemers minder ontwikkeling door. Ze kregen tijdens KlimaatGesprekken weinig handvatten voor de omgang met dilemma’s en bijbehorende complexe emoties. PB - [s.l.] : s.n. TI - Worsteling van de groenmens in de stad. Een empirisch onderzoek naar ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3246/Eindversie%20Scriptie%3b%20Worsteling%20van%20de%20groenmens%20in%20de%20stad%3b%20Katinka%20Jol%2c%2010%20augustus%202018.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jong, S. de PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3244 AB - Dit exploratieve kwalitatieve onderzoek tracht bij te dragen aan kennis over de samenwerking tussen geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen. Deze kennis behelst wat beide beroepsgroepen doen op het gebied van zingeving, hoe ze zich tot elkaar verhouden, en wat een goede samenwerking inhoudt. Met als uiteindelijk doel dat er meer zicht komt op hoe beide beroepsgroepen zich tot elkaar kunnen positioneren op het gebied van zingeving binnen de GGZ. Hiertoe zijn drie deelvragen opgesteld die zich richten op welke visie en ervaringen ervaringsdeskundigen en geestelijk verzorgers met betrekking tot een interdisciplinaire samenwerking hebben op het gebied van zingeving. Specifiek is gekeken naar welke kansen en beperkingen beide beroepsgroepen zien en ervaren. De laatste deelvraag omvat in hoeverre de vijf kenmerken van een goede interdisciplinaire samenwerking van Bronstein (2003) terugkomen in de visie en ervaringen van geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen. De onderzoeksvraag is: ‘Wat is de visie van geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen op en hun ervaring met een interdisciplinaire samenwerking met elkaar met betrekking tot kansen en beperkingen op het gebied van zingeving? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn in totaal tien diepte-interviews afgenomen. Er zijn vijf geestelijk verzorgers geïnterviewd en vijf ervaringsdeskundigen. Uit de analyse kwam dat de visie en ervaring van zowel ervaringsdeskundigen als geestelijk verzorgers is dat samenwerking vooral kansrijk is. Door de inbreng van de ervaringsdeskundige kan de inbreng van de geestelijk verzorger beter worden begrepen. Grote thema’s als zingeving kunnen toegankelijk worden gemaakt door de ervaringsdeskundige. Dat de ervaringsdeskundige zowel het perspectief van de cliënt als wel een nieuw perspectief van hoop inbrengt in de werkzaamheden van de geestelijk verzorger, wordt als waardevol ervaren. Deze wisselwerking met de geestelijk verzorger wordt ook als vruchtbaar ervaren door de ervaringsdeskundigen. Ervaringsdeskundigen geven aan dat hun inbreng van hun eigen ervaringen, hoop en het cliëntenperspectief goed werkt in het werk met de geestelijk verzorger. Door beide professies worden ook beperkingen genoemd in de samenwerking met de ander. Deze bestonden uit: 1. Concurrentie 2. Kwetsbaarheid ervaringsdeskundige 3. Persoonlijke eigenschappen. De belemmering van kwetsbaarheid wordt overigens niet door de ervaringsdeskundigen gedeeld. In de visie van de geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen komen aspecten van de vijf kernmerken van een goedwerkende samenwerking van Bronstein (2003) terug. Echter de kenmerken worden breder opgevat (wederzijdse afhankelijkheid) of smaller (gezamenlijk eigenaarschap van doelen). PB - [s.l.] : s.n. TI - "Hoopverleners" in de GGZ. De visie van ervaringsdeskundigen en geestelijk verzorgers in de GGZ op interdisciplinaire samenwerking. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3244/Definitieve%20versie%20Master%20Scriptie%20Sterre%20de%20Jong.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zwemmer, R. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3211 AB - An autobiographical life story portraying elements of coherence is traditionally attributed to provide its storyteller with psychological well-being, a meaningful sense of self-identity, and meaning in life. Autobiographical life stories disrupting and transgressing this dominant ideal of coherence have received significantly less attention. The aim of this research was to examine ‘incoherent life stories’ and its subjects, particularly in relation to the (humanistic) concept of meaning in life, by analyzing three autobiographies of individuals living with either depression, autism, and dementia. The findings of this study show how first, all three narrative subjects of incoherent life stories appear concerned with meaning in their lives. Second, subjects convey meaning in their lives to significantly varying extents. And third, disabilities in subjects’ lives prominently affect experiencing meaning in one’s life. A successful integration of effects and acts of disabilities into one’s life appears to positively contribute to meaning in one’s life. PB - [s.l.] : s.n. TI - Meaning in Life in Incoherent Life Stories. A Comparative Literary Analysis concerning Subjects of Disability Narratives as portrayed in Postmodernist Autobiographies. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3211/Master%20thesis%20PDF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Biesheuvel, R PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3342 AB - Met dit onderzoek is meer inzicht verkregen in de afzonderlijke, en de vergelijking van, drie aan compatibilisme gerelateerde visies met betrekking tot het idee van rechtvaardigheid van Gods oordeel na onze dood. Om dit inzicht te verkrijgen heb ik de volgende vraag beantwoord: hoe verhouden Hobbes’, Edwards’ en Honderich’ aan compatibilisme gerelateerde visies op de rechtvaardigheid van het oordeel Gods na onze dood zich tot elkaar? Om de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoord heb ik literatuuronderzoek gedaan naar The Questions Concerning Liberty, Necessity and Chance (1656) van Thomas Hobbes, Freedom of the Will (1754) van Jonathan Edwards en A Theory of Determinism: The Mind, Neuroscience and Life Hopes (1988) van Ted Honderich. Belangrijke uitkomsten van het onderzoek waren dat Thomas Hobbes het oordeel Gods gerechtvaardigd vindt op basis van Zijn absolute macht. Jonathan Edwards vindt het oordeel Gods ook gerechtvaardigd: volgens hem zorgt determinatie ervoor dat God kan oordelen of een mens slecht of goed is geweest. Uit analyse van Ted Honderich’ werk blijkt dat hij het oordeel Gods onrechtvaardig zou vinden. Voor hem moet een oordeel en de daarbij behorende straf voldoen aan het principe van humaniteit, wat inhoudt dat het mensen moet weerhouden van het leven van een slecht leven. Het oordeel Gods kan dit niet, omdat het geen invloed meer heeft op het leven van mensen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Als God over ons oordeelt, wie oordeelt dan over God? Een filosofisch vergelijkende literatuurstudie van de aan compatibilisme gerelateerde visies van Thomas Hobbes, Jonathan Edwards en Ted Honderich op de rechtvaardigheid van Gods oordeel. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3342/Masterscriptie%20Roos%20Biesheuvel%20juli%20018.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bouwmeester, T. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3129 AB - This thesis investigates the contemporary online debate about compensation for the Indo-European community in the Netherlands, using the sociology of emotions as a theoretical lens. It consists of a qualitative text analysis of posts and comments in the Indo-European blogosphere, respectively from Blimbing, Indisch4Ever and Java Post. Readers’ letters published in Moesson – a monthly magazine devoted to the Indo-European community – are used as an additional source. Anger is a prominent emotion in the Indo-European blogosphere. Differentiating the range of emotions revolving around compensation allows for the act of being angry to be seen as an act of emancipation in a postcolonial context, in which behaviour previously reserved to the former colonizer, is appropriated. However fulfilling the performance of anger may be on the individual level, it complicates the possibilities for dialogue on a societal level by enforcing opposing identities of protestors versus government. This leads commenters in the Indo-European blogosphere to continue to regard the Dutch government with distance and distrust. It also causes the debate about compensation to rarely transcend its financial level, rather than be regarded as part of a wider process of recognition. PB - [s.l.] : s.n. TI - Feelings as traces of colonialism. The online debate about compensation for the Indo-European community in the Netherlands analyzed through the sociology of emotions. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3129/MA%20thesis%20Tom%20Bouwmeester%20DEF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Naghib, Sara PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3180 PB - [s.l.] : s.n. TI - Icarus op de Kinder Intensive Care. Een theoretische studie naar aanleiding van de ICK-praktijken en praktijkscènes. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3180/Icarus%20op%20de%20Kinder%20Intensive%20Care%2014%20%20aug%202018%20%20Masterthesis%20S.Naghib%20%281007521%29%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Berg, Vera van den PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3233 AB - De Nederlandse multiculturele samenleving vraagt van nieuwkomers om te integreren volgens Nederlandse waarden en normen. Er wordt gestreefd naar een inclusieve samenleving waar iedereen in opgenomen wordt op basis van gelijkheid. Verschil tussen groepen mensen wordt als verrijkend gezien en als te overbruggen. Ook binnen de zorgethiek wordt inclusie als politiek doel uitgedragen maar een zorgvuldig uitgedachte plek voor verschil en andersheid ontbreekt. De begrippen inclusie en integratie zijn met name problematisch omdat zij een normatief ‘wij’ veronderstellen dat onbevraagd blijft. In deze thesis wordt via het werk van James Baldwin en Gustaaf Bos deze onderliggende ‘wij’- ‘zij’-categorie onderzocht. Ook wordt gekeken welke plek andersheid en verschil moeten krijgen in het denken over inclusie. Hun visies op andersheid worden naast elkaar gelegd en binnen een zorgethisch kader geplaatst. Daarnaast worden mijn eigen ervaringen als zwarte vrouw meegenomen in het vinden van een antwoord op hoe om te gaan met verschil PB - [s.l.] : s.n. TI - Interconnectedness een alternatief voor inclusie. Een conceptueel onderzoek naar andersheid en omgang met verschil vanuit een zorgethisch perspectief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3233/scriptieversie15augdef.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sloot, Doret van der PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3218 PB - [s.l.] : s.n. TI - Het gevecht. Ontwerp van een onderzoek naar de vraag hoe ouders een vechtscheiding ervaren en wat dit betekent voor goede zorg voor scheidende ouders vanuit zorgethisch perspectief. PS - 66 p. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3218/Thesis%20ZEB%2070%20DvdS%202018.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rusz, I. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3247 AB - Aanleiding: esthetisch perspectief van organisaties Aanleiding voor dit onderzoek was nieuwsgierigheid naar een esthetisch perspectief van organisaties. Aandacht voor organisatie esthetica is relatief nieuw en wordt vanaf midden jaren 80 van de vorige eeuw geëxploreerd. Het is voornamelijk ontstaan als reactie op bezwaren tegen het overheersend rationele cognitieve paradigma dat organisatiestudies domineerde en uit overtuiging dat esthetische factoren zoals emoties, intuïtie, symbolen en de perceptie van zin een even belangrijke rol binnen organisaties hebben als cognitieve factoren. Esthetische ervaring Een regelmatig voorkomende misvatting is dat de esthetica - of leer van het schone - uitsluitend zou gaan over schoonheid in de zin van mooi. Hoewel we niet met zekerheid kunnen vaststellen wat schoonheid is, kan wel gesteld worden dat deze iets van doen heeft met kenmerken als: • harmonieus, in evenwicht, symmetrie, volmaakt, eenvoudig, zuiver, authentiek • spannend, avontuurlijk, nieuw, uitdagend, innovatief, discontinu, verrassend, vreemd, apart • elegantie, liefelijkheid en onschuld • resoluutheid, robuustheid, directheid van expressie. In het humanisme opgevat als het centraal stellen van de mens wordt schoonheid gezien als een ervaring van een gebeurtenis, niet als een gegeven. Een esthetische ervaring wordt ingegeven door schoonheid, die we niet via de regels van de logica en het verstand kunnen bevatten. We raken vervuld met iets wat voorbij ons verstand gaat en wat we niet definitief onder woorden kunnen brengen. Deze ervaring zet ons aan tot bezinning en heeft consequenties voor ons begrip van de wereld en van onszelf en is daarmee een ervaring van inzicht. Het kritische aspect van de esthetica betreft de schoonheidservaring zelf. Zingeving kan dus haar bron hebben in een esthetische ervaring. Invulling organizational aesthetic stimulus ‘gebouw’ Startpunt voor onderhavig sociaal wetenschappelijk onderzoek was de uitkomst van het promotieonderzoek van De Groot (2014) naar esthetische ervaringen van professionals in kennisorganisaties: in welke stimuli en in welke eigenschappen daarvan ervaren deze esthetische waarde in hun werk en de organisatie? In algemene bewoordingen werden 31 verschillende zogenoemde ‘organizational aesthetic stimuli’ (OAS) genoemd, waaronder de fysieke werkomgeving. 100% van De Groots respondenten benoemt het ‘gebouw (binnen en buiten)’ als een OAS, echter zonder dat deze nader wordt geconcretiseerd. Verwachting In onderhavig kwalitatief onderzoek is geprobeerd de OAS ‘gebouw’ nader in te vullen. De verwachting vanuit de literatuur was dat esthetische kwaliteiten van het kantoorgebouw esthetische ervaringen mogelijk maken voor mensen die daar werken, welke ervaring zingevend kan zijn en daarmee kan bijdragen aan zinvol werk en humanisering van de organisatie. Diepte-interviews Vanuit deze verwachting is in 10 diepte-interviews gezocht naar esthetische ervaringen van respondenten door middel van het kantoorgebouw waar zij werken: iets wat respondent verwondert, het onverwachte, het niet rationele of doelmatige, iets wat hem raakt op een voor hem tot dan toe onbekende wijze (een onverwachte emotie) en wat hem aanzet tot nadenken daarover. Het betreft een verkennend onderzoek, met de casus Zuidpark centraal. Zuidpark is het uit eind jaren 60 daterende voormalige V&D hoofdkantoor en distributiecentrum dat in de financiële crisisjaren 2008/9 in oorspronkelijke staat niet verhuurbaar bleek. De toenmalige eigenaar heeft het herontwikkeld tot het huidige concept. Conclusie In het onderzoek is de relatie tussen esthetiek en zinvol werk geduid en in het begrip ‘humanisering’ ingekaderd, daarbij aansluitend bij voor de humanistiek belangrijke kernbegrippen ‘zingeving’ en ‘humanisering’. Uit de onderzoeksdata kan in algemene zin geconcludeerd worden dat kwaliteiten van kantoorgebouw Zuidpark en andere kantorencomplexen in de praktijk esthetische ervaringen mogelijk maken voor degenen die daar werken. Daarbij in het oog springende elementen zijn flexibiliteit, evenals de informele sfeer door onder andere inrichting en faciliteiten, die ongeplande ontmoetingen faciliteren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hoe kan de fysieke werkplek bijdragen aan humanisering en zingeving? Esthetische beleving van gebouw Zuidpark om de relatie te duiden tussen esthetiek en zinvol werk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3247/Masterthesis%20Iris%20Rusz%20opgemaakt%20DEF%20%282%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Ko, W. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3248 AB - The Anthropocene is the era in which humans have made an impact on the environment. As consequence, a philosophical debate on the anthropocentrism of Mankind, and of humanism, has developed. This study implies that the current humanist ecocentric answers are anthropocentrically motivated. To horizontalize the supraposition Mankind has with nature and other life forms, we may have to think more radical than Kunneman’s proposed Radical Humanism and his discrimination between humanity and humanness. Western thinkers like Martin Heidegger, Peter Sloterdijk and Meister Eckhart have attempted to think deeper on what humanity itself is, but were blackguarded by hyper moral critics. Nowadays, Heidegger is considered a core humanism critic in Humanistic Canon. Via a, by Humanistic Canon unknown, undeniable link between Heidegger and Daoism, an opportunity arises to explore Daoist influence on Heidegger’s thinking. Originating 350 BCE, Daoism has been an antagonistic critic to the Confucian idea of humanity. In the interlocutions in Eastern thought, I explore potent insights that may enrich the anthropocentrism debate and humanism itself. Also, these findings may interest humanists to explore Chinese traditions like Daoist and Confucian thought in their opinions on humanity. PB - [s.l.] : s.n. TI - A critical intervention in the humanist debate on the Anthropocene from a Daoist perspective. On recognizing an imbedded anthropocentrism in humanism by bridging Daoist criticism on Confucian’s concept of humanity following a, by humanistic canon unrecognized, Daoist influence on Martin Heidegger’s thought of Being. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3248/A%20critical%20intervention%20in%20the%20humanist%20debate%20-%20Waiman%20Ko.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pieters Kwiers, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3344 AB - Various legal and social scholars have observed an increasing juridification and pluralization of society, that our current justice system has not yet adapted to. There are a number of new approaches that try to address the increasingly diverse and dynamic context in which the justice system must function. In this thesis two of these alternative legal approaches are brought together. By bringing literature from both fields together, I aim to explore to what extent preventive law and restorative justice might complement each other in addressing the new challenges the justice system must adapt to, if it is to be a humanizing system that generates durable solutions that are conducive to the well-being of a pluralist society. The hypothesis is that together they might inform a justice system with values and practices that accommodate the complexity of current social reality and actively involve citizens in solving their conflicts in a more humane way. The literature study shows that both preventive law and restorative justice offer approaches to justice that are mindful of the relational and contextual nature of conflicts, allowing the stakeholders involved to actively participate in formulating durable solutions. Preventive law covers the necessary competences of legal professionals and is focussed on civil law, while restorative justice provides a framework for deliberative practices and an alternative to the current criminal justice system. The two approaches therefore have considerable potential to be complementary to one another and their possible combination should be of interest to anyone wishing to reform the current justice system. PB - [s.l.] : s.n. TI - Justice in service of the humane. How Preventive Law could be complemented by Restorative Justice. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3344/Thesis%20Shawn%20Pieters%20Kwiers%20%20%28Complete%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Brienne, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3334 AB - In deze scriptie wordt generativiteit oftewel het bijdragen van ouderen aan de ontwikkeling van volgende generaties onderzocht als mogelijk counter-cultureel thema in de Hollywood-speelfilms Gran Torino (2008) en Georgia Rule (2007). PB - [s.l.] : s.n. TI - In De Tijd Treden. De betekenis van generativiteit voor ouderen en ouderdom in de Hollywood-speelfilms Gran Torino en Georgia Rule. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3334/Internetversie%20Masterthesis%20humanistiek%2c%20Sanneke%20Brienne.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Mouw, T. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3335 AB - De gezondheidszorg in Nederland is aan sterke veranderingen onderhevig. De eigen regie van patiënten en cliënten komt meer op de voorgrond te staan, intramurale zorg verschuift naar meer extramurale -en eerstelijnszorg en een brede opvatting van gezondheid komt centraal te staan. Dit perspectief op gezondheid benaderd het vermogen van mensen om zich te kunnen verhouden tot wat er zich in hun leven voordoet. Door deze ontwikkelingen is er vraag ontstaan naar een ander type zorg verlenende relatie. Persoonsgerichte zorg biedt antwoordt op het humaniseren van de gezondheidszorg en het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Door de relatie centraal te stellen, ontstaat er een partnerschap tussen de zorgprofessional en zorgvrager, waarbij de unieke behoeftes en overtuigingen van de zorgvrager uitgangspunt zijn in het verlenen van zorg. Deze ontwikkelingen geven ook richting aan een nieuwe visie op de rol van (toekomstige) zorgprofessionals. Het Hoger Gezondheidszorg Onderwijs in Nederland die deze zorgprofessionals opleiden gaan mee in deze transitie en proberen koers te bepalen ten midden van deze complexe dynamiek. Voor het opleiden van persoonsgerichte zorgprofessionals bestaat alleen nog geen opleidingsmodel. In het kader van deze thesis is het raamwerk ‘Person Centred Nursing’ (McCormack & McCance, 2010) voor dit doeleinde als leidraad gebruikt. In deze kwalitatieve studie is door middel van een casestudy van 1e jaars Verpleegkunde studenten aan Fontys Hogescholen Eindhoven onderzocht welke competenties deze studenten op het terrein van persoonsgerichte zorg ontwikkelen door het volgen van een module ‘persoonsgerichte zorg’. Daar de transitie naar het humaniseren van de gezondheidszorg nog in de beginfase staat, is er weinig bekend of de veranderingen in het opleidingsaanbod ook daadwerkelijk resulteren in een ander type zorgprofessional. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat studenten interpersoonlijke vaardigheden ontwikkelen. In interactie met medestudenten worden ze zich bewust van verschillen en in reactie hierop worden ze zich gewaar van hun eigen aanwezigheid in die relatie. Wanneer er direct wordt gericht intrapersoonlijke vaardigheden laten de studenten weerstand of ontwijkend gedrag zien. Door de focus op de ander in de relatie blijft de eigen betekenisgeving dun. De studenten hebben theoretische kennis opgedaan over persoonsgerichte zorg. Ook herkennen ze in persoonsgerichte zorg de tendens tot humanisering van de gezondheidszorg en willen een actieve bijdrage leveren aan deze transitie. Hiermee erkennen ze hun eigen verandervermogen. Naast de ontwikkeling in competenties is er ook gekeken naar de invloed van het leerproces van deze studenten en de hierbij bevorderende en belemmerende factoren. Hieruit komt naar voren dat studenten in deze fase van hun opleiding behoefte hebben aan zekerheid en duidelijkheid. In reactie hierop richten ze zich op de functionele afrondingscriteria en de eindstukken laten een kennistheoretische interpretatie van de module en reproductief karakter zien. De bevorderende factoren die hierbij opspelen zijn het leren door interactie met medestudenten en het integreren van praktijkervaring. De belemmerende factoren worden gevonden in een mis-match tussen de inhoud van de module en het verwachtingspatroon van studenten over het toekomstige beroep, het gebrek aan reflectievaardigheden en de situering van de module. In deze thesis worden de onderwijstheorieën ‘deep learning’ (fullan & Langworthy, 2014) en ‘subjectificatie en socialisatie’ in het onderwijs (Biesta, 2012) opgevoerd om aanknopingspunten te vinden voor het persoonsgericht opleiden van zorgprofessionals. In dit verlengde worden aanbevelingen gedaan waarvoor de wenselijke leerprocessen en wenselijke uitkomsten van onderwijs, een relationeel perspectief op onderwijs, ervaringsgericht onderwijs en verbreding van de opleidingscontext verder worden uitgelicht. Ook wordt een eerste aanzet tot een persoonsgericht opleidingsmodel gedaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Over persoonsgerichte zorg. Een kwalitatieve studie naar de ontwikkeling van competenties bij Verpleegkunde studenten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3335/Over%20persoonsgerichte%20Zorg%20-%20UVH%20MA%20Thesis%20-%20Tamar%20Mouw%202018.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Groeneveld, C. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3336 AB - Deze afstudeerscriptie onderzoekt de rol die beeldtaal kan spelen in de begeleiding van mensen bij existentiële processen. Geestelijke verzorging is bij uitstek een vakgebied waarin blijkt dat taal niet altijd toereikend is om uitdrukking te geven aan dat wat er leeft, of wat er wezenlijk toe doet. Waar gewone taal tekortschiet om existentiële thema’s te benoemen en te bespreken, kan beeldende taal, zoals die van metaforen, vaak wel een uitkomst bieden. Dit onderzoek richt zich op metaforen die de cliënt in het gesprek inbrengt als indicaties voor hoe de cliënt zichzelf, de wereld en zijn problemen ziet. Aan de hand van literatuur uit het vakgebied van de (psycho)therapie en counseling zijn diverse functies, werkingen en kwaliteiten die aan metaforen worden toegeschreven bestudeerd en samengebracht tot zeven functies: de relationele functie, het reduceren van weerstand, toegang tot het zelf, expressie van het zelf, verstaan van het zelf, het openen van nieuwe perspectieven en mogelijkheden voor het zelf en integratie van het zelf. Deze functies blijken in verschillende opzichten ook relevant te zijn voor existentiële processen, wat beeldtaal tot een onmisbaar element maakt van geestelijke begeleiding. PB - [s.l.] : s.n. TI - Uitdrukking geven aan het onzegbare. Over de betekenis van metaforen voor de begeleiding bij existentiële processen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3336/Scriptie%20Chris%20Groeneveld%20-%20Online%20%28verzonden%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sakkers, M. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3338 AB - Het doel van het onderzoek is generen van kennis en inzicht over de betekenis van het doen van vrijwilligerswerk in de palliatieve terminale zorg voor vrijwilligers. Hierdoor kunnen vrijwilligers en de vereniging VPTZ-Nederland keuzes maken die de zorg aan vrijwilligers en de zorg aan stervenden en naasten ten goede komen en kunnen zij in samenspraak scholings- en trainingsprogramma’s op maat ontwikkelen. Geestelijk begeleiders kunnen deze kennis gebruiken voor de verdere ontwikkeling van hun competenties. Palliatieve terminale zorg is een patiëntgerichte, holistische zorgverlening waarbij de stervende en zijn naaste(n) zorg geboden wordt. Uit onderzoek is gebleken dat in deze benadering een gerichtheid op de zorgverlener als persoon ontbreekt, terwijl wie de zorgverlener is wél van invloed zou zijn op de kwaliteit van de zorg (Giebner, 2015; Papadatou, 2006). Bovendien zou de zorgrelatie gekenmerkt worden door wederzijdse beïnvloeding, dat betekent ondermeer dat er een wisselwerking plaatsvindt waarin de zorggever naast geven ook ontvangt (Beach & Inui, 2006, p. 1). Daarom is het van belang om de ervaringen en betekenissen van het doen van vrijwilligerswerk voor vrijwilligers nader te onderzoeken. De hoofdvraag van het onderzoek is: Wat is de betekenis van het doen van vrijwilligerswerk in de palliatieve terminale zorg voor vrijwilligers? Het onderzoek bestaat uit een kwalitatief onderzoek, het onderzoeksmateriaal zijn brieven - honderd in het totaal - van VPTZvrijwilligers waarin zij delen over hun ervaringen met het doen van vrijwilligerswerk en over de betekenis van deze ervaringen voor henzelf als zorgverlener en als persoon. Terwijl in de literatuur en het publiek debat veel aandacht is voor motieven laat het onderzoek zien dat de betekenis voor vrijwilligers meer omvat dan alleen motieven die vervuld worden. De resultaten uit het onderzoek maken duidelijk dat vrijwilligers betekenisvolle en waardevolle ervaringen opdoen die voor hen van persoonlijk belang en van professioneel belang zijn. In de praktijk van ‘er zijn’ leren zij ten gunste van een goede zorgverlening. Zij ervaren dat zij daadwerkelijk bij kunnen dragen aan de opgaven waar palliatieve terminale zorg voor staat en dat geeft hen positieve gevoelens. Daarnaast leren vrijwilligers ook ten gunste van hun persoonlijk leven; zij leren zichzelf en het leven beter kennen. De band die vrijwilligers opbouwen met stervenden en naasten is voor hen betekenisvol. Vrijwilligers ervaren dat zij bij het team horen en dat ze er toedoen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ik krijg nog meer terug dan dat ik geef. Een kwalitatief onderzoek over de betekenis van het doen van vrijwilligerswerk in de palliatieve terminale zorg voor vrijwilligers. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3338/Afstudeeronderzoek%20M.%20Sakkers.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kerkhof, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3339 AB - Deze scriptie is een interdisciplinaire literatuurstudie over veranderingen in de omgang met de dood in de hedendaagse geïndividualiseerde westerse samenleving en in het bijzonder naar uitvaartrituelen binnen deze context. Het doel van dit onderzoek is een bijdrage leveren aan de theorievorming over rituelen. Onder invloed van verschillende sociaal maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder secularisering, individualisering en de pluralisering, hebben hedendaagse uitvaartrituelen een steeds meer geïndividualiseerd karakter gekregen. Waar in de kerkelijke rituelen het collectief een centrale rol speelt, lijkt dit in de hedendaagse buitenkerkelijke rituelen naar de achtergrond geraakt. De vraagstelling die in het onderzoek centraal staat is: Wat is de betekenis1 van collectieve representaties over de dood binnen hedendaagse geïndividualiseerde2 uitvaartrituelen? Deze vraag heb ik getracht te beantwoorden door middel van het samenbrengen en verbinden van drie wetenschappelijke disciplines namelijk; Thanatologie3, Ritual studies en Memory studies. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat hoewel hedendaagse buitenkerkelijke uitvaartrituelen een gepersonaliseerd en geïndividualiseerd karakter, hebben er toch sprake is van collectieve representaties. In de christelijke uitvaartrituelen liggen de collectieve representaties van de dood met name opgeslagen in het culturele geheugen. Het culturele geheugen omvat onder andere de bronnen van waaruit er in een samenleving betekenis wordt verleend aan de dood en bestaat bijvoorbeeld uit rituele handelingen, teksten en symbolen. Een andere vorm van collectief geheugen is het communicatieve geheugen. Het communicatieve geheugen zijn de verhalen die van persoon op persoon worden overgedragen. Uit deze literatuurstudie blijkt dat het communicatieve geheugen in de hedendaagse geïndividualiseerde uitvaart centraal is komen te staan. De verhalen die door de nabestaanden worden gedeeld in het ritueel hebben een tijdelijk karakter. Op basis hiervan concludeer ik in dit onderzoek dat er binnen hedendaagse geïndividualiseerde rituelen sprake is van collectieve representaties van de dode, van de overledene. Door de individuele verhalen, die een belangrijke plaats innemen in het hedendaagse geïndividualiseerde uitvaartritueel, construeert het collectief een representatie van de overledene. De betekenis van de constructie van deze collectieve representatie van de overledene in het ritueel, is gelegen in het feit dat vanuit deze constructie het leven van de overledene kan worden gevierd. Hiermee kan er betekenis worden verleend aan zijn of haar leven en de manier waarop dit na de dood kan doorwerken voor de nabestaanden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Van collectieve representaties van de dood naar collectieve representaties van de dode. Een theoretisch onderzoek naar de betekenis van collectieve representaties van de dood in hedendaagse geïndividualiseerde uitvaartrituelen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3339/Van%20collectieve%20representaties%20van%20de%20dood%20naar%20collectieve%20representaties%20van%20de%20dode..pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Witte, A PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3340 AB - This study aims to gain more insight into the experiences of Dutch documentary makers working with subjects under the circumstances of inequality between the two parties and how, from this position of a power imbalance, the topic of representation is approached. In scrutinizing the experiences of these documentary makers, this research seeks to understand what these experiences mean in terms of ethical decision making processes in media and how they link to underlying values and motivations connected to meaning making (in media making). The inequality of power, through the power held by the documentary maker because of the possession of a camera (and crew), is inherent to the relationship between filmmaker and subject. Apart from this, all ten documentary makers who are part of this explorative, qualitative research have experience working with subjects who have either refugee status or background; or worked with a subject with a non-western background in a situation of (economical) exploitation and/or oppression, creating a socio-economic or socio-politic inequality. Because of these inequalities, documentary filmmakers are confronted with ethical problems and ethical dilemmas in their work at a much higher rate than other professions. Another factor that is also considered in this research is the representation of the subject. There is little qualitative research on documentary ethics based on the experience of the documentary makers concerning their relationship with their subjects. Between the professionals, there is no habit of (informally) discussing their experiences, but instead most decision making processes are based on internal, ‘intuition’-based processes. This research found similarities and differences between the documentary makers’ ethical stances, motivations and aspirations as well as possible approaches that show how documentary makers handle inequality and representation of their subjects. The most poignant approach on how to counteract inequality is to find some form of ‘exchange’, which was experienced and used in terms of taking (from the subject) and giving (to the subject). Others found a way to incorporate their subjects into the making of the film, which also decreased inequality and had positive effects on representation. PB - [s.l.] : s.n. TI - ‘Documentary filmmakers and their ethical decisions’ L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3340/Thesis_Anna_Witte_2018.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haverkate, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3341 AB - In onderzoek naar de Holocaust wordt sinds een aantal decennia gesproken over de mogelijkheid van intergenerationele traumaoverdracht. Dit betekent dat de (potentieel) traumatische gebeurtenissen die de Holocaust overlevenden hebben meegemaakt ook doorwerken in de levens van hun kinderen, en mogelijk kleinkinderen. Recentelijk is de mogelijkheid van intergenerationele overdracht van veerkracht eveneens een actueel onderwerp geworden. Tot op heden bestaat er nog geen consensus over. Veerkracht wordt ook wel omschreven als ‘the ordinary magic’. Veelal vertrekken de onderzoeken vanuit een dominant psychologisch perspectief – zijnde een individueel perspectief - in plaats van een meer sociale, culturele dimensie in ogenschouw te nemen. Daarnaast blijft onderzoek naar de beleving en vertelwijze van de betrokkenen achter. Dit onderzoek vertrekt vanuit een narratief perspectief, aansluitend op cultural memory studies en tracht zo meer inzicht te verwerven in de wijze waarop de eerste, tweede en derde generatie Joodse Nederlanders betekenis geven aan hun leven in het licht van de Holocaust. Op deze manier wordt gepoogd de processen van veerkracht, zingeving en trauma te beschrijven en tot begrip ervan te komen. De ‘Dialogical Self Theory’ vormt de theoretische fundering en de analysemethode van dit onderzoek. Door de meerstemmige posities van de respondenten te onderzoeken wordt getracht inzicht te krijgen in hoe een veerkrachtige of kwetsbare omgang met moeilijkheden gerelateerd is aan de familiare context. Er zijn zes Joodse Nederlandse families onderzocht, bestaande uit drie opeenvolgende generaties waarvan de eerste generatie tot de Holocaust overlevenden behoren. Opvallend is de grote rijkheid aan posities die ieder individu heeft en hoe zeer deze met elkaar in tegenspraak én dialoog zijn. De verwevenheid tussen het ‘ik’ en ‘collectief’ wordt onderstreept, waarbij intergenerationele overdracht plaatsvindt via herinneringen en verhalen. Veerkracht wordt vooral zichtbaar als relationeel proces en als situationeel van aard. Trauma wordt zichtbaar in de bestaansonzekerheid die veel respondenten ervaren en in de ervaring geen zeggenschap over het leven te hebben. Vooralsnog wordt er in het wetenschappelijk en maatschappelijk discours vooral gedacht in dichotomieën betreffende trauma (kwetsbaarheid) en veerkracht. Dit onderzoek laat zien dat er voorbij deze tegenstelling gekeken moet worden omdat mensen zowel veerkrachtig als kwetsbaar kunnen zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - ‘The ordinary magic’. Een narratief onderzoek naar veerkracht en trauma bij drie generaties Joodse Nederlanders. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3341/Masterthesis%20Selma%20Haverkate.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Otten, Marlou PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3231 AB - De kunstenaar Pepe Espaliú (1955-1993) maakte kunstwerken over zijn leven als homoseksueel in een maatschappij waar homoseksuelen als groep gemarginaliseerd werden en over het hebben van aids. In het kader van zorgethisch onderzoek, worden de kunstwerken van Pepe Espaliú geanalyseerd aan de hand van een, voor zorgethiek, nieuwe onderzoeksmethode: performance analyse. Het is een arts-based onderzoeksmethode die binnen theaterwetenschap wordt gebruikt om alles wat binnen performancekunst valt, te analyseren. De hoofdvraag van het onderzoek is: Wat gebeurt er als de werken van Pepe Espaliú volgens een theaterwetenschappelijke methode, de performance analyse geanalyseerd worden in het kader van een zorgethisch onderzoek en wat betekent dit voor zorgethische analyse? De bevindingen worden gepresenteerd, als ware het een rondleiding in een museum, waar de kunstwerken speciaal voor deze gelegenheid (het zorgethisch onderzoek) zijn geëxposeerd. Op deze manier ontstaat er ruimte voor reflectie op de kunstwerken, de theoretische achtergrond en de verbindingen die worden gemaakt met de wereld van de toeschouwers. De theoretische achtergrond is gebaseerd op theorieën uit de theaterwetenschap, maar hangt altijd samen met de inhoud van de kunstwerken. Door eerst naar de kunstwerken te kijken, daar vervolgens passende theorieën bij te zoeken en vervolgens, met de toeschouwers te reflecteren op deze theorieën in verband met de kunstwerken, ontstaat er een voortvloeiende beweging van praktijk, naar theorie, terug naar praktijk, etc. Uit de bevindingen blijkt dat de kunstwerken van Pepe Espaliú volgens de performance analyse met alle ‘critical insights’ van zorgethiek te verbinden zijn. Hiermee toont de performance analyse aan dat theaterwetenschap en zorgethiek elkaar ontmoeten op verscheidene vlakken. Daarnaast blijkt dat een combinatie van beide onderzoeksvelden niet alleen maakt dat de ‘critical insight’s mee-, tegen- en omgedacht kunnen worden, maar dat er ook nieuwe concepten ontstaan die betekenis geven aan ervaringen van mensen in zorgpraktijken. De conclusies sporen aan tot het voortzetten van de methodologische discussie en het verder verdiepen van de bevindingen over de, voor zorgethiek al doordachte, ‘critical insights’, zoals lichamelijkheid en contextualiteit, en de voor zorgethiek ‘nieuwe’ concepten, zoals tijd en ruimte. PB - [s.l.] : s.n. TI - Carrying in kunst. Een ontmoeting tussen zorgethiek en theaterwetenschap in het analyseren van de kunstwerken van Pepe Espaliú. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3231/Masterthesis%20Marlou%20Otten%20studentnummer%201014591.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wouters, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3245 AB - Sociale ondernemingen zijn de afgelopen jaren in Nederland sterk in opkomst en streven voor een deel dezelfde doelen na als sociaalwerkorganisaties. In de literatuur wordt er gesproken over zowel samenwerking als concurrentie tussen deze partijen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: “Waarom en in hoeverre ervaren sociale ondernemingen en sociaalwerkorganisaties in Nederland elkaar als samenwerkingspartners en/of concurrenten en hoe verhouden deze samenwerking en concurrentie zich tot elkaar”? Deze vraag is beantwoord middels een exploratory mixed methods onderzoek met diepte-interviews (N = 12) en een online een enquête (N = 240). Vrijwel alle sociaal ondernemers en representanten van sociaalwerkorganisaties zien elkaar als samenwerkingsparnters omdat ze van mening zijn samen meer te bereiken. Tegelijkertijd bevindt het merendeel zich in een concurrentieverhouding, al wordt er vooral indirect gesproken over deze concurrentie. Deze sociale ondernemingen en sociaalwerkorganisaties kunnen het best gezien worden als concullega’s: samenwerking en concurrentie staan op gespannen voet met elkaar. Dit uit zich in een negatief effect op de tevredenheid over de samenwerking indien er concurrentie wordt ervaren. Deze bevindingen geven een theoretische invalshoek om te kijken naar de verhouding tussen sociale ondernemingen en sociaalwerkorganisaties. Betrokken partijen wordt geadviseerd om de (onvrede over) de ervaren concurrentie gevoelens nadrukkelijk te bespreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Concullega's in het sociaal domein. Een exploratory mixed methods onderzoek naar de samenwerking en concurrentieverhouding tussen sociale ondernemingen en sociaalwerkorganisaties in Nederland L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3245/MAScriptieHUM_Sanne_Wouters_25_10_2018.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kanis, Adrie PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3104 AB - Achtergrond en doel van dit onderzoek De kwaliteit van de ouderenzorg staat in de Nederlandse samenleving ter discussie. De zorg sluit te weinig aan bij de behoefte van de zorgontvanger. Het perspectief van de zorgontvangers op de verkregen zorg is al meerdere malen wetenschappelijk onderzocht. Het perspectief van de zorgverleners en hun pre-reflectieve ervaringen in het afstemmen met de zorgontvanger is nog onderbelicht. Doel Door dit onderzoek neemt het begrip toe over hoe zorgverleners het afstemmen met zorgontvangers ervaren. De verkregen inzichten kunnen gebruikt worden om de zorg beter te laten aansluiten bij de belevingswereld van de zorgontvanger, waardoor de kwaliteit van zorg kan verbeteren. Tevens neemt door dit onderzoek de kennis toe over de wijze waarop pre-reflectieve ervaringen wetenschappelijk onderzocht kunnen worden. Methode Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit een fenomenologische hermeneutische benadering. De methode “reflexive bodily empathy” beschreven door Finlay, is in combinatie met de methode shadowing gebruikt als onderzoeksmethode. Voor deelname aan dit onderzoek zijn vier professionele zorgverleners geselecteerd die werkzaam zijn in de intramurale ouderenzorg. Bevindingen In de ervaringen van de zorgverleners komen een aantal thema’s als onderdeel van de betekenisstructuur naar voren, te weten; ‘lichamelijk afstemmen’, ‘natuurlijk samenspel’, ‘afstemmen in meerstemmigheid’, ‘gehinderd door tijdsdruk’ en ‘onderdrukken van emoties’. De methode “reflexive bodily empathy” helpt om de belevingswereld van de respondent beter te begrijpen. De methode “reflexive bodily empathy” is goed bruikbaar om onbewust lichamelijke ervaringen, zoals afstemmen met een ander, wetenschappelijk te onderzoeken en is mogelijk ook bruikbaar in de zorgpraktijk. Conclusie Het gemeenschappelijke in de ervaringen van de zorgverleners is de door hen ervaren onmacht om zoiets gewoons, als afstemmen met een zorgontvanger, continu te kunnen doen. Voor het goed afstemmen is een wederzijds open staan voor elkaar nodig, hetgeen in de praktijk niet altijd lukt. Zorgverleners sluiten zich regelmatig te veel af voor gevoelens, om goed te kunnen afstemmen. Zorgverleners ervaren een tijdtekort om goed te kunnen afstemmen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het perspectief van de zorgverlener L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3104/thesis%20adrie%20kanis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Combee, A. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3182 PB - [s.l.] : s.n. TI - Schuilt er kracht in de daad van moreel beraad? Een zorgethische studie naar moreel beraad in de praktijk van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3182/.ZEB-%2070%20%20nieuw%20Thesis%20Ankie%20Combee%201013904.pdf?sequence=3 ER - TY - GEN AU - Vrooman, L. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3259 AB - In deze kwalitatieve studie is onderzocht wat tijdsdruk betekent voor studenten gedurende hun studententijd en wat voor gevoelens ze bij tijdsdruk ervaren. De ervaring van tijdsdruk wordt ingebed in de gedeeltelijke prestatiemaatschappij waarin het belang van succes en presteren en de overmaat aan mogelijkheden benadrukt worden. Door middel van tien interviews met studenten is de betekenis van tijdsdruk inzichtelijk geworden. Hierbij is met name aandacht besteed aan de ervaringen en gevoelens die de studenten hebben bij tijdsdruk. Duidelijk is geworden dat alle tien de studenten ervaringen van tijdsdruk hebben. Tijdsdruk ontstaat met name doordat de studenten te veel moeten doen binnen te weinig tijd, of als een deadline in zicht is. Deze ervaring wordt door de studenten als negatief beoordeeld. Bij deze ervaring van tijdsdruk komen gevoelens van stress, frustratie, onzekerheid en angst naar voren. Op het moment dat tijdsdruk voorbij is worden gevoelens van blijdschap, trots en opluchting ervaren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Tijdsdruk in de studententijd. Een kwalitatieve studie naar de gevoelens en ervaringen van studenten rondom tijdsdruk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3259/Scriptie%20Lysanne%20Vrooman.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Roeper, C. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3260 AB - Dit onderzoek gaat over fysieke aanraking binnen de geestelijke begeleiding, toegespitst op de zorg. In tegenstelling tot andere zorgende en begeleidende beroepen is er nauwelijks empirisch onderzoek naar ervaringen met en mogelijke gevolgen van aanraking en is er ook weinig debat over het onderwerp. Ervaringen met betrekking tot aanraking van elf geestelijk begeleiders binnen de zorg zijn geïnventariseerd. Daarbij wordt ook besproken hoe ze hun handelen rond aanraking moreel bepalen. Het blijkt dat er in de regel niet fysiek wordt aangeraakt, maar dat er situaties zijn waarin dat wel gebeurt. De concrete situatie van de cliënt op dat moment en de interactie en relatie tussen de cliënt en de geestelijk begeleider zijn daarbij belangrijk. Om de toch al bepekte privacy en autonomie van een patiënt niet te ondermijnen zullen ze meestal niet aanraken. In situaties van existentiële nood is menselijke verbondenheid nodig en kan een aanraking laten zien de pijn of eenzaamheid van de ander te erkennen. Iedere geestelijke verzorger zoekt het juiste evenwicht tussen autonomie bevorderen en medemenselijkheid betonen. De geestelijk verzorgers zijn zich bewust van mogelijke negatieve effecten van fysieke aanraking en vinden dat het onderwerp vaker professioneel besproken zou kunnen worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Aanraking: een menselijk gebaar. Een kwalitatief onderzoek naar ervaringen van geestelijk verzorgers in een ziekenhuis met aanraking van en door cliënten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3260/scriptie%20Corrie%20Roeper.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leussen, M. van PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3261 AB - In deze scriptie heb ik onderzocht welke bijdrage de noties spiritual home en pelgrimage van de theoloog Roebben kunnen leveren aan een verdere theoretische doordenking van doeloriëntaties van humanistisch levensbeschouwelijke vorming in het voortgezet onderwijs. Na bestudering van godsdienst- en theoretisch- pedagogische literatuur over deze noties, en een vergelijking van deze noties met centrale doeloriëntaties van HVO, die afgeleid zijn en geïnterpreteerd kunnen worden vanuit de integratieve visie op onderwijs van Aloni, concludeer ik dat de noties spiritual home en pelgrimage een aanvulling kunnen bieden op doeloriëntaties van humanistisch levensbeschouwelijke vorming in het voortgezet onderwijs. Deze aanvulling ligt met name in de versterking van aandacht voor een diepere bewustwording bij de leerlingen van het vertrekpunt van hun persoonlijke ontwikkeling. Deze diepere bewustwording van het vertrekpunt van hun persoonlijke ontwikkeling stelt leerlingen vervolgens in staat om zich verder levensbeschouwelijk te ontwikkelen. Indirect, dragen de noties tevens bij aan voorwaarden voor het voeren van een levensbeschouwelijke dialoog, en het ontwikkelen van een doorleefde levensbeschouwelijke visie. Een letterlijke overname van de doeloriëntaties spiritual home en pelgrimage is niet wenselijk, aangezien de doeloriëntaties in de huidige vorm ervan uitgaan dat leerlingen opgroeien binnen een helder afgebakende traditie. Om deze noties compatibel te maken met de humanistische visie op mens en onderwijs heb ik, voortbouwend op de theorie van Aloni en de daaruit afgeleide uitgangspunten van het HVO, een alternatieve visie op spiritual home en pelgrimage geformuleerd. De doeloriëntatie spiritual home kan, wanneer humanistisch ingevuld, beschouwd worden als een zoektocht naar de van oorsprong meegekregen normen en waarden. Pelgrimage kan, voortbouwend op het spiritual home ingevuld worden als de vorming van een persoonlijke levens- en wereldbeschouwing in relatie tot anderen. Hierbij leren de leerlingen nieuw opgedane ervaringen religieus, of levensbeschouwelijk, te interpreteren vanuit hun basis van normen en waarden. Mijn scriptie levert niet alleen een bijdrage aan de doordenking van centrale doeloriëntaties van het humanistisch levensbeschouwelijke onderwijs, maar ook aan de bredere maatschappelijke en academische discussie over wenselijke doelen van het vak levensbeschouwelijke vorming in Nederland. PB - [s.l.] : s.n. TI - Spiritual home & pelgrimage. Twee katholieke doeloriëntaties onderzocht op hun waarde voor humanistisch levensbeschouwelijk onderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3261/scriptie%20mhw%20van%20leussen.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zeijen, D. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3262 AB - Deze masterscriptie omvat een thematisch literatuuronderzoek naar de manier waarop het schrijven van poëzie kan bijdragen aan de ontwikkeling van zelfnarratieven cq. levensverhalen. In de bestaande literatuur over het onderwerp wordt het gebruik van poëzie ofwel verworpen ten opzichte van het werken met andere genres omdat poëzie onvoldoende coherent zou zijn, ofwel op onovertuigende grond geschikt geacht omdat poëzie bij uitstek persoonlijk en origineel zou zijn. Deze literatuur maakt onvoldoende gebruik van relevant onderzoek over de rol van coherentie, complexiteit en eigenheid (cq. originaliteit) in poëzie en zelfnarratieven. Bovendien richt veel van het onderzoek over poëzie en zelfnarratieven zich op het werken met bestaande, door anderen geschreven gedichten in therapie en counseling, in plaats van het zelf schrijven. Met gebruik van literatuur uit de psychologie, filosofie en literatuurwetenschap wordt beargumenteerd dat het schrijven van poëzie niet minder geschikt is voor de ontwikkeling van zelfnarratieven dan andere genres zoals het dagboek of de autobiografie. Het werken met poëzie sluit bovendien aan bij de ontwikkelingen in de narratieve psychologie, waarbij de nadruk naast coherentie ligt op complexiteit en meerstemmigheid. Hoewel de notie van volstrekte oorspronkelijkheid van poëzie wordt verworpen, wordt de ‘eigenheid’ van poëzie verdedigd aan de hand van theorieën van IJsseling en Duyndam over mimesis en empathisch denken. Tot slot wordt beargumenteerd dat de cruciale rol van het maakproces het schrijven van poëzie wezenlijk geschikter maakt voor de ontwikkeling van zelfnarratieven dan het enkel werken met bestaande poëzie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Poëzie en zelfnarratieven. Een theoretisch onderzoek naar de manier waarop het schrijven van poëzie kan bijdragen aan de ontwikkeling van narratieve identiteit. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3262/Scriptie%20Daan%20final.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Ringlever, D. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3263 AB - Dak- en thuisloosheid wordt regelmatig gereduceerd tot een praktisch probleem, waarbij de hulpverlening zich richt op praktische en eventueel psychische problematiek. In het werkveld van humanistisch geestelijke verzorging is de doelgroep dak- en thuislozen ook nog tamelijk onbekend. De aanname dat dak- en thuislozen geen tijd, zin of ruimte hebben voor zingeving wordt ondersteund door de literatuur. Grootschalig onderzoek naar dak- en thuisloosheid richt zich met name op psychische en praktische problemen en uit de welbekende piramide van Maslow (1943) blijkt dat dak- en thuislozen geen behoefte hebben aan zingeving. In dit kwalitatief exploratief onderzoek zijn de zeven zinbehoeften van Peter Derkx (2011) gekoppeld aan de piramide van Maslow, en is door middel van zeventien interviews met dak- en thuislozen in kaart gebracht welke zingevingsthema’s er leven onder dak- en thuislozen, hoe hun leefwereld eruit ziet en welke behoefte ze hebben aan geestelijke verzorging. Hierbij is ook onderzocht welke manier van benaderen het beste past bij deze doelgroep. De resultaten laten zien dat dak- en thuislozen met verschillende existentiële en fundamentele vragen kampen, maar ook een zekere gekwetstheid bij zich dragen. Hierdoor hebben ze richting de hulpverlening een vermijdende aard, wat een outreachende manier van contact maken vraagt. PB - [s.l.] : s.n. TI - De straathumanist. Een kwalitatief onderzoek naar de verhouding tussen humanistisch geestelijke verzorging, zingeving en de leefwereld van dak- en thuislozen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3263/Scriptie%20%27de%20straathumanist%27%20-%20D.%20Ringlever.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sonnaville, S. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3264 AB - The aim of this theoretical research was to gain insight in the processes that contribute to different forms of well-being. This goal was pursued by comparing three major well-being models in positive psychology: the concept of Subjective Well-Being (SWB) by Ed Diener, the model of Psychological Well-Being (PWB) by Carol Ryff and the Self-Determination Theory (SDT) by Richard Ryan and Edward Deci. The processes that underly well-being according to these models have been described, visualized and compared in order to determine their similarities and differences. It turned out that these theories sometimes contradict each other, and at other times validate or complement one another. The most striking point of divergence was that SDT and PWB contradict SWB’s assumption that the content of goals is unimportant to the well-being that results from achieving this goal. However, there are also some important points of convergence. All theories implicitly or explicitly emphasize the importance of competence and SWB and SDT agree that affect can be understood as feedback that guides our behavior in ways that are favorable to us. Both SDT and PWB underscore the importance of awareness since this helps individuals to move in the right direction. Lastly, all theories implicitly or explicitly stress the importance of creating a life that is congruent with one’s needs and values. The results of this study add to the understanding of the concept and causes of well-being, and in addition give insight in how well-being could be enhanced durably. It also points to the conceptual overlap between well-being and meaning in life, which suggests that these themes could be approached simultaneously, in order to build a life worth living. PB - [s.l.] : s.n. TI - Being well at well-being. A comparison of the processes contributing to well-being according to three models. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3264/Master%20thesis%20Solveig%20de%20Sonnaville%20-%20Final%20version.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Springvloet, I. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3265 AB - De bevalling wordt in de literatuur gedefinieerd als een grenservaring die ervoor zorgt dat de betekenis die vrouwen aan het leven geven kan veranderen (Crowther, 2017; Lundgren, 2017; Prinds, Hvidt, Mogensen & Buus, 2013). De laatste jaren wordt er in toenemende mate onderzoek gedaan naar de existentiële dimensie rondom de bevalling (zie o.a. Crowther & Hall, 2017b). Echter is er nooit onderzoek gedaan naar veranderingen in de invulling van de existentiële dimensie na de bevalling, terwijl er wel wordt geschreven dat deze plaats kunnen vinden. In deze thesis wordt door middel van kwalitatieve interviews, onderzocht hoe vrouwen de postpartum periode ervaren en welke betekenissen zij geven aan deze ervaringen. Het doel is om inzicht te krijgen in de existentiële dimensie van de postpartum periode. Het model van Park (2010) over zingeving en processen van zingeving staat hierin centraal. Zij stelt dat mensen het leven betekenis geven vanuit het globale zingevingskader. Wanneer mensen een ervaring hebben die voor distress zorgt, wordt er een proces van zingeving aangegaan waardoor er nieuwe betekenissen ontstaan. Deze nieuwe betekenissen kunnen te maken hebben met veranderingen in overtuigingen, doelen en het subjectieve gevoel van doelgerichtheid (Park, 2010) en tevens kunnen deze te maken hebben met verschillende ervaringsaspecten van zingeving (Alma & Smaling, 2010). Om te onderzoeken welke nieuwe betekenissen er naar aanleiding van de bevalling ontstaan, zijn tien diepte interviews uitgevoerd met vrouwen die gemiddeld tien maanden voor het interview bevallen zijn van hun eerste kind. Uit de interviews bleek dat de vrouwen de postpartum periode zowel moeilijk als mooi vonden: ze ervoeren moeilijke momenten, maar het algemene gevoel was gelukkig en vol liefde. De bevalling bleek niet per definitie een ervaring te zijn die voor distress zorgde, maar er werden wel nieuwe en andere betekenissen gevonden in het leven van de vrouwen. De kern van de gehele ervaring was dat er een nieuwe dimensie ontstond in de postpartum periode: de relatie met het kind. In plaats van betekenis te geven aan hun ervaringen en aan het leven vanuit hun eigen, individuele situatie, blijken de vrouwen na de bevalling betekenis te geven vanuit de relatie die zij met het kind hebben. De relationaliteit zorgde tevens voor het moedergevoel en voor een nieuwe invulling van de identiteit van de vrouwen. Overige nieuwe betekenissen werden gevonden rondom verbondenheid, erkenning, motiverende werking, welbevinden, doelen en overtuigingen over het moederschap. PB - [s.l.] : s.n. TI - De mooiste moeilijke momenten. Een onderzoek naar de existentiële dimensie van het leven na de bevalling. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3265/De%20mooiste%20moeilijke%20momenten_Masterthesis%20Iris%20Springvloet_Gerard.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Tamminga, Job PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3105 AB - In deze masterthesis leg ik de theoretische basis voor een visuele, zorgethische en fenomenologische onderzoeksbenadering: visuele fenomenologie. Deze reflectieve benadering kenmerkt zich door het verzamelen van beeld, het analyseren van beeld en het presenteren van beeld. De visuele fenomenologie is gebruikt om zorgethisch onderzoek te doen naar de geleefde ervaring van mensen met een ernstig meervoudige beperking (EMB) in een woonvoorziening van Prisma. Het doel was een perspectief tonen aan zorgprofessionals dat aanzet gaf tot een dialoog over goede zorg voor mensen met EMB. De film toonde de onafhankelijkheid in afhankelijkheid van de bewoners. Uit de dialoog over de film, bleek dat de film resoneerde bij de zorgprofessionals, een fusie van horizonten vond plaats. De zorgprofessionals evalueerden vervolgens hun eigen handelen vanuit het getoonde perspectief. De evaluatie over de methode laat zien dat visuele fenomenologie een inclusieve afstemmingspraktijk is die de mogelijkheid biedt om ervaringen die zich niet in taal laten uitdrukken, vanuit een zorgethisch perspectief te tonen. Uit de reflectie bleek dat de methode erg gevoelig is voor macht en een hoge mate van transparantie en reflectiviteit eist van de onderzoeker. Verder onderzoek naar onderliggende processen is daarom gewenst om de volle potentie van deze nieuwe weg te benutten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bewonen en betekenis geven. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3105/Masterthesis%20def.-2.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kulling, N. PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3130 AB - In this thesis, I propose a renaturalization of humanist spiritual counselling through Spinoza’s naturalism. I argue that humanism faces problems concerning its anthropology. The anthropocentric character of humanism together with the ecological crisis creates a conceptual helplessness within humanism as a worldview that humanists want to overcome. This problem is linked to humanist anthropology not being fully explicated. Humanists do not want to propose universal principles. This creates a weak foundation for its worldview and core values. Part of viewing human beings as standing at the centre of the world is that they are equipped with exclusively human features: rationality, consciousness and autonomy are viewed as part of human nature. Because of the special place it assigns to human beings, humanist anthropology shows traits of rationalism, a one-sided focus on consciousness, anthropocentrism and individualism. I argue that because of these problems, humanism falls short as a source for inspiration, exploring or deepening perspectives or visions. This is problematic because humanist spiritual counsellors focus precisely on these elements within their counselling practice. They support clients in finding inspiration, meaning and articulating their worldview. Reflecting on the humanist anthropological presuppositions through Spinoza’s naturalism could be of value for humanist spiritual counselling, as it provides perspectives on how to surpass the problems humanist anthropology faces. By proposing a world in which God, Nature and substance are one and everything exists and acts by virtue of the natural laws of cause and effect, human beings are positioned amongst non-human beings. This can be understood as the renaturalization of human beings: the strategic reversal of human exceptionalism. PB - [s.l.] : s.n. TI - Renaturalizing Humanist Spiritual Counselling. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3130/01032018%20Masters%20Thesis%20Nanni%20Kuling.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Maat, S. van de PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3146 AB - Deze scriptie gaat over de zingevingsvragen betreffende doelgerichtheid, competentie en eigenwaarde van alumni aan de UvH in de transitie van studie naar werk. Aanleiding voor dit empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek is de ontwikkeling naar de laatmoderne samenleving in Nederland waarin jongvolwassenen vele vrijheden hebben gekregen om hun eigen leven naar wens vorm en richting te geven en een eigen identiteit te ontwikkelen. Hierbij worstelen zij met de verantwoordelijkheden die zij hebben gekregen om hun eigen leven in te delen, en keuzes te maken omtrent studie, zichzelf en hun professionele carrière. Tot op heden lijkt er nog weinig onderzoek te zijn gedaan naar betekenisgeving door jongvolwassenen. Met behulp van dit onderzoek wordt verder ingegaan op de existentiële zingevingsvragen die jongvolwassenen zichzelf stellen in de overgang van studie naar werk. Dit onderzoek is een bijdrage aan de bestaande inzichten over zingeving in werk bij jongvolwassenen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Maken alumni binnen geesteswetenschappen een ontwikkeling door in de ervaring van doelgerichtheid, competentie en eigenwaarde in relatie tot werk in de vijf jaar na hun afstuderen, en zo ja, welke? Om antwoord te kunnen geven op bovenstaande vraag zijn negen alumni geïnterviewd en is de data op thematische wijze geanalyseerd. De analyse van de data wijst uit dat alle geïnterviewde zich bezig houden met existentiële vragen, zowel met betrekking tot doelgerichtheid, competentie als eigenwaarde. Zij stellen zichzelf verschillende existentiële vragen als: “wanneer ervaar ik mijn werk als zinvol?” “wat voor werk past bij mijn kwaliteiten?” en “wordt mijn werk gewaardeerd?”. Op verschillende vragen hebben zij al (voorlopige) antwoorden geformuleerd, andere vragen blijven onbeantwoord. Daarnaast heeft er een ontwikkeling in de houding ten opzichte van deze zingevingsvragen plaatsgevonden. Ten opzichte van doelgerichtheid blijken de alumni een steeds helderder beeld te krijgen van hun doelen qua werk. Echter blijven zij kritisch en op zoek naar hun ideale plek in het werkveld. Met betrekking tot competentie komen de alumni er veelal in het werkveld pas achter dat ze meer kennis en vaardigheden bezitten dan bij het afstuderen van zichzelf gedacht. En ten aanzien van eigenwaarde ontstaat er een moment van crisis als het vinden van werk uitblijft na alle jaren van studie, maar met behulp van erkenning en waardering van collega’s en het opdoen van succeservaringen in het werkveld neemt de eigenwaarde in de eerste jaren werk weer toe. Respondenten noemden ook twee elementen die nog beperkt in bestaand onderzoek op het gebied van zingeving en werk aan bod komen: de behoefte aan verbinding op de werkvloer, en het omgaan met tegenslagen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het leven na de UvH. Zingevingsvragen van Alumni omtrent werk na het afstuderen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3146/scriptie%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klaveren, M. van PY - 2018 UR - https://hdl.handle.net/11439/3147 AB - Dit exploratieve, kwalitatieve onderzoek poogt een eerste inzicht te geven in de existentiële processen die transgender personen doormaken tijdens het genderbevestigende behandeltraject. Hiertoe zijn drie deelvragen opgesteld, die zich respectievelijk richten op de existentiële problemen die transgender personen tijdens de genderbevestigende behandeling ondervinden, de manieren waarop zij met deze problematiek omgaan en de behoeften aan professionele ondersteuning die zij hierbij hebben. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen zijn dertien diepteinterviews afgenomen met transgender personen die op het moment van interviewen een genderbevestigende behandeling ondergaan. Wat er uit de interviews allereerst naar voren komt, is de grote impact die het traject heeft op het leven van de respondenten. Met het ondergaan van een medische gendertransitie dienen de respondenten zich volledig opnieuw te verhouden tot zichzelf en hun leven. De vragen ‘wie ben ik’, ‘wie wil ik zijn’ en ‘hoe vul ik mijn leven in’ staan daarbij centraal. Een antwoord vinden op deze vragen blijkt niet altijd gemakkelijk; de respondenten hebben veelvuldig te maken met vertwijfeling, onzekerheid, desoriëntatie en eenzaamheid. De existentiële problemen van de respondenten vormen een ingewikkelde kluwen van existentiële problematiek rondom vragen over wie zij zijn en hoe zij zich positioneren in de wereld. In een poging om met deze existentiële problematiek om te gaan, zoeken de respondenten naar nieuwe betekenissen: wat betekent hetgeen ik meemaak voor wie ik ben en hoe ik mijn leven leid? Het zoeken naar nieuwe betekenissen doen de respondenten door middel van reflectie: ze denken over de problematiek na en spreken erover met naasten, lotgenoten en professionele zorgverleners. De belangrijkste vormen van nieuwe betekenissen die de respondenten helpen om zich op een bevredigende manier te verhouden tot hetgeen hen overkomt, zijn een nieuwe kijk op de eigen identiteit en een bredere kijk op de situatie. Alle dertien respondenten geven aan bij deze zoektocht naar de omgang met de door hen ondervonden existentiële problemen ondersteund te willen worden; de helft zou dit gelieerd aan het behandeltraject willen. Aandacht voor reflectieve processen, kennis van genderdysforie, onafhankelijkheid en behoud van de eigen regie zijn voor de respondenten de belangrijkste kenmerken van de gewenste ondersteuning. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wie ben ik en wie wil ik zijn? Existentiële processen van transgender personen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3147/Wie%20ben%20ik%20en%20wie%20wil%20ik%20zijn%20%5bMasterthesis%20Maudy%20van%20Klaveren%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Notermans, R. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3133 AB - In deze scriptie onderzoek ik ‘in hoeverre het differentiedenken van Deleuze bij kan dragen aan een contextualisering van de plichtsethiek van Kant’. Deleuze bekritiseert het identiteitsdenken en laat zien hoe het verschil in de geschiedenis van de filosofie onderworpen werd aan de identiteit van het concept. Deleuze tracht het verschil-op-zich te bevrijden van de identiteitsfilosofie en toont met het rizomatische denkmodel hoe de werkelijkheid begrepen dient te worden als verschil en pluraliteit i.p.v. identiteit; een werkelijkheid die voortdurend aan verandering onderhevig is en relationeel tot stand komt. De filosofie van Kant is daarentegen naar mijn idee gestoeld op het idee van identiteit. De bepalingsgrond van het ethische handelen is in de kantiaanse plichtsethiek namelijk a priori gegeven; de morele wet die het redelijk wezen apodictisch gebiedt gaat uit van universeel principe dat altijd geldig dient te zijn. De veranderlijkheid en singulariteit van de context zijn voor Kant geen noodzakelijke voorwaarden in de bepaling van de morele wet: dit betekent dat de wet algemeen blijft en geen rekening houdt met de singuliere gebeurtenis. Naar mijn idee dienen wij echter de veranderlijkheid van de context en de singulariteit van de gebeurtenis in consideratie te nemen. Deleuze zijn rizomatische idee toont ons hoe iedere gebeurtenis verschillend is en waarden van betekenis kunnen veranderen; zijn ethiek van het verschil leent zich hierdoor voor een contextualisering van de plichtsethiek van Kant. Echter is het differentiedenken in zijn absolute vorm niet verenigbaar met de kantiaanse morele wet aangezien de universele wet gefundeerd is op het idee van een identiteit. Wij dienen daarom een minimum aan identiteit te veronderstellen om een contextualisering van de plichtsethiek mogelijk te maken. Deze identiteit kan in mijn optiek worden gevonden in de intrinsieke waarde van het bestaan die wij dienen te affirmeren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Tussen universaliteit en pluraliteit. De implicaties van het differentiedenken van Deleuze voor een contextualisering van de plichtsethiek van Kant. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3133/Masterscriptie%20UvH%20RoosNotermans%20Juli2017.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Biemen, N. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3132 AB - Aanleiding van dit onderzoek is het grote aantal jonge werknemers die tijdelijk moeten stoppen met werken vanwege een burn-out, in samenhang met de meritocratisering van Nederland. Het meritocratisch ideaal omvat een sterke nadruk op prestatiemeting en –vergelijking en het idee dat persoonlijk succes en verlies afhankelijk is van de eigen bijdrage. Verwacht werd dat de eigenwaarde van de jonge werknemers met een burn-out aangetast zou kunnen worden door een eenzijdige nadruk op prestaties en de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het persoonlijk lot. Het doel van dit onderzoek was inzicht te bieden in de leefwereld van jonge werknemers die een burn-out hebben gehad en de wijze waarop zij zichzelf waarderen. Om dit in kaart te brengen, zijn 10 diepte-interviews gevoerd met jonge werknemers tussen de 25 en 35 jaar oud werkzaam in de financiële sector. Duidelijk is geworden dat deze werknemers tijdens hun burn-out een negatief gevoel van eigenwaarde hadden. Gevoelens van schaamte en schuld waren dominant, wat mogelijk te maken heeft met het ‘prestatie-frame’ en ‘eigen verantwoordelijkheids-frame’ dat dominant lijkt te zijn binnen de ‘high-performance’ cultuur in de financiële sector. Door middel van emotiemanagement weten de jonge werknemers hun eigenwaarde echter te beschermen. Eigenwaarde wordt na hun burn-out niet langer ontleend aan prestatie-meting en vergelijking maar wordt beschermd door hun burn-out te beschouwen als iets waar dat hun juist krachtiger heeft gemaakt (1), door meer waarden te hechten aan persoonlijke groei, geluk en het gezin (2) en door burn-out te beschouwen als legitiem label voor uitval (3). Er lijkt dus een positieve betekenis te worden gegeven aan de burn-out waardoor het gevoel van eigenwaarde wordt beschermd. PB - [s.l.] : s.n. TI - Stilstaand groeien. Het gevoel van eigenwaarde van jonge werknemers die tijdelijk niet hebben kunnen werken vanwege een burn-out. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3132/Masterscriptie%20Nikki%20van%20Biemen%20-%20Stilstaand%20groeien%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klerk, B. de PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3337 AB - Mijn onderzoek ‘Bildung als eigentijdse zoektocht’ behelst zowel een historisch als een thematisch filosofisch onderzoek. De onderzoeksvraag luidt: wat is de relatie tussen Bildung en rationele instrumentaliteit en kan als ‘nieuwe’ mogelijkheid Bildung ten opzichte van de economische/ instrumentele benadering van onderwijs(kwaliteit) vorm krijgen? Bij een duiding van Bildung kan niet voorbij worden gegaan aan de filosofische/pedagogische historische wortels van het fenomeen; deze trekt een spoor vanaf de klassieke oudheid, Middel-eeuwen, de Verlichting, de Romantiek naar het heden. Met als doel bewuste persoonsvorming, zelfbegrip en gesitueerde leren denken en het komen tot ‘phronesis’ (praktische wijsheid) en verantwoordelijkheid betreft het zowel de individu als de maatschappij als geheel: Bildung gaat zowel over het bewaren van de cultuur, het revitaliseren en als het doorgeven daarvan. In Hoofdstuk 1 t/m 3 van mijn scriptie wordt aandacht besteed aan de (historische) definities, aspecten van Bildung, Ausbildung en wordt de visie op onderwijs en onderwijsvernieuwing belicht. Tegenover een moderne instrumentele opvatting van (‘evidence-based’) onderwijs - waarbij in plaats van een onafgeleide waarde, het onderwijs gezien wordt als instrument van en voor de samenleving- staat de substantiële visie en het normatieve karakter van goed (‘value-based’) onderwijs. Er is een trend waarneembaar van sturing en management primair gericht op een bijdrage aan economische groei en het zo efficiënt mogelijk realiseren van meetbare resultaten. Dit efficiëncy-denken heeft een verschuiving teweeggebracht in onderwijsbenadering weg van ‘het waartoe’ en moeilijk meetbare waarden ‘van waaruit’ wordt onderwezen en een gerichtheid op ‘het goede’ naar een instrumenteel denken over onderwijs. Dat terwijl de evidence based benadering zélf door educatieprofessionals nog maar lastig ter discussie is te stellen. De normatieve opvatting van onderwijs wordt door instrumentele rationaliteit en technische en bureaucratische vragen verdrongen. Bildung is in dat licht een interessant en belangrijk concept. De opkomst van het neoliberale denken is debet aan een zekere instrumentalisering van het onderwijs en een marginalisering van de onderwijspedagogiek. Een en ander heeft mijn inziens geresulteerd in een gebrek aan visie over onderwijsvernieuwing. Een belangrijke markteis verwijst naar Ausbildung en het zo vaardig mogelijk maken van economisch bruikbare burgers. Dohmen, Schreurs en Nussbaum en op een andere manier ook Charles Taylor, Gert Biesta en Ad Verbrugge zien een kaping van het debat door het neoliberaal marktdenken. Zij pleiten voor emancipatie of een anti-instrumentele benadering van onderwijs. In hoofdstuk 4 worden zes Bildungsdenkers in stelling gebracht die een pleidooi houden dat Bildung naast zelfbegrip, persoonlijke ontwikkeling ook gaat over je als mens (gesitueerd) te verhouden tot de traditie en de wereld. Vanuit de twee geprefereerde auteurs: Gadamer en Taylor is de verhouding tussen de twee behandelde paradigma’s: hermeneutische ‘interpretative turn’ en positivistische ‘empiricist turn’ het centrale wetenschapstheoretische onderwerp van dit laatste hoofdstuk. Bildung wordt daarbij voorgesteld als het vinden van een herijkte balans tussen deze twee paradigma’s. De scriptie doet een pleidooi voor het belang van de interpretatieve wetenschappen. Deze zijn bij Bildung minstens zo belangrijk als de positivistische natuurwetenschappen van meten is weten. Bildung, ook in de praktijk van het Delftse studentenpastoraat (MoTiv) sluit aan bij de ‘interpretative turn’, de narratieve benadering en studentbegeleiding door aandacht en ruimte voor het individuele levensverhaal en zelfbewuste persoonsvorming. Bildung is aldus zowel van belang voor het studentpastoraat als voor de klassieke humanistische werkvelden zoals Justitie, Defensie en de zorgsector. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bildung als eigentijdse zoektocht? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3337/digitale%20scriptie%20voor%20beoordeling%20Bart%20de%20Klerk.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Agt, M. van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3139 AB - Dit kwalitatief empirisch onderzoek heeft als doel om inzicht te geven in de opvattingen die stakeholders in de GGZ hebben over het begrip zingeving binnen de context van de zorg. Dit praktijkperspectief dient als uitwerking van en commentaar op de conceptualiseringen van zingeving zoals die gehanteerd worden in Herstel en Positieve Gezondheid als zorgbenaderingen en in de literatuur gelieerd aan geestelijke verzorging. Hiermee draagt dit onderzoek bij aan een rijker en meer divers begrip van zingeving, dat meer houvast geeft aan zowel wetenschappelijke zorgbenaderingen, als aan GGZ-instellingen waar beleidsmakers en beroepsgroepen op zoek zijn naar hoe zij de aandacht voor zingeving kunnen integreren in de zorg die zij bieden. Uit het empirisch casestudy onderzoek blijkt dat stakeholders op het gebied van beleid twee opvattingen hanteren over wat zingeving inhoudt. Enerzijds wordt zingeving gezien als een begrip dat betrekking heeft op de begeleiding van cliënten bij existentiële thema’s, wat ook wel aangeduid wordt als ‘diepere zingeving’. Anderzijds wordt zingeving gezien als een benadering van cliënten waarbij de relatie tussen de cliënt en zorgmedewerkers meer voorop komt te staan en er ruimte is voor contact, inleving en verdieping in wat voor de cliënt belangrijk is. Ook de medewerker zelf komt in deze opvatting in beeld: zingeving zit ook in de dialoog die medewerkers onderling en als thema binnen de organisatie voeren over de motivatie en houding van waaruit zorgmedewerkers werken. Hiermee sluiten de stakeholders deels aan op de conceptualiseringen van zingeving uit de literatuur vanuit Herstel, Positieve Gezondheid en Humanistiek. Waar zingeving in relatie tot begeleiding wordt besproken, kunnen de conceptualiseringen van zingeving uit de literatuur een waardevolle theoretische basis zijn om vervolg te geven aan een verdere implementatie van zingeving. Waar zingeving staat voor een dialoog en benadering van goede zorg, wordt een breder perspectief geschetst dat nieuw is ten opzichte van de literatuur. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ruimte voor zingeving. Een casestudy naar opvattingen van zingeving in de GGZ. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3139/Ruimte%20voor%20zingeving%20-%20Michiel%20van%20Agt.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Michalzcyk, T. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3140 AB - Geestelijk verzorgers krijgen in hun werk op een zeker moment onvermijdelijk met onoplosbaar lijden te maken. Om bij de ander aanwezig te kunnen blijven op zo’n moment, is het van belang dat geestelijk verzorgers het met dat lijden uit kunnen houden. In dit kwalitatieve onderzoek staat mindfulness centraal als een beoefening die hierin van betekenis kan zijn binnen humanistisch geestelijk werk. Hiervoor zijn acht humanistisch geestelijk verzorgers geïnterviewd die mindfulness beoefenen. Binnen het levensbeschouwelijk kader van humanistisch geestelijk werk wordt er vanuit gegaan dat zich vanuit het aanwenden van de humuslaag de mogelijkheid voordoet op nieuwe betekenissen of perspectieven op momenten van onoplosbaar lijden. Wanneer we kijken naar de verschillende wijzen waarop mindfulness als betekenisvol naar voren is gekomen bij ‘uithouden van lijden’ in humanistisch geestelijk werk, zouden we overkoepelend kunnen concluderen dat de mindfulness beoefening onderdeel kan worden van deze humuslaag. Klaar om uit te putten indien nodig. De wijze waarop hieruit geput kan worden is drievoudig te noemen: 1) Het mindfulness taalveld kan inspiratie bieden bij het spreken over wat ‘uithouden van lijden’ betekent in humanistisch begeleidingswerk. 2) De concrete mindfulness praxis kan van betekenis zijn bij het leren uithouden van het eigen lijden, in het maken van onderscheid tussen hun eigen lijden en dat van de ander, om zelfzorg te stimuleren, en om gemakkelijker toegang te krijgen tot de humuslaag. 3) Mindfulness kan van betekenis zijn om het perspectief op ‘uithouden van lijden’ te verbreden. Zo kan er een alternatief perspectief geboden worden op de ervaring van onmacht, die vaak aan lijden verbonden is. En kan mindfulness inzichten bieden die behulpzaam zijn om voorbij het lijden van de ander te kijken. PB - [s.l.] : s.n. TI - De betekenis van mindfulness. Humanistisch geestelijk verzorgers en uithouden van lijden in hun begeleidingswerk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3140/Digitaal%20Scriptie%20TK%20Michalczyk.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Roseval, W. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3456 AB - Mannen met een migratieachtergrond zijn het minst succesvol in het hoger onderwijs, aldus tonen cijfers van de Vereniging voor Hogescholen (2015) aan. Dit onderzoek richt zich op de profielen van afgestudeerde mannen met een migratieachtergrond, die hun studie in tegenstelling tot de verwachtingen gezien hun geslacht, etniciteit en veelal sociaaleconomisch lage status, wél hebben afgerond. Het afronden van een studie binnen vijf jaar is het criterium waaraan studiesucces veelal wordt gemeten. Wat deden deze studenten, zodat zij hun studie binnen vijf jaar doorliepen? Welke ondersteuning hebben zij van hun sociale context ontvangen en hebben voorbeeldfiguren daar wellicht een rol in gespeeld? De tien respondenten die uiteenlopende opleidingen op Hogeschool Rotterdam hebben afgerond zijn de uitzonderingen op de regel(s) gebleken. Zij behoren tot de 13,2% havo instromers en 16,4% mbo instromers die hun studie binnen vijf jaar hebben afgerond. Zij zijn ook uitzonderingen, omdat zij wel emotionele en faciliterende ondersteuning hebben gekregen van hun ouder(s) en anderen in hun sociale context. Intellectuele ondersteuning vonden de geslaagde mannen met migratieachtergrond opvallend vaak bij een academisch geschoolde partner. Dit is een onverwacht resultaat van dit onderzoek. Ondersteuning zou, gezien de literatuur en eerdere studies bij groepen met een andere dan de Nederlandse etniciteit en met een sociaaleconomisch lage status, weinig voorkomen. De respondenten hebben zich daarnaast, gedurende hun opleiding, ondersteund gevoeld door medestudenten. Hier zijn ze positieve relaties mee aangegaan, die na hun studie voortduren. Deze vorm van binding, die zo belangrijk is voor studiesucces, hebben de respondenten niet met docenten ervaren. Dat is opvallend. Een andere vorm van ondersteuning (binding) die de mannen laten zien is hun ambitie om sociale mobiliteit te bewerkstelligen. Hun ouders hebben hard gewerkt om hun sociaaleconomische positie te ontstijgen en zij willen dat proces voortzetten. De identificatie met hun werk is groot. Een laatste vorm van ondersteuning zijn de relaties die afgestudeerde mannen met voorbeeldfiguren zijn aangegaan. Dit deden zij op de volgende twee manieren: 1) op afstand, waarbij de voorbeeldfiguur iets representeert wat zij zelf zouden willen kunnen; 2) door het aangaan van een positieve en persoonlijke relatie met een voorbeeldfiguur. Opvallend vaak was dat een sportleraar. Waar de geslaagde mannen de uitzonderingen zijn, is het juist hun wens dat het gewoon en normaal is dat jongens/mannen met hun achtergrond zichtbaar zijn op ‘succesvolle’ posities in de maatschappij. Zij zouden voor hogescholen en daarmee voor andere studenten een dergelijke zichtbare positie in willen nemen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hij als voorbeeldfiguur? Verhalen van geslaagde mannen met een migratieachtergrond in het hoger onderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3456/Winnie%20Roseval%20-%20scriptie%20voorbeeldfiguren.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Paas, R. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2905 AB - Dit exploratieve onderzoek gaat over de vraag hoe het spanningsveld tussen de onderwijsdomeinen subjectificatie en socialisatie uit Biesta’s theorie, tot uiting komt in het waldorfonderwijs. Educatie impliceert processen van socialisatie waar het subject zich aan conformeert, volgens Biesta. Verscheidene pedagogen veronderstellen ook een subject-probleem: onderwijs is vervlakt geraakt en focust zich eenzijdig op economische doeleinden, dat een gevaar veroorzaakt voor de democratie. Om de diversiteit terug te krijgen in het onderwijs, heeft Biesta drie onderwijsfuncties geïntroduceerd. Echter, tussen twee van deze onderwijsfuncties bestaat een spanningsveld. Dit onderzoek bestudeert eerst het huidige educatiedebat over het vervlakkingsprobleem. Daarna onderzoekt het het spanningsveld van Biesta. En het bestudeert de uitgangspunten van de waldorfpedagogiek om een praktische aanvulling op het theoretische perspectief van Biesta te geven, maar ook omdat dit een van de snelst groeiende alternatieve onderwijsinstellingen in Nederland is. Het is hierbij ook van belang aandacht te besteden aan de kentheorie van Steiner die aan de pedagogiek ten grondslag ligt. Resultaten laten zien dat het verschil in ontologische en epistemologisch perspectief doet maken óf de waldorfpedagogiek wel of niet sturend is in het hanteren van zijn bepaalde mens- en wereldbeeld. Biesta’s filosofisch paradigma ziet de waldorfpedagogiek als vormend naar een beeld, terwijl de waldorfpedagogiek door de kadering juist de onafhankelijke ruimte kan waarborgen. In de discussie wordt besproken op welke manier de beide paradigma’s elkaar zouden kunnen aanvullen. Daarin wordt beweerd dat de waldorfpedagogiek als fundering werkt voor Biesta’s theorie. Daarnaast wordt het Finse onderwijsmodel als mogelijk object van vervolgonderzoek opgeworpen. Kernwoorden: onderwijsfuncties, subjectificatie, socialisatie en Waldorfpedagogiek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ontvouwing tot vrije geest. Een explorerend onderzoek naar het spanningsveld rondom persoonsvorming in het vrijeschoolonderwijs L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2905/Afstudeerscriptie%20RPaas.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jonker, K. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2911 AB - Niet alleen voor patiënten en naasten is de Intensive Care een indrukwekkende omgeving, dit geldt ook voor verpleegkundigen. IC-verpleegkundigen zijn de focus binnen dit Interpretative Phenemenological Analysis onderzoek, met de focus op kwetsbaarheid. De aanvankelijke definitie van kwetsbaarheid was de mogelijkheid om gewond te raken. Het doel van dit onderzoek was om kwetsbaarheid van IC-verpleegkundigen te leren kennen en deze te plaatsen binnen een kader van normatieve professionaliteit. Negen IC-verpleegkundigen zijn geïnterviewd over hun visie op en ervaringen met kwetsbaarheid. Met behulp van de Interpretative Phenomenological Analyse en Sennetts ambachtelijkheid is er gekeken naar hoe kwetsbaarheid in het beroep en de visie van IC-verpleegkundigen naar voren komt. De analyse laat zien dat openende, kwetsende, beschermende en neutrale factoren een rol spelen in hoe en of de kwetsbaarheid tot uiting komt. Emotionele en technische kwetsbaarheid zijn gevonden in de empirie, hetgeen in de literatuur zeer beperkt naar voren is gekomen. Het onderscheid maken tussen deze vormen van kwetsbaarheid is nodig voor zorgverleners, omdat de kwetsbaarheid van zorgverleners fundamenteel anders is dan die van zorgontvangers. In de literatuur rondom kwetsbaarheid wordt kwetsbaarheid primair gesitueerd bij de zorgontvanger, dit onderzoek vormt hier een uitzondering op. In de praktijk vraagt het bespreken van kwetsbaarheid en de mogelijkheid tot kwetsbaar opstellen om veiligheid binnen het werk en binnen het team. Deze veiligheid is een mogelijkheidsvoorwaarde om kwetsbare situaties aan te gaan en te bespreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - De Dualiteit van Kwetsbaarheid. De rol en invloed van kwetsbaarheid voor IC-verpleegkundigen binnen het beroep en de uitoefening, een IPA-studie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2911/De%20Dualiteit%20van%20Kwetsbaarheid%20Masterthesis%20Koda%20Jonker.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oskam, S. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2903 AB - Dit kwalitatief empirisch onderzoek naar existentiële processen bij kinderen (8-17 jaar) met een levensbedreigende ziekte is uitgevoerd vanuit het theoretische idee dat wanneer levensvragen spelen, in confrontatie met existentiële concerns (Yalom, 1980), er een proces van zoeken naar zin - naar antwoorden op die vragen - optreedt (Alma & Smaling, 2010; Frankl, 2011; Yalom, 1980). Voor dit onderzoek is, in beperkte mate, geobserveerd in het Erasmus MC Sophia en zijn tien medewerkers van het psychosociale zorgteam aldaar geïnterviewd. Het blijkt dat kinderen met een levensbedreigende ziekte een ontwrichtende tijd doormaken. De onbezonnenheid die eigen lijkt aan het kind zijn raken ze kwijt. De kinderen worstelen met veranderingen op het gebied van identiteit en verbondenheid. Hoewel hoop zo lang mogelijk centraal staat is de (eventueel naderende) dood een belangrijk thema. Soms voelen de kinderen zich wanhopig en lijkt alle zin verloren. Andere keren voelen zij zich krachtig doordat zij genieten van kleine dingen, steun vinden in hun omgeving en groeien door wat ze meemaken. In kleine expliciete uitingen bieden de kinderen hun omgeving een inkijk in wat er bij hen speelt, via flarden en fragmenten pogen de kinderen grip te krijgen op dat wat hun overkomt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een jong leven ontwricht. Existentiële processen bij kinderen met een levensbedreigende ziekte L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2903/Een%20jong%20leven%20ontwricht%20%5bMasterthesis%20Sasha%20Oskam%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vormer, W. de PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2912 AB - In deze scriptie staan emulatie en concretisering als moreelgeoriënteerde verhoudingen tot voorbeeldfiguren centraal. Na een theoretische verkenning is onderzocht of kenmerken van emulatie en concretisering een rol spelen in de verhouding van leerlingen tot hun voorbeeldfiguren. De resultaten wijzen onder meer uit dat meerdere kenmerken van emulatie en concretisering een rol spelen in de verhouding van leerlingen tot hun voorbeeldfiguren. De leerlingen oriënteren zich voor een deel gevoelsmatig met betrekking tot karaktereigenschappen/waarden, maar dit gebeurt eerder vanuit een positief dan vanuit een negatief gevoel. Zodoende lijkt inspiratie als aantrekkingskracht en onderdeel van concretisering aan te sluiten bij de beleving van leerlingen in de verhouding tot hun voorbeeldfiguren. Tevens blijken leerlingen zich aangetrokken te voelen tot voorbeeldfiguren die een positieve transformatie hebben doorgemaakt. De leerlingen die beter uit konden leggen waarom een bepaalde karaktereigenschap/waarde voor hen belangrijk is, kenden ook een meer uitgebreid en divers repertoire aan mogelijkheden om de karaktereigenschap/waarde in hun eigen leven tot uiting te brengen. Het onderzoek biedt een vertrekpunt voor reflectie aangaande de rol van de leraar als voorbeeldfiguur binnen morele educatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Emulatie en concretisering: over de moreelgeoriënteerde verhouding van jongeren tot hun voorbeeldfiguren. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2912/Definitieve%20Versie%20Scriptie%20W.%20de%20Vormer%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dees, B. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2904 AB - De ‘onttovering’ van de westerse cultuur stelt de moderne mens voor een grote uitdaging: de mens dient zelf zijn leven zin te geven. De zingevingsproblematiek die hiermee gepaard gaat en de eventuele zingevingsmogelijkheden die deze situatie oplevert, werden ruim honderd jaar geleden al doordacht door Friedrich Nietzsche. In zijn doordenking van deze problematiek beschrijft hij in De geboorte van de tragedie (1872) hoe de eigenschappen van de Goden Apollo en Dionysus terug te zien zijn in de tragische kunst van de Grieken en dat daarom een balans tussen deze twee het streven zou moeten zijn voor de cultuur. Deze twee eigenschappen zijn namelijk terug te zien in de mens zelf. Hij constateert dat in de moderne cultuur het apollinische, dat wil zeggen het rationele, theoretische, geordende en harmonische, in de mens oververtegenwoordigd is en dat een verdringing van het dionysische, extatische, grenzeloze en de betovering een disbalans in de cultuur betekent. Wanneer de mens haar twee essentiële eigenschappen - dat wil zeggen het apollinische en dionysische – weer in balans weet te brengen, is er nog hoop voor de moderne cultuur, aldus Nietzsche. Hij krijgt het echter niet voor elkaar uit te vinden hoe dit er precies uit moet zien. Tot in zijn latere werk blijft hij gefascineerd door het apollinische en dionysische als twee essentiële kanten van de mens, maar krijgen de begrippen een andere betekenis en plaats in zijn denken. Het apollinische komt in zijn teksten steeds minder vaak voor en het dionysische wordt vaker geplaatst ten opzichte van een nieuw type: de gekruisigde. In De vrolijke wetenschap (1882) en specifiek in de parabel van de dolle mens wordt duidelijk dat Nietzsche zijn romantische hoop op een balans tussen het apollinische en dionysische heeft opgegeven. Niet het apollinische in de mens, maar juist het dionysische, is de werkende kracht die de disbalans veroorzaakt. Met de ‘dood van God’ laat Nietzsche zien dat het dionysische, verwoestende, verstorende en chaos creërende in de mens steeds zijn eigen Goden doodt. Dit drama, dat ook wel de grote ‘onttovering’ wordt genoemd, stelt de mens voor de gigantische uitdaging van het nihilisme. Waar Nietzsche altijd groot criticus is geweest van het christendom, ziet hij op dit moment ook de grote waarde van iets dat met geloven te maken heeft, voor een zinvol leven in de moderne tijd. In de tegenstelling van het dionysische en de gekruisigde gaat Nietzsche op zoek naar een mogelijke zingeving, die niet mét, maar ook niet zonder geloof bestaat en waarbij de mens ‘dionysisch balanceert op de rand van de afgrond’. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een schitterende onttovering. Een zoektocht naar zingeving vanuit Friedrich Nietzsche aan de hand van Apollo, Dionysus en de 'dood van God' L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2904/Een%20schitterende%20onttovering%2022-5%20printversie%20Bela%20Dees.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Geurts, Hannah PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2928 AB - De documentaire ‘Emma wil leven’ welke op 25 november 2016 werd uitgezonden op NPO 3 zorgde ervoor dat Anorexia Nervosa (AN) opeens het gesprek werd van de Nederlandse media. Zowel in de documentaire als in de later verschenen artikelen benoemen (ex-)patiënten, hun naasten en behandelaren dat er behoefte is aan een behandeling op maat voor AN. Men verwoord dit als een behandeling die afgestemd is op de individuele hulpvraag en behoeften van de patiënt. Deze opmaat behandeling zou ingezet moeten worden wanneer blijkt dat de gangbare behandeling onvoldoende resultaat zou hebben1. Onderzoek toont aan dat AN-patiënten hun ziekte verborgen houden en de hulpvraag onderdrukken mede door een gemis aan een goede bejegening vanuit de hulpverleners. Hoewel er voldoende literatuur is over de effectiviteit van behandelingen voor AN, is het patiëntenperspectief op wat goede zorg voor AN zou kunnen zijn nauwelijks onderzocht. Dit terwijl experts het belang van een persoonlijke benadering wel onderkennen. Dit fenomenologisch onderzoek verkent wat elementen zouden kunnen zijn voor een effectieve behandeling voor AN. Dit wordt gedaan met de geleefde ervaring van AN-patiënten en hun ouders als kennisbron. ! Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van de ervaringen van de onderzoeker die zelf jaren aan AN heeft geleden. De thesis tracht tevens een bijdrage te leveren aan een meer reële beeldvorming rondom AN. Het kader waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden is de master Zorgethiek en Beleid. Zorgethiek richt zich op het concept zorg waarbij de centrale vraag steeds is wat goede zorg is gegeven deze particuliere situatie (Notitie Utrechtse zorgethiek, 2015). Vanuit de bevindingen zijn vier thema’s gedestilleerd: de gevangenis van de eetstoornis, de (wan)hopige boeman, gezien voelen en de gezonde stem. In het onderdeel discussie wordt stilgestaan bij het feit dat er nog onvoldoende sprake zou zijn van ervaren goede zorg voor ANpatiënten. Om tot goede zorg voor AN te kunnen komen zou het nuttig kunnen zijn om aandacht te hebben voor het inzetten van kennis die vanuit het innemen van verschillende perspectieven ontstaat (patiënten, naasten, professionals). Tevens zou het effectief kunnen zijn om vanaf het begin van de behandeling aandacht te hebben voor onderliggende problematieken van AN. Ook zou de relatie tussen patiënt en professional meer centraal moeten worden gezet omdat lijkt dat dit de basis is van een succesvolle behandeling. PB - [s.l.] : s.n. TI - De gevangenis van Anorexia. Insidersperspectief als morele bron voor goede zorg voor Anorexia patiënten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2928/Thesis%20defintief%2015-08-2017.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schaik, E. van, E van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2955 AB - Dit kwalitatieve sociaalwetenschappelijke onderzoek beschrijft of er een mogelijke invloed is van zorgboerderijen op de zingeving van deelnemers met een psychische hulpvraag. Aanleiding van dit onderzoek vormt de kennislacune op het gebied van (de mogelijke invloed van) zingeving binnen de gezondheidszorg en specifiek bij deelnemers aan zorgboerderijen. Zorgboerderijen vormen een groeiend zorgsegment. Daarbij streven zorgboerderijen naar professionalisering van de zorg. De aanname geldt dat zingeving mogelijk van belang is voor het welzijn en functioneren van mensen. Met het oog op de zorgkwaliteit bij zorgboerderijen is onderzoek naar zingeving bij zorgboerderijen daarom van belang. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een multiple casestudy bij drie zorgboerderijen in Nederland. Onderzoek vond plaats middels observatiedagen en interviews met vijf hulpverleners en zeven deelnemers. Omdat een psychische hulpvraag aanleiding kan zijn tot zingevingsvraagstukken, richt deze studie zich op deelnemers met een psychische hulpvraag. Vanuit de bestaande beschrijvingen van zingeving is een tijdelijke werkdefinitie van zingeving gevormd, met aandacht voor de alledaagse zinbeleving. Zingeving is geoperationaliseerd via de zogenaamde ‘oervragen’ van Anbeek. Het blijkt dat de zorgboerderijen een zogenaamde (tijdelijke) ‘gebroken gemeenschap’ vormen voor (kwetsbare) deelnemers met een zorgvraag. Binnen deze context geven diverse elementen kans op beïnvloeding van de zingeving bij de deelnemers. De dieren op de zorgboerderij bieden afleiding en troost bij ervaringen van kwetsbaarheid. Andere mogelijk zingevende elementen zijn niet-natuur gerelateerde activiteiten, omgang met andere kwetsbare deelnemers, de sfeer van veiligheid en acceptatie voor ieders kwetsbaarheid die gemotiveerde hulpverleners scheppen en de mogelijkheid tot persoonlijke ontwikkeling. Bij dit onderzoek dient in het vizier gehouden te worden wanneer sprake is van zingeving of van een psychologische invloed die kan leiden tot zingeving. Tevens spelen de culturele en economische kenmerken van de onderzoeksgroep een mogelijke rol bij de manier van denken en spreken over zingeving. Trefwoorden: zingeving, levensvragen, zorgboerderij, zorglandbouw, herstelbeweging, psychische hulpvraag PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving op de zorgboerderij. Een casestudy bij drie zorgboerderijen naar de mogelijke invloed van de zorgboerderijen op de zingeving bij deelnemers met een psychische hulpvraag L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2955/Masterthesis%20Final%20Checked%202.0.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lierop, Willem van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2954 AB - Het doel van deze thesis is inzicht verschaffen in de ervaring van hulpverlening door voa's. Het kan gebruikt worden door KBO-Brabant om de hulpverlening van voa's te verduidelijken, aan te scherpen en beter in te zetten. Dit onderzoek kan tevens gebruikt worden om meer inzicht te verschaffen in de inzet van vrijwilligers in hulpverlening. Gepoogd is om antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: Welke randvoorwaarden geven voa's en cliënten aan nodig te hebben om goede hulp te kunnen leveren en ontvangen en welke aanbevelingen zijn op dit vlak te doen na een kritische confrontatie met de zorgethiek? Dit onderzoek is kwalitatief, empirisch en zorgethisch van aard. Er is gebruik gemaakt van diepte-interviews met vier voa's, twee cliënten en een focusgroep met vier voa's. De resultaten geven weer dat het noodzakelijk is voor voa's om de cliënt te betrekken in de beantwoording van de hulpvraag en deze hulpvraag zo duidelijk mogelijk te krijgen. Ondersteuning van netwerkpartners is essentieel voor voa's om te beschikken over de juiste informatie en de hulpvraag van een cliënt te beantwoorden. Daarnaast is het van belang om de praktijk van voa's niet te zien als adviesverlening, maar als hulpverlening en de verantwoordelijkheden die daardoor ontstaan te verhelderen en te vervullen. Concluderend blijkt dat voa's een relatie van zorg aangaan met hun cliënten en daarbij ondersteuning van netwerkpartners als gemeenten, zorgprofessionals en KBO-Brabant nodig hebben om goede hulp te kunnen verlenen aan de cliënten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Onderzoek naar vrijwillige ouderenadviseurs van KBO-Brabant. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2954/masterthesis%20willem%20van%20lierop.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Onderwijzer, Joris PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2958 AB - Tijdens mijn tijd als zorgvrijwilliger in een hospice kwam ik zelf regelmatig met een gevoel van machteloosheid in aanraking bij (palliatief terminale) zorg voor mensen in de laatste levensfase. Uit mijn nieuwsgierigheid naar dit gevoel kwam bij nader onderzoek al snel naar voren dat ervaringen van machteloosheid bij zorgvrijwilligers in hospices verder nog weinig onderzocht is. Deze thesis poogt aan de hand van een narratief onderzoek grip te krijgen wat machteloosheid voor een zorgvrijwilliger in een hospice betekent. Hierbij is er één zorgvrijwilliger nauwkeurig onderzocht waarbij het zowel gaat om ervaringen van machteloosheid in het hospice, als ervaringen van machteloosheid in het eerdere leven van de zorgvrijwilliger. Op deze manier is er getracht een diepgaand begrip te krijgen hoe ervaringen van machteloosheid een rol kunnen spelen in iemands leven en hoe dit is verweven en doorwerkt in de rol als zorgvrijwilliger. De data bestaat uit een viertal lange diepte interviews die zijn uitgewerkt en nauwkeurig geanalyseerd HOE machteloosheid ervaren is door de zorgvrijwilliger. Vanuit een zorgethisch perspectief wordt gekeken wat deze ervaringen van machteloosheid betekenen voor goede zorg. Staan deze ervaringen goede zorg in de weg of kan het juist een waardevolle bijdrage leveren? Deze thesis staat bij deze vragen stil en tracht hierin een beter begrip en inzicht te verschaffen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Machteloosheid bij een zorgvrijwillger in een hospice. Een narratief onderzoek naar de beleving van machteloosheid. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2958/Thesis%20ZeB%20J.%20Onderwijzer.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jacobs, Laura PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2845 AB - In het werk van zorgprofessionals ligt een grote nadruk op het hanteren van richtlijnen, protocollen en verantwoording van het handelen. Hierdoor kan het uit het oog verloren raken dat handelingen en keuzes binnen de professionele praktijk normatief zijn; er zijn altijd verschillende waarden en normen in het geding die met elkaar op gespannen voet kunnen staan. Aan de Universiteit voor Humanistiek is het concept normatieve professionalisering ontwikkeld om aandacht te vragen voor een bewuste en reflexieve omgang met de normativiteit in het werk. In deze thesis is onderzocht op welke wijze normatieve professionalisering te herkennen is in de praktijk van een FACT-team. FACT is een methodiek die ontwikkeld is om zorg te kunnen bieden aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening, Uit het onderzoek is gebleken dat deze methodiek normatieve professionalisering binnen teams kan bevorderen, door de grote nadruk op intensieve samenwerking, onderling overleg en het belang van een goede relatie met de cliënt. Maar ook zijn belemmerende factoren met betrekking tot normatieve professionalisering zichtbaar geworden, het gaat dan voornamelijk om een gebrek aan tijd en ruimte voor reflectie- en leerprocessen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Normatieve professionalisering in het werk van FACT-teamleden. Een casestudy in een ggz-instelling L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2845/ScriptieL.Jacobs.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Visser-Brink, M. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2847 AB - Het doel van dit onderzoek is het genereren van kennis over goede palliatieve zorg in de terminale fase in de psychogeriatrie om zo een bijdrage te kunnen leveren aan de bijscholing en ondersteuning van vrijwilligers in deze palliatieve, terminale zorg binnen de psycho-geriatrie. De aanleiding voor dit onderzoek was dat het in de palliatieve zorg van belang zou zijn dat de stervende en de vrijwilliger goed matchen. Bij dit matching wordt gekeken naar de beschikbaarheid van de vrijwilliger, de specifieke behoeften van de cliënt of patiënt en naar de voorkeuren van zowel de cliënt of patiënt als vrijwilliger. Hoofdvraag in dit onderzoek is: ‘Wat is de bijdrage in relationele zin en daarmee de betekenis van vrijwilligers in goede palliatieve zorg in de terminale fase voor mensen met dementie en hun naasten in verzorgings- en verpleeghuizen’. Dit onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek naar palliatieve zorg voor dementerenden en de betekenis van vrijwilligers hierin. En een empirisch deel van interviews met de nabestaanden (naasten) van dementerenden (a) en een focusgesprek met vrijwilligers in de psychogeriatrie (b). De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat veel barrières zijn in de psychogeriatrie om over te gaan op een palliatieve benadering in de terminale fase. Deze barrières bestaan uit een onder andere de visie op en de houding ten aanzien van dementie en communicatieproblemen inherent aan dementie zelf. Het mechanisme van reductie, waardoor mismatch, zou hierin een rol spelen. De zorg in verzorgings- en verpleeghuizen voor dementerenden kan worden gezien als een proces van vier deelnemende partijen: de dementerenden, hun naasten, de professionele zorgverleners en de vrijwilligers. Elk van de deelnemende partijen maakt hierin een eigen proces door, waarin voortdurend een nieuw evenwicht gevonden moet worden. De naasten zetten ‘verbondenheid voelen met de dementerende partner of ouder’ centraal. Hierin zijn communicatieve vaardigheden, ontvankelijkheid en empathisch vermogen bij de zorgverleners, van groot belang. In de bijscholing en ondersteuning voor zorgverleners in de (palliatieve) zorg in de psychogeriatrie zouden de leerprocessen om ‘presentie te leren’ en zo ‘reductie te reduceren’, een plaats verdienen (Goossensen, 2011). PB - [s.l.] : s.n. TI - Palliatieve, terminale zorg voor dementerenden: Vrijwilligers L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2847/scriptie_gdina_def_19jan2017.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gruiters, Jesse PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2956 AB - Deze zorgethische studie was gericht op de vraag: wat is de geleefde ervaring van patiënten met de dagelijkse artsenvisite in een ziekenhuis, en wat betekent dit voor goede zorg tijdens deze visite? Uit zes diepte-interviews, met een fenomenologische insteek, kwam naar voren dat de ervaringen erg ambigue zijn. In contrast met het gestructureerde ziekenhuisleven kent de artsenvisite geen vast tijdstip en is daarom onvoorspelbaar. Als de artsen langskomen ervaren veel patiënten dit als vluchtig en is het niet duidelijk hoe de rolverdeling tussen de artsen in elkaar steekt en wat de rol van de patiënt zelf inhoudt. Wel voelen de patiënten de autoriteit van de artsen. Patiënten ervaren (mede daarom) niet altijd de ruimte om (zelf) te spreken. Hoewel veel patiënten afstand ervaren tussen de artsen en zichzelf, zijn er ook enkele artsen die er in slagen om deze afstand te overbruggen. Tot slot zijn de ervaringen van patiënten met de artsenvisite onlosmakelijk ingebed in de ingrijpende ervaring van ziekte en opgenomen worden.Het onderzoek onderstreept (alles beschouwend) het belang van contextualiteit en vraagt aandacht voor de particuliere situatie van de patiënt, al is deze brede zorgopvatting niet vanzelfsprekend in de ziekenhuiscontext. Ten tweede: patiënten ervaren een afstand tot de arts. Ziekenhuizen die daadwerkelijk het ideaal van partnerschap tussen de arts en de patiënt nastreven, zouden wellicht baat kunnen hebben bij meer inzicht over hoe de praktijk van partnerschap er in werkelijkheid uitziet. Ten derde hebben de artsenvisites veelal een homogeen karakter. Vanuit zorgethisch perspectief zou een bredere professionele samenstelling bij de artsenvisite bijdragen aan betere zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Fenomenologie van de artsenvisite. Zorgethisch onderzoek naar de ervaring van patiënten met de dagelijkse artsenvisite. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2956/Scriptie_ZeB_Gruiters_J.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bijl, Johanneke van der PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2957 AB - Aanleiding : Een verscheidenheid aan perspectieven maakt het afstemmen van zorg in de praktijk tot een meerduidig en spanningsvol proces. Een normatief kader gebaseerd op het principe van eigen regie omvat deze complexiteit onvoldoende. Het begrip relationele afstemming - afkomstig uit de zorgethische theorie - geeft het afstemmen weer als een relationeel, dynamisch en iteratief proces en sluit daarmee beter aan bij de ervaren zorgwerkelijkheid. Doel: Met dit onderzoek is getracht zowel het inhoudelijk begrip van relationele afstemming te vergroten als een start te maken met Responsieve Evaluatie om een gezamenlijk leerproces over relationele afstemming binnen de ouderenzorg te faciliteren en ondersteunen. Met behulp van de methodiek Responsieve Evaluatie is inzichtelijk gemaakt wat voor de betrokken bewoners en zorgverleners van betekenis is voor het nastreven en ondersteunen van relationele afstemming. Bevindingen & aanbevelingen: Vier dimensies van relationele afstemming worden uitgewerkt : in relatie staan (1), een open zoekproces (2), dialogisch afstemmen (3) en wordingsproces (4). De dimensies geven weer dat betekenissen geen individueel begrip vormen, maar ontstaan en tot uitdrukking komen in een gezamenlijke expressie hiervan binnen de zorgpraktijk. Dit onderzoek toont het belang aan om (expliciet) openheid te geven aan verschillende perspectieven en ervaringen en ze tot uitgangspunt te maken van een gezamenlijke zoektocht naar wat van betekenis is voor goede zorg. Relationele afstemming vraagt om beraad en reflectie zodat in de hectiek van het dagelijks werk ruimte ontstaat om verschillende ervaringen en verhalen gezamenlijk te delen en interpreteren. Responsieve Evaluatie blijkt hieraan als methodiek ondersteunend en faciliteert een gezamenlijk leerproces waarin nieuwe kennis, inzichten en acties ontstaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - De frequentie van betekenis. Relationele afstemming in de zorg voor ouderen: een zorgethisch responsief onderzoek naar de ervaringen en perspectieven van bewoners en zorgverleners van woongroep Rozemarijn, Accolade Zorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2957/Masterthesis%20AJJ%20van%20der%20Bijl%20%281006835%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verduijn, M. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2846 AB - In deze scriptie staat de vraag naar de betekenis van culturele en levensbeschouwelijke polarisatie op het kunnen voeren van klassikale discussies over controversiële issues centraal, waarbij de Nederlandse context het uitgangspunt vormt. Aanleiding voor deze scriptie is de oproep van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om in het kader van burgerschapsvorming controversiële issues te bespreken in de klas en de signalen vanuit het onderwijs dat het voeren van dergelijke discussies ernstig wordt bemoeilijkt door polarisatie. Deze scriptie start met een verkenning van de huidige context waarin culturele en levensbeschouwelijke polarisatie in Nederland plaatsvindt en met behulp van sociaal wetenschappelijke literatuur is in beeld gebracht uit welke centrale kenmerken deze culturele en levensbeschouwelijke polarisatie bestaat. Vervolgens is aan de hand van literatuur over burgerschapsvorming een drietal condities besproken met haar onderliggende elementen die aan de basis liggen voor het kunnen voeren van een goede klassikale discussie over controversiële issues. Door deze resultaten te verbinden met de centrale kenmerken van culturele en levensbeschouwelijke polarisatie wordt geconcludeerd dat de huidige polarisatie vooral de bereidheid raakt van de leerlingen en de docent. Het gaat hierbij om de bereidheid van de Turks- en Marokkaans- Nederlandse moslimleerlingen en de autochtone Nederlandse leerlingen om in de discussie naar elkaar te willen luisteren, maar ook de bereidheid van de docent om positie in te nemen naast leerlingen die er andere waardeoriëntaties op na houden dan hem. PB - [s.l.] : s.n. TI - Discussies in de klas ten tijde van maatschappelijke onrust. Een onderzoek naar de betekenis van polarisatie voor het voeren van klassendiscussies over controversiële issues L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2846/Afstudeeronderzoek%20Meera%20Verduijn%20101191-%20definitief.%20%282%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Aerts, J. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2753 AB - Op 4 april 2014 kregen 1231 van de 1371 werknemers van sigarettenfabriek Philip Morris in Bergen op Zoom te horen dat ze hun baan gingen verliezen. Uit onderzoek blijkt dat baanverlies een grote impact kan hebben op de masculiniteiten van oudere mannen. Daarnaast kunnen mannen in tijden van baanverlies in conflict komen met hun autonomie. In deze casestudie is daarom onderzocht middels kwalitatieve diepte-interviews hoe twaalf mannelijke oud-medewerkers van Philip Morris in de leeftijdscategorie 46 tot en met 61 jaar hun masculiniteiten hebben ervaren na baanverlies, met hierbij speciale aandacht voor de rol van autonomie. Het onderzoek bevestigt dat ervaringen van masculiniteiten in deze groep oud-medewerkers verbonden zijn met hun ervaringen van baanverlies en autonomie. In hun ervaringen van baanverlies en autonomie proberen de meeste mannen zoveel mogelijk vast te houden aan masculiniteiten die zij voorafgaand aan hun baanverlies ervaarden. De belangrijkste factor in hun ervaringen van masculiniteiten, gekoppeld aan baanverlies en autonomie is dat ze ook in de nieuwe situatie kunnen blijven voldoen aan de financiële verantwoordelijkheid die ze ervaren voor hun gezin. De mannen hebben tientallen jaren voor Philip Morris gewerkt en op die manier bestaanszekerheid ervaren. Werk blijkt voor deze groep van centraal belang te zijn voor hun gevoel van eigenwaarde en identiteit. Het merendeel van de respondenten kiest voor een kleine aanpassing van hun masculiniteiten door het baanverlies. Dit onderzoek bevestigt dat masculiniteiten van mannen fluïde zijn. Hun ervaringen van autonomie zijn relationeel. De mannen zijn niet zelfgericht in hun autonomie. Ook hun masculiniteiten vertonen een sterke relationele oriëntatie. Hun ervaringen van masculiniteiten geven hen houvast in hun ervaring van autonomie. Hun ervaringen van autonomie liggen in het verlengde van hun masculiniteiten. In die zin kleuren masculiniteiten de ervaringen van autonomie van de respondenten na het baanverlies. PB - [s.l.] : s.n. TI - 'Philip Morris was mijn leven, naast mijn gezin'. Een onderzoek naar ervaringen van masciluniteiten, autonomie en baanverlies van mannen van de Philip Morris-sigarettenfabriek in Bergen op Zoom L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2753/DEF%20J%20AERTS.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gruiters, J. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2754 AB - Omdat de geestelijk verzorging door secularisatie onder druk staat, wordt in deze thesis de toekomst van het beroep onderzocht aan de hand van het werk van de filosoof Charles Taylor (1931). De hoofdvraag luidt daarom: heeft het door Taylor in Een seculiere tijd beschreven onderscheid tussen het poreuze en omsloten zelf betekenis voor het debat over de toekomst van geestelijke verzorging in Nederland? En zo ja, welke? Uit het onderzoek blijkt dat het poreuze en omsloten zelf – en met name de spanning daartussen – relevant zijn voor iedereen die beter wil begrijpen hoe religie en spiritualiteit in de moderne tijd verschijnen. De moderne mens is niet religieus (poreus) óf seculier (omsloten). Volgens Taylor zijn deze structuren door de secularisatie omgewoeld en niet meer vruchtbaar. De moderne mens is poreus én omsloten. Hij begeeft zich in een immanente omgeving, waarin hij steeds luikjes opent naar het transcendente. De moderne tijd kent tal van hybride verbindingen tussen het immanente en transcendente. De uitdaging van de geestelijke verzorging ligt daarom, Taylor volgend, in het zoeken naar aansluiting bij het nieuwe mensbeeld en zijn nieuwe context, de seculiere achtergrond waarin we momenteel leven. Tegelijkertijd dient het zich bewust te zijn van de schaduwkanten van deze immanente context. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geestelijke verzorging in een seculiere tijd? Onderzoek naar de betekenis van Taylors onderscheid tussen het poreuze en omsloten zelf voor het debat over de toekomst van geestelijke verzorging L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2754/Scriptie_Gruiters_J_Eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dokkum, Karin van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2959 AB - Opstellingen als therapievorm kunnen helpen bij het voelen en ervaren van wat er werkelijk met je aan de hand is, zodat er kracht en inzicht op gedaan worden die verlichting brengen bij levensvragen. Ook binnen de zorgethiek wordt gebruik gemaakt van opstellingen, maar dan in een andere vorm. Deze opstellingen binnen de zorgethiek worden met name toegepast op reflectiemethoden en worden niet gezien als therapievorm. Deze vorm van reflectie is nog relatief nieuw binnen de zorgethiek en daarom geschikt als thesisonderwep. Het doel van deze thesis is kennis verkrijgen over de ervaringen van mensen met opstellingen en deze ervaringen te benutten om zorgethische inzichten over relationaliteit, interdependentie en lichamelijkheid te verrijken en tegen te denken. Dit onderzoek verloopt volgens een fenomenologische reflective lifeworld research benadering dat er voor zorgt dat de meer stille en verborgen delen van het menselijk bestaan, die door andere onderzoeksmethoden moeilijk te beschrijven zijn, zichtbaar worden gemaakt. Er zijn vijf interviews afgenomen onder mensen die ervaringen hebben met in opstelling gaan. Uit deze interviews is gebleken dat: ‘In opstelling zijn’ begint met spanning die langzaam wegzakt en geeft inzicht in situaties waar dat niet was op een manier die mensen in verwondering beleven en waardoor zij weer in beweging lijken te komen in hun leven. Door deze ervaringen te analyseren volgens de reflective lifeworld research en vervolgens zorgethisch te doordenken aan de hand van de begrippen lichamelijkheid, relationaliteit en interdependentie, komt onder andere naar voren dat opstellingen lichamelijke spanning met zich meebrengen. Deze spanning hangt samen met stressvolle gedachten. Wanneer de sfeer veilig genoeg is zakt deze spanning weg en is er letterlijk ruimte om in een modus terecht te komen waarin mensen ontvankelijk zij voor wat er gebeurt en kunnen dit dan tot zich laten komen. PB - [s.l.] : s.n. TI - De betekenis van geleefde ervaringen van mensen met opstellingen voor de zorgethiek. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2959/Aangepaste%20versie%20Scriptie%20ZeB%20Bibliotheekversie%2011%20-6-2017.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leijdekkers, Leontien PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2960 AB - In Nederland worden mensen steeds ouder, de vergrijzing neemt toe, maar toch is ouder worden niet ‘iets van deze tijd’. Mensen hebben het over jong blijven, niet over oud worden. Door een toenemende vergrijzing van de samenleving is het belangrijk om een nieuwe kritische blik te werpen op het proces van ouder worden. In de media komt voornamelijk het voltooid leven naar voren als nieuw discussiepunt binnen het ouder worden, maar inzichten over wat het betekent om zinvol ouder te worden zijn er nog te weinig. In dit onderzoek zijn vier ouderen geïnterviewd over het proces van ouder worden. Er is geprobeerd de geleefde ervaringen van deze respondenten te vatten en deze op een fenomenologische wijze te analyseren. Hieruit kwamen drie hoofdthema’s naar voren die van belang blijken binnen zinvol ouder worden, namelijk ‘nut en voldoening’, ‘acceptatie en rust’ en ‘respect en eigenheid’. Het zorgethisch inzicht ‘relationaliteit’ kan overkoepelend over deze drie hoofdthema’s gezien worden; door als oudere in relatie te blijven met de jezelf, je naasten en de buitenwereld, maar deze relatie dient wel wederzijdig te zijn. De naasten en de buitenwereld zouden idealiter ook met de oudere in relatie moeten blijven om in de zinbehoeften van de oudere te kunnen voorzien. Respect speelt hierin een belangrijke rol. Een positievere beeldvorming rondom ouder worden kan aan deze relatie een bijdrage leveren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in ouder worden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2960/Scriptie%20Leontien%20Leijdekkers.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wichers Schreur, Lieke PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2961 AB - Euthanasie is een veel besproken onderwerp in onze huidige samenleving. Regelmatig is dit onderwerp aan de orde in kranten, de media en ook in de politiek. Heel anders is het wanneer het gaat over mensen wiens euthanasieverzoek wordt afgewezen. Deze problematiek is vooralsnog onzichtbaar. De thesis is een aanzet om deze mensen een gezicht te geven en genereert fenomenologische kennis met betrekking tot het lijden van mensen van wie het euthanasieverzoek is afgewezen. Er wordt onderzocht hoe het lijden wordt ervaren bij een afwijzing van een euthanasieverzoek en wat dit betekent voor goede zorg. Aan de basis van dit onderzoek liggen de geleefde ervaringen van vier participanten waarvan het euthanasieverzoek is afgewezen door de Levenseindekliniek. Uit deze geleefde ervaringen zijn vijf thema’s gedestilleerd die iets zeggen over het lijden van de participanten rondom de afwijzing van het euthanasieverzoek. Deze thema’s zijn: ‘ontheemd raken’, ‘uitzichtloosheid’, ‘hoop’, ‘zich niet gezien voelen’ en ‘totale verlatenheid’. De thema’s kunnen gezien worden als een proces, waarbij ‘hoop’ eveneens zorgt voor beweging; het herhaald blijven zoeken naar een uitweg in het leven of in de dood. Uit de geleefde ervaringen van de participanten blijkt dat zij binnen de thema’s ‘ontheemd raken’ en ‘uitzichtloosheid’ te maken krijgen met een stapeling van verlies van verbinding met de wereld, de ander en zichzelf. Zij voelen zich niet altijd gezien en tevens verlaten door de mensen om hen heen en de professionals die op hun pad komen. Wanneer zij het euthanasietraject ingaan en te maken krijgen met een afwijzing van het euthanasieverzoek, dan worden zij wederom geconfronteerd met deze ervaring van onzichtbaar-zijn door verlating; het zich niet gezien voelen en verlaten worden. Deze ervaring kan omschreven worden als een indikking van het al bestaande geleefde lijden. Dit onderzoek laat zien dat er vanuit het relationele mensbeeld aansluiting gevonden kan worden door deze mensen te zien, te laten tellen en door afgestemd te besluiten (Goossensen, 2014). Aandachtige betrokkenheid – in de breedste zin - blijkt hierin een cruciale fase en een startpunt voor goede zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - De geleefde ervaring van lijden bij een afwijzing van een euthanasieverzoek. Lijden in onzichtbaarheid. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2961/20170815-Lieke%20Wichers%20Schreur-Thesis-definitieve%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Karskens, Lotte PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2962 AB - Sinds 2006 is er nieuw zorgstelsel in Nederland van toepassing, in dit stelsel wordt er veel waarde gehecht aan patiëntenparticipatie. Een onderdeel van deze participatie is shared decision making. Dit betekent dat patiënten in samenspraak met hun hulpverlener besluiten nemen tijdens het hele ziekteproces, een onderdeel daarvan is het kiezen van medicatie. Participatie is met name belangrijk in de chronische zorg zoals de zorg voor mensen met Multiple Sclerose (MS). In de praktijk blijkt dat shared decision making nog lastig van de grond komt en er heerst veel kritiek op het concept. Met dit zorgethisch fenomenologisch onderzoek wordt geprobeerd de ervaringen van MS-patiënten in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis omtrent shared decision making over medicatie naar boven te halen. Daarnaast wordt er gekeken hoe deze ervaringen in relatie staan tot goede zorg. In dit onderzoek zijn de ervaringen van zes MS-patiënten die een keuze hebben gemaakt of nog bezig zijn met een keuze onderzocht. De patiënten zijn geobserveerd en geïnterviewd gericht op hun ervaringen met shared decision making. Na analyse middels de IPA-methode zijn zes thema’s naar voren gekomen: het ervaren van onzekerheid, het ervaren van controle, het dwalen door informatie, het afwegen, vertrouwen in de hulpverlener en steun en begrip. Hieruit blijkt dat de ervaring van de respondenten in deze studie verschillend is. Sommige respondenten ervaren vooral controle, andere respondenten ervaren vooral onzekerheid. Binnen het proces van kiezen zijn hulpverleners en naasten belangrijk, zij helpen de respondenten met het maken van een keuze. Binnen de afweging van de keuze spelen verschillende persoonlijke en feitelelijke factoren een rol, daarnaast is gevoel een belangrijk element in de uiteindelijke keuze. Na koppeling van theorie met de bevindingen uit de empirie kan worden gesteld dat er een continuüm is van gezamenlijke besluitvorming dat loopt van zelf controle uitoefenen op de keuze tot de keuze overlaten aan de hulpverlener. Tijdens het proces van kiezen wordt informatie gezocht en een afweging gemaakt, hierin spelen naasten en hulpverleners een belangrijke rol. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een fenomenologisch onderzoek naar gezamenlijke besluitvorming in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2962/Masterthesis%20Lotte%20Kars%20SDM.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bunnig, K. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2913 AB - In dit verkennend onderzoek naar de mogelijk- en moeilijkheden van online humanistische geestelijke begeleiding is zowel het theoretische als praktische aspect onderzocht. In het theoretische gedeelte heeft een drieslag plaatsgevonden om humanistische geestelijke begeleiding te kunnen vergelijken met de bevindingen omtrent e-mental health (online psychotherapie). De kernaspecten van humanistische geestelijke begeleiding zijn uiteengezet (hoofdstuk 3). Vervolgens zijn deze kernaspecten vergeleken met psychotherapie (hoofdstuk 4). De bevindingen van e-mental health zijn beschreven (hoofdstuk 5). Deze drie hoofdstukken samen hebben geleid tot een antwoord op dat wat humanistische geestelijke begeleiding kan leren van e-mental health, hieruit is een theoretische conclusie voortgekomen (hoofdstuk 6). Voor het empirische gedeelte is ervoor gekozen om zes respondenten te interviewen die geestelijke begeleiding online toepassen. Slechts één humanistische geestelijk begeleider past online geestelijke begeleiding toe in Nederland, zodat ervoor gekozen is om ook geestelijk begeleiders van andere denominaties te interviewen. Er is een conclusie uitgekomen over de huidige praktijk van online geestelijke begeleiding (hoofdstuk 7). Via een focusgroep van afgestudeerde humanistische geestelijke begeleiders is de toepasbaarheid online verkend (hoofdstuk 8). Vanuit dit brede onderzoek is een conclusie geschreven over de mogelijk- en moeilijkheden van online humanistische geestelijke begeleiding (hoofdstuk 9). De belangrijkste bevindingen zijn de mogelijkheden: doelgroepen kunnen bereiken die je anders niet bereikt, laagdrempeligheid, vergroten van de kwaliteit van supervisie, het kunnen nalezen van de gesprekken, de ideale biechtfunctie en schrijven levert een andere manier van reflectie op. De belangrijkste bevindingen omtrent de moeilijkheden zijn: waarborgen van de veiligheid, missen van non-verbale communicatie, niet geschikt voor iedere doelgroep en het is niet geschikt voor iedere taak van de geestelijk begeleider. Uit het empirische deel kwam naar voren dat het van persoonlijke voorkeur afhangt of online geestelijke begeleiding toegepast kan worden, zowel de begeleider moet er comfortabel mee zijn en affiniteit mee hebben als de cliënt. Het vraagt van de begeleider om een andere manier van begeleiden aan te leren. Blended care, waarin fysieke contacten worden aangevuld met online contacten, lijken een waardevolle optie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Online humanistische geestelijke begeleiding. De mogelijk- en moeilijkheden van online humanistische geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2913/Master%20scriptie%20Karlijn%20Bunnig.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Visser, Lisa AU - Everts, Djoelan PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2929 AB - In dit kritisch discours-analytisch onderzoek is onderzocht hoe jongeren op het forum van de Kindertelefoon elkaar hulp bieden op het gebied van seksualiteit én emotionele problemen en gevoelens, en wat dit betekent voor goede zorg door en voor jongeren vanuit zorgethisch perspectief. Bij het subthema seksualiteit zijn van twaalf hulpvragen de reacties geanalyseerd en bij het subthema emotionele problemen en gevoelens zijn van zes hulpvragen de reacties geanalyseerd. Uit de reacties van de hulpgevers komt het hoofddiscours van openheid naar voren. Het hoofddiscours bestaat uit vijf gezamenlijke discoursen: advies, sociaal netwerk, delen, geruststelling en beoordelen. Afzonderlijk is er bij het subthema seksualiteit het discours van informatie gevonden alsmede het discours van interactie, terwijl bij het subthema emotionele problemen en gevoelens het discours van empathie en het discours van wederkerigheid uit de reacties naar voren komt. er zijn in totaal zes discursieve strategieën gevonden waarvan er drie bij allebei de subthema’s waargenomen worden, namelijk: strategie van benadrukken/geloofwaardigheid, strategie van afzwakken van het probleem en strategie van voorzichtigheid. Bij het subthema seksualiteit komt de strategie van afwijkend taalgebruik naar voren. Bij het subthema emotionele problemen en gevoelens zijn dat de strategie van bevestiging en de strategie van instructie. Bij seksualiteit helpen jongeren elkaar door onzekerheid over het lichaam, seksuele handelingen en relaties weg te nemen, terwijl bij emotionele problemen en gevoelens de hulp erop gericht is om jongeren te stimuleren om hun probleem te delen met iemand uit hun sociale netwerk, zodat zij zich minder eenzaam voelen en passende hulp kunnen krijgen. De openheid die jongeren elkaar geven op het forum draagt bij aan de kwaliteit van de onderlinge relaties die zij op het forum met elkaar hebben. Vanuit zorgethisch perspectief draagt het forum bij aan goede zorg voor en door jongeren, omdat het hebben van goede relaties met elkaar een voorwaarde is om goede zorg te kunnen bieden. Voor jongeren is het gemakkelijker om via social media hulp te zoeken voor hun problemen, omdat zij meer digitaal georiënteerd zijn. Relationaliteit vormt een belangrijke voorwaarde vanuit de Utrechtse Zorgethiek om goede zorg te geven in de particuliere situatie. Dit omdat mensen uit het sociaal netwerk meer zicht hebben op de context. Op het forum ontbreekt de context grotendeels, waardoor het kan zijn dat de zorg niet volledig is toegespitst op de particuliere situatie. Toch lijkt het erop dat jongeren tevreden zijn met de zorg die ze ontvangen, vanwege de reacties die zij geven op de antwoorden van de hulpgevers. Het is niet bekend of de contextloze adviezen leiden goede zorg in de praktijk voor de jongeren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Gedeelde smart is halve smart. Een kritische discoursanalyse naar de hulpverlening voor en door jongeren op het forum van de Kindertelefoon L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2929/Masterthessis%20van%20haeften.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schmeink, K PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3135 AB - In dit onderzoek wordt met behulp van een combinatie van sociaalwetenschappelijke en filosofische bronnen autonomie in relatie tot het voltooid leven debat onderzocht. Onderzocht is wat de hedendaagse humanistische visies op autonomie van Todorov, Manschot, Dohmen en Kunneman bij kunnen dragen aan verheldering en nuancering van de manier waarop het concept autonomie in het voltooid leven debat wordt gehanteerd. In het voltooid leven debat worden pure of relationele visies op autonomie gehanteerd of een combinatie van aspecten van beiden. Verder blijkt uit de analyse dat er twee soorten relationele visies te onderscheiden zijn. Er zijn relationele visies die het primaat aan de individuele morele actor geven en er zijn relationele visies die het primaat aan de relaties en de (zorgende) gemeenschap geven. Todorov hanteert autonomie als één van de drie pijlers waar hedendaags humanisme aan behoort te voldoen om van humanisme te spreken. De pijlers autonomie, de ander (als) doel en gelijkwaardigheid zijn altijd aanwezig en interactief. Manschot bepleit sociale levenskunst en socratische autonomie door vriendschappelijke (zorg)relaties. Dohmen hanteert autonomie door levenskunst als zelfzorg. Kunneman hanteert een diepe autonomie die voortkomt uit de verwikkelingen met en begrenzingen door anderen. De vier hedendaagse humanistische visies op autonomie leveren een bijdrage aan het voltooid leven debat omdat ze het belang van zowel de morele actor als het relationele benadrukken en deze elk op hun eigen wijze met elkaar verbinden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Autonomie en sociale betrokkenheid. Een onderzoek naar de visies op autonomie in het voltooid leven debat. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3135/Scriptie%20Autonomie%20en%20sociale%20betrokkenheid%20Kim%20Schmeink.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dokkum, K. van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2910 AB - Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een vraag van Stichting Zijweg naar ervaringen van vrouwen met ex-partnergeweld. Stichting Zijweg is een informatiepunt voor vrouwen die met huiselijk geweld te maken hebben. De stichting geeft informatie, verwijst naar advocaten en kan vrouwen eventueel doorverwijzen naar vrouwenopvangcentra. De stichting wordt onder andere benaderd door vrouwen die tijdens hun relatie geweld hebben ervaren en aangeven hebben dat het geweld na het verbreken van de relatie niet gestopt is. Het geweld kan doorgaan omdat zij kinderen hebben met hun ex-partner en daarom met hem in contact blijven staan vanwege omgangsregelingen. Volgens de stichting is het mogelijk dat het rechtssysteem de mannen de mogelijkheid geeft geweld te blijven gebruiken tegen hun ex-vrouw. Deze scriptie heeft inzichtelijk gemaakt hoe het geweld er uit ziet dat de vrouwen ervaren hebben tijdens en na hun relatie en welke rol het rechtssysteem hier in heeft en andere betrokken instanties. Er zijn vijftien vrouwen geïnterviewd over hun ervaringen met partnergeweld en ex-partnergeweld. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat veel vrouwen niet alleen in de theorie bekende vormen van geweld hebben ervaren, maar dat vrouwen bijvoorbeeld het gebrek aan steun van hun partner ook als geweld aanmerken. Binnen instanties en binnen het rechtssysteem wordt een dergelijke vorm van geweld niet direct als geweld herkend en wordt daar dus ook geen rekening mee gehouden in de beslissingen rondom omgangsregelingen. Vrouwen zijn steeds verplicht de confrontatie met hun ex-partner aan te gaan en voelen zich hierbij onbeschermd tegen geweld. PB - [s.l.] : s.n. TI - Partnergeweld voor en na een echtscheiding. Ervaringen van mishandelde vrouwen met de omgangsregeling L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2910/Scriptie%20UvH%20definitief%209-07-2017.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Noordenne, Ilse van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2941 AB - Onder vrouwen in Nederland is borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker met een geschat aantal van 14.000 nieuwe diagnoses per jaar (Leunissen, 2016). Bij sommige borstkankerpatiënten is een chirurgische ingreep noodzakelijk, leidend tot misvormingen van de borst of complete verwijdering van één of beide borst(en) (Helms, 2008). Volgens Crompvoets (2003) krijgen vrouwen in onze maatschappij niet de mogelijkheid zich vrouwelijk te voelen zonder of met slechts één borst. Slatman & Yaron (2014) duiden op het probleem: als we de betekenis van iemands uiterlijk uitsluitend interpreteren tegen de achtergrond van de sociale normen, kunnen persoonlijke en gedeelde ervaringen uit het oog verloren raken. Hoewel er wel degelijk onderzoek is gedaan naar het lichaamsbeeld van borstkankerpatiënten en in mindere mate ook naar de dimensies van belichaming, blijft de aandacht voor het lichaam bij borstkanker in de literatuur minimaal. Het gevolg hiervan is dat onderzoek naar borstkanker vaak geen recht doet aan de complexiteit van de lichamelijke ervaring (Ehlers & Krupar, 2012). Een zorgethische visie, die kan bijdragen aan het erkennen en uitdiepen van die complexiteit (Hamington, 2004), is nog niet eerder toegepast. Dit onderzoek richt zich daarom op de geleefde ervaring van body awareness van borstkankerpatiënten die chirurgisch behandeld zijn vanuit zorgethisch perspectief. Middels de Interpretative Phenomenological Analysis zijn de persoonlijke, geleefde ervaringen van vijf respondenten gedetailleerd onderzocht. Uit deze analyse volgen een zestal thema’s die het onderzochte fenomeen moeten duiden: gewaarworden van het lichaam en het lichaam vergeten, door het lichaam belemmerd worden, afstand van het lichaam nemen/voelen, zichtbaar ziek zijn, grip op het lichaam verliezen en het lichaam herwaarderen en in het geval van respondent ETZ005 het gezamenlijk ziek zijn. De ervaringen van lichaamsbewustzijn bij de respondenten zijn te omschrijven als een worsteling, een proces van herwaarderen van het eigen lichaam dat niet langer hetzelfde is als voordat er borstkanker geconstateerd is. Opvallend is dat veranderingen in de borst van minder groot belang zijn dan uit de literatuur blijkt, omdat zij deze kunnen verbergen onder kleding. Veranderingen die daadwerkelijk zichtbaar zijn voor de buitenwereld, zoals toename in gewicht en het verliezen van het haar heeft wel een grote impact op de vrouwen. Om deze vrouwen goede zorg te kunnen bieden moeten zorgverleners zich allereerst realiseren dat elke vrouw met borstkanker lichamelijkheid anders ervaart en dat men daardoor niet te snel geneigd moet zijn de ervaringen van lichamelijkheid onder bepaalde conceptuele dimensies te plaatsen. Ten tweede moeten zorgverleners oog hebben voor de verschillende ervaringen van lichamelijkheid zodat het lichaam niet slechts als object gezien wordt. Bovenal moeten zorgverleners de patiënt bij staan in het proces van herwaardering. Story-telling kan hier behulpzaam bij zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het herwaarderen van je lichaam. Fenomenologisch onderzoek naar body awareness bij vrouwen met borstkanker. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2941/Masterthesis%20IvN%20pdf.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Deuling, M PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3131 AB - This study examined how the possibilities of applying the humanistic ideal of dialogue in a classroom be can assessed in light of the problems posed by the critical discourse about privilege and power. Idealistic views of dialogue in humanistic education focus on dialogue as a panacea for all problems leading to consensus and connection. Hereby they insufficiently take into account the reality of power imbalances and unearned advantages – privileges. The literature research presented different ways in which power manifests itself: through the ability to define the agenda, to define what is seen as normal and acceptable, controlling resources, exclusion, language, and through what is seen as self-evident. Consequently, dialogue ought to explicitly address structural power inequalities and privileges. The practical aim of this study was to construct the framework for a teacher professional development module. Focusing on the development of the teacher identity the module has two goals: the first is creating awareness amongst the teacher participants, the second to move beyond inertia and reflecting upon ways to put the critical perspective into practice. The meetings would be focused on intervision and reflection, taking cases from the teachers' own professional experience to make it relevant and the concepts directly applicable. Ultimately, the framework hopes to set up a module that improves the quality of confrontations, respecting the humanity of each and every participant. PB - [s.l.] : s.n. TI - Dialogue, the holy grail? Dialogue in humanistic education through the critical looking glass of privilege and power. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3131/Masters%20thesis%20final%20MDeuling%20-%20Dialogue%20privilege%20and%20power.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zoet, M. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3134 AB - This study is about the contribution of a transformative approach on conflict in school organisations to the foundation of a learning school. Using a mix of survey questions and semi-structured interviews, a community-based action research was conducted in a Dutch secondary school to 1) investigate the relation between empowerment and conflict in establishing a learning school 2) demonstrate the potential of transformative mediation as organisation development model. The effect of the school’s focus on empowerment to enhance collaboration, independence and diversity among staff members caused an increase of conflicts, because more people were enabled by the school to use their voice. This lead to a conflict avoiding culture in which people felt disconnected from the school’s management and self-absorbed in fear and apathy. Through the double-loop learning effect of this thesis’ research into the organisation’s mental models on conflict, new perspectives were discovered to transform their approach of the learning organisation. Based on these results, it’s concluded that a conflict management system based on the values of transformative mediation is indispensable to successfully implement the concept of a learning organisation. PB - [s.l.] : s.n. TI - No shine without friction. Community-based action research on the values of transformative mediation in a Dutch ' learning school' organisation. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3134/Master%20thesis%20Merlinde%20Zoet%20-%20Final%20version%20%287th%20of%20August%202017%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Belt-Steenbeek, A. van de PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2927 AB - De laatste jaren wordt van burgers verwacht dat zij participeren in deze samenleving, vertaald in twee principes: de nadruk op eigen verantwoordelijkheid en het beroep op actieve solidariteit. Dit is voor een groep niet vanzelfsprekend, aangeduid als kwetsbare of precaire burger. De term precariteit bevat zowel filosofische als sociologische aspecten, met name in de aandacht voor de kwetsbaarheid in relaties. Deze aspecten vertalen zich door in gemeentelijk beleid gericht op deze groep. Om dat nader te bekijken is voor deze studie een kritische discoursanalyse uitgevoerd van het beleid van de gemeente Zwolle gericht op maatschappelijke- en arbeidsparticipatie. Daarin komen vier hoofddiscoursen naar voren, namelijk participatiediscours, beleidsdiscours, verantwoordelijkheidsdiscours en zelfredzaamheids- discours/kwetsbaarheidsdiscours. De kaders die momenteel gesteld zijn in de beleidsdocumenten van de gemeente houden sterk verband met zelfredzaamheid, participatie, verantwoordelijkheid en normstellend gedrag. Zorgethiek kan een belangrijke bijdrage leveren aan het empirisch onderzoek door een heroverweging van deze kaders met daarbij speciale aandacht voor machtsverhoudingen, asymmetrie, verantwoordelijkheid, precariteit, herwaardering van kwetsbaarheid, normativiteit en framing. PB - [s.l.] : s.n. TI - Activerend gemeentelijk beleid en de ethiek van precaritieit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2927/Masterthesis%20belt%20steenbeek.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoor, Yke van der PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3141 AB - Deze masterscriptie betreft een onderzoek naar de leescultuur van de Nederlandse vrijdenkersbeweging in de periode 1856-1898. De vrijdenkersbeweging, in institutionele vorm opgericht als vereniging De Dageraad in 1856, richt zich op de ontwikkeling en verspreiding van het zogeheten vrijdenken: ondogmatisch denken over levensbeschouwelijke en maatschappelijke vraagstukken, waarbij wordt uitgegaan van de rede en soevereiniteit van de mens in plaats van theologische waarheden. Het doel van dit onderzoek is om inzichtelijk te maken welke invloed de leescultuur van de vrijdenkersbeweging had op de ontwikkeling van het vrijdenken. De hoofdvraag luidt: welke invloed had de leescultuur van de vrijdenkersbeweging op de ontwikkeling van het vrijdenken in de tweede helft van de negentiende eeuw? Om deze vraag te beantwoorden, is onderzocht welke soorten boeken vrijdenkers lazen, wat voor opvattingen zij daarover hadden, welke leesprakijken vrijdenkers hadden en met welke doelen zij lazen. Het primaire bronnenmateriaal van dit onderzoek wordt gevormd door het negentiende-eeuwse vrijdenkerstijdschrift De Dageraad, de catalogus van de vrijdenkersbibliotheek, de notulen van de vrijdenkersbijeenkomsten en egodocumenten van drie vrijdenkers. De leescultuur van de vrijdenkersbeweging lijkt op drie manieren de ontwikkeling van het vrijdenken te hebben beïnvloed: inhoudelijk, strategisch en richtinggevend. Qua inhoud waren met name natuurwetenschappelijke en godsdienst-kritische boeken van invloed op het gedachtegoed van de vrijdenkers, dat zich in de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde in positivistische en atheïstisch- materialistische richting. Daarnaast had het lezen een strategische betekenis voor de vrijdenkersbeweging: het lezen en bespreken van theologische en stichtelijke werken in De Dageraad bood vrijdenkers de mogelijkheid zich te ontwikkelen tot een speler in het levensbeschouwelijke debat. Tot slot was de leescultuur van de vrijdenkers van invloed op het algehele focuspunt van de vrijdenkersbeweging. In de loop van de negentiende eeuw verschoof de beweging haar aandacht van de innerlijke levensbeschouwelijke ontwikkeling van haar leden, naar de verspreiding van het eigen gedachtegoed in de samenleving. Dit komt naar voren in de veranderende leespraktijken van de vrijdenkersbeweging, waarbij bepaalde praktijken zoals voorlezen en het lezen van zelfgeschreven gedichten steeds minder voorkwam. De vraag die deze scriptie oproept, is of de karakteristieken van de leescultuur van de (georganiseerde) vrijdenkerij, bij de toenemende ontkerkelijking van de Nederlandse samenleving ook kenmerkend werd voor andere groepen. Dit kan ons iets vertellen over het al dan niet exclusieve karakter van bepaalde subleesculturen, zoals die van de vrijdenkers. PB - [s.l.] : s.n. TI - ‘Want gij zijt geroepen broeders, om vrij te zijn’. De leescultuur van de vrijdenkersbeweging 1856-1898. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3141/Masterscriptie%20Yke%20van%20der%20Schoor.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pot, V. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2724 AB - Steeds meer Nederlanders voelen zich gejaagd. Vooral vrouwen ervaren een steeds grotere tijdsdruk. Hierbij is het opvallend dat met name jonge vrouwen die (nog) geen kinderen hebben, in vergelijking tot jonge mannen of moeders van kinderen, in een hoge mate tijdsdruk ervaren. Binnen dit onderzoek is er vanuit verschillende invalshoeken onderzocht hoe deze ervaren tijdsdruk bij jonge vrouwen tijdens het ontwikkelen van hun leven(shouding) begrepen kan worden. Ten eerste is er gekeken naar verschillende gevolgen die ontwikkelingen en veranderingen binnen de levensloop van jongvolwassenen met zich hebben meegebracht door de overgang van een moderne naar een laatmoderne samenleving. Vervolgens is er verkend welke (mondiale) dynamieken en mechanismen kenmerkend zijn voor en van invloed zijn op de huidige laatmoderne context waar jonge vrouwen onderdeel van zijn. Zo zijn veranderingen, ontwikkelingen en de rol van tijd op het gebied van gender, de markt en de politiek onderzocht. Daarna is verkend welke rol tijd heeft binnen de huidige laatmoderne context, door te onderzoeken welke tijdsbegrippen en de daarmee gepaard gaande uitwerkingen binnen deze context dominant aanwezig zijn. Ook is er onderzocht welke alternatieve tijdsbegrippen hierbinnen als verrijking en aanvulling kunnen fungeren. Dit heeft geleid tot een perspectief waarbinnen de gelaagdheid, pluriformiteit en complexiteit van de tijd de ruimte krijgen in de vorm van zogenaamde tijdschappen. De tijd opvatten als een tijdschap, kan erbij helpen om te begrijpen dat het leven doordrongen is van verschillende ritmes en tijdsbegrippen. Met elkaar geven zij het leven een dynamische structuur. Aan de hand van deze tijdschappen wordt de tijd als een pluriform en contextgevoelig fenomeen opgevat, waardoor er een beter begrip van de werking en invloed van de tijd binnen levens van jonge vrouwen tijdens het ontwikkelen van hun leven(shouding) ontstaat. Doordat dit perspectief tot een beter begrip van de tijd binnen een specifieke context leidt, kunnen bewustwording en afstemming van de tijd zorgen voor een vergroting van de speelruimte binnen de tijdschappen. Hierdoor speelt de tijd niet alleen met mensen, maar spelen zij ook met haar, met als gevolg dat jonge vrouwen de tijd meer beleven, in plaats van dat zij erdoor worden geleefd. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geleefd worden door- of het beleven van tijd? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2724/Scriptie%20Violet%20Pot%2090110.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Stiphout, Mara van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2942 AB - Brandwonden hebben verstrekkende gevolgen op zowel lichamelijk als psychosociaal gebied. Uit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld vragen rondom intimiteit of cognitieve problemen onvoldoende aan bod komen in gesprekken met zorgverleners (Kool et al., 2017). Tegelijkertijd is aangetoond dat het delen van emotionele ervaringen met anderen de psychologische, fysieke en sociale gezondheid verbetert (Rimé, 2009). Hierdoor ontstaat een knelpunt: de patiënt heeft baat bij het bespreken van gevoelige problemen, maar voelt de ruimte niet om ze bespreekbaar te maken. Vanuit de zorgethiek kunnen we het onbesproken blijven van bepaalde onderwerpen duiden als een gebrek aan relationele afstemming tussen brandwondenpatiënt en zorgverlener. In het theoretisch kader is daarom binnen de zorgethische literatuur verkend welke factoren deze onderlinge afstemming tussen zorgverlener en zorgontvanger belemmeren of juist bevorderen. Vervolgens is fenomenologisch onderzoek gedaan om zicht te krijgen op de geleefde ervaring van het bespreken van gevoelige onderwerpen van brandwondenpatiënten. Hoewel het ‘onbesprokene’ voor elke patiënt anders is, zijn er overkoepelende thema’s gevonden die deze ervaring kleuren: timing, tijd en ruimte, aandacht, erkenning en kwetsbaarheid. Het bleek dat de mate waarin de zorgverlener zich openstelde voor de noden van de patiënt hier een grote rol speelde. Daarnaast heeft dit onderzoek twee mogelijkheden bestudeerd om gevoelige onderwerpen beter bespreekbaar te maken: een screeningslijst en lotgenotencontact. Er werd geconcludeerd dat, om goede zorg te verlenen, het van belang is dat zorgverleners aansluiten bij de leefwereld van brandwondenpatiënten en afstemmen op hun behoeften en specifieke context. Alleen door een groter begrip voor de geleefde ervaring kunnen gevoelige kwesties beter bespreekbaar worden; de bevindingen van dit onderzoek kunnen daaraan bijdragen. Tot slot worden er enkele aanbevelingen gedaan om de zorg voor brandwondenpatiënten te verbeteren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het onbesprokene. Een fenomenologische studie naar de ervaring van brandwondenpatiënten. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2942/Het%20Onbesprokene_%20ZEB_Masterthesis_Mara%20van%20Stiphout%20%281017888%29%20-%20PDF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oskam, S. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2908 AB - Dit kwalitatief empirisch onderzoek naar existentiële processen bij kinderen (8-17 jaar) met een levensbedreigende ziekte is uitgevoerd vanuit het theoretische idee dat wanneer levensvragen spelen, in confrontatie met existentiële concerns (Yalom, 1980), er een proces van zoeken naar zin - naar antwoorden op die vragen - optreedt (Alma & Smaling, 2010; Frankl, 2011; Yalom, 1980). Voor dit onderzoek is, in beperkte mate, geobserveerd in het Erasmus MC Sophia en zijn tien medewerkers van het psychosociale zorgteam aldaar geïnterviewd. Het blijkt dat kinderen met een levensbedreigende ziekte een ontwrichtende tijd doormaken. De onbezonnenheid die eigen lijkt aan het kind zijn raken ze kwijt. De kinderen worstelen met veranderingen op het gebied van identiteit en verbondenheid. Hoewel hoop zo lang mogelijk centraal staat is de (eventueel naderende) dood een belangrijk thema. Soms voelen de kinderen zich wanhopig en lijkt alle zin verloren. Andere keren voelen zij zich krachtig doordat zij genieten van kleine dingen, steun vinden in hun omgeving en groeien door wat ze meemaken. In kleine expliciete uitingen bieden de kinderen hun omgeving een inkijk in wat er bij hen speelt, via flarden en fragmenten pogen de kinderen grip te krijgen op dat wat hun overkomt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een jong leven ontwricht. Existentiële processen bij kinderen met een levensbedreigende ziekte L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2908/Sasha%20Oskam%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Tops, marjolein PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2943 AB - GGZ Nederland geeft in recent onderzoek aan dat toenemende bureaucratisering ten koste gaat van goede patiëntenzorg en zelfs kan leiden tot onaanvaardbare risico’s. De praktijk van zorgverlenen staat onder druk, terwijl dat de kern is van een zorgorganisatie. Nieuwe zorgbenaderingen, inzet van ervaringsdeskundigen en morele reflectie brengen morele perspectieven van zorgverleners en zorgontvangers in beeld. Er ontbreekt echter aandacht voor hoe eigen structuren en zorgprocessen van een organisatie uitwerken in de praktijk. Dit institutioneel etnografisch, empirisch onderzoek kijkt vanuit zorgethisch perspectief naar hoe zorgverleners in een GGZ-instelling morele reflectie ervaren in de context van toenemende bureaucratisering in de zorg. Uit analyses blijken drie patronen. 1. Een dominante invloed van beleid op relaties, de zorgpraktijk en de omgang met verantwoordelijkheden. 2. Te weinig invloed van belichaamde ervaringskennis op de hiervoor genoemde aspecten. 3. Een onduidelijk zicht op de omgang met verantwoordelijkheden en routines in de omgang met elkaar. Met als gevolg verschillende beelden van de realiteit, die van de praktijk en die van het beleid. Wat blijkt is dat belichaamde ervaringskennis een vindplaats is voor morele aspecten in de zorgpraktijk, in relaties, en een kruispunt en verbinding tussen praktijk en beleid kan zijn. Een radicale focus op de praktijk wordt voorgesteld om zich op een menselijke wijze te verhouden tot de pervasieve invloed van bureaucratisering. Echter, door gebrek aan een reflectieve structuur en cultuur in de organisatie blijven belemmerende patronen bestaan. Goede zorg betekent het belichaamde ervaringsperspectief centraal stellen, een moreel leerproces op gang brengen in de organisatie en een wisselwerking tussen beide stimuleren waardoor de verbinding tussen praktijk en beleid, hun zogenaamde gedwongen ‘huwelijk’, verbeterd kan worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Dynamiek van een 'gedwongen huwelijk'. Een zorgethisch onderzoek naar de invloed van belichaamde ervaringskennis op de verbinding tussen praktijk en beleid in een GGZ zorginstelling. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2943/Dynamieken%20van%20een%20gedwongen%20%27huwelijk%27.%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jonker, K. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3061 AB - Niet alleen voor patiënten en naasten is de Intensive Care een indrukwekkende omgeving, dit geldt ook voor verpleegkundigen. IC-verpleegkundigen zijn de focus binnen dit Interpretative Phenemenological Analysis onderzoek, met de focus op kwetsbaarheid. De aanvankelijke definitie van kwetsbaarheid was de mogelijkheid om gewond te raken. Het doel van dit onderzoek was om kwetsbaarheid van IC-verpleegkundigen te leren kennen en deze te plaatsen binnen een kader van normatieve professionaliteit. Negen IC-verpleegkundigen zijn geïnterviewd over hun visie op en ervaringen met kwetsbaarheid. Met behulp van de Interpretative Phenomenological Analyse en Sennetts ambachtelijkheid is er gekeken naar hoe kwetsbaarheid in het beroep en de visie van IC-verpleegkundigen naar voren komt. De analyse laat zien dat openende, kwetsende, beschermende en neutrale factoren een rol spelen in hoe en of de kwetsbaarheid tot uiting komt. Emotionele en technische kwetsbaarheid zijn gevonden in de empirie, hetgeen in de literatuur zeer beperkt naar voren is gekomen. Het onderscheid maken tussen deze vormen van kwetsbaarheid is nodig voor zorgverleners, omdat de kwetsbaarheid van zorgverleners fundamenteel anders is dan die van zorgontvangers. In de literatuur rondom kwetsbaarheid wordt kwetsbaarheid primair gesitueerd bij de zorgontvanger, dit onderzoek vormt hier een uitzondering op. In de praktijk vraagt het bespreken van kwetsbaarheid en de mogelijkheid tot kwetsbaar opstellen om veiligheid binnen het werk en binnen het team. Deze veiligheid is een mogelijkheidsvoorwaarde om kwetsbare situaties aan te gaan en te bespreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - De dualiteit van kwetsbaarheid. De rol en invloed van kwetsbaarheid voor IC-verpleegkundige binnen het beroep en de uitoefening, een IPA-studie. ER - TY - GEN AU - Huijbregts, Melanie PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2944 AB - In dit onderzoek is door middel van kwalitatief fenomenologisch onderzoek, inzicht verkregen in de geleefde ervaring van zorgverleners wat betreft het fenomeen onderdeel zijn van een lerende verpleeghuisorganisatie. Dit is gebeurt door een interpretatief onderzoek via de IPA-methode. Aanvullend is de vraag gesteld welke inzichten een zorgethische reflectie op de geleefde ervaringen oplevert, en wat deze kunnen bijdragen aan goede zorg voor zorgverleners? De geleefde ervaring van de zorgverleners vertoont pluriformiteit en ambivalentie. Daarbinnen openbaren zich overeenkomsten en verbindende factoren. Uiteindelijk kan de geleefde ervaring beschreven worden aan de hand van drie belangrijke elementen: relationaliteit, verwachtingen en behoefte hebben. Binnen het thema relationaliteit staan de concepten en begrippen betrokkenheid, relaties, verbondenheid, macht, machteloosheid en moedeloosheid op de voorgrond. Het thema verwachtingen kenmerkt zich door negatieve gevoelens. In het laatste thema, behoefte hebben, toonde zich het spanningsveld tussen zelfstandigheid en sturing krijgen. Tot slot bleek waardering een tekortkoming, en daarmee behoefte van de zorgverleners. In de zorgethische reflectie is notie verkregen van een aantal spanningsvelden. Ook is opgemerkt dat de context van verantwoordelijkheid van de zorgverleners klein is. En dat het erkennen van de kwetsbaarheid van de zorgverleners om verschillende reden van belang is. De prominente rol van het begrip ´verbondenheid´ is hier aan het licht gebracht. De essentie van goede zorg voor de zorgverleners is het tot stand brengen van verbinding. Afsluitend zijn een aantal aanbevelingen gedaan voor de zorgpraktijk, en voor de wetenschap. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zonder verbinding geen verbetering. Fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaring van zorgverleners wat betreft een onderdeel zijn van een lerende verpleeghuisorganisatie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2944/Masterthesis%20M.Huijbregts%201010506.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leeuw, Hilde de PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2935 AB - Projectgroep Zorg met Ziel van het Rijnstate ziekenhuis stelt zich de vraag wat goede zorg betekent voor alle betrokkenen en hoe daar invulling aan gegeven kan worden. In samenspraak tussen de projectgroep, de UvH en de onderzoekers is dit kwalitatieve onderzoek tot stand gekomen. Het doel in dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in geleefde ervaringen van kraamvrouwen met de opname op de kraamafdeling en wat dit betekent voor goede zorg vanuit Zorg met Ziel. Er is een theoretische verkenning gedaan naar zorgethische concepten zoals ‘goede zorg’ en ‘belichaamde geleefde ervaring’. Het type onderzoek betreft een empirisch fenomenologisch onderzoek met als methode de hermeneutische interpretatieve analyse volgens Van Manen (2014; 2016). Via de Lokale Haalbaarheidscommissie is toestemming verkregen voor een dataset van in totaal acht respondenten. Iedere onderzoeker heeft zich gericht op een deelonderzoek met vier respondenten. Door middel van diepgaande gesprekken, observaties en shadowing is voor dit deelonderzoek data verzameld. Aan de hand van de ervaringen is inzicht verkregen in de essentie van de opname ervaring op de kraamafdeling. De gesprekken, data-analyse en interpretaties hebben thema’s inzichtelijk gemaakt. De essentiële gevonden thema’s zijn ‘erkenning’ en ‘lichamelijkheid’. Onder erkenning wordt verstaan het gezien en gehoord worden, wat voor kraamvrouwen tijdens de opname op de kraamafdeling een belangrijk aspect voor goede zorg bleek te zijn. Onder lichamelijkheid wordt verstaan de kennis van het lichaam. Kraamvrouwen volgen lichamelijke impulsen en erkenning voor deze bron van kennis kan een belangrijk aspect zijn voor betere afstemming in de zorg. De thema’s ERKENNING en GELEEFDE ERVARING zijn de thema’s die verdere aandacht vragen binnen Zorg met Ziel. Dit onderzoek kan richting geven in het verder verbeteren van de zorg. De resultaten bieden inzichten en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verwachtingsvol ervaren op de kraamafdeling. Fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaring van kraamvrouwen op de kraamafdeling en wat dit betekent voor Zorg met Ziel in het Rijnstate ziekenhuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2935/Masterthesis_Hilde%20de%20Leeuw.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wibbelink, Linde AU - Froyen, Geert PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2933 AB - In zorgorganisaties spreken veel zorgprofessionals over een kloof tussen werkvloer en management. Vertrekkende vanuit zorgethiek zien wij de zorgpraktijk als minder eenduidig tegengesteld, maar meer complex. Een complexiteit waarbij posities en verantwoordelijkheden veranderen en waar plaats is voor onderlinge afhankelijkheid. Tronto pleit voor het belang van een political space in een zorgorganisatie. Zonder zo’n ruimte voor de needs-interpretation struggle kan een rechtvaardige zorgorganisatie in een democratische samenleving geen goede zorg geven, zegt Tronto. In de scriptie zijn we via een kritische discoursanalyse gaan onderzoeken hoe stakeholders in de concrete praktijk van een zorgwoning in een voorziening voor residentiële ouderenzorg spreken over zo’n ruimte. Hiertoe hebben we 13 semi-gestructureerde interviews afgenomen. Via een open axiaal gecodeerde data-analyse met Atlas.ti hebben we drie spanningsvelden gevonden waarin discoursen afspelen. De drie spanningsvelden met de dominante discoursen zijn een ‘vanzelfsprekende en zoekende eigenheid’ discours, een ‘bezielde en verweven interactie’ discours en een ‘gegeven en flexibele context’ discours. De drie dominante discoursen zijn verweven met- en interageren op elkaar. Naast dominante discoursen hebben we 16 minderheids discoursen kunnen ontdekken binnen de drie spanningsvelden. Wij geven de aanbeveling om de taal van de werkvloer niet alleen informeel op te zoeken, zoals dat nu reeds gebeurt door het management, maar deze meer te borgen in formelere overlegmomenten. Dit zou kunnen via het formeler organiseren van morele beraden op ad hoc momenten. Waarbij het momentum meer bottom-up bepaald kan worden naar aanleiding van concreet aangevoelde noodzaak. Dit kan meer garanderen dat alle stemmen worden gehoord. Wij pleiten voor meer onderzoek naar het uitspreken en veilig aangaan van conflicten tussen de stakeholders in een zorgpraktijk. We ontdekten immers dat de stakeholders verweven zijn in sterke afhankelijkheidsrelaties die het aangaan van conflicten bemoeilijken. Een political space kan zijn rol niet spelen zonder conflicten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Political space in een zorgwoning van een woonzorghuis: iedereen mee aan tafel? Vanuit een zorgethisch perspectief, via een kritische discoursanalyse, de political space binnen zorgwoning R in een woonzorghuis onderzocht. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2933/Thesis%20Geert%20en%20Linde%201.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haverkate, Selma PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2950 AB - Objectives: This study aims to gain more insight in the perspectives of migrant elderly home care workers in Italy. In scrutinizing the experiences of these caregivers this research seeks to understand what these experiences mean in terms of good caring, to deliver a contribution to the care ethical field of inquiry. Background: As a consequence of an aging population and limited social services in Italy, the demand and supply of elderly care are out of balance. An increasing phenomenon is to hire a family assistant; these mainly immigrant women give daily home care and often live-in with the elderly. The family assistants are hired on an enormous scale, but their perspective is barely represented in public and political debates. How do they experience being a family assistant in Italy? Method: The data is collected by conducting in-depth interviews and participative observations. An Interpretative Phenomenological Analysis is used to analyse the data. Findings: Family assistants have dynamic positions towards their care recipient, they feel both dependent and in control. Within the caring relationship they try to build, they seem to constantly balance between proximity and distance. The family assistants fully commit themselves to the needs of the care recipient, and experience their own limits in doing so. Conclusion: It is not always taken into account the family assistants are dependent and vulnerable too. They are attuned with the care recipient but they do not always attune with themselves or receive care themselves. Therefore it is questioned whether this is good care, seen from a care ethical perspective. PB - [s.l.] : s.n. TI - Insider perspectives of ‘outsiders’. A phenomenological study on migrant care workers in Italy. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2950/Thesis%20ZeB%20Selam%20haverkate.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leenhouts, Nanda PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2945 AB - Uit een literatuurverkenning (Trifiletti, 2014; Vaes & Muratore, 2012) blijkt dat een bepaalde afstand tussen de verpleegkundige en een patiënt op een intensive care (IC) een functie heeft. Deze lichte vorm van dehumanisering zorgt dat de verpleegkundige minder blootgesteld wordt aan emoties van patiënten, en zij minder gevoelig is voor stress en een burn-out. Tevens laten verschillende theorieën (Ashworth,1990; O’Keefe-McCarthy, 2009; Price, 2013) zien dat de technische middelen op een intensive care, ook de afstand tussen de patiënt en de verpleegkundige kunnen vergroten. Daarbij blijkt dat technische ontwikkelingen als het ware versmelten met de handelingen van verpleegkundigen en dat het daarom noodzakelijk is om hierbij een aansluitende ethiek te ontwikkelen. Door middel van fenomenologisch onderzoek brengt deze studie de ervaringen van verpleegkundigen met het zorgen voor patiënten op een IC in kaart. Hieruit komt voort dat verpleegkundigen inderdaad bewust een afstand met de patiënt bewaren om het zien en het voelen van emoties uit de weg te gaan, én dat technische handelingen afleiden van het geven van persoonlijke aandacht aan de patiënt, met name bij personeel dat weinig werkervaring heeft. Toch laten de bevindingen ook zien dat het juist een klik met de patiënt hebben veel voldoening geeft, en dat het ontbreken van wederzijds begrip en het niet kunnen communiceren als frustrerend wordt ervaren. Daarbij treden er regelmatig schuldgevoelens op wanneer er onvoldoende persoonlijke aandacht is gegeven aan de patiënt. De ervaringen van de verpleegkundigen zijn in dialoog gebracht met wetenschappelijke en zorgethische literatuur. De concepten relationaliteit, verantwoordelijkheid en affectiviteit staan hierbij centraal, in het nadenken over het geven van goede zorg. Wat onder goede zorg verstaan wordt, is uitgelegd aan de hand van de theorie van de Amerikaanse zorgethica Joan Tronto. Tronto (1993) omschrijft vier fasen van zorg, die bij het geven van goede zorg allemaal doorlopen moeten worden. Momenteel zijn er nog veel knelpunten te ontwaren bij het passeren van deze fasen tijdens de IC zorg. Het creëren van een afstand met de patiënt lijkt goedbeschouwd eerder een probleem dan een mogelijke oplossing. Om de zorg op de intensive care te optimaliseren zal juist een intensievere zorgrelatie gecreëerd of in stand gehouden moeten worden dan nu het geval is. Om dit te kunnen realiseren is het noodzakelijk om affectiviteit en empathische gevoelens te koesteren. Daarbij moet zo veel mogelijk getracht worden op andere gebieden stress weg te nemen bij verpleegkundigen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgen voor de mens op de intensive care. Fenomenologisch onderzoek naar de ervaring van verpleegkundigen met de zorg voor patiënten op de intensive care. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2945/Thesis%20eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Corput, Stéphanie van der PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2951 AB - In deze studie is vanuit het zorgethisch perspectief met de interpretatieve fenomenologische onderzoeksmethode (§3.1-3.5) onderzoek gedaan naar de volgende onderzoeksvraag: ‘Wat is de geleefde ervaring van machteloosheid bij cliënten met een verslaving gedurende hun herstel en hoe kan deze ervaring bijdragen aan goede zorg?’ Uit de empirische resultaten zijn vier hoofdthema’s ofwel dimensies voortgekomen waarbinnen de respondenten machteloosheid ervaren (§4.2.). Dit zijn de dimensies relationele machteloosheid, lichamelijke machteloosheid, emotionele machteloosheid en existentiële machteloosheid. Concluderend kan worden gesteld dat de cliënten zowel gemeenschappelijke als individuele ervaringen van machteloosheid hebben. Dit is afhankelijk van de persoonlijke levensgeschiedenis. Om goede zorg te kunnen leveren is het cruciaal voor het zorgproces om persoonlijk af te stemmen gedurende het herstel van de cliënten. Dit betekent dat er sensitieve aandacht geschonken moet worden aan de persoonlijke leefwereld van de cliënt. Zo is er in de discussie een kritische vergelijking uitgevoerd tussen de empirische resultaten over de ervaring machteloosheid en de psychiatrische huidige opvattingen over herstel. Hieruit blijkt dat de herstelvisies eenzijdig zijn en de complexiteit van de mens vergeten wordt. Er worden daarom voorstellen voor verbreding van de herstelopvattingen gegeven, zoals het concept kwetsbaarheid dat niet los van genezing moet worden gezien en erkend. Eveneens dient men bewust te worden van en compassie schenken aan de verschillende lagen van kwetsbaarheid en mate van precariteit waarmee een cliënt gedurende zijn of haar herstel te maken krijgt. Ten slotte dient binnen de opvattingen van herstel het zinsgevingsaspect toegevoegd te worden. Niet alle ervaringen kunnen met psychologische handelingen verholpen worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een leven zonder kapitein. Een zorgethische studie naar machteloosheid bij cliënten met een verslaving gedurende hun herstel. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2951/ZEB-70%20Afstudeeronderzoek%20Masterthesis%2012-06-2017%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haeften, C. van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2931 AB - Binnen de langdurige psychiatrie worden patiënten behandeld met een ernstige psychische aandoening. Het merendeel van deze populatie is onvrijwillig opgenomen maar is vaak op dat moment te ziek of te beperkt om de consequenties voor zichzelf of zijn omgeving in te kunnen schatten. Zij kunnen ook door hun ziekte en/of beperking moeilijk uiting geven aan de lasten die zij op dat moment ervaren, de noden die zij hebben of de pijn die zij voelen. Net als ieder ander blijft het lichamelijke verlangen van seksualiteit bestaan ondanks dat zij hier mogelijk door hun ziekte en opname moeizaam uiting aan kunnen geven. Op dit moment heerst er echter een taboe rondom het onderwerp seksualiteit binnen de gezondheidszorg. Professionals lijken zich niet op hun gemak te voelen dit onderwerp te bespreken en lijken ook niet goed te weten hoe zij dit het beste kunnen aanpakken. Zij zijn voornamelijk gericht op de veiligheid en de gezondheid van hun patiënten. Wanneer een patiënt zich seksueel uitlaat en er mogelijk sprake is van seksueel risicogedrag, heeft de professional aandacht voor de seksualiteit van de patiënt omdat de situatie nu risicovol wordt. Dit mag niet en de professional voelt dan de plicht om in actie te komen. Door het gebrek aan visie en de schroom om het onderwerp bespreekbaar te maken wordt er snel heil gezocht in de juridische kaders en worden ethische vraagstukken veelal bekeken vanuit de principebenadering. Zowel de juridische kaders als de principebenadering besteden geen aandacht aan de relatie tussen de professional en de patiënt. De juridische kaders waarborgen de rechten van de patiënt, de principebenadering waarborgt de zorgvuldigheid van handelen van de professionals. Hiermee lijkt alleen te worden gezocht naar antwoorden om het risicogedrag te reduceren en lijkt er geen ruimte om seksualiteit bespreekbaar te maken met de patiënt en het een plek te geven binnen de behandeling. De zorgethiek denkt na over wat zorg tot goede zorg maakt. De zorgethiek werkt juist niet vanuit vaststaande principes maar geeft wel duidelijke inzichten over wat zorg tot goede zorg maakt. De zorgethiek kan een aanvulling bieden door zijn aandacht voor de zorgrelatie en de afhankelijkheid van psychiatrische patiënten binnen die relatie. Daarbij is seksualiteit een natuurlijke behoefte aan lichamelijk contact, zorgethiek is een wenselijke aanvulling door de aandacht voor het lichamelijke aspect binnen de zorg. In dit onderzoek wordt beschreven welke inzichten de zorgethiek kan bieden voor de behandeling van klinisch opgenomen psychiatrische patiënten wanneer er rekening gehouden wordt met de zorgrelatie tussen professional en patiënt, de afhankelijkheid en lichamelijke aspect van seksualiteit. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorg ethische conceptualisering van seksualiteit bij klinisch opgenomen psychiatrische patiënten. ER - TY - GEN AU - Graste, Sanne PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2949 AB - Dit onderzoek gaat over de ervaring van ambulante zorg door mensen met ernstige psychische aandoeningen (EPA). De afgelopen periode is de ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voortvarend ingezet. Dit onderzoek poogt inzicht te geven in ervaringen en de ervaren opbrengst van mensen met EPA betreffende de ambulante hulpverlening. In hoeverre sluit de hulpverlening aan bij de wensen en behoeften van cliënten en wordt deze geboden op een manier die recht doet aan de positie en betekenisgeving van de hulpvrager? De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe ervaren mensen met ernstige psychische aandoeningen ambulante zorg en wat betekent dit voor het verlenen van goede zorg? De bevindingen van dit onderzoek tonen dat het cliënten om verschillende redenen niet voldoende lukt een zinvol leven te leiden in de maatschappij. Ambulante hulpverlening heeft daarom een cruciale functie. Dit onderzoek toont dat de kwaliteit van de relatie en de relationele afstemming de belangrijkste elementen hiervan zijn. Daarnaast is een vrije ruimte waar cliënten als mens in al hun kwetsbaarheid kunnen verschijnen van groot belang. Dit vraagt om een relatiegerichte benadering van zorg, waarbinnen ruimte is voor kwetsbaarheid en tragiek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een half woord is genoeg. Relationele afstemming binnen de ambulante GGZ. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2949/170601%20Scriptie%20ZEB%20S.%20Graste.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boekhout, Renske PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2947 AB - Mijn onderzoek draagt bij aan het nadenken over georganiseerde reflectie in de vorm van moreel beraad in een bijzondere omgeving, namelijk de forensische psychiatrie. Door het combineren van een zorgethische lens en een institutioneel etnografische onderzoeksmethode, met specifieke aandacht voor ruling relations, is er onderzocht hoe managers hun eigen betrokkenheid bij moreel beraad en de institutionele context van moreel beraad ervaren. De context van dit onderzoek was Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag, een tbs-kliniek in Groningen. De onderzoeksvraag van het onderzoek is: Op welke manieren ervaren managers de ruling relations in FPC Dr. S. van Mesdag met betrekking tot moreel beraad en hun eigen betrokkenheid daarbij, en wat zegt dat over goede zorg voor managers, personeel en patiënten? In het onderzoek heb ik vijf verhoudingen en vier ruling relations die managers ervaren, blootgelegd. Managers ervaren met betrekking tot moreel beraad de verhouding van invoerder, deelnemer, gespreksleider, financieel verantwoordelijke en / of organisatieverbeteraar. Managers ervaren moreel beraad in een context waar de macht van de klok, dragende en inspirerende mensen, een harde cultuur en een grote afstand tussen hen en de werkvloer belangrijk zijn. De conclusie van het onderzoek is dat managers vanuit verschillende verhoudingen en met betrekking tot verschillende ruling relations moreel beraad aantrekken, afstoten en/of accepteren. Goede zorg betekent in deze context dat managers voor henzelf zoeken naar de juiste verhouding ten opzichte van moreel beraad, voor personeel de weg naar moreel beraad vrij banen en voor patiënten bewust omgaan met morele kwesties. PB - [s.l.] : s.n. TI - Moreel beraad: besloten in context. Op welke manieren ervaren managers de ruling relations in FPC Dr. S. van Mesdag met betrekking tot moreel beraad en hun eigen betrokkenheid daarbij, en wat zegt dat over goede zorg voor managers, personeel en patiënten? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2947/BoekhoutThesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Melim, Rudya PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2948 AB - In deze thesis wordt een visie ontwikkeld op het tegengaan van racisme in Nederland vanuit zorgethisch perspectief. Hiermee beoogt de thesis een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke 'racisme debat' en aan wetenschappelijke en zorgethische kennis met betrekking tot (het tegengaan van) racisme. De hoofdvraag: Wat kunnen zorgethische inzichten toegepast op de context van racisme in Nederland betekenen voor het tegengaan van racisme in Nederland in dienst van goed samenleven vanuit zorgethisch perspectief? wordt beantwoord door eerst te beschrijven hoe we Nederlands racisme kunnen typeren. Vervolgens worden zorgethische inzichten die belangrijk zijn voor het duiden van racisme en het tegengaan daarvan naar voren gehaald. Een verwrongen beeld van samenleven en de relaties tussen mensen daarbinnen zorgt ervoor dat de verantwoordelijkheid die we tegenover elkaar hebben vanuit onze wederzijdse afhankelijkheid en kwetsbaarheid niet wordt erkend. Dit probleem dat ook huidig racisme mogelijk maakt lijkt geworteld in onze samenleving. Onder andere het grote belang van zorgwaarden in het tot stand brengen van een rechtvaardige samenleving komt hierbij naar voren als leidend inzicht. Als laatst worden inzichten met betrekking tot de typering van Nederlands racisme en belangrijke zorgethische inzichten voor duiden en tegengaan geïntegreerd. Moral repair blijkt een onvermijdelijk deel te zijn van het tegengaan van racisme in de Nederlandse samenleving omdat hier niet alleen zorgwaarden mee worden bekrachtigd en uitgedragen, ook de historische wonden die zijn ontstaan worden via deze weg geheeld. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een zorgethisch perspectief op racisme in Nederland. Een conceptueel onderzoek naar tegengaan van racisme in de Nederlandse samenleving vanuit zorgethisch perspectief. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2948/ThesisRudyaMelim.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hovenga, Nina PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2946 AB - Achtergrond Het behandelen van onbegrepen gedrag van mensen met dementie door het onjuist voorschrijven van psychofarmaca is ongewenst, omdat dit de kwaliteit van leven van de bewoner vermindert. Om dit helpen tegen te gaan is in de richtlijnen voor de aanpak van onbegrepen gedrag het betrekken van familie opgenomen als een van de acht kernelementen. Echter, in de praktijk blijkt dat familie vaak nog steeds weinig betrokken wordt en als dit wel gebeurt, weten we niet hoe specialisten ouderengeneeskunde dat doen en welke morele kwesties daar in spelen. Doel Dit onderzoek levert een bijdrage aan het (nog) beter invulling kunnen geven aan het betrekken van familie door specialisten ouderengeneeskunde in de analyse en behandeling van onbegrepen gedrag bij mensen met dementie in het verpleeghuis. Theoretische kader Dit onderzoek is gepositioneerd binnen het kennisgebied van de zorgethiek. Het begrip relationele autonomie vormt het conceptuele kader van dit onderzoek. Methode Dit onderzoek maakt gebruik van een narratieve onderzoeksbenadering, binnen Walkers meta-ethische raamwerk. Informanten en onderzoekscontext Vijf specialisten ouderengeneeskunde zijn volgens een narratieve methode geïnterviewd. Uit alle verhalen zijn er twee exemplarisch in dit onderzoek gepresenteerd. In beide verhalen dringt de familie bij de specialist ouderengeneeskunde aan op afbouw van gedragsmedicatie, echter doen zij dat op verschillende wijze. Ethische overwegingen Er zijn verschillende acties ondernomen om toestemming voor deelname en anonimiteit van de informanten te garanderen. Resultaten De informanten nemen de familie serieus in de wens om de medicatie af te bouwen en passen hun medicatiebeleid daar (deels) op aan. De morele grenzen daarvan worden echter bereikt als de bewoner, medebewoners en/of het personeel de dupe (dreigen) te worden en er niet meer personeel ingezet kan worden om het onbegrepen gedrag aan te pakken. De informanten zien zichzelf vooral als medische professionals en handelen van daaruit, in meer of mindere mate in samenwerking met collega zorgprofessionals. Een van de informanten treedt nader tot de leefwereld van de familie doordat zij ook aandacht geeft aan rouwverwerking bij een familielid. Discussie en Conclusie De morele kwesties die voor de informanten spelen doen zich voor in een sociale context waarin niet alleen de belangen van de bewoner, maar ook die van de medebewoners en het personeel een rol spelen. In dit spanningsveld zoeken zij telkens weer in relatie met de familie consensus over hun voorgestelde medicatiebeleid, waarin zij zelf uiteindelijk de doorslaggevende stem hebben. Een goede invulling van familiebetrokkenheid door de informanten in deze context, en misschien ook wel voor specialisten ouderengeneeskunde in vergelijkbare situaties, houdt rekening met afhankelijkheid en kwetsbaarheid en is gericht op het mede vormgeven van de identiteit van de bewoner en de familie zelf, waardoor hun lijden verlicht kan worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Aandacht voor pillen of identiteit? Een zorgethische visie op de relatie tussen de specialist ouderengeneeskunde en de familie in de aanpak en behandeling van onbegrepen gedrag van mensen met dementie in het verpleeghuis. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2946/MasterthesisZEBNinaHovenga.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vels, Isa PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2952 AB - Dit empirische zorgethische leeronderzoek doet verslag van een interpretatief fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaringen van ouders rond een eyetracker screening ter opsporing van visuele verwerkingsproblematiek bij hun prematuur geboren kinderen. Hiervoor zijn ouders van drie gescreende kinderen geobserveerd en geïnterviewd. De verkregen data zijn geanalyseerd volgens de methode Interpretative Phenomenological Analysis (IPA). Daarbij staat de volgende vraag centraal: wat zijn de geleefde ervaringen van ouders rond de eyetracker screening ter opsporing van visuele verwerkingsproblematiek bij hun prematuur geboren kinderen en wat betekenen deze ervaringen voor goede zorg rond deze kinderen? Ouders van prematuur geboren kinderen laten zien hoe ze met de eyetracker screening effectief geraakt worden in onzekerheid en bestaand leed en tegelijkertijd affectief geraakt worden in zorgzaamheid en dienstbaarheid voor hun kind, lotgenoten en zorgverleners vanuit een opgebouwde verwantschap. De affectieve geraaktheid zorgt bij ouders voor een morele respons in hun beslissing tot deelname aan de screening, waarbij het eigen leed ondergeschikt gemaakt wordt aan het belang van hun kind. Hun eigen stabiliteit wordt daarmee tot wankelen gebracht. Deze ervaringen zijn ingebed in een bredere socio-politieke zorgcontext en gaan samen met ervaringen van miskenning en vervreemding. Het tekortschieten van zorgverleners om de behoefte aan aandacht en erkenning bij ouders te herkennen brengt hun stabiliteit verder tot wankelen. Goede zorg begint met de erkenning dat ouders morele verwanten zijn binnen de cirkel van zorgzame betrokkenheid rondom prematuur geboren kinderen. Dat opent de weg naar aandachtige en responsieve zorg voor deze kinderen en hun ouders waarin ruimte voor het ongewisse is als onderdeel van menselijke uniekheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Balanceren tussen klein en groot. Een fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaringen van ouders rond een eyetracker screening bij prematuur geboren kinderen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2952/Balanceren%20tussen%20klein%20en%20groot.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lovink, L., L PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3106 AB - In deze kwalitatieve studie is onderzocht wat het effect is van de levensfase op het gedrag van street-level bureaucrats (SLB’s) werkzaam in het domein van de jeugdbescherming. Voor dit onderzoek zijn veertien diepte-interviews afgenomen met street-level bureaucrats werkzaam als jeugdbeschermer bij de Jeugdbescherming en als raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming. Deze respondenten zijn op basis van hun leeftijd verdeeld over de jongvolwassen levensfase (20-34 jaar), de middelvolwassen levensfase (35-54 jaar) en de laatvolwassen levensfase (55-75 jaar). Voorafgaand aan het empirische onderzoek is begrip gevormd over het verband tussen persoonlijke kenmerken en beleidsuitkomsten in de street-level bureaucracy door middel van verschillende studies naar representatieve bureaucratie. Specifieke aanwijzingen voor de invloed van de levensfase op het gedrag van SLB’s zijn verworven vanuit de narratieve benadering van levensfasetheorie. Deze literatuurstudie leidde tot de verwachting dat er een positief effect optreedt voor cliënten die worden geholpen door oudere street-level bureaucrats. Naar aanleiding van de empirische studie heeft dit onderzoek aangetoond dat er sprake is van een verschil in de manier waarop SLB’s in verschillende levensfasen de cliënt benaderen. Hoewel er in de manier van contact met cliënt verschillen zijn gevonden tussen de levensfasen lijkt dit geen invloed te hebben op de inhoud van de uiteindelijke besluitvorming die plaatsvindt voor de cliënt. De bevindingen van deze studie duiden vooral op een verschil in de manier waarop SLB’s in verschillende levensfase tot besluitvorming komen in plaats van dat dit inhoudelijk van elkaar verschilt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Levensfase en gedrag in de ' street-level bureaucracy'. Een kwalitatieve studie naar het effect van de levensfase op het gedrag van street-level bureaucrats werkzaam bij de Raad vor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3106/Masterscriptie%20Lieke%20Lovink%20-%20Levensfase%20en%20gedrag%20in%20de%20street-level%20bureaucracy.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verbeek, O. PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/3108 AB - In dit onderzoek is op exploratieve wijze onderzocht hoe de ideaalbeelden van een liefdesrelatie van jongvolwassenen zich verhouden tot de wijze waarop zij vormgeven aan hun eigen liefdesrelatie in de westerse, laatmoderne context. Daarmee is gepoogd om een bijdrage te leveren aan het kennisdomein omtrent liefdesrelaties en zingeving. De onderzoeksresultaten zijn gegenereerd op basis van tien semi-gestructureerde diepte-interviews met jongvolwassenen tussen de 20 – 30 jaar. Uit deze interviews blijkt dat het vormgeven aan de eigen liefdesrelatie en de ideaalbeelden van een liefdesrelatie in constante interactie met elkaar zijn. Ideaalbeelden worden gevormd onder invloed van de cultuur waarin men leeft, de eigen behoeften, omgevingsfactoren, maar ook door de partner en de liefdesrelatie zelf. Relatie-idealen bleken daarnaast niet statisch maar contextspecifiek te zijn. Deze ideaalbeelden zijn vervolgens een leidend principe in de wijze waarop jongvolwassenen vormgeven aan hun eigen liefdesrelatie. Het vormgeven aan de eigen liefdesrelatie gebeurt bovendien in grote mate in de relatie zelf en in dialoog met de partner. Op basis van deze onderzoeksresultaten kunnen de moderniteitstheorieën van bijvoorbeeld Bauman (2003) en Giddens (1991, 1992), waarin zij stellen dat laatmoderne liefdesrelaties in hoge mate zijn geïndividualiseerd, worden genuanceerd. Het vormgeven aan een liefdesrelatie blijkt juist in grote mate een gezamenlijk project van beide partners te zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verschillend van elkaar, maar tot overeenstemming gekomen. Een exploratief onderzoek naar liefdesrelaties in de laatmoderne context. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/3108/Verschillend%20van%20elkaar%2c%20maar%20tot%20overeenstemming%20gekomen%20-%20%20Olga%20Verbeek%20-%20definitief%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Druten, Vera van PY - 2017 UR - https://hdl.handle.net/11439/2953 AB - De laatste jaren worden mensen met een verstandelijke beperking steeds meer teruggebracht in de maatschappij. Ze komen te wonen in de wijk tussen andere burgers, zodat ze integreren in de maatschappij. De overheid verwacht dat burgers de integratie van mensen me een verstandelijke beperking in de wijk ondersteunen en dat ze elkaar gaan accepteren (Bredewold, 2014). De organisatie Prisma wil een omgeving creëren die is afgestemd op de zorgvraag van de cliënt. Daarbij wil Prisma samenwerken met de cliënt en zijn of haar omgeving. Op deze manier wil Prisma aansluiten op het overheidsbeleid om samen te wonen en te werken in de wijk. Dit fenomenologische onderzoek is gericht op cliënten die werken in het dienstencentrum De Rode Loper in Kaatsheuvel. Er is een gebrek aan inzicht hoe de cliënten van Prisma het werken in het dienstencentrum De Rode Loper ervaren, daarom is dit onderzoek opgezet. Tijdens het onderzoek zijn zes cliënten van Prisma met een licht verstandelijke beperking geshadowed tijdens het werken in De Rode Loper. Het doel van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de werkervaringen van cliënten. De data werden vervolgens geanalyseerd middels de interpretative phenomenological analysis, waarbij de data werd geïnterpreteerd door de onderzoeker. Uit de data-analyse kwam naar voren dat de cliënten zowel individuele als overeenkomende ervaringen hebben. Individuele ervaringen van cliënten zijn opvallende eigenschappen die duidelijk naar voren komen in de manier van werken en ook in de omgang met anderen. De overeenkomende thema’s die cliënten ervaren zijn in relatie zijn, plezier ervaren, erkenning ervaren en (on)zelfstandigheid ervaren. Deze thema’s hebben veel onderlinge samenhang en worden door elke cliënt op verschillende manieren ervaren. Vanuit zorgethisch perspectief wordt er gekeken naar wat de thema’s betekenen voor de De Rode Loper als samenleving en voor het burger-zijn binnen deze samenleving. Vervolgens wordt er beschreven wat het concept participatie, ofwel in zorgethische termen inclusief samenleven, betekent voor de cliënten van Prisma en voor betrokkenen bij de cliënten van Prisma. Van daaruit worden er aanbevelingen voor het beleid van de organisatie Prisma gedaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hetzelfde als iedereen. Fenomenologisch onderzoek naar de ervaringen met het werken in het dienstencentrum De Rode Loper. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2953/ZEB-70%20Thesis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leeden, Kees van der PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2620 AB - Een groot deel van de kinderen die in het ziekenhuis worden opgenomen zijn kinderen met een chronische ziekte. Dit is ook terug te zien in het aantal chronisch zieke kinderen dat op de PICU (Pediatrische Intensive Care Unit) wordt opgenomen. Bij opname van een chronisch ziek kind op de PICU nemen ouders hun expertise over hun kind mee. In deze thesis is onderzocht hoe ouders de rol van hun expertise bij het komen tot goede zorg voor hun kind op de PICU ervaren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ouders weten het beter. Een fenomenologisch onderzoek vanuit een zorgethisch perspectief naar de expertise van ouders van chronisch zieke kinderen op de PICU. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2620/Kees%20van%20der%20Leeden%2c%20MASTERTHESIS%3b%201006762.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schaik, Malene van PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2621 AB - Dit onderzoek maakt inzichtelijk op welke wijze mantelzorgers, verpleegkundigen en patiënten 'Zorg met Ziel' ervaren op de afdeling Interne-Nefrologie binnen Rijnstate. De inhoudelijke kennis levert theoretische inzichten ten aanzien van Zorg met Ziel op, alsmede praktische inzichten ter realisering van Zorg met Ziel op deze afdeling. Het tweede doel van dit onderzoek is het maken van een start met de methodiek Responsieve Evaluatie, om een onderling leerproces ter realisatie van Zorg met Ziel te faciliteren. Er zijn interviews gehouden met patiënten en mantelzorgers. De onderzoeker heeft observaties gedaan en er is een focusgroep gehouden met verpleegkundigen. Er is inzicht verkregen in de ervaringen en perspectieven van mantelzorgers, patiënten en verpleegkundigen ten aanzien van Zorg met Ziel. Belangrijke thema’s die hiermee samenhangen zijn: daadkrachtige en rustige houding, duidelijke communicatie, verantwoordelijkheden, aandacht en relationaliteit. Responsieve Evaluatie blijkt waardevol om inzage te krijgen in de verschillende behoeften, verwachtingen en belevingen van de betrokkenen en een onderling leerproces te faciliteren. Op basis van de resultaten zijn aanbevelingen gedaan en zijn suggesties voor verder onderzoek voorgesteld met onderwerpen die gebaat zijn bij nader onderzoek in de komende jaren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Perspectieven op zorg met ziel. Kwalitatief onderzoek naar Zorg met Ziel op de afdeling Interne-Nefrologie in Rijnstate L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2621/masterthesis%20malene%20van%20schaik.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kluen, A. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/503 AB - In deze scriptie wordt ingegaan op de betekenis van kunst en de verbeelding bij het bevorderen van humaniteit. Humaniteit wordt beschreven in termen van zingeving (het plaatsen van het leven in een groter verband) en humanisering (opgevat als het creëren van voorwaarden voor ervaringen van geborgenheid, transcendentie, articulatie en erkenning). Er wordt een ruime kunstdefinitie van John Dewey gehanteerd waarin de esthetische ervaring centraal staat. In deze ervaring wordt het vanzelfsprekende en bekende doorbroken, waardoor ruimte ontstaat voor een ander perspectief op de bestaande situatie. In deze ervaring staat de verbeelding centraal. In dit onderzoek wordt inzichtelijk dat zingeving, humanisering, kunst en de verbeelding nauw aan elkaar gerelateerd zijn. Vanuit deze begrippen en hun onderlinge relatie wordt gekeken naar een Braziliaanse praktijk genaamd AfroReggae. Deze focust zich op kinderen die wonen in gewelddadige favelas in Rio de Janeiro. Door het organiseren van activiteiten tracht AfroReggae de afstand tussen kinderen en de drugshandel te vergroten. Voor dit onderzoek zijn een documentaire over en rapnummers van AfroReggae geanalyseerd, en is gebruik gemaakt van hun website en een tweetal boeken. De hieruit verkregen data is gebruikt om hun praktijk te beschrijven in termen van zingeving en humanisering en wordt de betekenis van kunst en de verbeelding besproken. Er wordt geconcludeerd dat de kunstzinnige activiteiten van AfroReggae de verbeeldingskracht prikkelen zodat aspecten van zingeving worden aangeraakt, en dat deze van betekenis zijn voor het creëren van voorwaarden van humanisering. PB - [s.l.] : s.n. TI - Humaniteit door kunst L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/503/Scriptie%20Anna%20Kluen%20versie%20archief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bruggeman, Joost PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/499 AB - E-therapy is an important and increasing care practice in mental healthcare. This article explores possibilities and shortcomings of personalization in providing e-therapy for patients suffering from Cancer-Related Fatigue (CRF). The main question of this study is as follows: How do online therapists personalize their care to individual patients in providing e-therapy? To answer this question, an ethnographic field study was carried out on an online Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT) for CRF. In doing so, the work practices of online therapists were observed, online correspondence was studied, interviews were conducted, and a meeting of online therapists was recorded and studied. This study resulted in a better understanding of the structure, as well as the possibilities and the limitations of personalization in text-based e-therapy. The results show that the online MBCT potentially provides attuned, and also bodily attentive, care. However, in dealing with difficulties like asynchrony and invisibility, therapists also face limitations of personalization in their practices. Especially when patients fail to provide self-disclosure, the therapist may have insufficient information to act adequately and to prevent patients from dropping out. PB - [s.l.] : s.n. TI - Reading between the Lines. An ethnographic field study on personalization in providing e-therapy ER - TY - GEN AU - Potma, Marieke PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/500 AB - Deze thesis verkent middels literatuuronderzoek hoe kwetsbaarheid (en kwetsbare autonomie), (kwetsbaar) burgerschap en uitsluiting in de Franse context zorgethisch doordacht worden. Franse zorgethici gaan te rade bij de (politieke) filosofie, de sociologie en de (sociale) psychologie. Ze wenden zich tot onderzoek uit die disciplines om 1) de juiste kritische bandbreedte van kwetsbaarheid voor de zorgethiek te bereflecteren, 2) kwetsbaarheid uit het risico-discours van sociologie en neoliberaal denken te bevrijden en 3) kwetsbaarheid te gebruiken als lens om autonomie, veerkracht en bescherming of overheersing zorgethisch mee te denken. Sociale kwetsbaarheid uit de sociologie wordt zorgethisch om gedacht tot sociaal geproduceerde kwetsbaarheid. In een grammatica van kwetsbaarheid (Laugier 2011) worden de mogelijkheden en moeilijkheden van kwetsbaarheid onderzocht. Te nauw gedefinieerd categoriseert kwetsbaarheid groepen of personen. Te breed gedefinieerd verliest kwetsbaarheid aan betekenis: ze wordt dan onkritisch door een verlangen om alles te willen beschermen. Kwetsbaarheid brengt een radicale verandering in de waarneming en analyse van sociale relaties tot stand. De Franse zorgethici kijken via kwetsbaarheid naar het alledaagse. Via de notie kwetsbaarheid kun je de vraag ‘Wie is deze persoon, in wat voor wereld leeft hij en in wat voor wereld vindt ons gesprek eigenlijk plaats?’ zorgethisch onderzoeken door het alledaagse mee te laten vibreren. Marin (2013) pleit voor meerdere kwetsbaarheden, om epistemologisch kritische ruimte te maken voor de zorgethiek, zoals ook de grammatica doet. Door autonomie ook in de kritische spons van kwetsbaarheid te zuigen maakt de zorgethiek zichzelf weerbaarder qua denkruimte. Gelijkheid (gelijkheid van stemmen, inclusieve gelijkheid), vrijheid (relationele, gesitueerde vrijheid) en broederschap (solidariteit en verbondenheid) worden via de koppeling van kwetsbaarheid en burgerschap zorgethisch doordacht. Alleen een politiek met een gelijkheid van stemmen, geruggesteund door een sociale niet paternalistische staat, kan vorm geven aan een democratische politieke zorgethiek. (Brugère in Garrau en Le Goff 2010) Gelijkheid wordt hiermee dus gelijkheid van stemmen, want gelijkheid an Sich sluit altijd sommigen uit, door anderen in te sluiten. (Le Blanc 2011) Mijn conclusie is dat kwetsbaarheid geen eigen logica heeft en in het verlengde van een ‘ethiek zonder ontologie’ baat heeft bij een kritische sponsigheid. (Thomas 2008, Garrau 2013) Als zorg de zorg voor het behouden en repareren van onze wereld is, is kwetsbaarheid een waardevolle notie om de grenzen van zorg en burgerschap mee te bevragen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kwetsbaarheid en kwetsbaar burgerschap in de Franse zorgethiek. A la recherche de la voix vulnérable L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/500/A%20la%20recherche%20de%20la%20voix%20vulne%cc%81rable.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Groot, Sophie Louise de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/501 AB - De doelstelling van dit onderzoek is om een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke en maatschappelijke discussie die er heerst over de rol die sport speelt bij de sociale inclusie van mensen met een verstandelijke beperking. Voor dit onderzoek is een voetbalteam met voetballers met een verstandelijke beperking gevolgd. Er is bij twee trainingen, één wedstrijd en één toernooi geobserveerd, waarbij de onderzoeker informele gesprekken had met spelers, begeleiders en andere mensen op de voetbalclub. De observaties zijn aangevuld met vier semi-gestructureerde interviews met de vier begeleiders van het voetbalteam en één begeleider en één speler hebben deelgenomen aan photovoice. Zij hebben foto’s gemaakt van hun beleving van het G-voetbal en deze besproken met de onderzoeker. Omdat in dit onderzoek het begrip sociale inclusie is opgevat in de breedste zin van het woord, kan geconcludeerd worden dat het lidmaatschap bij voetbalclub XXXX de sociale inclusie voor de spelers bevordert. Hun sociale kring breidt zich uit met oppervlakkige contacten met mensen zonder beperking op de voetbalclub en binnen het team worden met teamgenoten met een beperking diepere vriendschappen gesloten. Mensen die de spelers van de voetbalclub kennen, groeten hun in het dorp, bij de supermarkt of in het stadion bij de regionale profclub. Toch wordt hiermee niet bereikt wat de overheid graag ziet: een breder netwerk voor mensen met een verstandelijke beperking waarop ze kunnen terugvallen voor hulp en zorg. De contacten tussen mensen met en zonder beperking van de voetbalclub, reiken niet tot bij de verstandelijk beperkte spelers thuis. Degenen zonder beperking die het meeste voor de spelers doen, zijn de voorgesorteerde burgers die begeleider zijn geworden bij het G-voetbal en de doelgroep al kenden. Toch moet niet onderschat worden wat het G-voetbal betekent voor de spelers uit het team. Er is weliswaar niet expliciet gevraagd of voetbal hun kwaliteit van leven verbetert, maar in de observaties en gesprekken werd wel duidelijk dat zij met veel plezier voetballen en veel lol met elkaar hebben. De spelers bouwen hun netwerk uit met voetbalvrienden, ook al zijn dat hun teamgenoten en geen andere clubleden zonder beperking. Wel horen de spelers net als ieder ander bij de voetbalclub en worden zij gezien. Het is als cogito ergo sum: ik voetbal mee, dus ik besta. Het is een beperking dat vanwege het korte tijdsbestek waarbinnen dit onderzoek moest plaatsvinden, ervoor is gekozen om één voetbalteam bij één club te volgen. Daarnaast zijn er geen interviews gehouden met de spelers en andere mensen op de voetbalclub. Het is een aanbeveling om dat bij volgend onderzoek wel te doen en daarbij meerdere sportclubs te volgen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ik voetbal mee, dus ik besta. Een onderzoek naar de invloed van sport voor de sociale inclusie van mensen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/501/Masterscriptie%20-%20Sophie%20Louise%20de%20Groot%20-%20Digitale%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Molenaar, C. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/485 AB - Geestelijk verzorgers in de zorginstellingen worden geconfronteerd met bezuinigingen en zien dat zij zich tevens op de Eerste Lijn moeten oriënteren. Huisartsen zijn dan een belangrijke partij. In dit onderzoek is uitgebreid literatuuronderzoek verricht en middels kwalitatieve methoden onderzocht welke samenwerkingsmogelijkheden huisartsen en/of praktijkondersteuners GGZ en geestelijk verzorgers zien en welke factoren van invloed zijn op het al dan niet tot stand komen van die samenwerking. Er liggen verschillende mogelijkheden voor samenwerking, maar daartoe is het eerst nodig dat geestelijk verzorgers en huisartsen en/of POH-GGZ elkaar leren kennen. Dit onderzoek schetst verschillende uitdagingen en biedt mogelijke oplossingen die de praktijk verder kunnen helpen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hart voor de zorg en zorg voor het hart L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/485/Samenwerking%20tussen%20huisartsen%20en%20geestelijk%20begeleiders_Masterthese_%20Charlotte%20Molenaar_01_01_2016.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zwiers, M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/486 AB - Een plaatsing van een pleegkind in een pleeggezin is van grote invloed op zowel het pleegkind als op het pleeggezin. Zo worden pleegouders van de één op de andere dag geconfronteerd met de taak om, vaak in nauwe samenwerking met de biologische ouders/verzorgers en verschillende jeugdzorgorganisaties, een pleegkind op te voeden. Maar wat betekent dit in het leven van de pleegouder? Om hier een antwoord op te kunnen geven is onderzocht op welke manier de pleegzorgvariant van weekendpleegouderschap bijdraagt aan de ervaring van existentiële zingeving van de pleegouder. Waarbij de ervaring van existentiële zingeving wordt opgevat als een ervaring, waarin de aspecten waardevolheid, verbondenheid en erkenning worden beleefd door de weekendpleegouder(s). In dit kwalitatief, empirisch onderzoek zijn tien weekendpleegouders geïnterviewd en is de data op abductieve wijze geanalyseerd. De analyse van de data wijst uit dat de ervaring van existentiële zingeving bij deze weekendpleegouders zowel positief als negatief wordt beïnvloed door het weekendpleegouderschap. Op basis van de analyse zijn er negen manieren te onderscheiden waarop het weekendpleegouderschap volgens deze pleegouders positief bijdraagt aan de existentiële zinervaring. Een aantal van deze manieren werd in eerder onderzoek al genoemd, zoals dat pleegouders een grote mate van verbondenheid ervaren binnen het gezin en met nieuwe contacten. Andere manieren werden niet eerder genoemd en bieden nieuwe inzichten, zoals dat pleegouders zich persoonlijk ontwikkelen en zich erkent voelen door andere mensen. Daarnaast noemden de pleegouders zeven manieren waarop het pleegouderschap volgens deze pleegouders op negatieve wijze bijdraagt aan de ervaring van existentiële zingeving. Ook wat betreft deze manieren zijn er een aantal eerder genoemd in vergelijkbare onderzoeken, waaronder dat pleegouders geen gezamenlijkheid ervaren in de hulpverlening rondom hun pleegkind. En ook hier zijn nieuwe inzichten verkregen, zoals dat pleegouders zich afhankelijk voelen van bepalende actoren binnen de besluitvorming rondom het pleegkind. Dit onderzoek wijst uit dat het weekendpleegouderschap op negen manieren positief en op zeven manieren negatief bijdraagt aan de ervaring van existentiële zingeving van deze pleegouders. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zin van weekendkinderen. Een kwalitatief onderzoek naar existentiële zingeving bij weekendpleegouders L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/486/Scriptie%20definitief%20MZ.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wal, D. van der PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/496 AB - In wetenschappelijke literatuur worden drie doelen van moreel beraad gehanteerd. Deze doelen bevinden zich zowel op het niveau van de concrete casus (reflectie op concrete praktijk), het professionele niveau (professionalisering en ontwikkelingsproces van morele competenties van de participant) en het institutionele niveau (de cultuur van de organisatie). Wetenschappelijk onderzoek naar moreel beraad richt zich nauwelijks op de vraag wat de effecten van moreel beraad op de cultuur van de organisatie daadwerkelijk zijn. In deze studie is via kwalitatief exploratief onderzoek in kaart gebracht wat de ervaren effecten van moreel beraad op de cultuur van de organisatie zijn. Dit is gedaan door middel van kwalitatieve interviews met acht niet-ethisch onderlegde participanten aan moreel beraad binnen twee GGZ-instellingen in Nederland. Op basis van dit onderzoek kan worden gesteld dat er sprake is van het ervaren van effecten van moreel beraad op de organisatiecultuur, wanneer moreel beraad functioneert zoals een moreel beraad hoort te functioneren. Moreel beraad wordt als ‘ideaal’ getypeerd wanneer het moreel beraad wordt omschreven als een plek waar men oordeelloos luistert en waarden verheldert. Moreel beraad wordt als ‘onvolkomen’ getypeerd wanneer het moreel beraad wordt omschreven als plek om te discussiëren, oplossingen te bedenken en gelijk te halen. Bij ‘ideaal’ moreel beraad is sprake van ervaring van effect op de cultuurelementen aannames, ongeschreven regels, beleid, normen (voornamelijk betreffende onderlinge omgang) en waarden. Moreel beraad heeft het meest effect op cultuurelementen in haar ‘ideale’ staat maar ook in de gevallen waarin het niet helemaal ideaal of zelfs ‘onvolkomen’ verloopt zijn incidentele effecten op de cultuur van de organisatie waargenomen. Moreel beraad heeft het zodoende in zich om een effectief veranderkundig instrument te zijn richting het verbeteren van samenwerking, vergroten van effectiviteit van medewerkers en talent inzetten op de juiste plek, meer rust in de waan van de dag waardoor mogelijk stress vermindert, het durven stellen van moeilijke of morele vragen aan elkaar en het aanpassen en vormen van normen, waarden en beleid volgens de gedeelde behoeften van een team. PB - [s.l.] : s.n. TI - De ervaren effecten van moreel beraad op de cultuur van een organisatie. Een kwalitatieve exploratieve studie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/496/Thesis_DvdWal_12_feb_2016%20%281%29%20%281%29%20%281%29.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Huizinga, G.F. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/497 AB - Doel van deze scriptie is bij te dragen aan de ontwikkeling van een nieuw politiek perspectief voor de hedendaagse humanistiek. Aanleiding zijn de overheersende kleine waarden in de samenleving, aldus Harry Kunneman, bestaande uit een beperkend economisch discours en een doorgeslagen autonomie. De hedendaagse humanistiek staat volgens hem dientengevolge voor de uitdaging om ingangen te vinden naar een ‘grotere waardenruimte’. De hypothese van deze scriptie is dat het (toeschouwen van) theater een ingang hiertoe biedt. Hiervoor wordt allereerst het denken van Kunneman verder uitgelicht. Vervolgens wordt het denken van Kees Vuyk, in het bijzonder zijn idee van de ‘betrokken toeschouwer’ en dat van Jacques Rancière over esthetiek en politiek, in het bijzonder zijn idee van de ‘geëmancipeerde toeschouwer’ onderzocht. Deze literatuurstudie wordt vervolgd door een analyse van het theaterstuk Book Burning door theatermaker Pieter de Buysser en beeldend kunstenaar Hans op de Beeck. Het denken van Rancière en de voorstelling Book Burning resulteren in een voorstel voor een kritische wending van het idee van een grotere waardenruimte. Deze is gelegen in, kort gezegd, ‘een lege ruimte’ waardoor een nieuwe constellatie van het zichtbare, hoorbare, mogelijke en denkbare kan ontstaan. Sleutelwoorden: politiek, humanistiek, theater, betrokkenheid, emancipatie, toeschouwer, Kunneman, Vuyk, Rancière, Book Burning PB - [s.l.] : s.n. TI - Een lege ruimte. Bijdrage aan een nieuw politiek perspectief voor de hedendaagse humanistiek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/497/Scriptie%20Ghislaine%20Huizinga.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Blaauw, T.M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/498 AB - In deze scriptie onderzoek ik de vraag: In welke mate dragen culturele instellingen in Amsterdam bij aan sociale cohesie in tijden van voortgaande segregatie en zo ja, welke rol heeft kunst, gezien vanuit een humanistisch perspectief, daarin? Het antwoord krijgt in deze scriptie vorm doormiddel van een theoretisch en een kwalitatief onderzoek. In het theoretisch onderzoek is er geput uit sociaal wetenschappelijke en filosofische literatuur. Voor de praktische kennis is er in deze scriptie onderzoek gedaan bij vier culturele instellingen uit Amsterdam. Uit het onderzoek is gebleken dat culturele instellingen de problemen die ten grondslag liggen aan sociale segregatie niet kunnen oplossen. Hierdoor is een fundamentele bijdragen aan meer sociale cohesie niet aan de orde. De instellingen kunnen wel, als er aan enkele basisvoorwaarden worden voldaan, doormiddel van de inzet van podiumkunsten en de randprogrammering, op meer microniveau, tussen groepen en mensen in de stad, een verbindende werking hebben. PB - [s.l.] : s.n. TI - De kunst van goed samenleven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/498/De%20kunst%20van%20goed%20samenleven-%20Tim%20Blaauw.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kruif, J. de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/504 AB - Dit onderzoek richt zich op zingeving bij bootcampers aan de hand van de vraag: Welke zingeving ontlenen bootcampers aan de uitoefening en ervaring van hun sport? De kwestie is relevant omdat bootcamp in enkele jaren populair geworden is zonder dat de zingeving van de bootcamper daarbij onderzocht en begrepen is. Op basis van filosofische, psychologische en sociologische inzichten betreffende sport en zingeving is een empirisch onderzoek opgezet volgens de methode van mixed method (Greene, 2007). Zingeving wordt hierin gedefinieerd als bestaand uit negen domeinen (Alma & Smaling, 2010). De dataverzamelingsinstrumenten zijn ontworpen naar de structuur en volgorde van deze negen domeinen. Voor het kwantitatief onderzoek zijn 65 surveys afgenomen. Voor het kwalitatief onderzoek zijn 10 semi-gestructureerde interviews verricht. Uit analyse van de verzamelde data blijkt dat bootcampers hun sport op tenminste twee manieren als zingevend ervaren. Als eerste wordt in dit onderzoek zingeving in directe zin genoemd in het ervaren van de bootcamp-activiteit zelf. De uitdaging en het buiten zijn vormen de voornaamste elementen hierin. De tweede manier waarop bootcamp als zingevend wordt ervaren is via een indirecte of ondersteunende manier. Bootcamp wordt in deze zin ervaren als een versterking van de fysieke en mentale conditie, waardoor bootcampers zich beter kunnen verhouden tot het leven en hetgeen zich daarin voordoet. Bootcampers schrijven de bemerkte effecten toe aan een structurele versteviging van hun zelfvertrouwen, eigenwaarde, erkendheid, competenties en welbevinden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving bij Bootcampers L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/504/Scriptie%20JoostdeKruif%2026%20maart2016.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schutte, Charlotte PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2619 AB - Dit fenomenologisch onderzoek heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de ervaringen van zelfstigma bij mensen met een ernstige psychiatrische aandoening tijdens hun herstelproces. Daarnaast wordt met dit onderzoek getracht om een bijdrage te leveren aan goede zorg voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Het hebben van een psychiatrische aandoening zorgt ervoor dat het leven van de respondenten anders verloopt dan zij zelf in gedachten hadden. De verhalen van de respondenten vertellen dat zij het gevoel hebben grote aanpassingen te moeten maken in het leven, om enigszins ‘normaal’ te kunnen functioneren. Het ervaren van miskenning, afhankelijkheid, beperkingen en het niet voldoen, hebben een negatieve invloed op het zelfbeeld. Emoties als angst en schaamte lijken hier een gevolg van te zijn, die het gevoel van teleurstelling vergroten. De sociale context lijkt grote invloed te hebben op ervaringen van zelfstigma en worden noden en behoefte niet voldoende door anderen gezien. Vanuit het perspectief van de zorgethiek is naar de data gekeken, om de data te kunnen duiden en inzicht te krijgen naar de betekenis van goede zorg voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. In de bevindingen zijn overeenkomsten gevonden met de literatuur, met name wanneer het gaat om afstemming in de zorgpraktijk en het betrekken van de sociale context voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. PB - [s.l.] : s.n. TI - Herstel, kan ik dat eigenlijk wel? Een fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaringen van zelfstigma tijdens het herstelproces van een ernstige psychiatrische aandoening. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2619/Masterthesis.CharlotteSchutte.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Nowak, E. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2635 AB - Klimaatverandering veroorzaakt een uiterst bedreigende situatie voor alle levende wezens. Ondanks wetenschappelijke consensus over het bestaan van klimaatverandering, is een apathische (inactieve) houding de publieke norm. Dit onderzoek situeert apathie als een affectief proces waarin men een innerlijke conflict ervaart en door diverse emoties overweldigd wordt. Apathie is dan in de kern een crisis van betekenisgeving die diverse zinbehoeften bedreigt. Middels een conceptueel literatuuronderzoek wordt in deze thesis onderzocht hoe de narratieve & mythische en de emotionele & experiëntiële dimensies van humanisme als levensbeschouwing kunnen bijdragen aan het doorbreken van apathie. In dit onderzoek wordt beargumenteerd hoe klimaatverandering het humanisme confronteert met de noodzaak om tot een inhoudelijke perspectiefwisseling te komen waarin de mens wordt gesitueerd in een web van relaties met niet-menselijke, abstracte en toekomstige anderen. Humanisme als dialogische en pluralistische praktijk van levensbeschouwen kan dan ruimte bieden aan ervaringen en verhalen die een gedeelde kwetsbaarheid, scheppingskracht en weerbaarheid blootleggen, en die tegenstrijdige mens- en wereldbeelden behelzen die diverse praktijken van rechtvaardigheid, verbondenheid en innovatie motiveren. Dit onderzoek concludeert dat een zinvolle betekenisgeving van klimaatverandering voortdurend ontglipt, maar dat dit ontglippen leidt tot een verlangen, streven en kritisch onderzoek dat apathie ten op zicht van klimaatverandering kan openbreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Van apathie naar verbinding. Humanistische zingeving in relatie tot klimaatverandering L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2635/Masterthesis%20Evanne%20Nowak%2029%20augustus%202016.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Egmond, Jeroen van PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2656 AB - Dat zorgvrijwilligers in een hospice geconfronteerd worden met zaken waar ze geen macht over hebben, lijkt een open deur. Ze kiezen echter zeer bewust om te gaan werken met mensen die lijden en op korte termijn dood zullen gaan. Als iemand er zelf voor kiest, is het gebrek aan macht dan nog machteloosheid? In ieder geval is er in het dagelijks werk van de vrijwilligers genoeg aanleiding om meer aandacht aan het fenomeen machteloosheid te besteden. Dat is ten eerste van belang voor de gasten van het hospice, maar tegelijk ook voor de zorg voor vrijwilligers zelf en draagt bij aan het beter laten zien van het werk dat deze vrijwilligers doen. In dit onderzoek is gezocht naar de essentie van machteloosheid bij zorgvrijwilligers, hoe ze ermee omgaan en wat het effect is op het verlenen van goede zorg. Er zijn daartoe door drie interviewers gesprekken gevoerd met zorgvrijwilligers uit twee verschillende hospices in Leiden en Den Haag. De transcripten van negen van deze interviews zijn in deze thesis gebruikt. De essentie van machteloosheid bij zorgvrijwilligers in de palliatieve zorg is dat in sommige situaties de vrijwilliger het, ondanks de intentie er helemaal te zijn voor de gast en diens naaste(n), niet kan helpen zelf in die mate centraal te komen staan dat er een hapering is in, of een verlies van, de afstemming op de behoeften van de ander. Zonder deze afstemming, of de mogelijkheden om op basis van die afstemming iets te doen of te laten, wordt goede zorg belemmerd. De vrijwilliger wordt zowel door oorzaak als gevolg geraakt. Belangrijk verschil met andere oorzaken van het verliezen van contact en afstemming is de intentie. Als iemand boos wordt en de afstemming verliest, of gewoon naar huis gaat na een dienst, is dat niet zonder meer machteloosheid te noemen. Machteloosheid zoals het uit dit onderzoek naar voren komt is het als de hapering optreedt ondanks het streven naar afstemming. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgvrijwilligers in een hospice. Niet in principe machteloos, maar uit principe L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2656/Masterthesis%20Jeroen%20van%20Egmond%20-%201005936%20-%20definitief%20-%20voor%20archief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Waard, S. de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2636 AB - In de GGZ richten ervaringsdeskundigen zich op herstel. Dit overlapt met zingeving, wat de focus is van geestelijk verzorgers. Daarnaast gaan beide uit van het (levens)verhaal van cliënten. Mijn aanname is dat beide een narratieve benadering hanteren en zich richten op de narratieve identiteit van cliënten. Ik wil inzichtelijk maken hoe ze zich tot elkaar verhouden. Mijn onderzoeksvraag is: welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen ervaringsdeskundigen en geestelijk verzorgers in de omgang met zingeving, herstel en narratieve identiteit in het contact met cliënten? Herstel, zingeving en de narratieve benadering zijn uitgewerkt in het theoretisch kader. Vervolgens heb ik vijf geestelijk verzorgers en vijf ervaringsdeskundigen op deze thema´s bevraagd. Ervaringsdeskundigen en geestelijk verzorgers focussen zich op dezelfde herstelelementen. We zien zowel overeenkomsten als duidelijke verschillen in de omgang met deze elementen. Bij de meeste respondenten komen dezelfde zinbehoeften ter sprake. Ze gaan op dezelfde wijze om met deze zinbehoeften. Het verschil zit hem in wie meer met welke zinbehoefte bezig is. Respondenten hebben dezelfde basishouding die past binnen de narratieve benadering. Echter ze houden zich niet bezig met de narratieve identiteit van cliënten. Door de vele overeenkomsten kunnen ze elkaar versterken en een bijdrage leveren aan herstelondersteunende zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een vergelijkend onderzoek naar de benaderingswijzen van geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen ten aanzien van cliënten en de omgang met zingeving, herstel en narratieve identiteit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2636/Masterthese%20SL%20de%20Waard%202016.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Molenaar, Brecht PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2651 AB - Deze thesis is het verslag van een zorgethisch kritisch discoursanalytisch onderzoek naar de nieuwste beroepsstandaard voor de geestelijk verzorger. Ik heb onderzocht hoe het denken over de beroepsidentiteit van hedendaagse geestelijk verzorgers vorm krijgt in een bepaald discours, dus in een talige constructie van de beroepsidentiteit. Ook heb ik onderzocht wat de implicaties van dat discours zijn voor sociale identiteiten en verhoudingen en of de inzet van het discours kan worden beschouwd als een bijdrage aan praktijken van goede zorg. De tekst van de beroepsstandaard kent één volwaardig discours. Het centrale concept ervan is het zingevingsproces, waarvan wordt verondersteld dat geestelijk verzorgers het methodisch kunnen bewerken. De tekst kent bovendien nog twee discours-restanten, beide met de vrijplaats als centraal concept. Het dominante discours benoem ik als een hedonistisch utilistisch discours rond procesbewerking. Anders dan in de eerder verschenen standaarden wordt er in de kerndefinitie van geestelijke verzorging voor het eerst niet meer verwezen naar geloofs- en levensovertuiging als de basis voor hulpverlening en begeleiding. Voor het eerst ook worden die hulpverlening en begeleiding enkel ‘professioneel’ genoemd. Er wordt geen ambtshalve karakter meer toegekend aan de hulpverlening en begeleiding. Het discours is een methodisch discours geworden, waarin de waarde van welzijn (ofwel gezondheid, welbevinden of vitaliteit) het uiteindelijk beoogde effect is. Sociale wetenschappen komen naar voren als een belangrijk onderdeel van de beroepseigen ‘body of knowledge’, met name psychologie. Deze betekenisgeving aan de beroepsidentiteit wordt gepresenteerd als vanzelfsprekend. Het lijkt om een onvermijdelijk gevolg te gaan van ontwikkelingen in de contexten waarin geestelijk verzorgers werken. Een belangrijke ontwikkeling is dat mensen (ook geestelijk verzorgers zelf) uit verschillende levensbeschouwelijke bronnen putten in hun zoeken naar antwoorden op levensvragen, al kan dat zoeken ook nog steeds worden gekoppeld aan een bepaalde traditie van geloof of levensovertuiging. Zonder dergelijke veranderingen uit het oog te verliezen zijn er vanuit een zorgethisch perspectief veel argumenten te geven waarmee de vanzelfsprekendheid van het gepresenteerde discours ter discussie gesteld kan worden. Het bezwaar is vooral dat de waarde van welzijn (en zijn synoniemen) verschijnt als een maakbaar resultaat van losstaande methodische interventies. Die waarde wordt aan de zorg toegevoegd, terwijl er wordt veronachtzaamd dat de praktijk van geestelijke verzorging een inherent morele en relationele aangelegenheid is. Het gaat niet meer over zorg in de zorgethische zin van het woord. Ik kom in mijn zorgethische reflectie dan ook uit op een pleidooi voor het ‘omdenken’ van de beroepsidentiteit en stel voor om het beroep in een zorgethisch kader te plaatsen. Binnen praktijken die worden geleid door kritische zorgethische inzichten krijgen methodische componenten dan hun plaats. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving, snelweg naar welzijn? Een zorgethisch kritisch discoursanalytisch onderzoek naar de formulering van de beroepsidentiteit van de geestelijk verzorger in Beroepsstandaard 2015 L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2651/Thesis%20Brecht%20molenaar.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jonker, KoDa PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2661 AB - In deze thesis is middels een discoursanalyse onderzoek gedaan naar goede zorg en kwaliteit binnen het vrijwilligerswerk in de palliatieve terminale zorg. Bij de VPTZ, Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg, zijn 12.000 vrijwilligers aangesloten. Deze vrijwilligers zijn werkzaam in hospices en bij mensen thuis. Binnen hun werkzaamheden zorgen de vrijwilligers voor de stervenden en naasten. Een oproep bij deze vrijwilligers om kwaliteitsreflecties in te zenden leidde tot onvoldoende inzendingen, waardoor er binnen deze thesis is gekozen om interviews te houden met 6 vrijwilligers. Vier waren werkzaam in of het hospice of thuis en twee werden zowel thuis als in het hospice ingezet. Het onderzoek laat zien dat alle respondenten een manier van relationele afstemming centraal stellen in hun vertogen. De wijze waarop ze die afstemming zoeken verschilt per respondent. De visies van goede zorg en kwaliteit worden met behulp van o.a. zorgethische theorie doordacht. Relationele afstemming, als bewerking van de presentietheorie, staat in het werk van de vrijwilligers centraal, wat betekent dat ze hun eigen visies van goede zorg opzij zetten om zich af te kunnen stemmen op de ander. De aanzet voor de uiteenrafeling van relationele afstemming is in deze thesis begonnen maar vraagt nog nadere bestudering in dialoog met andere wetenschapsgebieden naast zorgethiek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vertogen van relationele afstemming. Een discoursanalyse bij vrijwilligers werkzaam in de palliatieve terminale zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2661/Masterscriptie%20Zorgethiek%20en%20Beleid%20Koda%20Jonker.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kwint, K. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2679 AB - Werk draagt op verschillende manieren bij aan aspecten van zingeving, bijvoorbeeld door de ervaring van zelfontplooiing, erkenning, verbondenheid, doelgerichtheid en waardevolheid. Het werkende leven strekt zich gemiddeld uit over bijna 40 levensjaren en is van grote invloed op onze identiteit. Het is tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend om een leven lang één baan aan te houden; mensen denken steeds bewuster na over het werk dat ze doen, en zien ook de mogelijkheid om van baan te veranderen als het niet langer bevalt. In dit kwalitatieve onderzoek is onderzocht op welke manier economische-, sociale- en spirituele zingevingsaspecten een rol spelen in de keuze van hoogopgeleiden om een carrièreswitch te maken. Er zijn tien hoogopgeleide ouders geïnterviewd die een vrijwillige carrièreswitch hebben gemaakt. Uit dit onderzoek blijkt dat de financiële beloning geen rol heeft gespeeld in de overweging, maar dat de respondenten wel de harde eis stellen dat zij de financiële zekerheid voor het gezin kunnen waarborgen. Daarnaast is het in 90% van de gevallen noodzakelijk dat de partner ook achter de keus van een carrièreswitch staat. Het merendeel van de respondenten is nadrukkelijk op zoek naar werk waarin ze van (meer) betekenis kunnen zijn voor anderen, en waarin meer ruimte is voor zelfstandigheid, creativiteit en zelfontplooiing. Bij een gebrek aan voldoening van de sociale zingevingsaspecten verhoogd het verlangen naar de voldoening van spirituele zingevingsaspecten. De verhouding tussen deze twee dimensies lijkt een grote rol te spelen in de besluitvorming omtrent een carrièreswitch. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zoektocht naar zingeving. Een kwalitatief onderzoek naar de zingevingsaspecten van een carrièreswitch L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2679/Masterthesis%20carri%c3%a8reswitch%20-%20Karlijn%20Kwint.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Honsbeek, Krystel PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2662 AB - In 2004 is met behulp van dr. Bert Molewijk (VUmc) en dr. Margreet Stolper (VUmc) het moreel beraad binnen een van de divisies van GGZ-instelling Reinier van Arkel geïmplementeerd. Nu, twaalf jaar later, wordt moreel beraad nog steeds gevoerd en ligt het plan er om het moreel beraad ook in andere eenheden van de organisatie in te voeren. In opdracht van VUmc wordt in deze responsieve evaluatie de ervaringen van betrokkenen geëvalueerd. Het doel van deze responsieve evaluatie is om te leren van alle ervaringen. De hoofdvraag is als volgt: “Hoe wordt moreel beraad binnen Reinier van Arkel ervaren door verschillende betrokkenen en wat kunnen we hiervan leren voor de zorgethiek en de praktijk?”. Op dialogische wijze worden de ervaringen van zes verschillende belanghebbenden verzameld en geanalyseerd. Uit de bevindingen blijkt dat de ervaringen met moreel beraad vooral positief zijn. Het moreel beraad binnen Reinier van Arkel wordt door alle betrokkenen als belangrijk ervaren voor de kwaliteit van zorg, professionele ontwikkeling en teambuilding. Vanuit de zorgethiek kan geleerd worden dat het tijdens een moreel beraad belangrijk is dat er oog is voor critical insights als praktijken, lichamelijkheid en emoties, afhankelijkheid en kwetsbaarheid, macht en positie. Vanuit de bevindingen worden de critical insights tegelijkertijd verrijkt en rijzen nieuwe discussiepunten op die vragen voor nadere reflectie. Uit de bevindingen blijkt tot slot dat de betrokkenen het belangrijk vinden dat moreel beraad organisatiebreed ingevoerd en georganiseerd wordt. Er zijn verschillende visies over de wijze waarop dat het beste kan gebeuren. Alle betrokkenen vinden het belangrijk om op dialogische wijze met elkaar daarover in gesprek te gaan. Aangeraden wordt om deze dialoog in een focusgroepbijeenkomst aan te gaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Aan de praat, over moreel beraad. Responsief evaluatie onderzoek naar moreel beraad binnen GGZ-instelling Reinier van Arkel L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2662/Aan%20de%20praat%20over%20moreel%20beraad.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Reus, D. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2680 AB - Tijdens deze economische crisis is het voor academici niet gemakkelijk een functie te vinden na het afstuderen (SEO, 2014). Laat staan een functie die aansluit bij de afgeronde studie en bijbehorend niveau (Berkhout, 2004). Om toch in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, moet er wel gewerkt worden. Een logisch gevolg is dat academici werk gaan doen waarvoor zij overgekwalificeerd zijn. In de literatuur zijn talloze nadelen beschreven omtrent voorkwalificatie. Bijvoorbeeld een lagere werktevredenheid, minder motivatie, te weinig uitdaging (Garcia¬Aracil & van der Velden, 2008). Daarom is hier de volgende vraag gesteld: Ontlenen WO-alumni zingeving aan werk waarvoor zij overgekwalificeerd zijn en zo ja, op welke manieren? De theorieën van Baumeister (1991) over zingeving en theorie over job crafting zijn middels interviews met de praktijk vergeleken. In het onderzoek zijn er twee groepen onderscheiden. Een groep tijdelijk overgekwalificeerden (A) en een groep langduriger overgekwalifceerden (B). Groep A ontleend minder zin aan het werk dat zij doen dan groep B. Een verklaring hiervoor is dat groep A vaak lager geschoold werk doet dan groep B. Voor groep B is het werk dat zij doen veelal een investering in de toekomst waar groep A vooral werkt om geld te verdienen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Afgestudeerd! En nu? Zingeving in werk onder overgekwalificeerde alfa en gamma alumni L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2680/Afstudeeronderzoek%20Dinne%20Reus%20Final.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jacobs, Laura PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2663 AB - In deze masterthesis is op fenomenologische wijze onderzocht hoe mensen met Multipele Sclerose (MS) steun op het werk ervaren. Veel mensen met MS stoppen met werken, terwijl dit een belangrijk aspect van het leven is in de vorm van contact met collega’s, het kunnen inzetten en ontwikkelen van vaardigheden en kennis, het ervaren van zelfvertrouwen en kunnen functioneren in de maatschappij. Steun op het werk is een belangrijke factor in het al dan niet kunnen blijven werken en inzicht in hoe steun ervaren wordt is dan waardevol. In dit onderzoek zijn vijf interviews gehouden met mensen met MS die nog werkzaam zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat steun wordt ervaren wanneer er praktische aanpassingen gemaakt kunnen worden in de werksituatie, zodat ervaren belemmeringen verminderen. Maar steun gaat eerst en vooral over opmerkzaamheid van collega’s en leidinggevenden. Opmerkzaamheid maakt het mogelijk om te zien waar iemand behoefte aan heeft of tegenaan loopt, maar maakt mensen ook gevoelig voor welke vorm van steun bij iemand past. Opmerkzaamheid gaat vaak samen met een houding van persoonlijke betrokkenheid en zorgzaamheid en wordt door mensen als waardevol ervaren. De ervaringen van steun zijn vergeleken met de vijf zorgenfasen die Tronto heeft geformuleerd. Er is gebleken dat de eerste fase van opmerkzaamheid een wezenlijk deel uitmaakt van (het tot stand komen van) alle volgende fasen van zorg. Uiteindelijk komen ervaringen van steun, of een gebrek hieraan, tot stand in de relatie waarbij wederzijds vertrouwen van belang is. De werknemer vervult in deze relatie ook een eigen rol door onder andere openheid te geven over ervaren beperkingen en grenzen aan te geven. Deze eigen rol is vrijwel niet terug te vinden in zorgethische theorie, de betekenis ervan wordt in deze thesis tevens nader verkend. PB - [s.l.] : s.n. TI - Werken met MS. Een fenomenologisch onderzoek naar ervaringen van steun op de werkvloer L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2663/Masterthesis%20Laura%20Jacobs.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gessel, A. van PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2681 AB - Dit onderzoek richt zich op het vak geestelijke begeleiding in het werkveld van de zorg. Door maatschappelijke veranderingen en de aard van het beroep is het vak intramuraal steeds meer onder druk komen te staan. Het vak ontwikkelt zich en er wordt gezocht naar mogelijkheden voor de ontwikkeling ervan in nieuwe werkvelden. In een kwalitatief empirische studie is onderzocht wat wordt gezien als good practices van het vak geestelijke begeleiding. Zes stakeholders en vier humanistisch geestelijk begeleiders zijn geïnterviewd. De onderzoeksvraag is: Wat zijn volgens stakeholders en humanistisch geestelijk begeleiders good practices van geestelijke begeleiding binnen het werkveld van de zorg, en wat is de waarde ervan voor de ontwikkeling van het vak? Er is een verkennend onderzoek verricht naar wat good practices zijn van het vak geestelijke begeleiding, welke criteria hiervoor worden gehanteerd en wat succesfactoren zijn om hiertoe te komen. Hierbij is zowel gekeken naar traditionele werkvelden (intramuraal in loondienst) als nieuwe werkvelden (extramuraal en vrijgevestigd werken) binnen de zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geestelijke begeleiding in transitie. Een exploratief onderzoek naar good practices van het vak humanistisch geestelijke begeleiding in het werkveld van de zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2681/Gessel%2c%20A.%20van%20%282016%29.%20Geestelijke%20begeleiding%20in%20transitie.%20Afstudeeronderzoek%20Humanistiek.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Aartsen, Linda PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2664 AB - Dit onderzoek is gericht op het maatschappelijke Zwarte Piet debat, waarbij eveneens aandacht is voor het verklaren en begrijpen van het fenomeen racisme in Nederland. Middels kritisch discoursanalyse is het debat kwalitatief onderzocht. Op basis van de bevindingen lijken er drie discoursen te traceren, te weten ideologie, strijd en identiteit. De discoursen zijn verweven met- en interageren op elkaar. Binnen de discussie is een binaire indeling zichtbaar tussen ‘voor’- en ‘tegenstanders’ van Zwarte Piet. Deze indeling lijkt ongelijkheid te impliceren. Het reflecteren aan de hand van een zorgethisch perspectief toont bovenal een gebrek aan het erkennen en nemen van verantwoordelijkheid voor behoeften van anderen binnen de discussie. Dit maakt dat voornamelijk gekleurde mensen in afhankelijke en kwetsbare posities verkeren. Racisme blijft voortduren zowel binnen het debat als in de Nederlandse maatschappij, omdat een wezenlijk verschil als huidskleur veelal niet wordt erkend, alsmede de bijbehorende privileges of het gebrek hieraan. Het onderzoek laat zien dat het zorgethische concept vertrouwen een belangrijke rol kan spelen binnen het debat, daar vertrouwen mensen nader tot elkaar brengt en de aanwezige polarisatie in de discussie kan terugdringen. Door het erkennen van diversiteit en het aangaan van de dialoog is het mogelijk dat er sprake is van meer rechtvaardigheid binnen de Zwarte Piet discussie en daarvandaan in de Nederlandse samenleving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het grote zwarte piet debat. Een discoursanalyse vanuit zorgethisch perspectief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2664/Masterthesis%20%27Het%20grote%20Zwarte%20Piet%20debat%27.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoek, E. van der PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2630 AB - Dit kwalitatieve, empirische onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt hoe humanistisch geestelijk verzorgers (hgv’ers) en verpleegkundigen (vpk), werkzaam in ziekenhuizen, zin ervaren in hun werk. Dit is onderzocht vanuit drie bronnen die hierop van invloed zijn, en welke in literatuur worden onderscheiden: de professionals zelf, de ander en de werkcontext van het ziekenhuis. Deze bronnen zijn als deelgebieden onderzocht en daarbij is gekeken welke ervaringsaspecten van zingeving te herkennen zijn. Deze aspecten zijn voortgekomen uit de in dit onderzoek gehanteerde definitie van zingeving en betreffen: competentie, doelgerichtheid, erkenning, transcendentie, samenhang en waardevolheid. De zinervaringen van zeven hgv’ers en zeven vpk zijn met elkaar vergeleken en daarin werden overeenkomsten en verschillen herkend. Overeenkomstig blijken beide beroepsgroepen in dat de ander hierin een grote rol speelt. Ook de dynamische sfeer van het ziekenhuis en het gevoel dat het werk past bij de eigen persoonlijkheid zijn elementen waardoor beide beroepsgroepen zin ervaren. Anders dan vpk ervaren hgv’ers minder doelgerichtheid in hun werk, speelt samenwerking een minder grote rol in het ervaren van zin maar wordt alleen door hen transcendentie ervaren. Met deze studie is een leemte in de wetenschappelijk literatuur aangevuld, aangezien er nog niet eerder onderzoek is verricht naar hgv’ers en er behoefte blijkt te zijn aan een conceptuele verheldering van het begrip zin in relatie tot werk. De bevindingen van deze studie kunnen ingezet worden ter bestrijding of voorkoming van burn-out klachten, wat voor beide beroepsgroepen nodig blijkt te zijn omdat zij een verhoogd risico hierop lopen. Handreikingen daartoe worden in het laatste hoofdstuk gegeven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in werk. Een kwalitatief onderzoek naar de zinervaring in werk van humanistisch geestelijk verzorgers en verpleegkundigen in ziekenhuizen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2630/Scriptie%20Else%20van%20der%20Hoek.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boomars, L. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2624 AB - In deze studie heb ik onderzocht hoe het spirituele domein vorm krijgt in de palliatieve zorg in Nederland. Deze studie is gestart met mijn nieuwsgierigheid naar de spirituele dimensie nu deze sinds vijftien jaar is opgenomen in de WHO definitie van ‘goede palliatieve zorg’. Al snel kwam ik er achter dat deze spirituele dimensie geen neutrale maar een bestreden ruimte was waarbij het gebruik van begrippen en betekenissen allerminst eenduidig was. Die processen van betekenisgeving aan die spirituele dimensie van de palliatieve zorg heb ik in voor mijn afstuderen aan de Universiteit voor Humanistiek willen onderzoeken. In hoofdstuk één heb ik de centrale vraagstelling voor dit onderzoek geformuleerd. Deze luidt: Op welke wijze wordt de spirituele dimensie in de palliatieve zorg uitgewerkt in de ‘palliatieve zorg: richtlijnen voor de praktijk’ uit 2006 en 2010 en leiden verschillende begrippen tot een verschuiving in betekenissen en praktijken in de palliatieve zorg in Nederland? Dit onderzoek heb ik geplaatst in de poststructuralistische discoursbenadering waarin betekenisgeving opgevat wordt als een sociaal proces. Daarbij gaat het om het fixeren van betekenissen in relatie tot andere betekenissen. In hoofdstuk drie wordt de metafoor van een visnet geïntroduceerd om het streven naar het verbinden van betekenissen en posities aan andere betekenissen en posities tot een gesloten en eenduidig betekenissysteem inzichtelijk te maken. Deze fixatie is echter nooit volledig en slechts tijdelijk. Dit contingente karakter van discoursen houdt in dat er een betekenisoverschot moet zijn. Laclau en Mouffe spreken over ‘discursieve openheid’. Betekenissen kunnen als ‘nodal points’ binnen een bepaald discours verbonden zijn met andere betekenissen en posities in ‘chains of equivalence’ maar in een ander discours als ‘floating signifier’ nog ongebonden rondzwerven. In twee empirische hoofdstukken is onderzocht hoe het spirituele domein in de palliatieve zorg in Nederland het afgelopen decennium is ontsloten. In hoofdstuk vier staan de richtlijn ‘existentiële crisis’ uit 2006 en de richtlijn ‘spirituele zorg’ uit 2010 centraal. Onderzocht is hoe de betekenisgeving in het spirituele domein in de loop der jaren is veranderd. In hoofdstuk vijf is vervolgens gekeken naar de doorwerking van de richtlijn ‘spirituele zorg’ in sociale praktijken van de palliatieve zorg. Onderzocht is of veranderende betekenissen en posities in het spirituele discours ook leiden tot verschuivingen in het bredere palliatieve discours. In hoofdstuk zes reflecteer op mijn afstudeeronderzoek in de poststructuralistische discoursbenadering en kom ik weer terug op mijn centrale vraagstelling en onderzoeksvragen. Deze reflectie op mijn onderzoek gebruik ik tot slot om mogelijke richtingen voor vervolgonderzoek aan te geven. PB - [s.l.] : s.n. TI - De spirituele dimensie in de palliatieve zorg: Van 'existentiële crisis' naar 'spiritualiteit' L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2624/masterscriptie%20LB%20de%20spirituele%20dimensie%20in%20de%20palliatieve%20zorg.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Collard, Pascal PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2658 AB - De afdeling Onderzoek & Business Intelligence (OBI) van de gemeente Rotterdam doet onderzoek naar de ontwikkeling in zelfredzaamheid en participatie bij groepen kwetsbare Rotterdamse burgers. In het onderzoek ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’ worden verschillende stakeholders van de Wmo gedurende het hele onderzoeksproces betrokken. Deze manier van onderzoek doen, is uniek binnen de gemeente Rotterdam. Hierbij is het streven om gezamenlijk richting te geven aan het onderzoek door in samenspraak de onderzoeksvragen en -thema’s op te stellen. ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’ bevindt zich in de afrondingsfase. In mijn onderzoek evalueer ik de stakeholderparticipatie bij ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’. Dit responsief evaluatieonderzoek richt zich, middels een focusgroep en interviews met alle betrokken vertegenwoordigers van zorg- en belangenbehartigingsorganisaties, op de ervaring met de stakeholderparticipatie, door aandacht te besteden aan de claims, zorgen en vragen beschreven door Koch (1994). De drie belangrijkste positieve ervaringen (de ‘claims’) zijn een gedreven projectleider, een gemotiveerde stakeholdersgroep en gehoord worden. De negatieve ervaringen (de ‘zorgen’) richten zich voornamelijk op de onduidelijke en nog onzekere opbrengst van het onderzoek ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’ op de langere termijn. De meest relevante vraagstukken (de ‘vragen’) zijn gericht op strategieën om de onderzoeksbevindingen van ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’ onder de (politieke) aandacht te brengen en op de samenstelling van de stakeholdersgroep, omdat diversiteit en representativiteit tot nu toe ontbreekt. De stakeholderparticipatie bij ‘Kwetsbaar en Krachtig 2’ is tot op zekere hoogte een adequate operationalisatie van democratic care zoals beschreven door Tronto (2013). Het draagt bij aan vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid binnen de groep van stakeholders en onderzoekers. Dit maakt nog niet dat deze vorm van “inclusief” onderzoek een democratic caring practice is. Het aandachtspunt hierbij is derhalve dat er in het vervolg meer aandacht zal moeten uitgaan naar het faciliteren van een gelijkwaardig gesprek ter bevordering van een prettige groepsdynamiek en actieve participatie van elke deelnemer, en dat er in het vervolg meer aandacht uitgaat naar het democratische karakter van onderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het belang van stakeholderparticipatie in het Rotterdamse onderzoek Kwetsbaar en Krachtig 2. Responsief evaluatieonderzoek in de praktijk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2658/Masterthesis%20ZEB%20-%20Pascal%20Collard.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Mijden, Christien van der AU - Bijsterbosch, Wilma PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2652 AB - In dit onderzoek is vanuit zorgethisch perspectief onderzocht hoe het patiëntenportaal in het UMC Utrecht Cancer Center bijdraagt aan ‘goede zorg’ vanuit de ervaringen van professionals en patiënten. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een responsieve evaluatie als methode. Hiertoe zijn interviews gehouden met organisatievertegenwoordigers, zorgprofessionals en patiënten. De verschillende perspectieven zijn in relatie gebracht met het concept ‘goede zorg’. De perspectieven van de organisatieprofessional en de zorgprofessional treffen elkaar op het toegankelijk en bereikbaar maken van informatie via het patiëntenportaal. De organisatie heeft het patiëntenportaal opengesteld om daarmee voor alle patiënten toegang te verlenen tot het medisch dossier en daarvoor de technische en functionele mogelijkheden van het portaal zo optimaal mogelijk ingericht. De zorgprofessionals sluiten daarop aan door de informatie naar de patiënten zoveel mogelijk te begeleiden en te duiden. Op welke wijze de zorgprofessional het portaal inbrengt in de zorgrelatie en om moet gaan met de ethische dilemma’s die daarbij optreden lijkt niet doordacht vanuit de organisatie. Patiënten ervaren, evenals de zorgprofessionals, een meer gelijkwaardiger zorgrelatie omdat zij beschikken over meer kennis en informatie over hun ziekte en behandeltraject. Het blijkt echter eveneens dat deze gelijkwaardigheid zich alleen kan ontwikkelen wanneer er eerst een vertrouwensband is ontstaan tussen zorgprofessional en patiënt in het ‘face-to-face’ contact. Het toepassen van technologie in de zorg vereist niet alleen aandacht voor een instrumentele benadering maar juist ook oog voor relationele en context gebonden aspecten van de situatie van de patiënt en de zorgprofessional. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorg is pas goed als ook een patiënt die als goed ervaart. Een responsief evaluatieonderzoek onder gebruikers van het patiëntenportaal van het UMC Utrecht Cancer Center L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2652/Masterthesis%20ZeB%202016%20Patientenportaal%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Brand, Susan PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2676 AB - Om burgers meer bij de politiek te betrekken experimenteren Nederlandse gemeenten in toenemende mate met participatieve democratie. Naast het feit dat deze participatieve projecten het doel hebben om zoveel mogelijk burgers te betrekken leggen zij de nadruk op het realiseren van ‘deliberatie’ tussen burgers. Door het feit dat burgers vaker participeren veranderen de verhoudingen tussen burgers en raadsleden. Burgers kunnen vaker hun mening uiten terwijl raadsleden vaker naar de burger moeten luisteren. In dit onderzoek is gekeken naar de invloed die participatieve democratie heeft op de zinervaringen van burgers en raadsleden. Deze zinervaringen zijn geordend via het model van Paul Wong (2012). Vanuit de republikeinse filosofie en uit de interviews met burgers komen er diverse vormende en verbindende elementen van participatieve democratie naar voren. Een geslaagd participatief project heeft de potentie om de betrokkenheid van burgers met anderen en met de samenleving te vergroten. Hiertegenover staat de opvatting van een deel van de respondenten dat burgerparticipatie alleen zinvol is op het moment dat deze leidt tot concrete resultaten. PB - [s.l.] : s.n. TI - ‘Nieuw beleid’ of ‘gewoon een gezellige dag?’: Een onderzoek naar participatieve democratie en zingeving L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2676/Scriptie%20Gerard%20inleverversie.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Groeneveld, Floor PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2653 AB - Dit onderzoek richt zich op de betekenis van affectieve geraaktheid door muziek bij het aangaan van een zorgrelatie. Met dit onderzoek wordt geprobeerd meer inzicht te verkrijgen in hoe muziek eventueel een opening tot stand kan brengen. Vanuit de theorie van filosofe Nel Noddings is er conceptueel gestalte gegeven aan het begrip ‘affectieve geraaktheid’. Vervolgens is de belichaamde dimensie van zorg omschreven aan de hand van verschillende filosofische en zorgethische theorieën. De beschrijving van het begrip ‘affectieve geraaktheid’ en de belichaamde dimensie van zorg vormen de basis voor het empirische gedeelte van dit onderzoek. Door middel van observaties en het afnemen van interviews bij muziektherapeuten en hun cliënten met Korsakov is het fenomeen van het ontstaan van een zorgrelatie door muziek en de betekenis van affectieve geraaktheid nader bestudeerd en in relatie gebracht met de zorgrelatie tussen de muziektherapeut en cliënt. Vanuit de analyse zijn drie thema’s naar voren gekomen: een uitnodiging, een opening en contact. Deze drie thema’s vormen een opeenvolgende beschrijving van het proces van het aangaan van een zorgrelatie middels muziek. Lichamelijkheid vervult hier een sleutelrol in. Het laat enerzijds zien dat ons lichaam kennis bezit die we vaak onbewust inzetten en anderzijds laat het zien dat affectieve geraaktheid iets is wat ons overkomt. Daarnaast beoogt dit onderzoek meer aandacht te vragen voor de rol van muziek in de zorg voor mensen waarbij moeilijk een ingang te vinden is, zoals mensen met Korsakov. Typering onderzoek: Dit is een deels conceptuele- deels empirische studie. Het empirische gedeelte van dit onderzoek betreft een fenomenologische reflective lifeworld approach volgens de theorie van Karin Dahlberg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Affectieve geraaktheid door muziek als ingang voor een zorgrelatie. Een fenomenologische studie naar de rol van muziek in de zorg voor mensen met Korsakov. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2653/Thesis%20-%20Floor%20Groeneveld%201010689.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Curvers, S. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2631 AB - This study aims to contribute to the development of a comprehensive conception of political citizenship education. Through a conceptual review the work of scholars who have written extensively about the dangers of apolitical citizenship education and/or the need for political citizenship education are examined. In particular, it analyzed notions of politics and citizenship and conceptions of depoliticized and political citizenship education from which key characteristics of political citizenship education are derived. The political theories of Rancière, Mouffe and Castoriadis were taken into account, for they have influenced several of the authors’ conceptions of political citizenship education. Analysis of the literature led to the distinction of three subgroups in the data based similar underlying theoretical notions: subjectification, political creation and social justice. Based on the analysis the following key characteristics of political citizenship education have been discerned. Political citizenship education fosters citizens who understand citizenship as a contested concept; are inclined to question relations of power; are sensitive to possibilities for (political) change; can identify with collectives or with issues of a common concern; are capable of engaging in conflict; see themselves as (equal) political subjects; understand that institutions are created by people and can thus be reimagined and recreated; and are oriented toward social justice. PB - [s.l.] : s.n. TI - Beyond Depoliticized Citizenship Education. Conceptualizing Political Citizenship Education in Citizenship Education Theory L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2631/Scriptie%20Susan%20Curvers%20%28online%20versie%29.docx.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Ronkes Agerbeek, I. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2632 AB - In deze interdisciplinaire studie werd aan de hand van bestaande theorieën binnen de positieve psychologie en levenskunstfilosofie de (a)morele waarde van het nastreven van een moreel zelfbeeld als bron van eigenwaarde en zin bestudeerd. Mensen streven een moreel zelfbeeld na wanneer zij een goed persoon willen zijn en daarom goed willen leven. Hun streven is amoreel wanneer het gemotiveerd wordt door persoonlijke behoeften als eigenwaarde en moreel wanneer het gemotiveerd wordt door criteria van goed en kwaad. Binnen de positieve psychologie wordt het morele streven verklaard als ontstaan door het internaliseren van sociale standaarden. Dit streven wordt gezien als een meer waardevolle bron van eigenwaarde en zin, dan het amorele streven. Mensen verliezen hun persoonlijke behoeften (zichzelf) dan uit het oog, waardoor hun behoeften effectiever bevredigd worden. Levenskunstfilosofen Onfray (1996), Kekes (2002) en Dohmen (2010) voegen toe dat het zelf nooit helemaal uit het oog verloren mag worden. Goed en zinvol leven vereist het bewust vormen van een eigen levensfilosofie (niet het internaliseren van die van anderen), door kritische reflectie op de morele waarde van sociale standaarden en jezelf. Geconcludeerd wordt dat eigenwaarde gezien moet worden als een gelukservaring, ontstaan als bijeffect van het nastreven van een moreel zelfbeeld en daarmee het leiden van een zinvol leven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Je hebt jezelf gevonden, als je jezelf ook durft te verliezen. Interdisciplinair theoretisch onderoek naar de waarde van het nastreven van een moreel zelfbeeld als bron van eigenwaarde en zin L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2632/Definitieve%20versie%20masterscriptie%20Ilonka%20Ronkes%20Agerbeek%2015%20augustus.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verouden Zwart, Greet PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2654 AB - Voor u ligt de thesis ‘Achter iedere patiënt een verhaal’, een zorgethisch onderzoek naar seniorvriendelijke ziekenhuizen. Dit kwalitatief onderzoek richt zich op de vraag of het concept van seniorvriendelijk ziekenhuis ook een bijdrage levert aan goede zorg voor ouderen. Hierbij wordt goede zorg benaderd vanuit een zorgethisch perspectief. Dit onderzoek vindt plaats in samenwerking met de Unie KBO. De Unie KBO heeft samen met andere ouderenbonden het ’Keurmerk Seniorvriendelijk Ziekenhuis’ in Nederland geïntroduceerd. Binnen het onderzoek is gekozen voor de methode van kritische discoursanalyse met het stappenplan voor open-axiaal-selectief coderen (Fairclough 1999, Boeije 2005). Op deze manier is er onderzocht welke vertogen van invloed zijn in het denken over de oudere patiënt, binnen een seniorvriendelijk ziekenhuis. De thema’s, die voortvloeiden uit de analyse van de empirische databronnen, worden in relatie tot de theorie geanalyseerd. Goede zorg kan vanuit een zorgethische perspectief verschillend worden benaderd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het seniorvriendelijke ziekenhuis niet vanzelfsprekend bijdraagt aan goede zorg voor de individuele kwetsbare patiënt, verstaan vanuit een relationeel perspectief, zoals geschetst door de zorgethica Annelies van Heijst (2011). Meer plaats en ruimte voor het levensverhaal van de individuele patiënt binnen het keurmerk wordt aanbevolen om goede zorg op individueel niveau mogelijk te maken. Daarnaast vraagt het concept kwetsbaarheid om een ruimere interpretatie waardoor kwetsbaarheid ook als betekenis gevend dan worden gezien, hierbij aansluitend op het perspectief op kwetsbaarheid zoals Hanneke van der Meide (2015) dit in haar onderzoek weergeeft. Het keurmerk seniorvriendelijke ziekenhuis levert anderzijds wel een bijdrage aan goede zorg op politiek en sociaal niveau. Door het ontwikkelen en uitdragen van het keurmerk hebben de ouderenbonden hun uitgangspunt als belangenbehartigers van ouderen in het zorgproces vormgegeven. De theorie van Joan Tronto (1993) beschrijft dit als de eerste fase van zorg ‘caring about’, het vaststellen dat er noodzaak is, op politiek en maatschappelijk niveau, voor zorg waaraan tegemoet zou moeten worden gekomen. De bevindingen van dit onderzoek vragen om het opnieuw doordenken van de positie van de ouderenbonden als belangenbehartigers binnen de zorg. De positie van de patiënt, de oudere patiënt en de kwetsbare oudere patiënt zou kunnen worden versterkt door bundeling van de activiteiten van de ouderenbonden met andere belangenbehartigers binnen de zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Achter iedere patiënt een verhaal. Een zorgethisch perspectief op het seniorvriendelijke ziekenhuis L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2654/MASTERTHESIS%20%2b%20BIJLAGEN%20Greet%20Verouden%20Zwart%2021%20aug%202016-Studentnummer%201000969.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rodenburg, Sanne PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2659 AB - In deze studie is onderzocht in hoeverre ervaren morele druk om te mantelzorgen bijdraagt aan beleven van mantelzorgbelasting als zwaar, en wat dit betekent voor goede zorg voor mantelzorgers. Uit mijn fenomenologisch onderzoek van mantelzorgportretten volgens de Reflective Lifeworld Research-benadering kwam naar voren dat (er)kennen van de eigen grenzen door de mantelzorger als een rode draad door de beleving van mantelzorgen loopt. Zes pijlers (constituenten) waarop deze essentie steunt (Relaties, Moeten, Kunnen, Willen, Verloop in de tijd en Reflectie) geven een bewustwordingsproces van mantelzorgers weer. De resultaten van het onderzoek zijn onder andere in intuïtieve beeldvorming gepresenteerd en in dialoog gebracht met zorgethische literatuur. Dit heeft geleid tot een aantal aanbevelingen met betrekking tot overheidsbeleid en -communicatie, het betrekken van het maatschappelijke mesoniveau bij zorg voor mantelzorgers, vervolgonderzoek en het wijzigen van de naam ‘mantelzorg’ in een meer neutrale term, zoals ‘naastenzorg’. De slotconclusie luidt ten eerste dat naar stress gemuteerde morele druk om te mantelzorgen de eigen grenzen doet (er)kennen, waardoor een opening ontstaat om een nieuwe positie ten opzichte van de beleefde mantelzorgbelasting in te nemen, en ten tweede dat goede zorg voor déze participanten, nu en in déze context, en wellicht ook voor mantelzorgers in een vergelijkbare situatie, zorg is die is afgestemd op het individuele bewustwordingsproces dat mantelzorgers doorlopen om de eigen grenzen te (er)kennen. Bovenal geldt dat goede zorg zware mantelzorgbelasting verlicht en de beste zorg zware mantelzorgbelasting voorkomt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Helden of hufters. Een zorgethische studie naar morele druk om te mantelzorgen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2659/Thesis%20Sanne%20Rodenburg.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Du Mée, N. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2677 AB - In deze scriptie staat het verbindende en dialogische aspect van het werk van de wijkpastor centraal. Zij werken in de armere wijken in Nederland. Er zal naar hun werk worden gekeken door een lens van de relational being theorie van de Amerikaanse psycholoog Kenneth Gergen (1935). Gergen ziet zijn theorie over relational being als een theorie die door zorgverleners in de praktijk kan worden gebracht in de vorm van dialogische praktijken. Met deze theorie richt Gergen zich op het belang van dialoog voor begripsvorming, waarbij er naar relationele processen wordt gekeken waarin mensen betekenis genereren. Deze processen kunnen een manier zijn om mensen te verbinden in een snel veranderende en globaliserende wereld waarin de levens van mensen en hun zingevingskaders worden geraakt, wat voor veel onzekerheid kan zorgen. Een groot gevolg is de toenemende groepsvorming en wij-zij verhoudingen. Er is een kwalitatief empirisch onderzoek gehouden, waarin negen pastores zijn geïnterviewd. Uit de data bleek dat de pastores op een transformerende manier werken, dit betekent dat zij zowel een fysieke als mentale ‘ruimte’ scheppen om de (leef)werelden van mensen samen te laten komen vanuit een open inclusieve houding. Dit gebeurd echter niet met als doel dialoog. Dialoog is voor hen eerder een proces, wat ontstaat vanuit bottum up, in het samen bezig zijn, veelal vanuit praktische activiteiten. Om tot dialoog te komen is er ook gelijkwaardigheid in de relatie nodig, alleen dan kunnen verhalen en de onderliggende (leef)werelden gedeeld worden. Zo ontstaat er een fluïde gemeenschapsvorming, waarin er gezamenlijk naar een gemene deler wordt gezocht. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wijkpastoraat in dialoog. Bekeken vanuit een relationeel perspectief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2677/scriptie2016-wijkpastoraat%20in%20dialoog.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Cocker, L. de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2633 AB - Uit recent onderzoek is gebleken dat tweederde van de homoseksuelen wel eens eenzaam is (Keuzenkamp, 2012). Hiermee zijn homo's vele malen vaker eenzaam dan heteroseksuelen. Het onderzoeken van deze eenzaamheid is van belang, omdat eenzaamheid de katalysator is voor de slechtere psychische en fysieke gezondheid en de kans op suïcide en depressie vergroot (Movisie, 2015). Daarnaast geven homo’s zelf aan dat van alle negatieve gevoelens die ze ervaren, eenzaamheid het meest voorkomt (Keuzenkamp, 2010). Naar eenzaamheid en homoseksualiteit is al veel onderzoek gedaan. De eenzaamheidsdefinitie die gehanteerd werd binnen deze onderzoeken was vaak de definitie van 'sociale eenzaamheid'. Deze definitie richt zich op (het aantal) kwalitatieve contacten. Dit onderzoek richt zich op de leef- en ervaringswereld van homoseksuelen en op existentiële eenzaamheid: een ‘individueel ervaren diepe innerlijke eenzaamheid’ (Jorna & Voois, 2014, p.15). In deze kwalitatief empirische studie is de relatie tussen existentiële eenzaamheid en homoseksualiteit onderzocht. Hiermee vormt dit onderzoek een eerste exploratie naar existentiële eenzaamheid onder homoseksuelen. Het onderzoek levert kennis op over verschillende soorten eenzaamheid waarmee homoseksuelen te maken hebben, geeft inzicht in de leef- en ervaringswereld van homoseksuelen en de existentiële vragen die men zich stelt. Conclusie van dit onderzoek is dat, hoewel homoseksuelen niet noodzakelijkerwijs existentieel eenzaam zijn, zij wel existentiële vragen stellen rondom de geaardheid. Daarnaast ondervinden zij veelal andere vormen van eenzaamheid, die een sterke samenhang hebben met de eigen leefwereld, contacten en behoeften. Dit onderzoek biedt daarnaast zicht op hoe men omgaat met deze vormen van eenzaamheid. Hiermee vormt deze thesis een eerste noodzakelijke aanzet tot verder onderzoek naar eenzaamheid onder homoseksuelen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Eenzaam of Alleen? Een kwalitatief empirisch onderoek naar de relatie tussen existentiële eenzaamheid en homoseksualiteit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2633/Eindversie%20thesis.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Daatselaar, M. van PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2634 AB - In dit onderzoek wordt de toenemende ethische reflectie binnen het economische handelen van organisaties, bedrijven en consumenten onderzocht, ook wel ‘de moralisering van de vrijemarkteconomie’ genoemd. Uit verschillende theorieën komt naar voren dat er een verband is tussen moralisering en ecologisering; er is sprake van een ecologische crisis die samenhangt met de huidige morele invulling van het economische systeem. De gebruikte onderzoeksmethode is een multidisciplinair vergelijkend literatuuronderzoek tussen de concepten moralisering en ecologisering. Concluderend kan uit dit onderzoek worden gesteld dat ecologisering en moralisering noodzakelijke partnerdiscoursen zijn die elkaar beïnvloeden. De theorie vermeldt dat er al sprake is van ecologisering en moralisering in de vorm van een bewustzijn hieromtrent. Concreet ecologisch of moralistisch handelen is echter nog weinig geïntegreerd in het economische systeem. Dit roept op tot ethische reflectie van het huidige economische systeem en zetten aan tot het zoeken naar nieuwe invullingen van een ethisch juiste economie; namelijk een economische moraal en leefstijl waarin waarden als coöperativiteit, delen en collectief welzijn leidend zijn en we de overtuiging van economische groei loslaten. Daarnaast dienen we het idee te integreren dat meer consumeren niet tot een hongere kwaliteit van leven leidt. Hieruit zou een duurzamere economie voort kunnen komen die beter is voor het ecologische systeem en die ons levensgeluk kan vergroten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ecologisering als nieuwe moraal binnen de vrijemarkteconomie, oplossing of utopie? Een kritische analyse van de rol van ecologisering en moralisering binnen de vrijemarkteconomie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2634/masterscriptie%20definitieve%20eindversie%20met%20samenvatting.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vijzelman-Waarheid, Ina PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2655 AB - Op 1 januari 2015 is decentralisatie van de Jeugdzorg vanuit de Rijksoverheid naar het gemeentelijk domein een feit geworden. Hiermee is deze zorg onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten gebracht. Aangestuurd door een geschiedenis die zich kenmerkt door een ineffectieve jeugdzorg zal er nu een normaliserende beweging moeten worden gemaakt van dure zorg naar goedkopere zorg met een nadrukkelijker accent op preventie. Dit gaat echter gepaard met forse bezuinigingen. De nieuwe Jeugdwet is uitgewerkt in gemeenteverordeningen en nadere regels hierop. In de uitvoering is er voor gemeenten beleidsvrijheid voor zover dit niet in strijd is met wat er in de wet is bepaald. Professionals beoordelen wie welke hulp krijgt en hierbij is sprake van maatwerk. Deze afweging vindt plaats op het scharnierpunt tussen goedkopere algemeen toegankelijke hulp en duurdere individuele zorg, ook wel maatwerkvoorzieningen genoemd. Maatwerk, zo zegt de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet moet zijn afgestemd op de lokale situatie en uitgaan van de mogelijkheden (eigen kracht) en de behoeften van individuele jeugdigen en hun ouders. Doordat er met de transitie van de jeugdzorg ook een bezuinigingsopdracht wordt doorgevoerd wordt dit scharnierpunt behalve een punt van afweging en maatwerk ook het punt waar belangrijke bezuinigingen kunnen worden gehaald. Dit maakt maatwerk inzetbaar voor zowel bezuinigen als voor het bereiken van goede zorg. Naast het zichtbaar maken van de ingezette beweging maak ik in dit onderzoek duidelijk dat het zowel maatschappelijk als wetenschappelijk zeer relevant is hiervan de risico's en de kansen in beeld te brengen en te onderzoeken wat dit vanuit een zorgethisch perspectief betekent voor goede zorg. De combinatie van de transitie, transformatie en forse bezuinigingen die tegelijkertijd ook worden doorgevoerd is hier zeker aan te merken als een groot risico. Dit maakt maatwerk tot een dubieus concept op een cruciale plek in het aanvraagproces voor hulp en ondersteuning. Als maatwerk niet wordt ingevuld zoals in de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet is beoogd maar bezuinigingsgericht wordt ingezet zal dit niet leiden tot goede zorg. Het zorgen voor goed toegeruste professionals die bekend zijn met normatieve professionalisering zal dit risico aanmerkelijk verkleinen. Zorgethiek kan hieraan praktisch als inhoudelijk als ook op het gebied van beleidsontwikkeling een belangrijke en betekenisvolle bijdrage leveren. Deze input van de zorgethiek is van wezenlijk belang voor goede zorg voor ouders en hun kinderen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het mysterie van het Maatwerk in de jeugdhulp. Een zorgethisch perspectief op "maatwerk" zoals dat is vastgelegd in de memorie van toelichting bij de Jeugdwet 2015. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2655/210616%20masterthesis%20Vijzelman-Waarheid%2021%20juni%202016%2c%20def.%20PDF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Steenmeijer, Jurja PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2660 AB - De transformatie van de verzorgingsstaat en de actieve rol die van burgers wordt verwacht om voor elkaar te zorgen, roepen vragen op wanneer het gaat over de mogelijke exclusie van bepaalde groepen kwetsbare burgers. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is welke ethische betekenis processen van othering in de zorgpraktijken van medewerkers voor dak- en thuislozen hebben en wat dat betekent voor goede zorg. Othering komt in zorgethische literatuur volgens de opvatting van Canales vooral negatief en excluderend naar voren, terwijl zij stelt dat othering ook includerend kan werken. Een confrontatie van de opvatting van Canales en die van zorgethica Joan Tronto die over otherness heeft geschreven, kan een bijdrage leveren aan zorgethische theorieën. Om het begrip othering in praktijken te onderzoeken, zijn data verzameld bij medewerkers van een inloophuis voor dak- en thuislozen, welke volgens de Constructivist Grounded Theory zijn geanalyseerd. De data zijn in vier categorieën ingedeeld: het zelf, praktijken, de motor en de buitenwereld. De bevindingen wijzen erop dat praktijken weerstand bieden tegen processen van othering. Binnen de grenzen van de praktijk stellen de respondenten zich op één lijn met de bezoekers. Een belangrijk element in de categorie ‘het zelf’ is dat respondenten zich bewust zijn van een fundamentele kwetsbaarheid. Niet alleen de bezoekers, maar ook zij zelf en mensen in de buitenwereld kunnen in een vergelijkbare situatie terechtkomen. Dat bewustzijn is van belang voor beoogde transformatie van de verzorgingsstaat, specifiek met betrekking tot actieve solidariteit. PB - [s.l.] : s.n. TI - Othering en actieve solidariteit: exclusie of inclusie? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2660/Thesis_Othering_Jurja%20Steenmeijer.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Elemans, M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2678 AB - In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de betekenis van spiritualiteit en meditatiepraktijken binnen het humanisme. Hiervoor is met name het proefschrift van Suzette van IJssel, ‘Daar hebben humanisten het niet zo over’ een belangrijke bron geweest. Tijdens mijn stage bij justitie werd ik begeleid door een humanist die bezig was met de toepassing van mindfulness in zijn werk. Op dat moment was ik ongeveer een jaar bezig me te verdiepen in het boeddhisme en in het bijzonder met verschillende vormen van meditatie. Door gesprekken met mijn stagebegeleider en de kennis die ik opdeed over het boeddhisme en meditatie ontstond bij mij de vraag wat meditatie zou kunnen toevoegen aan het werk van de humanistisch geestelijk verzorger bij justitie. Justitie in het bijzonder, omdat ik zelf graag bij justitie zou willen werken en er nog niet veel onderzoek is gedaan naar effecten van meditatiepraktijken op gedetineerden. Daarnaast leken gedetineerden mij bij uitstek een doelgroep die baat kan hebben bij meditatie. De humanisten hebben naar aanleiding van een onderzoek over de behoefte aan geestelijke begeleiding onder gedetineerden de afgelopen jaren plek moeten maken voor collega’s van andere denominaties, met name de imams. Het humanistisch geestelijk werk bij justitie zou dus nieuwe impulsen kunnen gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat meditatiepraktijken verschillende positieve effecten hebben op zowel gezonde mensen als mensen met psychische of lichamelijke klachten. Dit is ook bij gedetineerden het geval. Daarnaast blijkt uit verschillende humanistische bronnen (bijvoorbeeld Han de Wit, Leo Apostel) dat begrippen als spiritualiteit en meditatie goed kunnen passen binnen het humanisme. In de samenleving groeit de belangstelling voor spiritualiteit en meditatie. Op de UvH loopt een nieuwe generatie humanisten rond die ook veel affiniteit hebben met spirituele praktijken. Ik pleit daarom in dit onderzoek voor een echt open, inclusief humanisme waarin meer ruimte is voor spiritualiteit en meditatiepraktijken, in het bijzonder in het werk van de humanistisch geestelijk begeleider. PB - [s.l.] : s.n. TI - Meditatiepraktijken in gevangenissen. Vrij zinnig? Een onderzoek naar de meerwaarde van meditatiepraktijken in het werk van de humanistisch geestelijk begeleider binnen justitie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2678/scriptie%20Marieke%20Elemans%202016.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schouwstra, S. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/507 AB - Het doel van deze studie is om te verkennen in hoeverre persoonlijke levensgeschiedenissen van oudere verpleeghuisbewoners in de derde of vierde fase van dementie waar te nemen zijn in de interactie die zij hebben met hun familieleden en met zorgmedewerkers en in hoeverre deze narratieve kenmerken hebben. Daarbij worden persoonlijke levensgeschiedenissen, in lijn met de kritiek op het dominante coherentieparadigma (Hyvärinen, Hydén, Saarenheimo & Tamboukou, 2010; Hyvärinen, 2012), niet alleen opgevat als een verhaal met begin, midden en eind dat gebeurtenissen in opeenvolging weergeeft, maar mogelijk waarneembaar in non-verbale uitingen (Hydén, 2013; Örulv & Hydén, 2006) en in de vorm van sociale activiteit (Aaltonen, 2010; Hydén, 2010; Medved & Brockmeier, 2010; Ochs & Capps, 2001; Randall, 2009). Uit participerende observaties en interviews in een verpleeghuis gespecialiseerd in psychogeriatrische zorg, blijkt dat persoonlijke levensgeschiedenissen inderdaad waar te nemen zijn. Familieleden en zorgmedewerkers helpen de bewoner in toenemende mate met vertellen of nemen het vertellen geheel over, naar gelang het dementieproces vordert. Daarnaast komen levensgeschiedenissen op impliciete wijze naar voren in handelingen, door persoonlijke spullen, of door lichamelijke uitdrukking en lichaamstaal van de bewoner. De bewoners, familieleden en zorgmedewerkers construeren een gezamenlijke narrated storyworld, oftewel een betekeniskader, door en voor de interpretatie van de waar te nemen persoonlijke levensgeschiedenissen van de bewoner. Levensgeschiedenissen zijn zodoende niet los te weken van de menselijke interpretatie en narrativiteit. Hiermee opent deze studie niet alleen de discussie over andere narratieve kenmerken dan coherentie, maar vestigt tevens aandacht op alternatieve betekeniskanalen zodat men, luisterend naar een oudere men dementie, werkelijk ontvankelijk is en de oudere met dementie niet langer diskwalificeert als onbekwame verteller. PB - [s.l.] : s.n. TI - Fragmenten uit het verleden. Een empirisch onderzoek naar de persoonlijke levensgeschiedenissen van ouderen in de derde en vierde fase van dementie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/507/definitieve%20versie%20masterthesis%20persoonlijke%20levensgeschiedenissen%20S%20%20Schouwstra.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rector, M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/509 AB - Dit verkennende onderzoek is ontstaan uit een persoonlijke en professionele interesse in de vraag hoe en of mensen beter om kunnen (leren) gaan met (onderlinge) verschillen? Deze vraag heeft zich sinds eind jaren negentig ontwikkeld tot een wetenschappelijk-filosofische zoektocht naar processen die bij identificatie een actieve rol spelen en de wijze waarop mensen omgaan met door hen ‘gekende’ identiteiten. In de aandacht voor burgerschap in Nederland kunnen we bijvoorbeeld zien dat ruimte voor andere ideeën door deze processen en gewenning aan het zicht worden ontrokken. Dit heeft consequenties voor de wijze waarop naar burgerschap en (onderlinge) verschillen wordt gekeken en daardoor wat we hiertoe weten te organiseren en te leren. Om zicht te krijgen op de processen die hierbij een actieve rol spelen, en de relevantie toe te lichten van de filosoof Jean-Luc Nancy zijn denken over mede-zijn en gemeenschappelijkheid, hebben we eerst gekeken naar enkele wetenschappelijke en filosofische stromingen die zich bezig (hebben ge)houden met identiteit, verschil en gemeenschappelijkheid. Constructies die hierbij in de analyse in meer of mindere mate aan bod komen zijn de ‘ik’ van de auteur, de humanistiek, de mens, het zelf, Nederland, burgerschap en de casussen burgerschapsvorming en inburgering. We zullen argumenteren dat we door ruimtelijk en meerdimensionaal te gaan denken enkele lessen kunnen trekken over ons begrensde (binaire) denken dat processen van zingeving en humanisering ten goede kan komen. Hierbij hebben we ons conceptueel en methodologisch laten inspireren door de filosoof Gilles Deleuze. Deze scriptie probeert daarbij in de oefening tegelijkertijd enkele aanknopingspunten te geven voor een ruimtelijke wijze van denken en analyse. PB - [s.l.] : s.n. TI - De oppervlakte paradox, een filosofische verkenning. Mede-zijn, processen van identificatie en performativiteit binnen een rizomatische werkelijkheid, met aandacht voor de mens, verschil en burgerschapspraktijken L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/509/3-AO10%2c%20Maarten%20Rector%2c%20scriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Grosfeld, E. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/508 AB - Het systeemdenken, dat uitgaat van een ‘beheersbare werkelijkheid’, is in de huidige westerse cultuur ten onrechte een dominante denkvorm boven denkvormen die o.a. in de kunst tot uitdrukking komen. Kunst kan erkenning geven aan de kwetsbare en gebrekkige kant van het menszijn, waar wij dikwijls mee worstellen. Om contrastervaringen, ingrijpende gebeurtenissen die in contrast staan tot ons vanzelfsprekende betekeniskader, een plaats te geven, is duiding en articulatie van belang. Hierin kan beeldende kunst handreikingen bieden. Deze studie onderzoekt wat de betekenis is van beeldende kunst voor het articuleren en duiden van contrastervaringen en wat daarin de functie is van het systeemdenken en poëtisch denken. Uit interviews met beeldend kunstenaars blijkt dat kunst dicht bij onze lichamelijke verhouding tot de werkelijkheid staat. Omdat contrastervaringen in ons betekeniskader nog niet geconceptualiseerd, maar wel ‘voelbaar’ aanwezig zijn, is kunst als ‘pré-reflectieve taal’ een passende vorm van articulatie. De kunstenaar beoogt met zijn werk zichzelf en de kijker te ontregelen. Ontregeling opent nieuwe perspectieven op alledaagse en ingrijpende gebeurtenissen. Hiermee krijgt het poëtisch denken, als tegenhanger tegen het systeemdenken meer zeggingskracht. Zij leidt niet tot wetenschappelijke zekerheden, maar maakt wel ruimte voor nieuwe perspectieven op ervaringen die buiten ons beheersbare controle gebied liggen. PB - [s.l.] : s.n. TI - De beeldende kracht van kwetsbaarheid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/508/De%20beeldende%20kracht%20van%20kwetsbaarheid-Masterthesis%20Eva%20Grosfeld.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Fijen, L. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/513 AB - Je hebt als mens zelfdiscipline nodig om tot het leven te komen dat je wenst. Dit betekent dat vrijheid en zelfdiscipline met elkaar verbonden zijn. Het doel van dit hermeneutisch literatuuronderzoek is het in kaart brengen van de relatie die vrijheid en zelfdiscipline in de laatmoderne tijd onderhouden. In de laatmoderne samenleving is het steeds lastiger om zelfdiscipline voor de eigen vrijheid in te zetten. Dit komt door de invloed die de disciplinering van het presteren en de transparantie uitoefent op de laatmoderne mens. Deze vormen van disciplinering komen voort uit het kapitalistische marktdenken dat eigen is aan de neoliberale, laatmoderne maatschappij. Waar deze vormen van disciplinering op het eerste gezicht aan de laatmoderne vrijheid lijken bij te dragen, zetten ze het bestaan juist verder onder druk. Dit wordt versterkt door het proces van dedisciplinering dat in de samenleving heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de verantwoordelijkheid van het ontwikkelen van zelfdiscipline bij de opvoeding van de ouders komen te liggen en is dit niet langer een taak van maatschappelijke instituties. Ondanks het proces van dedisciplinering en de druk van de transparantie en het presteren, is vrijheid in de laatmoderne tijd echter niet uitgesloten. De ethiek van de zelfzorg van Foucault laat namelijk zien dat verzet mogelijk is en ook in de laatmoderne tijd invulling kan worden gegeven aan de eigen vrijheidspraktijk. Zolang zelfdiscipline maar verbonden is aan een eigen ethische oriëntatie op het leven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Disciplinerende bedreiging van laatmoderne vrijheid. Een hermeneutisch literatuuronderzoek naar de relatie tussen discipline en vrijheid in de laatmoderne tijd L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/513/Eindversie.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haan, M. de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/514 AB - Deze scriptie is een onderzoek naar de betekenis van vaderschap voor Nederlandse gedetineerde vaders. Het doel is bijdragen aan de kennis over vaderschap in de gevangenis en aan betere begeleiding van vaders in detentie. Door middel van een literatuurstudie wordt de betekenis van vaderschap vanuit twee kanten benaderd: enerzijds wordt bekeken op welke manier vaderschap een bron van zin is voor gedetineerden, en anderzijds wordt vaderschap als bron van verlies en rouw onderzocht. In de scriptie wordt eerst, aan de hand van verschillende onderzoeken, de situatie van vaders in detentie geschetst. Hieruit blijkt dat een verblijf in de gevangenis vaders zeer beperkt in de betrokkenheid bij hun kind. Er zijn weinig mogelijkheden tot contact. Soms nemen gedetineerden zelf afstand van het gezin; de uit zelfbescherming gecreëerde gevangenisidentiteit is moeilijk te verenigen met de vaderrol. Er wordt vervolgens ingegaan op de verschillende behoeften die mensen hebben om het leven als betekenisvol te ervaren. Hoewel de meeste elementen in vaderschap die een rol spelen in betekenisgeving verloren gaan bij gevangenschap, voorziet het wel in doelgerichtheid, een belangrijke behoefte voor het ervaren van zin. Vaderschap kan een sterke bron van motivatie zijn en daarin zingevend. Aan de andere kant is het vaderschap in de gevangenis een bron van pijn, gemis en verlies. Onderzocht wordt of dit gepaard gaat met rouw. Dit wordt bekeken vanuit een breed perspectief op rouw aan de hand van de concepten ambiguous loss en disenfranchised grief. Uit onderzoek naar rouwgroepen in de gevangenis blijkt dat gedetineerden rouwen om het verlies van contact met hun kind. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat ook het verlies van de vaderrol kan leiden tot rouw. In het besluit wordt gesteld dat gedetineerde vaders gestimuleerd moeten worden in de vader-kindrelatie en dat de motiverende werking van vaderschap beter benut kan worden, door het bieden van ruimte om in verbinding te blijven met de vaderrol. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vader blijven. Een onderzoek naar de betekenis van vaderschap voor gedetineerde vaders. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/514/Vader%20blijven%20-%20Scriptie%20Marte%20de%20Haan.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Damen, A. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/512 AB - Objective: In humanist counselling the self takes a central place. Consequently one should expect a clear articulation of what this self entails in the theories of humanist counselling of two important authors in this field: Jan Hein Mooren and Ton Jorna. They thereby have to position their notions of the self in the continuous debate on the relationship of humanism to immanence and transcendence, that is to the question of whether humanism should include or exclude forces or states of being that rise above or surpass the self. To clarify their positions on this matter, three steps will be taken: (a) a thorough investigation of the notions of the self developed in the theories of humanist counselling by Mooren and Jorna, (b) a comparison of these notions with the mystical notion of the self of Weil, and (c) a framing of all three notions with reference to Taylor’s buffered and porous self. Method: A philosophical analysis of relevant literature. Analysis: Mooren, Jorna and Weil draft a notion of the self that has to work on itself to become itself, it is characterized by a paradox between being and becoming. Within these three notions we can see that immanence and transcendence are intrinsically intertwined. Taylor proves with his notion of the buffered and porous self this intertwining to be a typical feature of the modern self. Within different notions of the self however one side if often preferred: Mooren puts emphasis on immanence, whereas Jorna and Weil stress transcendence. Conclusions: Immanence and transcendence mustn't be understood as opposites but as constitutive of each other within the modern self. In their dynamic the self becomes manifest. Humanist counselling should therefore value both sides of the debate: immanence as well as transcendence to do justice to the human existential condition. PB - [s.l.] : s.n. TI - Between closure and opennes. The notion of the self in humanist counselling and in Simone Weil, examined against the background of Charles Taylor's analyses of modern culture L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/512/Masterthesis%20Annelieke%20Damen%20%20%281%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zuijderduijn, S. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/488 AB - Dit onderzoek behelst een documentanalyse van het advies van de Onderwijsraad. Hierbij worden specifiek de visies op vorming, de beleidsadviezen voor vorming en de adviezen ten aanzien van de implementatie van dit beleid onderzocht op aandacht voor subjectificatie. Het concept 'subjectificatie' is ontwikkeld door de Nederlandse onderwijspedagoog Gert Biesta en verwijst naar het doeldomein binnen onderwijs dat gericht is op het worden van een subject in vrijheid, onafhankelijk van bestaande ordes. Om aandacht te kunnen geven aan subjectificatie moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Deze randvoorwaarden zijn in dit onderzoek geformuleerd als pluraliteit, vertrouwen en verantwoordelijkheid. Het eerste doel van dit onderzoek is inzicht te geven in hoeverre de randvoorwaarden voor subjectificatie aanwezig zijn in het onderwijsadvies van de Onderwijsraad. Uit de resultaten blijkt dat de vormingsactiviteiten die door de Onderwijsraad worden beschreven, voornamelijk gericht zijn op de sociale en professionele vorming van de leerlingen. Dit wordt in dit onderzoek geduid met de begrippen 'socialisatie' en ‘kwalificatie’. De conclusie is daarom dat subjectiviteit nauwelijks aandacht krijgt in het onderwijsadvies van de Onderwijsraad. Het tweede doel van dit onderzoek is het leveren van een bijdrage aan de conceptualisatie van 'subjectificatie'. Dit is bereikt door vanuit de theorie van Biesta te komen tot een aantal kenmerken van subjectiviteit, te weten: verschijnen, uniciteit, emancipatie en verantwoordelijkheid. Vanuit deze kenmerken zijn de randvoorwaarden voor subjectificatie geformuleerd. Deze conceptualisering draagt bij aan de wetenschappelijke discussie over (persoonlijke) vorming in onderwijs. PB - [s.l.] : s.n. TI - Onderwijs en subjectiviteit. Aandacht voor subjectiviteit in het onderwijsadvies van de Onderwijsraad: een documentanalyse L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/488/scriptie_Saskia_Zuijderduijn.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Albers, S.A.M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2723 AB - In Nederland is sprake van een steeds verdere medicalisering van zwangerschap en geboorte. Het gemedicaliseerde discours komt met name tot uitdrukking in risicodenken, controleren en interveniëren. De centrale tendens van medicalisering is excorporatie. Kennis over het lichaam wordt geëxternaliseerd en vrouwen worden getraind zichzelf van buitenaf te beleven. Dit heeft consequenties voor de existentiële beleving van vrouwen, omdat de existentiële dimensie met lichamelijke ervaringen verband houdt. Bij zwangerschap en bevalling is dat in extreme mate het geval omdat deze levensgebeurtenissen primair lichamelijk worden ondervonden. Zwangerschap en bevalling zijn een breukervaring in het leven van vrouwen die vraagt om heroriëntatie. De ongewoonheid van wat het lichaam doormaakt is daarbij betekenisvol. Want de lichamelijke ervaringen zijn van een bijzondere orde (de symbolische orde van de moeder). Kenmerkend daarvoor zijn een rijke, ruimtelijke belevingssfeer; een wisselwerking tussen het lichamelijke voelen en de verbeelding; en ervaringen van verbondenheid. Ritueel als belichaamde praktijk van betekenisgeving blijkt tegemoet te komen aan de noodzaak tot heroriëntatie én sluit in zijn eigenheid aan bij deze orde. De symbolische orde van de moeder blijkt symbolen aan te reiken die kunnen inspireren tot vorm en inhoud van ritueel. Zodoende kan ritualisering ruimte scheppen voor de existentiële beleving van vrouwen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Leven geven betekenis geven. Een verkennende studie naar de betekenis van ritueel rond zwangerschap en bevalling L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2723/Leven%20geven%20betekenis%20geven.%20Sophie%20Albers.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kroon, M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2647 AB - Patiënten in het ziekenhuis hebben soms voldoende aan de zorg die verpleegkundigen bieden op psychosociaal en spiritueel vlak, terwijl soms aanvullende psychosociale of spirituele zorg nodig is van een daarin gespecialiseerde professional. Uit een kleinschalig onderzoek in het Westfriesgasthuis, een ziekenhuis in Hoorn, blijkt dat verpleegkundigen het verschil tussen de psychiatrische dienst, geestelijke verzorging en medisch maatschappelijk werk niet helder hebben. Dit maakt het verwijzen naar de juiste professional lastig. Dit onderzoek heeft twee doelen. Ten eerste wil het inzicht verkrijgen in wat verpleegkundigen nodig hebben om te verwijzen op het terrein van psychosociale en spirituele zorg. Ten tweede wil het inzicht verkrijgen in welke rol de professionals die gespecialiseerd zijn in psychosociale en spirituele zorg kunnen vervullen om verpleegkundigen te helpen in het verwijzen. Daarvoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Welke rol spelen de factoren kennis, indirecte patiëntenzorg en samenwerking bij het adequaat verwijzen van patiënten door verpleegkundigen naar de psychosociale en spirituele zorgprofessional in een algemeen ziekenhuis? Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is een empirisch kwalitatief onderzoek gedaan, met het Westfriesgasthuis als casestudy waarbij de onderzoeker als projectleider heeft opgetreden om een beslisboom te ontwikkelen in samenwerking met verpleegkundigen en de psychosociale en spirituele zorgprofessionals. Voor het scriptieonderzoek is gebruik gemaakt van participerende observaties, focusgroepen en kwalitatieve interviews met respondenten uit het ziekenhuis. Uit het onderzoek blijkt dat kennis van de patiënt, persoonlijke kennis en kennis van de disciplines het belangrijkste zijn om te kunnen doorverwijzen naar de juiste professional. Qua indirecte patiëntenzorg wordt het overleggen en overdragen van informatie aan collega’s als belangrijk genoemd omdat dat samenwerking en goede zorg teweeg brengt. Ook profilering van de psychosociale en spirituele disciplines wordt als bevorderende vorm van indirecte patiëntenzorg gezien. Het samenwerken wordt door alle respondenten als bevorderend genoemd, mits deze een gezamenlijke taak dient en de grenzen van het eigen vak overstijgt. PB - [s.l.] : s.n. TI - 'Wiens luisterend oor kan ik u aanbieden?' De verpleegkundige als sleutelfiguur in het verwijzen naar de psychosociale en spirituele zorgprofessional om goede zorg te leveren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2647/Afstudeerscriptie%20Mandy%20Kroon.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Eijkelen, M. van PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2628 AB - Dit kwalitatief praktijkonderzoek beschrijft het verband tussen de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGz in Nederland en de daaraan verbonden emancipatoire aspecten. Vanuit de sociologie is er naar een referentiekader gezocht waartegen deze emancipatoire aspecten benoemd kunnen worden. Daartoe is een instrument ‘staalkaart emancipatie’ gecreëerd, om zicht te krijgen op het woord emancipatie. De komst van ervaringsdeskundigen in de beroepspraktijk van de GGz wordt door meerdere auteurs gezien als onderdeel van een paradigmaverschuiving. Het betreft de verschuiving van een meer medisch georiënteerd model naar een model gericht op concepten als herstel, empowerment en zelfregie. Ervaren discriminatie of uitsluiting van mensen met een psychische kwetsbaarheid vormt daarbij een inspiratiebron voor emancipatieprocessen. Ervaringsdeskundigheid wordt vanuit een emancipatoir perspectief nader gethematiseerd: waarbij het antwoord op stigma mogelijk emancipatie is door middel van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Bestaande theorie, veelal actuele Nederlandse beleidsdocumenten uit de GGz, waarin het verband tussen de inzet van ervaringsdeskundigheid en emancipatie wordt gelegd, wordt vergeleken met de uitkomsten uit het empirisch kwalitatief deel van het onderzoek. De onderzoeksgroep bestond uit elf medewerkers met ervaringsdeskundigheid, werkzaam in de GGz. De respondenten beschrijven het belang van het functioneren als volwaardig burger in de maatschappij en het ontwikkelen van ervaringsdeskundigheid. Daarnaast zeggen de respondenten een voorbeeld van emancipatie te zijn en een voorbeeldfunctie voor andere cliënten te vervullen. In hun werk bieden de respondenten ruimte aan de cliënt, om herstel vanuit de cliënt zelf, op hun eigen wijze en eigen tempo, vorm te geven. Meerdere respondenten beschrijven een tamelijk unieke vorm van emancipatoire mondigheid, namelijk door te fungeren als ‘luis in de pels’ waarmee zij innovatie in hun teams katalyseren. Emancipatoire aspecten zijn van alle tijden, maar ook impliciete aspecten en heel persoonlijke vormen van emancipatie lichten op binnen dit onderzoek. Door de inbreng van de waarde van de eigen ervaring en het cliëntperspectief leveren ervaringsdeskundigen een bijdrage aan de kwaliteit van zorg. Daarbij dient binnen de heersende GGz-cultuur ruimte te worden gemaakt voor waardering van ervaringskennis, als complementaire bron van kennis. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ervaringskennis & Emancipatie. Een onderzoek naar de wijze(n) waarop er een emancipatorisch perspectief speelt bij de toepassing en inzet van ervaringsdeskundigheid in de huidige GGz L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2628/scriptie%20MvEijkelen%20def%2020160706%20def.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klaassen, G. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2690 AB - We hebben als mensen altijd een connectie met andere gezocht om tot zingeving te komen. Bij deze zoektocht naar een connectie heeft de technologie altijd de invulling en/of richting bepaald. Eén van de technologieën die dit doet/heeft gedaan is de fotografie. Vanaf de uitvinding van de fotografie heeft het verschillende veranderingen tot stand gebracht in onze (relatie met de) realiteit. Met de opkomst van de social media is er in het gebruik van fotografie een stroomversnelling ontstaan. Op social media wordt er op een enorme schaal foto’s gedeeld waardoor er non-stop nieuwe content op het internet verschijnt. Door deze toename in het gebruik van foto’s is de betekenis ervan veranderd. De focus is verschoven van het vastleggen van een herinnering naar het belang van het moment dat je iets deelt. Daarnaast hebben foto’s een plek in ons leven ingenomen als visuele taal. We communiceren met elkaar aan de hand van het over en weer sturen van foto’s. Hierdoor neemt de waarde van individuele foto’s af, duizend foto’s verzonden via smartphones zijn nu misschien nog maar één woord waard: ‘kijk!’. Elke vorm van waarde en betekenis neemt af met elke nieuwe foto die wordt gedeeld. Door deze veranderingen bewegen we ons (steeds) verder weg van zingeving in traditionele zin in ons gebruik van foto’s. PB - [s.l.] : s.n. TI - De betekenis van het delen van afbeeldingen. Het gebruik van foto's in zingeving op social media. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2690/Masterscriptie%20Guy%20Klaassen%2020-09-2016.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Plessen, L. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2721 AB - In dit onderzoek staat het thema groot lijden centraal, een existentieel thema dat tot het domein van de geestelijke verzorging behoort. Terwijl ook andere hulpverleners te maken hebben met het lijden van de ander, behoort het tot de specifieke taak van geestelijk verzorgers om te gaan met groot lijden van cliënten. In onderzoek worden verschillende manieren onderscheiden om op het lijden van anderen te reageren, zoals met medelijden, sympathie, empathie en compassie. In de omgang met groot lijden van de ander speelt empathie een centrale rol voor geestelijk verzorgers. In dit onderzoek is gekeken naar de betekenis van compassie in vergelijking tot empathie in de begeleiding van groot lijden door geestelijk verzorgers. Het onderzoek laat zien dat compassie de geestelijk verzorger behulpzaam kan zijn waar enkel de empathische begeleiding niet volledig toereikend lijkt te zijn. Voornamelijk het begeleiden vanuit het subjectieve gevoel van de geestelijk verzorger, zoals dat in compassie centraal staat, lijkt van grote betekenis te kunnen zijn in de begeleiding van groot lijden. Dit inzicht lijkt de complementaire relatie tussen compassie en empathie te onderschrijven. De onderzoeker hoopt middels deze studie een bescheiden bijdrage te leveren aan de bewustwording en overdenking van de manier waarop geestelijk verzorgers groot lijden begeleiden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Compassie in de begeleiding van groot lijden. Een kwalitatief empirisch onderzoek naar de betekenis van compassie in vergelijking tot empathie voor geestelijke verzorgers in de begeleiding van groot lijden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2721/Compassie_masterscriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dam, S. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2722 AB - De opkomst van nieuwe communicatie- en informatietechnologie (ICT) verandert de manier waarop we met elkaar communiceren en ons tot elkaar verhouden. Nieuwe vormen van ICT worden ook in de zorg steeds meer toegepast. De ICT toepassingen waarmee zorgverleners op afstand zorg kunnen verlenen worden ‘zorg op afstand’ genoemd. Dit onderzoek richt zich op de toepassing van een specifiek soort zorg op afstand: beeldzorg. Beeldzorg is een vorm van zorg op afstand waarbij zorgverlener en cliënt via een beeldscherm en camera met elkaar communiceren. De vraag die wordt gesteld is in hoeverre communicatie via beeldzorg de relatie tussen zorgverleners en cliënten verandert. Het doel van het onderzoek is om de invloed van beeldzorg op de communicatie en relatie tussen zorgverleners en cliënten in kaart te brengen, aan de hand van de ervaringen van gebruikers. Het gaat om een kwalitatief onderzoek waarin acht zorgverleners en acht cliënten van twee verschillende zorginstellingen (ouderenzorg en verstandelijk gehandicaptenzorg) zijn geïnterviewd. Daarnaast is een beperkte literatuurstudie gedaan, naar de invloed van zorg op afstand in het algemeen op de zorgrelatie. Aan de hand van het onderzoek kan worden vastgesteld dat de inzet van beeldzorg inderdaad veranderingen tot gevolg heeft. De mate waarin verandering optreedt is afhankelijk van de manier waarop beeldzorg wordt ingezet. Wanneer beeldzorg en nabije zorg door dezelfde zorgverleners worden verleend is de impact op de zorgrelatie minder groot dan wanneer voor beide zorgvormen verschillende zorgverleners worden ingezet. De mate van verandering in de zorgrelatie verschilt eveneens per technologiesoort. De waardering die gebruikers van beeldzorg geven aan de veranderingen hangt sterk af van de waarden die voor hen in de zorg centraal staan en hun beeld van goede zorg en de daarbij passende zorgrelatie. Cliënten en zorgverleners die veel waarde hechten aan zelfstandigheid en privacy zijn bijvoorbeeld positiever over beeldzorg dan diegenen die vooral waarde hechten aan persoonlijk contact en een hechte band. PB - [s.l.] : s.n. TI - Beeldzorg in ouder-en verstandelijk gehandicaptenzorg. De invloed op de communicatie tussen zorgverleners en cliënten L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2722/Scriptie%20Sanne%20van%20Dam%2c%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Stoffer, D. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2629 AB - Tijdens het handelen in de medische werkpraktijk worden artsen soms emotioneel geraakt. De probleemstelling bepleit dat artsen hun emoties om verschillende redenen onderdrukken; het uiten van emoties wordt door artsen geassocieerd met schaamte, zwakte en incompetentie. Deze onderdrukking heeft echter negatieve gevolgen voor de gezondheid van artsen: het kan op termijn resulteren in emotional fatigue, burn-out en posttraumatisch stress-syndroom. DOELSTELLING Dit onderzoek maakt inzichtelijk hoe artsen omgaan met momenten waarop zij emotioneel geraakt worden in de medische werkpraktijk. Tevens maakt het duidelijk in welke situaties artsen emotionele geraaktheid ervaren, hoe zij daar uiting aan geven, wat de gevolgen zijn voor hun handelen en welke behoeften zij hebben bij de omgang met emotionele geraaktheid. METHODE Dit is een kwalitatief empirisch fenomenologisch onderzoek. Het onderzoek staat daarmee expliciet open voor de betekenissen die respondenten aan emotionele geraaktheid toekennen. Er zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij 12 artsen. Hierbij is tevens een topiclist aangehouden (zie bijlage 7.2). De interviews zijn opgenomen en geanalyseerd door middel van drie coderingsfasen: open codering (1), axiale codering (2) en selectieve codering (3). RESULTATEN Artsen worden emotioneel geraakt in zowel relationele situaties als in technische situaties. De emotionele geraaktheid van artsen beïnvloedt de mate waarin zij controle ervaren tijdens het medisch-technisch handelen en de mate waarin zij hun patiënten kunnen ondersteunen. Omdat artsen controlebehoud tijdens medisch-technisch handelen en ondersteuning van patiënten van groot belang vinden, staan zij steeds voor de afweging in hoeverre zij emoties willen toelaten. CONCLUSIE Artsen willen emotionele geraaktheid met collega’s kunnen delen, zonder dat collega’s hen daarop veroordelen of als minder competent gaan bezien. Artsen hebben behoefte aan steun van collega’s en het thuisfront. De resultaten laten echter zien dat de ervaringen van artsen in de privésfeer soms als te heftig worden ervaren, waardoor partners en vrienden hen niet altijd steun kunnen bieden. Een teamsfeer waarin emotionele geraaktheid getoond en besproken kan worden, blijkt eveneens niet vanzelfsprekend. Artsen zoeken een nieuwe norm met betrekking tot de positie van- en omgang met emotionele geraaktheid binnen de medische werkpraktijk. PB - [s.l.] : s.n. TI - De bewogen arts L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2629/Eindscriptie%20DS%20-%20de%20bewogen%20arts.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Reth, N. von PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2625 AB - De praktijkaanleiding voor deze scriptie zijn de vragen en twijfels die de religieuze taal in het herstelprogramma van Alcoholics Anonymous, een wederzijdse hulpbeweging voor alcoholisten, bij zowel cliënten als medewerkers van verslavingszorginstellingen die met dit model werken oproept. De theoretische aanleiding voor dit onderzoek is de paradox die schuilgaat in het programma van Alcoholics Anonymous: juist de erkenning van persoonlijke machteloosheid (Stap 1) gevolgd door de beslissing zichzelf over te geven aan een Hogere Macht (Stap 3) stelt alcoholisten in staat om weer zelf richting en zin aan het leven te geven. Deze ‘autonomie paradox’ is interessant voor humanisten omdat het een vernieuwende bijdrage levert aan het denken over autonomie, een humanistisch ideaal. Ook niet-alcoholisten kunnen een persoonlijk dieptepunt bereiken als gevolg van het streven naar primaire controle in onveranderbare situaties. Op het moment dat ze op een diep niveau accepteren wat ze niet kunnen veranderen (Stap 1) ontstaat een houding van overgave (Stap 3) en vindt er een verschuiving plaats naar de focus op secundaire controle, het veranderbare. Als deze houding wordt bestendigt kan dat resulteren in een nieuwe levenshouding die resulteert in een transformatie van het individu die ingezet kan worden om andere in vergelijkbare situaties te helpen (Stap 12). Het werkingsmechanisme van de autonomie paradox kan humanistisch geestelijk begeleiders helpen bij het zoeken naar manieren om voorbij het samen uithouden van een onhoudbare situatie te bewegen in de richting van het geven van zin en betekenis aan de situatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Surrender to win. Een humanistische interpretatie van de autonomie paradox in Alcoholics Anonymous L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2625/Scriptie%20Niels%20von%20Reth.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bijvank, M. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2648 AB - Vertrekpunt van dit onderzoek is het doel bij te dragen aan de theoretische ontwikkeling van een visie op de rol van lichamelijkheid binnen humanistisch geestelijk werk. Vanuit een hermeneutisch-dialogische wetenschapspositie wordt een narratieve analyse gecombineerd met fenomenologisch literatuuronderzoek. Het narratief - hier autobiografisch werk - van danschoreograaf Martha Graham wordt geanalyseerd en gekoppeld aan theorieën over lichamelijkheid en humanistisch geestelijk werk. Het lichaam opgevat als biologisch object valt samen met de huidige rationaliserende maatschappij met een mechanistisch wereldbeeld, waarin een tweede benadering van het lichaam als ervarend subject overschaduwd wordt. De narratieve analyse brengt danschoreograaf Graham naar voren als voorbeeld van het belang dat deze twee benaderingswijzen van het lichaam verbonden moeten worden. Het humanisme legt in eerste instantie de nadruk op het rationele vermogen van de mens, maar ziet in het kader van tevens een balans ook belangrijke ruimte voor een hier tegenover staande belevingssfeer (Van Praag, 1953; Mooren, 2012). Echter, simpelweg meer aandacht bieden (los van het ‘hoe’ hiertoe) aan een overschaduwd ‘lichaam-zijn denken’, confronteert ons blijkens dit onderzoek per definitie met het onvermijdelijke verval van ons lichaam. De narratieve analyse bevestigt dit taboe op de thematiek van het verval van het lichaam. Dat uitgerekend Graham niet in het reine lijkt te kunnen komen met haar ouder wordende lichaam, benadrukt sterk de noodzaak een manier te vinden om om te gaan met ‘de kwetsbaarheid van het leven’ die ons menselijk lichaam impliceert. Op precies dit punt is mogelijk een functie gelegen in het humanistisch geestelijk werk. Dit werkveld is namelijk bij uitstek geschikt om stil te staan bij de vraag naar de omgang met onze kwetsbaarheid en hierbij hulp te bieden. Het humanistisch geestelijk werk lijkt dus een passend werkveld om zowel mensen te ondersteunen bij de confrontatie met hun lichaam als ervarend subject als de balans in evenwicht te brengen tussen een lichaam ‘zijn’ en een lichaam ‘hebben’. Vanuit dit onderzoek kan daarom sterk aanbevolen worden om meer onderzoek te doen naar de thematiek van dit dubbele karakter van het lichaam en hoe voor beide benaderingen een plaats te bieden binnen het humanistisch geestelijk werk om zodoende de ‘cliënt’ zo volledig mogelijk tot ontplooiing te brengen vanuit een humanistisch gedachtegoed. Sleutelwoorden: lichaam, lichamelijkheid, narratief onderzoek, fenomenologie, humanisme, geestelijk werk, Martha Graham, autobiografie, dans, egodocument PB - [s.l.] : s.n. TI - 'Movement never lies.' Een conceptuele verkenning naar het uitdragen van verhalen via het lichaam, de ideeën van de danschoreograaf Martha Graham en humanistische geestelijk werk. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2648/Movement%20never%20lies%20-%20Masterscriptie%20Mariska%20Bijvank.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Braakman, L. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2650 AB - In deze scriptie wordt ingegaan op de invloed van culturele betekenissen op de ouderdomservaring van vrouwen in de vierde leeftijd die wonen in een woonzorginstelling. De nadruk ligt hierbij op de wisselwerking van context en individuele ervaring, met aandacht voor de mens en haar kwetsbaarheden. In het theoretisch kader wordt een beeld geschetst van de cultuur rond ouderdom en dagelijkse context die oude vrouwen in woonzorgcentra omringen. Via een kwalitatief empirisch onderzoek wordt getracht de gevolgen hiervan te verkennen bij een kleine groep oudere vrouwen in een woonzorgcentrum. In de conclusie van deze scriptie komt naar voren dat negatieve culturele betekenissen inderdaad een rol spelen bij de lichaamsbeleving en ouderdomservaring van vrouwen in de vierde leeftijd. De culturele betekenissen blijken echter niet de enige invloed. Uit het empirisch onderzoek blijkt dat voor de onderzochte vrouwen de dagelijkse context van het woonzorgcentrum ook hun ouderdomservaring beïnvloedt en dat het genderaspect minder een rol lijkt te spelen dan men op basis van het theoretisch kader zou verwachten. Het empirische onderzoek heeft daarnaast een beeld geschetst van een woonzorginstelling vanuit de eigen beleving van bewoonsters. In dit beeld worden kwetsbare plekken in sociale structuren zichtbaar die van belang zijn voor de levenskwaliteit van ouderen. Deze kwetsbare plekken zijn in mijn optiek aandachtspunten voor de werkpraktijk van humanistisch geestelijk raadspersonen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Oude vrouwen in een laatmoderne context. Over-Leven in een woonzorgcentrum L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2650/SCRIPTIE.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klein Tank, Loes PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2665 AB - Op mijn werk, een verpleeghuis van zorginstelling Pieter van Foreest (PvF), locatie de Kreek, gaat men het verbeterplan Waardig verhuizen naar een verpleeghuis begint thuis honoreren. Dit zal de overgang naar een verpleeghuis en de opnamegesprekken waardiger moeten maken. Binnen de zorgethiek is nog niet eerder onderzoek gedaan naar hoe opnamegesprekken binnen verpleeghuizen worden ervaren. In dit onderzoek is middels een fenomenologische onderzoeksmethode de geleefde ervaring van verzorgenden, artsen, cliënten en mantelzorgers betreffende het fenomeen opnamegesprekken onderzocht. Met inzichten, verkregen uit een theoretisch kader, is de empirische data verzameld. Deze data is opgedaan door vier opnamegesprekken te observeren en vervolgens de betrokken partijen te interviewen. Drie opnamegesprekken zijn op de psychogeriatrische afdelingen onderzocht. Vanwege het dementiesyndroom is met de cliënten van deze afdelingen geen interview afgenomen. Het vierde onderzochte opnamegesprek vond plaats op een somatische cliënt. De verzamelde data is gecodeerd. Hier zijn verschillende thema’s uit naar voren gekomen. Deze bevindingen zijn vervolgens kritisch zorgethisch bediscussieerd. Uit de bevindingen blijkt dat een waardig opnamegesprek nog niet voldoende bereikt wordt. Cliënten kunnen zich bijvoorbeeld niet voldoende ontplooien en alle partijen voelen zich kwetsbaar, afhankelijk en niet voldoende erkend in een opnamegesprek. Wel zijn er een aantal inzichten opgedaan, welke mogelijk bij kunnen dragen aan een waardig opnamegesprek. Zo werd engrossment vanuit de theorie aanbevolen, om een zo’n goed mogelijke zorgrelatie aan te gaan. Echter, engrossment blijkt niet volledig haalbaar binnen een opnamegesprek. Het concept motivational displacement lijkt hieraan bij te kunnen dragen. Daarnaast wordt aanbevolen om meer embodiment te laten plaatsvinden in het opnamegesprek, waardoor een beter insiders perspectief aangenomen kan worden. Ook heerst er bij verzorgenden en mantelzorgers een gevoel van verplichtingen rondom regels, protocollen en richtlijnen. Deze verplichtingen gaan met name over het invullen van stapels formulieren. Doordat verzorgenden en artsen met name bezig zijn met wat vanuit de institutie en systemen ‘ moet’, gaan zij voorbij aan de noden van de ander, waardoor ook geen engrossment plaats kan vinden en alle partijen te weinig erkend worden tijdens het opnamegesprek. Het amendement van Kittay (1999) op het vulnerability model, waarin zij schetst dat de omgeving van de verzorgenden en artsen een morele verantwoordelijkheid heeft, lijkt ook binnen opnamegesprekken van toepassing. Concluderend zijn er zeer zeker momenten waarop een opnamegesprek wel als waardig wordt ervaren door alle partijen. Echter, helaas lijken deze momenten in de schaduw te staan van andere ervaringen. Deze ervaringen staan een waardig opnamegesprek in de weg. Met name vanuit de institutie zou veel meer aandacht mogen zijn voor deze ervaringen, waarbij bijvoorbeeld trainingen van verzorgenden en artsen en een gesprek voorafgaand aan het opnamegesprek zouden kunnen helpen. PB - [s.l.] : s.n. TI - De geleefde ervaring van opnamegesprekken. Een fenomenologisch onderzoek binnen de Zorgethiek. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2665/thesis%20Loes%20klein%20Tank.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Heide, Mariska van der PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2666 AB - Dit onderzoek is er op gericht om middels het uitvoeren van een fenomenologisch onderzoek naar de geleefde ervaringen van locals van Leros met het opvangen van vluchtelingen, een zorgethische bijdrage te leveren aan het Europese vluchtelingenbeleid, dat gekenmerkt wordt door een aantal neoliberale elementen. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het binnen de zorgethiek centraal staande relationele mensbeeld en de wijze waarop de waarden autonomie, verantwoordelijkheid en vrijheid worden ingevuld. De probleemstelling binnen deze thesis is enerzijds het feit dat het neoliberale karakter van het Europese vluchtelingenbeleid tot gevolg heeft dat zorgverantwoordelijkheden binnen de specifieke praktijk op het Griekse eiland Leros niet gelokaliseerd kunnen worden, anderzijds dat er voor het kunnen ontwikkelen van een politieke zorgtheorie meer onderzoek moet worden gedaan naar hetgeen zich voordoet binnen specifieke zorgpraktijken. In het onderzoek is getracht antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: In hoeverre kan een zorgethische reflectie op de geleefde ervaring van het opvangen van vluchtelingen en de discussie daaromheen van lokale inwoners van Leros bijdragen aan een evaluatie van het dominante discours binnen het Europese vluchtelingenbeleid? Uit het onderzoek blijkt dat de bijdrage die de zorgethiek kan leveren aan het Europese vluchtelingenbeleid voornamelijk betrekking heeft op de wijze waarop de zorgpraktijk op Leros anders en beter georganiseerd kan worden. De zorgethische invulling van de waarden autonomie, verantwoordelijkheid en vrijheid spelen hierbij een grote rol. Door uit te gaan van het idee dat ieder mens kwetsbaar is en onderling afhankelijk, kan er erkenning komen voor de behoeften van zowel de vluchtelingen als de locals. Deze erkenning kan tevens de basis vormen voor het lokaliseren van zorgverantwoordelijkheden. Een zorgethische visie op het lokaliseren van verantwoordelijkheden kan politieke leiders bewust maken van het belang om kennis te hebben over de context van de specifieke zorgpraktijk, waarbij het tevens van belang is om met de betrokken partijen in contact te staan. Door deze betrokkenheid kunnen locals zich erkend voelen in hun behoeften en kan men een beleid schrijven dat beter aansluit bij de zorgpraktijk op het eiland. Tot slot kan zorgethiek een bijdrage leveren aan de wijze waarop de waarde vrijheid binnen het vluchtelingenbeleid wordt begrepen. Middels het connection-based equality model kunnen zorgverantwoordelijkheden worden gelokaliseerd en hoeft vrijheid niet langer bezien te worden als de afwezigheid van kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de ander. Wanneer locals ervaren dat hun behoeften worden erkend en de zekerheid hebben dat er aan deze behoeften tegemoet wordt gekomen, kunnen zij er in vrijheid voor kiezen de vluchtelingen te ondersteunen zonder de angst om hier zelf aan onder door te gaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgen op Leros. Een zorgethische bijdrage aan het Europese vluchtelingenbeleid. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2666/MasterthesisFhvdheide.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haan, M. de PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2064 AB - Deze scriptie is een onderzoek naar de betekenis van vaderschap voor Nederlandse gedetineerde vaders. Het doel is bijdragen aan de kennis over vaderschap in de gevangenis en aan betere begeleiding van vaders in detentie. Door middel van een literatuurstudie wordt de betekenis van vaderschap vanuit twee kanten benaderd: enerzijds wordt bekeken op welke manier vaderschap een bron van zin is voor gedetineerden, en anderzijds wordt vaderschap als bron van verlies en rouw onderzocht. In de scriptie wordt eerst, aan de hand van verschillende onderzoeken, de situatie van vaders in detentie geschetst. Hieruit blijkt dat een verblijf in de gevangenis vaders zeer beperkt in de betrokkenheid bij hun kind. Er zijn weinig mogelijkheden tot contact. Soms nemen gedetineerden zelf afstand van het gezin; de uit zelfbescherming gecreëerde gevangenisidentiteit is moeilijk te verenigen met de vaderrol. Er wordt vervolgens ingegaan op de verschillende behoeften die mensen hebben om het leven als betekenisvol te ervaren. Hoewel de meeste elementen in vaderschap die een rol spelen in betekenisgeving verloren gaan bij gevangenschap, voorziet het wel in doelgerichtheid, een belangrijke behoefte voor het ervaren van zin. Vaderschap kan een sterke bron van motivatie zijn en daarin zingevend. Aan de andere kant is het vaderschap in de gevangenis een bron van pijn, gemis en verlies. Onderzocht wordt of dit gepaard gaat met rouw. Dit wordt bekeken vanuit een breed perspectief op rouw aan de hand van de concepten ambiguous loss en disenfranchised grief. Uit onderzoek naar rouwgroepen in de gevangenis blijkt dat gedetineerden rouwen om het verlies van contact met hun kind. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat ook het verlies van de vaderrol kan leiden tot rouw. In het besluit wordt gesteld dat gedetineerde vaders gestimuleerd moeten worden in de vader-kindrelatie en dat de motiverende werking van vaderschap beter benut kan worden, door het bieden van ruimte om in verbinding te blijven met de vaderrol. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vader blijven. Een onderzoek naar de betekenis van vaderschap voor gedetineere vaders. ER - TY - GEN AU - Werink, Marjon PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2667 AB - Deze thesis begint met een persoonlijke aanleiding die leidt tot de onderzoeking van het zogeheten ‘pluis- nietpluisgevoel bij professionals in de ouder- en kindzorg. Dat is interessant vanuit zorgethisch oogpunt, omdat niet pluisgevoelens bij voorbaat een voorbeeld zijn van andersoortige, wellicht taciete kennis, waar vele medici hun klinisch handelen (en delibreren) regelmatig op lijken te funderen. Dit staat in mogelijke contrast met de evidence based practice manier van handelen die veelal uitgaat van protocollen en richtlijnen. Uit de resultaten blijkt dat wanneer PNPG vanuit het zorgethisch kijkraam gedacht wordt het volgen van intuïtie er juist toe kan bijdragen dat de zorgontvanger deel uitmaakt van keuzes die gemaakt worden. Een besluit over wat nodig is ontstaat voorts zonder een specifieke methodiek, vanuit een concrete situatie waar niet van tevoren bedacht is wat er nodig was. Een relationele afstemming, met andere woorden, die geen andere belangen ondermijnt. Het verschil bij aankomend professionals is dat een probleem vaak wel herkend wordt maar de ervaring en kennis nog ontbreekt om vanuit een betrekking te handelen Zij hebben paradoxaal genoeg richtlijnen nodig om te komen tot besluiten met als gevolg dat signalen soms gemist worden of anderszins dat zorg niet aansluit bij de zorgontvanger. De conclusie is dat PNPG kan als waardevolle kennis worden opgevat, die voortdurend meegenomen dient te worden in het afstemmen van zorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Dit is niet pluis! Een zorgethische studie naar het Pluis-niet pluis -gevoel bij professionals in de ouder- en kindzorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2667/Thesis%20M%20%20Werink.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dupont, W.F. PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2175 AB - Klassieke humanistische thema’s als autonomie, keuzevrijheid en de gerichtheid op ontwikkeling en ontplooiing van het zelf lijken bij mensen met dementie hun betekenis te verliezen. In deze scriptie wordt onderzocht op de wijze mensbeelden in het actuele humanistische discours zich verhouden tot mensen met dementie. Aan de hand van een discoursanalyse zijn de descriptieve en normatieve uitspraken over mensen in kaart gebracht die achtereenvolgens Peter Derkx (2011), Joep Dohmen (2007) en Martha Nussbaum (2006) hebben gedaan. Die uitspraken zijn vertaald in (impliciete) kenmerken van mensbeelden. Vervolgens zijn deze kenmerken in relatie gebracht met inzichten uit medische, historische en ethische perspectieven op dementie. De conclusie van het onderzoek is dat de mensbeelden van ieder van de drie humanistische auteurs kenmerken bevat waarvan serieus betwijfeld kan worden of er bij mensen met dementie sprake van is. De normatieve aspecten van de mensbeelden omvatten mensen met dementie niet. Het is niet duidelijk of de drie denkers “mensen” met dementie als mensen beschouwen, maar de theorieën van alle drie impliceren dat een goed, zinvol en/of menswaardig leven voor mensen met dementie niet bereikbaar is. Het onderzoeksverslag eindigt met een aantal suggesties voor een ruimere mensopvatting. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wat is dements? Mensen met dementie in he actuele humanistische discours. ER - TY - GEN AU - Leenders, Jooske PY - 2016 UR - https://hdl.handle.net/11439/2657 AB - In deze thesis wordt onderzoek gedaan naar praktijken van dagbesteding en de betekenis die kwetsbare Rotterdammers geven aan die praktijken van dagbesteding, na de transitie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Met gebruik van de kwalitatieve onderzoeksmethoden practice theory en shadowing zijn drie respondenten een dag geobserveerd tijdens hun dagbesteding. Ook zijn er informele gesprekken met de respondenten gevoerd. Deze verkregen data is geanalyseerd en tegen bestaande literatuur aangehouden. Uit de analyse kwamen betekenis, erkenning en relationele autonomie als kernconcepten naar voren. De dagbestedingsplek is meer dan alleen tijdverdrijf. Mensen vinden hier betekenis van bestaan door zich nuttig te maken en zich gezien te voelen. Erkenning van zowel begeleiding als medebezoekers is hierin van groot belang. En de relaties met deze mensen vormt een spil in die betekenis. De respondenten geven allen aan zelfstandigheid hoog in het vaandel te hebben staan, maar deze zelfstandigheid sluit afhankelijkheid niet uit. In tegendeel: relaties worden aangeduid als één van de belangrijkste bronnen van betekenis. Echter, de relaties met begeleiders worden minder vanzelfsprekend, omdat begeleiders zich bekneld voelen in de structuur van marktwerking die in de zorg steeds vaker voorkomt. Dit terwijl duidelijk te zien is dat deze begeleiders hun werk doen vanuit een passie voor zorgverlening. Een alternatief voor de huidige zorgverlening zou de door de levenswereld geleide zorg zijn, welke oog heeft voor de existentiële betekenislaag en de begeleider leert een zorgbegrip te ontwikkelen welke de complexiteit van het menszijn, gezond zijn en ziek zijn in zich heeft De transitie naar de Wmo haalt bepaalde zekerheden, die eerder vanzelfsprekend waren, weg. Zo is er een respondent tegen haar zin verhuisd naar een nieuwe dagbestedingsplek waar zij haar draai niet kan vinden en veel minder groeimogelijkheden heeft, alleen omdat het criterium van een dagbesteding dicht bij huis boven de individuele perceptie van die dagbesteding staat. Verder worden velen belaagd door herindicaties die de onzekerheid van het voortbestaan van de het gaan naar de dagbesteding vergroten. Deze onzekerheid staat groei en ontwikkeling in de weg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ik wandel, dus ik besta. Onderzoek naar praktijken van dagbesteding in de Wmo Masterthesis Zorgethiek en Beleid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/2657/Masterthesis%20Jooske%20Leenders.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dijk, Lindsay van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/410 AB - In onze huidige samenleving gebruiken we dagelijks het Internet, voor werk evenals voor privé gebruik. Dit leidt tot een andere manier van communiceren dan het traditionele face-to-face gesprek. Communicatie via online kanalen, zoals email, chat en videoconferencing, verloopt voornamelijk via schrijven, met uitzondering van videoconferencing waarin beeld en spraak ook een rol hebben. Deze online kanalen hebben met elkaar gemeen dat het een vorm van bemiddeld contact is; er is letterlijk een middel nodig (computer, internetconnectie, server et cetera) om met elkaar in contact te komen. Hierdoor valt het fysieke aspect tussen mensen weg; er wordt op afstand gecommuniceerd. Vanuit de Universiteit voor Humanistiek bieden wij een universitaire opleiding aan in de persoonsgerichte counseling. Deze opleiding betreft primair het trainen van studenten in face-to-face counseling. In deze thesis wordt het ervaren van empathie,een van deze kernvoorwaarden van persoonsgerichte counseling, onderzocht in een online omgeving. Is het mogelijk empathie te ervaren wanneer het contact verloopt via online kanalen, in plaats van louter face-to-face contact? De persoonsgerichte counseling en online counseling zijn met elkaar vergeleken in deze thesis om te onderzoeken of en in hoeverre empathie, die tot uiting komt in de relatie tussen de cliënt en counselor, ook kan plaatsvinden in online counseling. Uit het onderzoek volgt dat het ervaren van empathie plaatsvindt in de relatie tussen de cliënt en counselor. Ook blijkt uit het onderzoek dat online communicatie leidt tot een aantal barrières en mogelijkheden voor de relatie tussen de cliënt en counselor. Mogelijkheden die online counseling biedt is onder andere het experimenteren met een nieuwe (virtuele) identiteit, het gevoel van gelijkwaardigheid en een gevoel van veiligheid dankzij anonimiteit van de cliënt (wat bij kan dragen aan het gevoel van vertrouwen). Wat online counseling onderscheidt van de persoonsgerichte counseling is het ervaren van een nieuwe (digitale) belevingswereld van de cliënt die voor sommigen leidt tot een gevoel van een veiligere omgeving. Hier staat tegenover dat online counseling een aantal beperkingen heeft in de relatie tussen de cliënt en counselor, zoals het wegvallen van de lichaamstaal, dat counselors minder goed de cliënt kunnen volgen, dat er een verminderd vermogen is om de cliënt te begrijpen en tot slot, dat het lastiger is empathie uit te drukken naar de cliënt. Het is cruciaal voor de online counselor om een aantal technische vaardigheden aan te leren zodat hij kan omgaan met digitale communicatie middelen. Verder behoort de counselor zich te scholen in zich empathisch uitdrukken via schrift aangezien spraak weg valt in online counseling (met uitzondering van videoconferencing). Verder blijkt uit dit onderzoek dat face-to-face en online counseling verschillende vormen van counselling zijn. Dit bekent dat het gaat om bij welke vorm van counseling de cliënt en counselor zich vertrouwd en veilig voelen. Dit gevoel van vertrouwen en veiligheid is nodig om in een diepe relatie te raken en daarmee in extensie, empathie te ervaren. Een advies dat gegeven wordt in de conclusie is dat online counseling en face-to-face counseling van elkaar kunnen leren, en wellicht gezamenlijk een op maat gerichte dienst kunnen aanbieden aan de cliënt; gespecificeerd op zijn of haar behoeften en preferenties. PB - [s.l.] : s.n. TI - Van mens tot mens. Een onderzoek naar de mogelijkheid van een empathische relatie tussen cliënt en counselor gebruik makend van de online media L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/410/master%20december.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hebing, J.A.W.M. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/419 AB - In de thesis Ouderschap en Opvoederschap, Gezinsopvoeding of Staatsopvoeding worden hiaten en contradicties in overheidsbeleid, debet aan de steeds maar toenemende kritiek op de Jeugdzorg, met behulp van de kritische inzichten van zorgethiek geïdentificeerd. Tevens worden voorstellen gedaan voor het, althans gedeeltelijk, oplossen van deze contradicties en hiaten. Dit is actueel en maatschappelijk relevant omdat het bij kan dragen aan het succesvol transformeren van het sociaal domein waar jeugdzorg onderdeel van uitmaakt, een opdracht aan de lokale overheid per januari 2015. De thesis handelt over de spanning tussen een invasieve overheid en de discretionaire ruimte van (professionele) opvoeders. De overheid definieert het gezin als een opvoedpraktijk, verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen. Maar wat wenselijke opvoeding is wordt niet door de overheid gedefinieerd en nauwelijks gefaciliteerd. Omdat opvoeding van kinderen door de overheid gezien wordt als de oorzaak en de oplossing van veel maatschappelijke problemen concentreert zij zich op de mogelijke negatieve uitwassen: onveiligheid voor het kind en onveiligheid voor de samenleving. De overheid blijkt zich in toenemende mate te manifesteren als regelgever en controleur en dringt steeds verder door in de private en in de professionele sfeer. Dit doet zij zonder (professionele) opvoeders te betrekken bij het formuleren van beleid en regelgeving. Voorgesteld wordt om een andere benadering te overwegen zodat we uit de tegenstelling burger versus overheid of afstand betrachten versus betrokkenheid tonen kunnen komen. Solidariteit, sociaal leren en constituerende spelregels zijn daarbij de kernbegrippen. PB - [s.l.] : S.N. TI - ouderschap en opvoederschap gezinsopvoeding of staatsopvoeding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/419/Masterthesis%20Hans%20Hebing%20Ouderschap%20en%20Opvoederschap%2c%20Gezinsopvoeding%20of%20Staatsopvoeding.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Knibbe, Robin PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/432 AB - Deze afstudeerthesis is een onderzoek naar bronnen van seksualiteit in begeleidingsrelaties. Het doel is een eerste grond leggen voor denken over seksualiteit in de relatie tussen geestelijk verzorger en cliënt. Dit wordt gedaan door een theoretisch onderzoek naar verschillende bronnen van seksualiteit zoals deze beschreven zijn in de literatuur van de psychoanalyse en psychotherapie. Vervolgens wordt er vanuit deze bronnen een eerste vertaalslag gemaakt naar de geestelijke verzorging. In dit onderzoek wordt er eerst aandacht gegeven aan verschillende onderzoeken omtrent seksualiteit in begeleidingsrelaties. Deze onderzoeken maken aannemelijk dat seksualiteit tussen begeleider en cliënt een thema is dat veel speelt, en enkele risico’s met zich meedraagt. Er wordt ingegaan op codes en wetten omtrent seksuele omgang met cliënten zoals deze beschreven zijn in enkele beroepsstandaarden van begeleidingsberoepen en het strafrecht in Nederland. Vervolgens worden vier verschillende bronnen van seksualiteit besproken, en komt de omgang met seksualiteit aan bod. In de eerste bron worden ervaringen uit het verleden van de cliënt of de begeleider geactualiseerd in het heden, in de begeleidingsrelatie. Dit wordt vanuit de psychoanalyse beschreven in termen van overdracht en tegenoverdracht. De authentieke relatie tussen cliënt en begeleider is de tweede bron van seksualiteit. Hierbij wordt een grensoverschrijdende kwaliteit van seksualiteit zichtbaar. De derde bron van seksualiteit is de existentiële bron waarbij seksualiteit ontstaat als beschermingsmechanisme tegen de confrontatie met existentiële gegevenheden als dood en isolatie. In de vierde, lichamelijke bron, wordt seksualiteit beschreven als de wijze waarop we op een lichamelijke manier de wereld tegemoet treden. In de terugblik vanuit de geestelijke verzorging wordt duidelijk dat de geestelijke verzorging, met behoud van eigenheid, het volgende kan meenemen: seksualiteit als belangrijk levensthema bij de cliënt, de omgang met seksualiteit door ruimte en spel, oog voor zingevings-aspecten in seksualiteit, en aandacht voor het lichamelijke. In het besluit wordt gesteld dat seksualiteit als levensthema en seksualiteit in de relatie tussen geestelijk verzorger en cliënt meer aandacht verdient in onderwijs, onderzoek, supervisie en intervisie en de beroepsstandaarden van de geestelijk verzorgers. PB - [s.l.] : s.n. TI - Niemand wordt gespaard, niemand is helemaal verloren. Een theoretisch afstudeeronderzoek naar bronnen van seksualiteit in de begeleidingsrelatie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/432/Bronnen%20van%20seksualiteit.%20Afstudeeronderzoek%20Robin%20Knibbe.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Soe Agnie, Ramaya PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/433 AB - Na aanleiding van de uitspraak van Gersons en Burger (2012) in het rapport Blauwdruk, mentale zorglijn politie las, waarin weerbaarheid als het tegenovergestelde van kwetsbaarheid wordt geponeerd, werd de idee voor deze scriptie geboren. Het concept kwetsbaarheid herbergt een paradox. Enerzijds rust er een taboe op, anderzijds is kwetsbaarheid inherent aan het leven en zodoende ontologisch bepaald. Deze paradox is mij voornamelijk opgevallen bij mensen met een beroep waar moed voor nodig is. Middels deze literatuurstudie heb ik getracht te onderzoeken hoe deze paradoxen over moed en kwetsbaarheid te duiden en hoe ze te plaatsen in onze huidige Westerse samenleving. Dit heb ik gedaan door te beginnen met het uiteenzetten van de visie van de grondlegger van ons denken over moed: Aristoteles. Een veel gehoorde kritiek op Aristoteles is dat zijn opvattingen verjaard en mannelijk zijn. Deze kritieken brachten mij op een aantal kernaspecten in het denken van Aristoteles. Aan de hand van deze aspecten heb ik een moedmodel ontwikkeld. Vanwege de eerdergenoemde kritieken op Aristoteles’ visie leek het mij interessant om zijn ‘mannelijke visie’ tegenover de ‘vrouwelijke visie’ te plaatsen om zo een beter beeld te krijgen over ons denken over moed met de hypothese dat ze wel eens een aanvulling op elkaar zouden kunnen zijn. Hieruit volgde de centrale vraag in mijn onderzoek: ‘Wat zou de cultuurfeministische visie op kwetsbaarheid van Butler, Jordan en Brown kunnen betekenen voor Aristoteles’ deugdethische visie op moed in de huidige laatmoderne Westerse samenleving? PB - [s.l.] : s.n. TI - Moed als opdracht. Een cultuurfeministische beschouwing op de deugdethische visie op moed ER - TY - GEN AU - Crooijmans, Sabine PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/434 AB - In deze scriptie staat de spirituele zorg als onderdeel van verpleegkundige zorg op de afdeling Medium Care van het kinderziekenhuis van het Nijmeegse Radboudumc centraal. Het onderzoek concentreert zich op professionalisering van de kinderverpleegkundige: In hoeverre behoort spirituele zorg tot de professionaliteit van de verpleegkundigen van het Amalia Kinderziekenhuis? In eerste instantie is literatuuronderzoek uitgevoerd. Hierin worden acht thema’s geïdentificeerd die betrekking hebben op spirituele zorg in relatie tot (kinder-) verpleegkundigen. Wanneer de gevonden literatuur wordt ‘vertaald’ in competenties en deze bevraagd worden, geeft een minderheid van de verpleegkundigen in kwantitatief onderzoek aan dat zij zich competent voelen om spirituele zorg te verlenen. Wanneer er wordt ingezoomd op de onderzoeksresultaten, voelen vele verpleegkundigen zich wel competent op deelaspecten van spirituele zorg. Een waarschijnlijke oorzaak voor deze schijnbare tegenspraak is gelegen in het feit dat veel kennis impliciet is. De verpleegkundigen komen in de praktijk nauwelijks toe aan spirituele zorg. De voornaamste factor in dezen is een gebrek aan tijd. Als de verpleegkundigen de zorg wel verlenen, doen zij dit voornamelijk omdat ze het als persoon van waarde vinden of menen dat de patiënt deze dimensie van zorg waardevol vindt. De verpleegkundigen zien ruimte voor verbetering van spirituele zorg als onderdeel van verpleegkundige zorg door als beroepsgroep afspraken te maken en deze te integreren, door betere opleiding en door een verbetering van het beleid op het niveau van de instelling. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in het kinderziekenhuis. De visie van verpleegkundigen op hun competenties in spirituele zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/434/masterscriptie%20Sabine%20Crooijmans%20Radboudumc.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schot, Josine van der PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/435 AB - Humor is geen geëigend thema binnen geestelijke verzorging in de zorg. Om de betekenis ervan helder in beeld te krijgen is, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de deugd eutrapelia (Binau, 2009) en humor als midden tussen verstening en verdamping (Verhoeven, 1966). Daarnaast hebben zeven halfopen interviews met geestelijk verzorgers plaatsgevonden. Deze zijn vervolgens geanalyseerd volgens de narratieve benadering. De concepten laten zien hoe humor zich beweegt tussen twee extremen, volstrekte scepsis en volkomen ernst. Door dit spanningsveld naast de praktijk van de geestelijke verzorger te leggen, wordt duidelijk dat geestelijke verzorging gekenmerkt wordt door een hoge mate van ernst. Dit zit hem in de existentiële thematiek, de mate van ernst van de geestelijk verzorger en de beeldvorming over het beroep. Deze ernst kan – wanneer daar niet iets lichts tegenover staat – neigen naar volkomen ernst. Er is dan sprake van een disbalans. Hoewel humor een aantal gevaren kent die leiden tot terughoudendheid in het werken met humor, kan humor van betekenis zijn in het herstellen van de balans tussen ernst en lichtheid door een tegenwicht te bieden. Ook kan het een bijdrage leveren aan de zinervaring door het hanteerbaar maken van een situatie, het aandragen van een nieuw perspectief, het creëren van ruimte en ontspanning en het uitdrukking geven aan de aanvaarding van de complexe en meervoudige werkelijkheid. Tevens kan humor een instrument zijn om serieuze punten te benoemen en mensen te verbinden. Een humor-ervaring wordt daarnaast beleefd als een prettige en mooie ervaring. PB - [s.l.] : s.n. TI - Lachen in het donker. Een onderzoek naar de betekenis van humor binnen geestelijke verzorging in de zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/435/Scriptie%20Josine%20van%20der%20Schot%20-%20Lachen%20in%20het%20donker.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haan, Albertjan PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/436 AB - Dit kwalitatieve praktijkonderzoek beschrijft op welke wijze psychosegevoelige cliënten tijdens een opname in Nederlandse GGZ-instellingen stigmatisering door professionals ervaren. Er wordt vanuit de sociologie en de cognitieve psychologie een omschrijving gegeven van het proces van stigmatisering. Er wordt een uitgebreid overzicht gegeven van onderzoeksresultaten van onderzoek naar stigmatisering door professionals. Deze theorie wordt vergeleken met de empirische onderzoeksresultaten van het praktijkgedeelte van dit onderzoek. Er worden uitgebreide ervaringen van cliënten met stigmatisering door professionals omschreven, waardoor er een levendig inzicht in het cliëntenperspectief wordt geboden. De belangrijkste oorzaken voor respondenten waardoor ze zich gestigmatiseerd voelen door professionals zijn het verlies van eigen regie, onbegrip van de professionals over hun problematiek en een paternalistische houding van professionals. De beschreven ervaringen van stigmatisering benadrukken de noodzaak voor een meer gelijkwaardige relatie tussen professionals en cliënten. In het vijfde hoofdstuk worden hiertoe enkele handvatten geboden. Dit onderzoek biedt voor het eerst inzicht in ervaringen van cliënten met stigmatisering door professionals in Nederlandse GGZ-instellingen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Stigmatisering in de GGZ. Een kwalitatief onderzoek naar ervaringen van psychosegevoelige cliënten met stigmatisering door professionals L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/436/Scriptie%20Definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haarlem, Netty van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/437 AB - In deze scriptie staat de vraag centraal op welke wijze de systemische benadering van de Duitse psychotherapeut Bert Hellinger een brugfunctie kan vervullen tussen de methodiekbenadering en grondhoudingbenadering van humanistisch geestelijke begeleiding (HGB). Deze brugfunctie krijgt vorm in een verbinding van beide benaderingen van het HGB en daarnaast in de uitwerking van relationaliteit en verbondenheid vanuit een systemisch perspectief, wat tot nu toe in het HGB nog niet aanwezig was. Hellinger is bekend van de door hem ontwikkelde methode familieopstellingen. Om de vertaalslag naar het HGB te maken, wordt Hellingers werk hierbij (op kritische wijze) ondersteund door de contextuele therapie van Iván Böszörmenyi-Nagy. De methodiekbenadering – vertegenwoordigd door Jan Hein Mooren – en de grondhouding- benadering – gerepresenteerd door Ton Jorna en Elly Hoogeveen – zijn als visies op het humanistisch raadswerk veelal tegenover elkaar blijven staan. In deze scriptie wordt een poging gedaan beide benaderingen met elkaar te verbinden. In dit onderzoek wordt de methodiek van existentiële communicatie (Mooren 2010) gecombineerd met de aandacht voor de grondhouding en de openheid in het contact, zoals kernmerkend voor het werk van Jorna en Hoogeveen. Vanuit de systemische benadering wordt daarnaast zichtbaar dat de bestaande benaderingen van HGB, ondanks hun aandacht voor verbondenheid, individueel georiënteerd zijn. Vanuit de systemische en contextuele benadering wordt daarom een relationele dimensie toegevoegd aan het HGB, die inzicht geeft in relaties met belangrijke anderen en handvatten biedt om hierin te begeleiden. Vanuit dit perspectief kunnen relationele hulpbronnen worden aangesproken, kan gewerkt worden aan evenwicht en vertrouwen in relaties (ook wanneer anderen die het betreft niet aanwezig zijn), kan recht gedaan worden aan verschillende perspectieven en kan gewerkt worden met dader- en slachtofferschap. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het 'ik' is niet los verkrijgbaar. Inzichten uit de systemische benadering van Bert Hellinger als een aanvulling op humanistische geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/437/Het%20%27ik%27%20is%20niet%20los%20verkrijgbaar%20-%20Netty%20van%20Haarlem%20-%20Masterscriptie%20UvH.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Helms, Anne PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/438 AB - In Nederland lijden 600.000 tot 800.000 mensen aan chronische, onverklaarde pijn (COP), wat gepaard gaat met aanzienlijke functioneringsproblemen in het dagelijkse leven en lijdensdruk voor de patiënt. Het gebruikelijke biopsychosociaal verklaringsmodel van pijn blijkt tot op heden onvoldoende toereikend om de kwaliteit van leven bij patiënten met COP te verbeteren. Een benadering vanuit het biopsychosociaal-spiritueel model van zorg biedt mogelijk een aanvulling op de bestaande kennis van COP, wat de begeleiding van patiënten ten goede komt. In dit onderzoek stond de vraag centraal wat de samenhang was tussen pijnintensiteit, spiritualiteit en kwaliteit van leven bij patiënten met COP. Om dit te onderzoeken werd een exploratief cross-sectioneel vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder 164 patiënten met COP. Met de SAIL-vragenlijst werd spiritualiteit gemeten op zeven dimensies: zingeving; vertrouwen; aanvaarding; zorg om anderen; verbondenheid met de natuur; transcendente ervaringen; en spirituele activiteiten. Twee VAS-schalen bepaalden de pijnintensiteit en de SF-36 werd gebruikt om de kwaliteit van leven te meten op twee domeinen: de fysieke en de mentale kwaliteit van leven. De data werden geanalyseerd met enkelvoudige en multiple lineaire regressieanalyses. De resultaten van dit verkennende onderzoek toonden onder meer dat er sprake was van samenhang tussen pijn en spiritualiteit, en dat er sprake was van samenhang tussen kwaliteit van leven en spiritualiteit. Ook bleek dat de respondenten significant hoger scoorden dan gezonde personen op de spiritualiteitsdimensies ‘zingeving’, ‘vertrouwen’, ‘zorg om anderen’ en ‘transcendente ervaringen’. Spiritualiteitsdimensies die gericht waren op verbondenheid met zichzelf bleken een bijdrage te leveren aan de mentale kwaliteit van leven. Vervolgonderzoek moet nader licht werpen op de causaliteit van de verbanden, waardoor duidelijk wordt op welke manier de spiritualiteitsdimensies een positieve dan wel negatieve rol spelen bij mensen met chronische, onverklaarde pijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zinvolle pijn? Een empirisch onderzoek naar spiritualiteit en kwaliteit van leven bij patiënten met chronische, onverklaarde pijn L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/438/Afstudeeronderzoek%20-%20Anne%20Helms%20-%20digitaal.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Spekkink, A. AU - Lange, J. de PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/439 AB - Het nemen van besluiten lijkt inherent te zijn aan ziek zijn. Steeds vaker wordt er van de patiënt verwacht dat hij zelf gaat kiezen en eigen regie voert. De patiënt weet immers zelf wat het beste voor hem is, is de gedachte. Gezamenlijke besluitvorming lijkt hierin een welkom concept om te komen tot goede zorg. Maar is dit wel het geval? Door middel van zorgethisch onderzoek is er inzicht verworven in de ervaringen van twee patiënten, en diens naasten, waar besluiten worden gevormd omtrent behandeling op het moment dat er sprake is van ziekte. Er zijn twee fenomenologische casestudies uitgevoerd om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag: Hoe ervaren mensen met uitgezaaide, ongeneeslijke kanker de besluitvorming omtrent behandeling en wat is voor hen daarin goede zorg? Vanuit de verworven data worden vijf thema’s gedestilleerd: vervreemding van het vertrouwde, ervaring van chaos, hoop, gezien worden en samen ziek zijn. Te zien is dat deze thema’s samen een membraan vormen waarin de patiënt terecht komt. Binnen dit membraan worden geen rationele keuzes gemaakt, iets wat het concept van gezamenlijke besluitvorming binnen de dominante literatuur wel verondersteld. De vooronderstelde werkelijkheid sluit niet aan bij de echte werkelijkheid met een schijnwerkelijkheid tot gevolg. De dominante opvatting van gezamenlijke besluitvorming sluit dan ook niet aan bij de wereld van de patiënten en laat patiënten juist alleen in deze onvertrouwde en onveilige situatie. Dit onderzoek laat zien dat goed zorgen meer is dan kiezen en het nemen van besluiten. Er zal vanuit een relationeel mensbeeld aansluiting moeten worden gevonden bij de aspecten van afhankelijkheid en kwetsbaarheid die inherent zijn aan het menselijk bestaan, juist ook op het moment van ziekte. Die kwetsbaarheid en afhankelijkheid spelen een belangrijke rol in de vorming van besluiten en de strubbelingen en opgaven waar patiënten voor komen te staan. PB - [s.l.] : s.n. TI - De schijnwerkelijkheid van gezamenlijke besluitvorming L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/439/De-schijnwerkelijkheid-van-gezamenlijke-besluitvorming-versie-oktober-2015.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Brand, Janneke van den PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/441 AB - In deze scriptie wordt onderzocht hoe het werk Denken in een tijd van sociale hypochondrie van theoretisch socioloog Willem Schinkel inzicht kan verschaffen in stigmatisering en uitsluiting van mensen met obesitas. Binnen de scriptie wordt het stigma op obesitas uitgebreid omschreven, daarnaast wordt het werk van Schinkel geschetst en vanuit dat werk een analyse gemaakt van stigmatisering van mensen met obesitas. Mensen met obesitas worden binnen onze cultuur gezien als lui, ongedisciplineerd, onsuccesvol, zwak, onaardig, ongelukkig, lelijk en onhandig. In de praktijk betekent dit dat een grote groep mensen in Nederland dagelijks te maken heeft met een stigma dat hen belemmert in onder andere het vinden van een passende baan. Schinkel beschrijft in zijn boek een theorie van in- en exclusie rondom de casus ‘integratie’, zijn boek gaat niet over stigmatisering, en ook niet over obesitas. Toch biedt zijn theorie een nieuw perspectief dat nieuwe inzichten oplevert over stigmatisering en uitsluiting van mensen met obesitas. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het problematische lichaam. Obesitas: de stigmatheorie en het werk van Willem Schinkel L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/441/Scriptie%20Janneke%20van%20den%20Brand.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Martens, Stella PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/442 AB - Werkzoekende 20/30-ers krijgen te maken met een krappe arbeidsmarkt waar van de werknemer bovendien veel flexibiliteit en eigen verantwoordelijkheid in het vormgeven van de loopbaan wordt verwacht. Vanuit de wens meer richting te willen geven aan het proces van werk zoeken namen de tien geïnterviewde werkzoekende 20/30-ers deel aan een loopbaanproject, gericht op de ontwikkeling van instrumentele vaardigheden en loopbaanidentiteitsontwikkeling. In dit onderzoek werd onderzocht wat de betekenis van werkzoekend zijn is voor de persoonlijke zingeving van 20/30-ers en welke steun deelname aan loopbaanprojecten biedt in het omgaan met werkzoekend zijn en voor de persoonlijke zingeving. Het onderzoek wijst uit dat werkzoekend zijn van negatieve invloed is op het vermogen zinbehoeften op een positieve manier invulling te geven. Deze zinbehoeften zijn doelgerichtheid, morele rechtvaardiging, competentie, eigenwaarde, begrijpelijkheid en verbondenheid. De twee onderzochte loopbaanprojecten bieden een krachtige leeromgeving voor het expliciteren en ontwikkelen van een loopbaanidentiteit, die 20/30-ers in staat stelt hun loopbaan zelf vorm te geven en doelgericht te handelen. De tijdens het project ontwikkelde instrumentele vaardigheden bieden de mogelijkheid om het opgedane zelfinzicht pragmatisch in te zetten in de zoektocht naar een baan. De mogelijkheid ervaringen te delen met en te leren van leeftijdsgenoten in een vergelijkbare situatie vervulde de behoefte aan verbondenheid en was voor het grootste deel van de 20/30-ers een steun in een periode van twijfel, vragen en zoeken naar richting. PB - [s.l.] : s.n. TI - Richting passend werk. De betekenis van loopbaanprojecten voor de persoonlijke zingeving van werkzoekende 20/30-ers L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/442/Stella%20Martens%20-%20Richting%20passend%20werk.%20UvH%20online.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Swaans, Maya PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/443 AB - In dit onderzoek stond de vraag ‘Hoe gaan publieke middenmanagers, werkzaam bij maatschappelijk werk instelling NIM, om met ethische dilemma’s ten gevolge van spanningsvelden waar zij in hun werk mee te maken hebben en wat voor professionalisering hebben zij, naar eigen zeggen, nodig voor een omgang met deze dilemma’s? centraal. Dit is onderzocht middels een casestudy die is uitgevoerd is bij NIM Maatschappelijk Werk, te Nijmegen. In de casestudy werden zes middenmanagers geïnterviewd. Uit de interviews kwam naar voren dat middenmanagers goed in staat zijn om de ethische dilemma’s uit hun werkomgeving in kaart te brengen. Zij hebben enerzijds een goed ontwikkelde ethische sensibiliteit vanuit hun achtergrond als maatschappelijk werker. Anderzijds worden zij door de organisatie NIM ruimschoots ondersteund en aangemoedigd om bewust met de ethische aspecten van hun werk om te gaan. Vanuit de organisatiestructuur van NIM worden een aantal strategieën geboden, namelijk: werkoverleggen, bijeenkomsten van moreel beraad, en zgn. geïnspireerde werkoverleggen. De middenmanagers geven aan ook eigen strategieën te hanteren, te weten: kritische persoonlijke reflectie, het zoeken van (externe) gesprekspartners en het inhoudelijk geïnspireerd blijven. In de casestudy wordt echter zichtbaar dat er ook nog professionaliseringsbehoeften zijn in het omgaan met ethische dilemma’s. De middenmanagers zijn dus goed in staat om de analyse van waarden en belangen te volbrengen maar zij geven aan het lastig te vinden om vervolgens over te gaan tot handelen. Het afwegen van waarden en kiezen welke waarde prevaleert vinden zij moeilijk, met name als het gaat om waarden als menswaardigheid en zingeving. Het lijkt erop dat de middenmanagers de behoefte hebben om hun morele actorschap te versterken. Met name als het gaat om het concretiseren van en uitbreiden van aandacht voor normatieve professionalisering; het handelen vanuit waarden en naar waarden die centraal staan bij NIM en het voeren van een kritische dialoog. Een theoretische duiding en ondersteuning van deze professionaliseringsbehoeften kan gevonden worden in de theorie van normatieve professionalisering en in het bijzonder bij de concepten ‘amor complexitatis’, kantelmomenten en parrèsia: vrijmoedig spreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Handelen vanuit menswaardigheid. Een casestudy naar de (omgang met) ethische dilemma's van middenmanagers werkzaam bij maatschappelijk werk instelling NIM L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/443/handelenvanuitmenswaardigheidmayaswaans.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verschuren, Shirley PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/444 AB - Sleutelwoorden: zingeving, levensbeschouwing, psychiatrie, geestelijk raadswerk, gespreksgroep Er is in de psychiatrie een beweging gaande richting herstelgericht werken die samengaat met een uitgesproken behoefte aan zingeving. Hier liggen uitdagingen en kansen voor de humanistisch geestelijke begeleider. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Welk (veranderend) perspectief brengt het in groepsverband werken met de acht oerthema’s uit het boek ‘De berg van de ziel’ op zingevingsvragen van mensen die een psychiatrische behandeling ondergaan en welke rol kan de geestelijk begeleider hierbij spelen? Deze wordt onderzocht door middel van een empirisch onderzoek. Het object van het onderzoek zijn acht bijeenkomsten van een gespreksgroep voor (ex) psychiatrische patiënten. De zingevingsvraag die het meest bij hen blijkt voor te komen is de vraag: Waarom overkomt mij dit? Daarnaast zijn er twee soorten zingevingsvragen gevonden; vragen uit het verleden die men al heeft beantwoord en vragen die nu spelen waar men nog geen antwoord op heeft. De thema's: ‘Van ultiem belang’ en ‘Het is zoals het is’, nodigen het meeste it om over levensbeschouwelijke thematiek te spreken. Het werken met de acht oerthema’s blijkt, omdat het concrete handvatten biedt, een kader te bieden om samenhang aan te brengen in de ervaringen van mensen in de psychiatrie. De zingevings(groeps)gesprekken lijken in te spelen op een vaak onuitgesproken behoefte aan het delen van existentiële vragen en ervaringen. De humanistisch raadsvrouw blijkt met name gericht te zijn op het narratief van de cliënt en begeleidt bij het komen tot een authentieke zelfontwikkeling en zelfbestemming. Om de conclusies verder te veralgemeniseren, is onderzoek bij meer doelgroepen en naar verschillende vormen van gesprekken over deze thematiek gewenst. PB - [s.l.] : s.n. TI - Gesprekken over onherbergzaam terrein. Een verkennend onderzoek naar levensbeschouwelijke gespreksgroepen in de psychiatrie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/444/masterscriptie.S.Verschuren.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Graste, Sanne PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/445 AB - Het doel van deze literatuurstudie is tweeledig: (1) inzicht verkrijgen in de thematiek ontworteling en een plek vinden in de wereld in de sociaal-culturele context van de 21ste eeuw vanuit Arendts politieke theorie van het spreken en handelen en (2) het concretiseren van Arendts perspectieven ten behoeve van de verdere ontwikkeling van begeleidings- en humaniseringspraktijken van geestelijk begeleiders. In het eerste deel wordt Arendts diagnose van de moderne samenleving uiteengezet. De problemen die Arendt constateert zijn samen te vatten onder de noemer wereldvervreemding, dat wil zeggen de teloorgang van een gemeenschappelijke wereld waarin mensen samenleven, die gegrond is in de ervaring van ontworteling en eenzaamheid. In het tweede deel wordt Arendts primaire inzet gepresenteerd, namelijk de herwaardering van het gemeenschappelijke in het menselijk samenleven, door gezamenlijk te spreken en handelen. Alleen in een gemeenschappelijke verschijningsruimte, de ruimte waar mensen elkaar ontmoeten en zich aan elkaar kunnen tonen, ontstaat de mogelijkheid te wortelen en een plek te vinden te midden van anderen. In het derde deel wordt ingegaan op hoe geestelijk begeleiders zich door Arendts perspectief kunnen laten inspireren. Hiertoe zijn drie noties uit Arendts denken geconcretiseerd, namelijk (1) het creëren van een verschijningsruimte, (2) het begeleiden naar een nieuw begin en (3) amor mundi (zorg en liefde voor de wereld). Uit Arendts oproep tot amor mundi volgt een verbreding van de taakopvatting van geestelijk begeleiders. Het bevorderen van humanisering van instituties en samenleving en het creëren van een verschijningsruimte binnen en met name buiten de muren van instituties wordt veel nadrukkelijker zichtbaar als kerntaak. Dit onderzoek laat zien dat Arendts theorie van het handelen en spreken een belangrijke bijdrage levert aan (a) de verheldering van de onderzoeksproblematiek en (b) de verdere doordenking van de beroepsidentiteit van de geestelijk begeleider. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een plek vinden in de wereld. Een Arendtiaans perspectief op ontworteling in de huidige tijd. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/445/150712%20Scriptie%20S.%20Graste.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Robijn, Sjoerd PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/446 AB - The main problem that will be addressed within this research is the seemingly inevitable collision between the required perpetuation of exponential economic growth with the finite carrying capacity of the Earth. A discrepancy seems to exist between economic and ecological theories on economic growth. This is strange because the concepts of ‘economy’ and ‘ecology’ are both derived from the Greek word ‘Oikos’, meaning; the ‘regulation of the household’. Therefore we may state that the ‘nomos’ or ‘rules’ of the economic household is no longer compatible with the ‘logos’ or ‘logic’ of ecosystems. ‘’The return to Oikonomia’’ then, refers to an attempt to reconcile the economic and ecological household by exploring and connecting the logic of ecosystems with economic theory. Within this research we consider eco-systems (or living networks in general) as open dissipative non-equilibrium thermodynamic systems and we explore their general patterns and dynamics toward sustainable configurations. The central notion derived from this eco-systemic logic is that exponential growth curves of living networks belong to a particular self-organizing phase (competitive phase), which is an important developmental phase, but eventually unsustainable. It is within a complementary phase with different dynamics in which sustainable configurations seem to emerge. It is argued then that our current socio-economic system is organized in accordance with the principles of the competitive phase and we explore the possibilities for incorporating the principles and dynamics of the complementary phase within the organization of the economy. In order to incorporate these notions we need to look deep into the systemic heart of our socio-economic system and consider some fundamental shifts, which is also related to the classical distinction between Chrematistics (the art of acquisition and money making - accumulation of exchange values by means of commerce and/or speculation) and Oikonomia (the art of household management and the art of living well). PB - [s.l.] : s.n. TI - The return to oikonomia. On the spatiotemporal fractal of life's organizational continuum & possible lessons from the scale-invariant pattern of competitive and complementary phases for a sustainable socio-economic structure L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/446/Robijn%20-%20The%20Return%20to%20Oikonomia%202015.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Peskens, Jasmijn PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/447 AB - In een samenleving waar steeds minder mensen zich aangetrokken voelen tot een religie wordt er gezocht naar nieuwe vormen om gemeenschap te creëren en levensbeschouwelijke thema’s te bespreken. Sinds 2013 worden er in Nederland verschillende seculiere zondagsvieringen georganiseerd. Dit zijn bijeenkomsten die geïnspireerd zijn op de kerkelijke zondagsviering maar in een seculier jasje. In dit onderzoek is onderzocht wat een seculiere zondagsviering toevoegt aan de zinbeleving van de bezoekers, waarbij de Sunday Assembly als praktijkvoorbeeld wordt genomen. Daarnaast wordt de maatschappelijke relevantie van seculiere zondagsvieringen gewaardeerd aan de hand van de pluralistische macro-theorie van Martha Nussbaum die zij uiteenzet in haar boek ‘Politieke emoties’. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vier het leven. Een empirisch onderzoek naar de zinbeleving bij seculiere zondagsvieringen en een kritische analyse van hun maatschappelijke relevantie aan de hand van de macrotheorie van Nussbaum L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/447/Scriptie%20Jasmijn%20Peskens%20-%20Vier%20het%20leven.%20Onderzoek%20naar%20seculiere%20zondagsvieringen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Striekwold, Tessa PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/448 AB - Het aantal zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) in Nederland groeit. Tevens neemt het aantal samenwerkingsverbanden tussen ZZP’ers toe. Dit heeft verschillende oorzaken. Er zijn maatschappelijke veranderingen gaande die invloed hebben op de manier waarop werk georganiseerd wordt, hoe wij ons tot werk verhouden en wat de betekenis daarvan is. Dit empirische onderzoek is gericht op samenwerking tussen ZZP’ers. De ZZP’er die hier centraal staat is de kenniswerker. Het is belangrijk om onderzoek te doen naar dit nieuwe verschijnsel van samenwerkende zelfstandigen, of ‘zelfstandige samenwerking’, omdat er nauwelijks onderzoek is gedaan naar de drijfveren voor en betekenis van samenwerking voor ZZP’ers in relatie tot zingeving. Samenwerken kan bijdragen aan zingeving in het werk, aan arbeidszingeving. Dit verkennende onderzoek heeft als doel het verschaffen van inzicht in de invloed van samenwerking tussen ZZP’ers op hun ervaring van arbeidszingeving en het vergaren van kennis over aspecten van mogelijk zinvolle samenwerking. De centrale vraag luidt: in hoeverre heeft samenwerking tussen ZZP’ers invloed op hun ervaring van arbeidszingeving? Aan de hand van een empirisch onderzoek met literatuurstudie kom ik tot de conclusie dat samenwerking tussen ZZP’ers inherent potentie heeft tot het bevorderen van arbeidszingeving, mits er onderling consensus bereikt wordt over een balans tussen enerzijds vrijheid, flexibiliteit, uitdaging en wederkerigheid, en anderzijds verbondenheid, structuur, veiligheid en competitie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zelfstandig, maar niet alleen! De invloed van samenwerking tussen ZZP'ers op hun ervaring van arbeidszingeving L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/448/AOZ%20-%20Scriptie%20DEFINITIEF%20T.%20Striekwold%2026-5.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Olthof, Anna PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/449 AB - Aan de ene kant kan in de moderne Westerse maatschappij van een ontkenning van de dood gesproken worden. Aan de andere kant is er sprake van toenemende media-aandacht voor de dood. Dit spanningsveld staat in de scriptie Over mijn lijk, centraal. De ontkenning van de dood (uitgewerkt aan de hand van de ideeën van Becker en Ariès) en de betekenis van de media-aandacht voor de dood (uitgewerkt aan de hand van de ideeën van McIlwain en Gorer) worden tegenover elkaar geplaatst. Geconcludeerd wordt dat de aandacht voor de dood in de media een reactie is op de verdringing van de dood in het dagelijks leven. De verbeelding van de dood op televisie komt voort uit een behoefte om de dood betekenis te geven. Een belangrijke vraag in deze scriptie is of de media-aandacht voor de dood een voortzetting of doorbreking van het taboe is. Een aantal televisieprogramma’s wijst in de richting van doorbreking: zij bieden een handvat om over de dood na te denken en er over in gesprek te gaan. In een aantal andere programma’s wijst de manier waarop de dood verbeeld wordt eerder op een voortzetting van de ontkenning van de dood. De media-aandacht voor de dood betekent aan de ene kant dus een nuancering van de ontkenning van de dood, maar wijst aan de andere kant niet op de beëindiging van de ontkenning van de dood. PB - [s.l.] : s.n. TI - Over mijn lijk. Een onderzoek naar de ontkenning van de dood en de toegenomen media-aandacht voor de dood L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/449/Masterscriptie%20Anna%20Olthof%20%5bdefinitieve%20versie%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Houten, Niki van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/450 AB - In dit onderzoek is gepoogd antwoord te krijgen op de vraag naar de rol die lichamelijkheid speelt in zingeving. Lichamelijkheid geldt, volgens Van Praag (grondlegger van de humanistische geestelijke begeleiding in Nederland), als één van de facetten van het persoonlijk bestaan en zou dientengevolge onderdeel moeten uitmaken van de praktijk van de humanistische geestelijke begeleiding. Zingeving is, volgens Mooren, de kern van deze praktijk. Echter, de relatie tussen deze, voor de humanistische geestelijk begeleiding, fundamentele onderwerpen, lijkt een onderbelicht wetenschapsgebied. Dit kwalitatief onderzoek heeft haar licht doen schijnen op de rol die lichamelijkheid speelt in zingeving en heeft daarmee als doel kennisontwikkeling en praktijkontwikkeling. Daarvoor zijn de perspectieven op lichamelijkheid van de volgende denkers uiteengezet: Descartes, Damasio en Merleau-Ponty. Aangaande zingeving zijn de perspectieven van Baumeister, Mooren, Alma & Smaling en Van den Bossche uiteengezet. Vervolgens is, middels kwalitatieve interviews met zeven respondenten, in de praktijk onderzocht in hoeverre lichamelijkheid een rol speelt in de persoonlijke zingeving. Uit de resultaten bleek dat er sprake is van een specifiek soort zinervaring waarvan het lichaam de spil is: de lichamelijke zinervaring. De lichamelijke zinervaring is een ervaring met het lichaam, waarbij men in de directe ervaring overvallen wordt door een gevoel van geestelijke ontspanning en een lichamelijke verbondenheid met de ander, de omgeving en/of het innerlijk. Tevens wordt het lichaam als eigen ervaren. Daarmee komen de resultaten van dit onderzoek overeen met de hypothese waarin een dergelijke zinervaring verondersteld werd. Daarenboven lijkt het lichaam ook te gelden als object van actieve betekenis verlening. Hierbij speelt vooral het ontzag voor het lichaam een grote rol. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het lichaam een drievoudige rol kan spelen in zingeving: 1. als ontvanger van de zinervaring 2. als object van de actieve betekenisverlening 3. als spil van de zinervaring Kernbegrippen: lichamelijke zinervaring, lichamelijkheid, zingeving, zinervaring, Descartes, Damasio, Merleau-Ponty, Baumeister, Mooren, Alma & Smaling, Van den Bossche, humanistische geestelijke begeleiding, kwalitatief onderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - De lichamelijke zinervaring. Een verkennend onderzoek naar de rol van lichamelijkheid in zingeving L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/450/Scriptie%20Niki%20van%20Houten%20-%20de%20lichamelijke%20zinervaring.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Smit, Grietje PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/451 AB - Tijdens een prostitutiebezoek betalen prostituanten voor een seksuele ervaring. De vraag hoe intimiteit speelt in het contact tussen prostituee en prostituant kent veel tegenstrijdige antwoorden vanuit de literatuur. In dit onderzoek wordt de opvatting van Baumeister en Bratslavsky (1999) over intimiteit bekeken aan de hand van elf diepte-interviews met prostituanten die vertellen over hun intimiteitsbeleving tijdens een prostitutiebezoek. In deze opvatting van intimiteit wordt er onderscheid gemaakt tussen drie dimensies van intimiteit: zich openstellen naar de ander, het voelen van verbondenheid en het tonen van wederzijdse affectie. Het doel van het onderzoek is om ontbrekende informatie in de wetenschappelijke literatuur aan te vullen, een vernieuwd beeld te geven op het prostitutiebeleid en tevens een bijdrage te leveren aan educatieve voorlichtingsprojecten. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat een prostitutiebezoek om meer gaat dan om enkel en alleen een seksuele ervaring. Het verschilt per respondent of intimiteit belangrijk wordt gevonden, maar alle respondenten weten een bepaalde mate van intimiteit, zoals een gesprekje met de prostituee, te waarderen. Prostituanten zijn zich bewust van de economische transactie van het contact, maar ervaren zelfs verbondenheid wanneer ze weten dat het niet gemeend is. Zolang de prostituee op de juiste manier affectie toont, dus niet overdreven geacteerd gedrag, kan intimiteit ervaren worden. De nadruk ligt dan niet op de seks, maar op ‘bijzaken’ zoals een gesprekje, strelen en kusjes geven. Intimiteit is een relationeel begrip: naarmate het relationele aspect toeneemt, neemt de ervaring van intimiteit respectievelijk ook toe. In de discussie van het onderzoek wordt stilgestaan bij het relationele aspect van intimiteit en de rol die ‘echtheid’ speelt bij het ervaren van intimiteit. Ook wordt er gekeken naar hoe intimiteit en zingeving samenhangen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hoe prostituanten intimiteit ervaren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/451/defintieve%20versie%20Scriptie%201%20juli%202015.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Broekhuijsen, Vera PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/452 AB - Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw is er sprake van een emancipatiebeweging van mensen met een psychische aandoening. Dit is de herstelbeweging waarbij herstel betekenis krijgt vanuit cliëntenperspectief. Er wordt in literatuur over herstel vaak geschreven over de rol van zingeving zonder dat de betekenis hiervan verder wordt uitgewerkt. In dit onderzoek breng ik de concepten herstel en zingeving in kaart en onderzoek ik de relatie hiertussen. Hiermee wil ik een bijdrage leveren aan de theorievorming over dit onderwerp en ondersteuning bieden voor eventueel vervolgonderzoek naar de rol van de geestelijk verzorger bij herstel. De vraag die ik beantwoord in dit onderzoek is: Wat is de relatie tussen herstel vanuit cliëntenperspectief in de psychiatrie en zingeving in het kader van een breukervaring? Dit doe ik door middel van een literatuuronderzoek. Herstel vanuit cliëntenperspectief is een uniek en persoonlijk proces waarvan de betekenis afkomstig is uit de cliëntenbeweging. Primair gaat herstel om emancipatie van de cliënt en dit is een andere visie dan die met de nadruk op genezing uit het medisch model van herstel. Eigen kracht en mogelijkheden van degene die herstelt staan centraal bij een herstelproces vanuit cliëntenperspectief. Herstel vanuit dit perspectief vraagt om aandacht voor datgene wat ontbreekt in de psychiatrie: aandacht voor menselijke ontwikkeling en geloof in de krachten en mogelijkheden van mensen met een psychische aandoening. Zingeving gaat over het maken van verbindingen tussen dingen, gebeurtenissen en relaties. Een proces van zingeving kan worden geïnitieerd door een breukervaring. Een negatief beleefde breukervaring is een ervaring die stress met zich mee brengt en waarbij vanzelfsprekendheden omver worden geworpen. Hierbij is sprake van een discrepantie tussen iemands zingevingskader waarin deze vanzelfsprekendheden een plek hebben en de betekenis die iemand aan een bepaalde gebeurtenis toeschrijft. Deze discrepantie kan een zingevingsproces initiëren. Uit mijn onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een eenduidige relatie tussen herstel en zingeving, maar dat deze begrippen op meerdere manieren met elkaar verbonden zijn. Bij herstel vanuit cliëntenperspectief gaat het om een holistische visie op goede zorg in de psychiatrie waar zingeving in het algemeen een essentieel onderdeel van uitmaakt. Een herstelproces vanuit cliëntenperspectief en een zingevingsproces bij een breukervaring hebben raakvlakken en verschillen. Een herstelproces behelst altijd een zingevingsproces. Een zingevingsproces kan plaatsvinden zonder herstelproces. Herstel richt zich op empowerment en het bevorderen van welzijn. In een zingevingsproces is dit niet per se het geval maar zingeving kan wel een essentiële rol in spelen bij het bereiken van empowerment en welzijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in herstel. Een literatuuronderzoek naar de relatie tussen herstel vanuit cliëntenperspectief in de psychiatrie en zingeving bij een breukervaring L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/452/Zin%20in%20herstel%20DEFINITIEF%20VSB.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Maas, Anita PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/460 AB - Technologische ontwikkelingen zoals beeldbellen doen hun intrede en in de zorgverlening krijgen ouderen hiermee te maken. Het is echter niet duidelijk of zorgverlening met behulp van beeldbellen wordt ervaren als goede zorg. De doelstelling van dit onderzoek is om een kennisbijdrage te leveren op het gebied van ervaringen van zorgverleners met de zorgverlening met behulp van beeldbellen met ouderen en wat dit betekent voor goede zorg. Dit onderzoek is een kwalitatief empirisch onderzoek naar beeldbellen, vanuit de onderzoekstraditie: fenomenologie. De onderzoeksresultaten werden geanalyseerd en leidden tot de volgende uitkomsten. Als we kijken naar wat goede zorg is dan is de conclusie dat deze zorg soms onvolledig is en tekort schiet en de zorgverlener mogelijk doet opbranden. Beeldbellen lijkt een goede vorm van zorgverlening mits ingezet, wanneer de zorgvraag van de zorgvrager kan worden beantwoord en wanneer goede faciliteiten beschikbaar zijn en bekwame zorgverleners op alle competenties de zorgverlening bieden. Om een beter inzicht te krijgen in de zorgverlening met behulp van beeldbellen met ouderen en of dit een goede vorm van zorgverlening is, zou dit onderzoek uitgebreid moeten worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgverlening met behulp van beeldbellen: ervaringen van zorgverleners. Een onderzoek naar goede zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/460/Masterthesis%20ZEB%202015%20Anita%20Maas%201006509.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wal, Annemarie van der PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/461 AB - Besluitvorming in de eerstelijns gezondheidszorg is een complex samenspel tussen arts en patiënt, waarin het dominante discours van zelfbeschikking steeds meer een plaats lijkt in te nemen. Het is echter de vraag of de patiënt altijd de ‘klant’ is die wil, kan en mag kiezen. Deze kwalitatieve empirische studie onderzoekt de spanning die hierdoor wordt opgeroepen en is te typeren als een explorerend zorgethisch onderzoek. Een multiple casestudy in drie huisartsenpraktijken laat zowel huisartsen als patiënten aan het woord met een discoursanalyse als theoretische benadering. Wordt het besluit over een behandeling door patiënt en huisarts daadwerkelijk gezamenlijk genomen? Hoe spreken arts en patiënt, ieder vanuit het eigen perspectief, over het nemen van besluiten en wat zeggen zij daarmee over wat zij als goede zorg blijken te ervaren? In dit onderzoek is besluitvorming in de huisartsenpraktijk te typeren als een dialogisch proces van leren, onderzoeken en articuleren van steeds veranderende behoeften. Hiertoe vertellen patiënt en dokter elkaar (korte) verhalen die zijn ingebed in het grotere narratief van hun doorlopende behandelrelatie. Continue relationele afstemming voedt het vertrouwen in dit proces en maakt het mogelijk om tot een gezamenlijk gedragen besluit te komen. Patiënten zeggen eraan te hechten om een besluit samen met de dokter te nemen, onafhankelijk van hoe zij hun positie als patiënt invullen. De dokter blijft evenwel de dokter en patiënten verwachten van hem een voorstel en een deskundig besluit, waarover zij kunnen meedenken en waarmee zij kunnen instemmen. De nadruk ligt dan ook op het in dialoog vórmen van het besluit. Het némen van het besluit ligt meer in de handen van de dokter, die sterk de verantwoordelijkheid voelt om het goede besluit ook goed te nemen. Hij neemt daarbij reductie vanuit zijn medisch technische kader in beheer en zoekt vanuit zijn praktische wijsheid samen met de patiënt wat het goede is om te doen of te laten. Een op deze wijze gezamenlijk gevormd besluit onttrekt zich aan een star beeld van autonomie en zelfstandig kiezen. In dit discours van relationaliteit hoeft openlijke asymmetrie geen spanning op te roepen wanneer besluitvorming gelijk opgaat met erkenning als mens. De discoursen waardigheid, verantwoordelijkheid, relationaliteit en vertrouwen zijn ingebed in een groter discours van bekommernis. In deze studie komen drie huisartsen en acht patiënten aan het woord. In die zorgpraktijk is te vinden waar zij van spreken: ‘We kennen elkaar, we vertrouwen en we vertrouwen ons toe. Dat is de basis waarop we samen tot een besluit komen’. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zonder vertrouwen is het geploeter. Besluitvorming in de spreekkamer van de huisarts. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/461/ZEB%2070%20masterthesis%20onderzoeksrapportage%20%20def%20Annemarie%20van%20der%20Wal.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jagt, Ellen van der PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/462 AB - Door het strenge vreemdelingenbeleid staat de toegankelijkheid van gezondheidszorg voor ongedocumenteerde vreemdelingen onder druk. Hierdoor ervaren huisartsen knelpunten en dilemma’s in het verlenen van medische zorg aan deze doelgroep. In dit onderzoek zijn de ervaringen van drie huisartsen onderzocht die in hun dagelijkse werk te maken krijgen met zorgvragen van ongedocumenteerde vreemdelingen. Daarbij is gekeken of er aanwijzingen zijn dat emoties en betrokkenheid een rol spelen in de zorg die zij verlenen. Het empirische onderzoek is vergeleken met de theorie ‘Menslievende zorg’ (2005,2011) van Annelies Van Heijst. Het geeft inzicht in het perspectief van huisartsen die medische zorg verlenen aan ongedocumenteerden en welke rol emoties en betrokkenheid daarin spelen. Het onderzoek levert daarmee vanuit zorgethisch perspectief een bijdrage aan de bestaande literatuur over het verlenen van medische zorg aan ongedocumenteerde vreemdelingen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Medische zorg aan ongedocumenteerde vreemdelingen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/462/Masterthesis%20Ellen%20van%20der%20Jagt%20eindversie%2018%20juni.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hanse, Esther PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/463 PB - [s.l.] : s.n. TI - Kwetsbaar burgeren in de participatiemaatschappij L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/463/Masterthesis%20Esther%20Hanse%20kwetsbaar%20burgeren%20in%20de%20participatiemaatschappij.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Reenen, Eva van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/464 AB - Deze thesis bouwt voort op de probleemstelling dat artsen soms meer leed toevoegen aan patiënten. De zorgethiek zou een antwoord kunnen zijn op dit probleem, maar dan moeten haar inzichten doorgang vinden in de zorgpraktijk. Een manier waarop dit bereikt zou kunnen worden, is via de geneeskundeopleiding, aangezien deze opleiding - met name de praktische jaren - van grote invloed is op de vorming van artsen. Persoonlijke ervaring met de geneeskundeopleiding deed de onderzoeker vermoeden dat er binnen de huidige inrichting van de Nederlandse geneeskundeopleiding geen ruimte is voor de ideeën van de zorgethiek en dat die ruimte er ook niet gemakkelijk zou kunnen komen. Geïnspireerd op een artikel van Elin Martinsen uit 2011 wordt in deze thesis gezocht naar uitdagingen die zich aan zouden kunnen dienen bij het vertalen van inzichten van de zorgethiek naar de praktijk van de geneeskundeopleiding. In het kader van deze thesis worden negen kernpunten van de zorgethiek geformuleerd. Middels een verkenning van literatuur die een relatie legt tussen zorgethiek en (medisch) onderwijs, (empirische) literatuur over de geneeskundeopleiding en een zorgethisch empirisch onderzoek (Grounded Theory benadering) onder vijf Utrechtse geneeskundestudenten, is een antwoord gegeven op de hoofdvraag: “Welke eigenschappen van de huidige Nederlandse geneeskundeopleiding zouden betekenisvolle ruimte voor de zorgethiek - specifieker de negen in het kader van deze thesis geformuleerde kernpunten van de zorgethiek - binnen de geneeskundeopleiding in de weg kunnen staan?” Betekenisvol wil in dit geval zeggen dat het resulteert in het opleiden van artsen die niet abstract ethisch redeneren, maar in een relationeel afstemmende zorgpraktijk samen bepalen wat het goede is. Op die manier komen we dichterbij ‘a medical ethics that cares’ en de situatie waarin artsen geen leed meer toevoegen aan patiënten, zoals Martinsen bepleit. Het antwoord is tweeledig. Enerzijds zijn er niet-onderwijskundige uitdagingen in de vorm van de medische moraliteit die als institutionele invloed doorwerkt in het verborgen, informele en formele curriculum van de geneeskundeopleiding en weinig onderhevig is aan verandering. De medische moraliteit wordt in deze thesis getypeerd als ‘rendementsdenken’ - maar deze typering vraagt verder onderzoek - en een dergelijke moraliteit staat haaks op de idee dat samen in een relationeel afstemmende zorgpraktijk bepaald moet worden wat het goede is, zoals de zorgethiek bepleit. Anderzijds zijn er onderwijskundige uitdagingen in de vorm van het niet vanzelfsprekend zijn van een zorgende leeromgeving - zoals getypeerd door Nel Noddings. Niet alleen komt dit het leerproces van geneeskundestudenten niet ten goede, het ondermijnt bovendien de boodschap van de zorgethiek ten aanzien van de relationaliteit in zorgpraktijken. De praktische uitvoering van het overwinnen van deze uitdagingen is iets waar vervolgonderzoek zich op zou kunnen richten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Betekenisvolle ruimte voor inzichten van de zorgethiek binnen de Nederlandse geneeskundeopleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/464/Masterthesis%20ZEB%20Eva%20van%20Reenen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schnitzer, Jaron PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/465 AB - In het Nederlands zorglandschap worden diverse mogelijkheden onderzocht om zorg beter en efficiënter te kunnen aanbieden voor een groeiende groep ouderen. Eén van de innovaties waarvan gedacht wordt dat het kan bijdragen aan het langer zelfstandig thuis wonen van ouderen is beeldbellen. Er is weinig onderzoek verricht naar wat beeldbellen tussen kwetsbare ouderen en zorgverleners van een thuiszorgorganisatie betekent. Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: Welke fenomenen dienen zich aan tijdens het beeldbellen met een zorgvrager van 70-plus en wat betekent dit voor goede zorg? Er is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet met een fenomenologische inslag om zoveel mogelijk recht te doen aan de ervaring van ouderen. In totaal hebben zeven zelfstandig wonende ouderen met diverse ziektebeelden deelgenomen aan deze studie. De onderzoeksbevindingen werden verzameld doormiddel van een etnografische observatiemethode aangevuld met verhelderende vragen. Vervolgens zijn de onderzoeksbevindingen uitgewerkt, gecodeerd en axiaal gecodeerd wat heeft geresulteerd in het ontstaan van de volgende vier hoofdthema’s: ‘Veilig voelen en Vertrouwen’, ‘Goed contact?’, ‘Werken aan afstemming’ en ‘Verdekte zichtbaarheid’. De uitkomsten van deze studie laten zien dat alhoewel beeldbellen een veilig gevoel geeft voor de meeste respondenten, het niet volledig voorziet in de contactbehoefte die de onderzochte ouderen hebben. Relevante aspecten voor zorg bleken soms niet zichtbaar voor zorgverleners en de respondenten maakten niet vanzelfsprekend kenbaar hoe zij de zorg ervaren. Een gebrek aan tijd en ruimte voor aandacht leek tijdens de observaties een stempel te drukken op goede zorg. Deze bevindingen impliceren dat een herevaluatie van beeldbellen in de onderzochte thuiszorgorganisatie waardevol zou kunnen zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het kijkraam van de patiënt. Empirisch fenomenologisch onderzoek naar beeldbellen bij ouderen en de betekenis voor goede zorg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/465/masterthesis%20Jaron%20Schnitzer%20definitieve%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Breed, Marieke PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/466 AB - De hedendaagse gezondheidszorg is veelal gericht op de concepten autonomie, actieve patiënten en gezamenlijke besluitvorming. In dit onderzoek wordt het concept gezamenlijke besluitvorming nader onderzocht. Door middel van een empirisch en fenomenologisch onderzoek naar besluitvorming bij MS-patiënten, wordt er getracht meer inzicht te krijgen in de praktijk van gezamenlijke besluitvorming. Voor dit onderzoek zijn er zes respondenten geobserveerd tijdens hun consult met de verpleegkundig specialist. Daarna zijn de interviews afgenomen. Er is getracht de betekenis te achterhalen van gezamenlijke besluitvorming voor de respondenten. Tijdens het interviewen en het coderen daarvan, werd het voor de onderzoeker duidelijk dat het onderwerp ‘besluitvorming’ moeizaam te bereiken is. Door dit gegeven is besloten om de analyse op te delen in de ‘belemmerende factoren’, ‘bevorderende factoren’ en de ‘ervaringen’ van gezamenlijke besluitvorming. Deze verschillende factoren worden in het hoofdstuk ‘De resultaten’ beschreven. Het is opvallend dat de ‘ervaring van de relatie met de arts’ vaak naar voren komt in de verschillende thema’s. Daarnaast is het thema ‘ervaring van ziek zijn’ ook een groot thema in zowel de belemmerende factoren voor gezamenlijke besluitvorming als in de ervaring van gezamenlijke besluitvorming. De relatie met de arts lijkt het belangrijkste thema van waaruit de beslissingen worden genomen. Beslissingen nemen wordt door de respondenten veelal vertaald als een informed consent. Als de relatie met de arts goed is, wordt altijd ingestemd met het voorstel van de arts of verpleegkundig specialist. De relatie moet echter bestaan uit het vertrouwen in de arts zodat de besluitvorming kan voortkomen uit dit vertrouwen, ofwel ‘bouwen op vertrouwen’. Het concept gezamenlijke besluitvorming kan vanuit een zorgethisch perspectief worden begrepen als een gezamenlijke relatie, van waaruit beslissingen worden genomen. Voor het vormen van deze gezamenlijkheid is geen model te schetsen. Aan het gezamenlijke moet gewerkt worden en het moet groeien. Vanuit deze relatie kunnen de beslissingen worden genomen; gezamenlijke besluitvorming. PB - [s.l.] : s.n. TI - Bouwen op vertrouwen. Een fenomenologisch onderzoek naar de besluitvorming door patiënten met multiple sclerose in het Medisch Centrum Haaglanden. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/466/Thesis%20ZeB%20Marieke%20Breed%20%281008935%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Buter, Mascha PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/467 AB - In onze hedendaagse Westerse maatschappij wordt eenzaamheid als een groot sociaal-maatschappelijk probleem gezien, waarbij de focus op de bestrijding van emotionele en sociale eenzaamheid ligt. Men kan zich echter afvragen of eenzaamheid wel te bestrijden is, want misschien hoort eenzaamheid wel gewoon bij het leven. Te zien is dat de één eenzaamheid als een probleem beoordeelt, terwijl de ander deze als een mogelijkheid tot innerlijke groei beschouwt. Dit onderzoek belicht existentiële eenzaamheid, een zeer ingrijpende en diepe eenzaamheid, en getracht wordt een bijdrage te leveren aan de conceptualisering hiervan en aan hoe het best omgegaan kan worden met existentiële eenzaamheid bij terminaal zieke mensen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Eenzaamheid in de wachtkamer van de dood. Een studie naar existentiële eenzaamheid in de terminale levensfase. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/467/Master%20thesis%20Mascha%20Buter.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Fikse, Mireille PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/468 AB - Met dit empirisch kwalitatief en fenomenologisch geïnspireerd onderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de manier waarop familieleden het bevorderen van waardigheid in de zorg voor hun naaste met het syndroom van Korsakov ervaren, ten einde aanwijzingen te vinden deze te waarborgen. Daarnaast beoogt dit onderzoek indirect aandacht te vragen voor het belang van waardigheid en goede zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov. Door middel van drie semigestructureerde interviews zijn de data verzameld. Aan de hand van de ervaringen van familieleden is er inzicht verkregen in een passende uitwerking van waardigheid, en wat dit betekent voor het denken over goede zorg. Vanuit de interviews, analyse, en interpretaties zijn er vier thema’s gevonden: gezien worden, betekenis hebben, zeggenschap hebben en vertrouwdheid voelen. Deze thema’s vormen aandachtsvelden die zorgverleners gevoelig kunnen maken voor het bevorderen en waarborgen van waardigheid in de zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov. Daarnaast blijken familieleden van onschatbare waarde. Zij kunnen enerzijds voor zorgverleners een sleutel zijn tot kennis over de patiënt, en anderzijds functioneren als belangenbehartiger van de patiënt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zien wat er telt en mee laten tellen. Een kwalitatief onderzoek naar het syndroom van Korsakov en waardigheid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/468/Masterthesis%20ZEB%20Mireille%20Fikse%201009680%20-%20Eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Baat, Dirk de PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/490 AB - Deze thesis is een onderzoek naar de juiste houding van de kerk in relatie tot de theologie van Tim Keller en tot de vraag naar participatie vanuit de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Hiervoor zijn het boek Centrum-kerk van Tim Keller en de WMO gelezen. Hierop is kritisch gereflecteerd met denkrichtingen vanuit de zorgethiek. Daarvoor is met name het boek Moral Bounderies van Joan Tronto gebruikt. De centrale vraag in deze thesis is: Wat is de juiste houding van de kerk in relatie tot de WMO – 2014 vergeleken vanuit theologisch en zorgethisch perspectief? Uit de reflectie blijkt dat vernieuwing van het hart belangrijk is. Daarnaast vraagt de WMO om actieve deelname in de maatschappij, een houding van onderlinge verantwoordelijkheid. Omdat een christen weet dat andere mensen ook schepselen van God zijn (Keller), zou hij zorg moeten dragen voor anderen. Belangrijk is om aan de ene kant positief en actief in de cultuur te staan, tegelijk is het goed om niet in de cultuur op te gaan en kritisch te blijven reflecteren. Daarnaast dient een christen rekening te houden met de plaatselijke context en de capaciteiten van de persoon die het in de praktijk moet doen. Vanuit de zorgethiek zijn er mooie aanvullingen die deze houding aan kunnen scherpen. Tronto geeft goede hulpmiddelen om hieruit te komen met haar vijf fasen van zorg en ‘bijbehorende deugden’. Concluderend kan gezegd worden dat een transformatieve houding het beste is. Actief in, maar niet opgaand in de cultuur. Gekeken naar de eigenschappen van reformatorische christenen valt er nog veel te leren op het gebied van Aandacht hebben voor de noden in deze wereld en het je verantwoordelijk voelen daarvoor. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wie is mijn naaste ? Een zorgethische en theologische verkenning naar de juiste houding van reformatorische christenen in het kader van de WMO L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/490/Masterthesis%20Dirk%20de%20Baat%206.0%20def.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Veldhoven, Monique PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/469 AB - Binnen het conceptuele onderzoek dat deze thesis beslaat wordt op zoek gegaan naar een antwoord op de vraag: “Op welke manier kan Wittgensteins opvatting van relationaliteit en praktijken tot een adequatere politiek-ethische theorie voor de zorgethiek leiden, afgezet tegen de opvatting van relationaliteit en praktijken van Hannah Arendt zoals weergegeven door van Heijst (2005)?” De aanleiding tot het zoeken van een meer adequate politiek-ethische theorie is de constatering dat het zorgethische denken over relaties, gevoel en betrokkenheid door anderen eenzijdig blijkt te kunnen worden opgevat als een warme deken van collectiviteit en knus samenzijn, terwijl dit niet de bedoeling is (Van Heijst, 2005, p.45). Om een antwoord te geven op de hoofdvraag wordt eerst ingegaan op een definitie van praktijken en op een definitie van zorgethiek, waarna vervolgens op zoek wordt gegaan naar een antwoord op de twee deelvragen van dit onderzoek: • Welke opvatting van relationaliteit en van relationaliteit als deel van een politiekethische realiteit in praktijken binnen de zorgethiek wordt geformuleerd door Hannah Arendt, gebaseerd op haar weergave in het boek ‘Menslievende zorg’ (Van Heijst, 2005)? • Welke opvatting van relationaliteit en van relationaliteit als deel van een politiekethische realiteit in praktijken wordt geformuleerd in de theorieën over praktijken door Wittgenstein? De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn gelegen op het gebied van de fundamentele relationele en contextuele conditie van de mens en op het gebied van een dialectische verhouding tussen immanentie en transcendentie op het gebied van ethiek: dat wat goed is, is onuitspreekbaar (en ook transcendent), terwijl dat wat goed is zich tevens toont in praktijken (en dus ook immanent is). Ethiek wordt dan niet rationeel opgevat in de vorm van een oordeel of een keuze, maar relationeel als een perceptie, expressie en conversatie. Ook betekent de fundamentele relationele en contextuele mensvisie in combinatie met de waarde-geladenheid van handelen van de mens in praktijken ervoor, dat het niet een keuze is om wel of niet met morele oordeelsvorming bezig te zijn; handelen impliceert een onvermijdelijke morele en dus ook ethische component, waardoor morele oordeelsvorming altijd aanwezig is. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorgethiek als poortwachter voor menselijkheid en medemenselijkheid. Een onderzoek naar een formulering van een meer adequate politiek-ethische opvatting van relationaliteit voor de zorgethiek. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/469/Zorgethiek%20thesis%20Moniek%20Veldhoven%20-%202-9-2015%20%28definitief%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Cozijnsen, Pauline PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/470 AB - Het doel van deze thesis is inzicht verschaffen in de ervaringen van bestuursleden van Afdelingen van KBO-Brabant met een ‘eigen home’. Intern kan KBO-Brabant dit inzicht gericht verder uitwerken. Daarnaast geeft het stof tot nadenken over de toenemende ouderenzorg. Geprobeerd is antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: Hoe wordt het hebben van een ‘eigen home’ gewaardeerd door bestuursleden van KBO-B met en zonder home, en welke doorwerking denken zij dat het ‘eigen home’ heeft? Dit exploratieve onderzoek is een kwalitatief empirisch zorgethisch onderzoek, gebruik makend van focusgroepen en een breed uitgezette enquête. De resultaten geven een hoofdzakelijk positief beeld weer ten aanzien van de ervaringen omtrent een ‘eigen home’. In dit beeld komen een aantal zaken naar voren waar de belangenvereniging KBO-Brabant bij stil moet staan. De bestuursleden spreken vanuit verschillende situaties, wat de wensen en behoeften per Afdeling beïnvloed. Naast het beeld van de ervaringen worden de onderliggende waarden besproken in het licht van goede zorg. Vrijheid en gelijkheid, aandachtigheid, verantwoordelijkheid en competentie staan hier centraal. Concluderend blijkt het nadenken over een ‘eigen home’ binnen KBO-Brabant complex in elkaar te steken. De ervaringen zijn enigszins divers en vanuit de positie van de bestuursleden verschillend te benaderen. Het ‘eigen home’ is een kwestie van maatwerk. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een eigen home?! Ervaringen van bestuursleden van belangenvereniging KBO-Brabant. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/470/thesis%20def%20-%20pcozijnsen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kaethoven - van Beers, Sjan PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/471 AB - De centrale vraagstelling van dit onderzoek is: Wat zou goede zorg in isolatie moeten behelzen, gezien de ervaringen van MRSA- of VRE- positieve patiënten, die geïsoleerd verpleegd worden? Het verkrijgen van een antwoord hierop vraagt om een kwalitatief, empirisch onderzoek. De dataverzameling gebeurde middels open interviews, gehouden met vier patiënten die in isolatie verpleegd werden in een algemeen ziekenhuis of dit recentelijk meegemaakt hadden. Tevens is er een literatuurstudie gedaan. De analyses werden uitgevoerd in de fenomenologische traditie. Middels een iteratief proces van constante vergelijking werden de bevindingen voortdurend gecontroleerd aan de transcripten van de interviews om zo dicht mogelijk bij de bronnen te blijven. Ter ordening en ondersteuning van deze onderzoeksfase werd het software programma MAXDQA gebruikt. De conclusie van dit onderzoek is dat, hoewel er ambivalentie is, er overwegend negatieve gevoelens lijken te bestaan over het geïsoleerd verpleegd worden. Het lijkt als een extra, onbegrepen belasting gevoeld te worden en patiënten kunnen zich kwetsbaar en afhankelijk van het zorgteam voelen. Het ontwikkelen van een goede zorgrelatie kan door deze omstandigheden bemoeilijkt worden. Dit kan resulteren in een afstandelijke houding, een gevoel van alleen zijn en vervreemding van de situatie bij de patiënten. Tevens is geconcludeerd dat familie en naasten veel van deze negativiteit kunnen verzachten door hun aandachtige aanwezigheid, die de patiënt het gevoel kunnen geven van erkenning en dat men van belang is voor hen. Er kan een taak bij het zorgteam liggen om de relatie met de patiënt te verbeteren. In dit onderzoek is speciale aandacht gevestigd op zorgethische inzichten en of deze gebruikt kunnen worden om de zorg voor de geïsoleerde patiënt te verbeteren. Met name de presentietheorie zou mogelijk handvaten kunnen geven. Een van de gedane aanbevelingen van deze thesis is het scholen van zorgpersoneel in de presentiebenadering. Door dit toe te voegen aan het professionele repertoire kan er structureel aan een betere zorgrelatie met geïsoleerde patiënten gewerkt worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - The worst thing in life is ending up with people who make you feel all alone. Goede zorg in isolatie: een empirisch ethisch onderzoek naar zorgervaringen van patiënten in geïsoleerde verpleging L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/471/Masterthesis%2c%20ZEB-70.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Brand, Susan PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/472 AB - De gemeente Rotterdam doet onderzoek naar de betekenis van zelfredzaamheid en participatie voor de ‘WMO-doelgroepen’ waaronder mensen met een verstandelijke beperking. Het is een probleem dat beleidsmakers onvoldoende zicht hebben op de leefwereld van deze groep omdat het beleid wat zij maken (vanuit de systeemwereld) onvoldoende aansluit op de behoeften van mensen met een verstandelijke beperking in de praktijk. Tegelijkertijd worden de ‘stemmen’ van mensen met een verstandelijke beperking nauwelijks vertegenwoordigd in beleid. Vanuit de zorgethiek is het volgens Tronto (2013a) belangrijk dat kwetsbare groepen ook een stem krijgen in beleid. Dit kan worden gedaan door burgers en beleidsmakers via participatieve beleidsvorming samen te laten werken in een wederkerig proces. Hiervoor moet er worden gezocht naar mogelijkheden om zoveel mogelijk burgers te betrekken bij de beleidsvorming. Via narratieve interviews met mensen met een verstandelijke beperking zijn in dit onderzoek cliëntportretten opgesteld die de basis vormen voor een storyworkshop met beleidsmakers. Met behulp van de workshop is onderzocht hoe WMO beleidsmakers de geleefde ervaringen van mensen met een verstandelijke beperking interpreteren en vertalen naar beleid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Podium geven aan stemmen van mensen met een verstandelijke beperking L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/472/Masterthesis%20Susan%20Brand.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Smorenburg, Tessa PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/473 PB - [s.l.] : s.n. TI - Transgender. Kwetsbaar door anders zijn. Een kritische discoursanalyse van vier weblogs van transgenders in transitie van man naar vrouw in Nederland, een zorgethische reflectie op goede zorg en burgerschap. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/473/Masterthesis%20ZeBTessa%20Smorenburg%20publieke%20versie-1.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sprang, Tom van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/474 AB - Dit onderzoek is erop gericht een vanuit zorgethiek gemotiveerde bijdrage te leveren aan de actuele discussie omtrent het al dan niet inzetten van militaire middelen voor humanitaire doeleinden. Hierbij wordt met speciale aandacht gekeken naar de relationele meerwaarde en de mogelijke gebreken van het zorgethisch perspectief. De probleemstelling in het onderzoek is het onvoldoende doordacht punt dat zorgethiek een alternatief probeert te zijn voor het dominante denkraam in de politieke theorie enerzijds, en de zwakke elementen van het zorgethisch perspectief anderszijds. Er is geprobeerd antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: Hoe draagt het zorgethisch perspectief bij aan de politieke theorie over internationale betrekkingen, militaire humanitaire interventie en samenlevingsopbouw in vergelijking met het dominante ethisch perspectief dat gericht is op rechtvaardigheid? Uit het onderzoek blijkt dat het zorgethisch perspectief bovenal een ander licht laat schijnen op onder andere de begrippen verantwoordelijkheid en macht in betrekking tot relaties. Het is duidelijk geworden dat zorgethiek uitgaat van een mensbeeld waarin onderlinge afhankelijkheid centraal staat, en waarbij wordt uitgegaan van een concrete verantwoordelijkheid die zich wereldwijd uitstrekt. Hiermee denkt het radicaal anders dan het dominante afstandelijke rechtendiscours. De gerichtheid op verbondenheid en op verantwoordelijkheid voor concrete personen zorgt ervoor dat het zorgethisch perspectief de blinde vlekken van het rechtendiscours in beeld brengt. Het beperkt zich niet tot de overeenkomsten van een contract-denken, maar denkt na over de machtsverhoudingen die schuil gaan in het contract en onder welke omstandigheden het is gesloten. De opvatting van verantwoordelijkheid zorgt voor een wereldwijde betrokkenheid bij needs van hulpbehoevenden. Bovendien wijst het landen op hun bijdrage aan het ontstaan van needs of andere humanitaire noodsituaties, doordat zij hier - als onderdeel van een wereldwijd van relaties – invloed op hebben gehad. Wanneer antwoord wordt gegeven op de onderzoeksvraag betekent dit dat een zorgethisch perspectief de complexiteit blootlegt van internationale betrekkingen, militaire humanitaire interventie en samenlevingsopbouw. De winst zit in het feit dat zorgethiek een ander licht op deze zaken laat schijnen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het doel van oorlog is vrede. Een zorgethisch perspectief op het de inzet van militaire middelenvoor humanitaire doeleinden. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/474/Het%20doel%20van%20oorlog%20is%20vrede%20-%20master%20thesis%20-%20tom%20van%20sprang.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoogveld, Tosca PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/475 PB - [s.l.] : s.n. TI - Mantelzorg en autonomie. Een autoetnografie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/475/Masterthesis%20Tosca%20Hoogveld.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bennings, Kelsey AU - Egtberts, WimJan PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/476 AB - Dit is een kwalitatief onderzoek naar veranderingen in de maatschappelijke ondersteuning vanuit het perspectief van gebruikers na de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2015. Met dit onderzoek proberen wij een antwoord te vinden op de vraag wat ervaren thuiswonende ouderen en gebruikers wat nodig is om je eigen leven te (kunnen) leiden in een veranderende samenleving. Deze veranderingen hebben voornamelijk te maken met de overgang van de AWBZ naar de Wmo2015. Veel ouderen in Nederland krijgen hier mee te maken als zij gebruik maken van zorg, doordat de gemeentes nu verantwoordelijk worden voor de uitvoering van thuiszorg en huishoudelijke hulp. Het voornaamste doel van de Wmo2015 was om mensen langer thuis te laten wonen en hen daarbij te ondersteunen door zorg op maat te leveren. Maar de vraag is of deze doelstellingen ook daadwerkelijk gehaald worden en welk effect dat heeft op ouderen. Wij hebben dit onderzocht aan de hand van de meldingen die wij hebben ontvangen van de Unie KBO. Zij hadden een meldpunt opgericht waar mensen een melding achter konden laten over hun ervaringen met de Wmo2015. Wij hebben deze meldingen onderzocht aan de hand van een thematische analyse, zoals deze is beschreven door Braun & Clarke (2006). De conclusie op de hoofdvraag van dit onderzoek is dat er gebruikers van de Wmo en hun naasten zijn die zich onvoldoende gezien voelen in dat wat zij te stellen hebben met hun eigen leven en aangeven in een situatie te verkeren waarin 'de boel in elkaar dondert'. Daardoor zijn zij niet in staat zelfregie te voeren. De Wmo tast de privacy van de gebruiker van deze vorm van zorg aan. Een melding is bij uitstek de verwoording van een schreeuw om erkenning: zie mij staan en de claim om de eigen situatie te verbeteren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Overleven in de Wmo, wij hebben al zorgen genoeg. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/476/150727%20-%20THESIS%20Overleven%20in%20de%20Wmo%20-%20DEFINITIEF%20-%20Kelsey%20Benning-WimJan%20Egtberts.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Aalders, C. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/495 AB - De laatste jaren is er maatschappelijke onrust ontstaan over jonge, religieus radicale/extremistische personen die afreizen naar Syrië en/of Irak om daar onder de vlag van bijvoorbeeld Islamitische Staat te vechten. Na aanleiding van die onrust is de centrale vraag van dit literatuuronderzoek: hoe zet het religieus radicalisme en extremisme van 'jihadgangers' de betekenis van burgerschap, begrepen als staatsburgerschap en wereldburgerschap, op scherp? Het eerste deel betreft een historische verkenning van de concepten staats- en wereldburgerschap. Het tweede deel bevat een verkenning van de begrippen religieus radicalisme en religieus extremisme en een verkenning van de situatie in de Nederlandse samenleving aan de hand van Scheffer (2010), Schinkel (2008), Boutellier (2013) en Finkielkraut (2014). In het laatste deel wordt het fenomeen 'jihadganger' besproken. Concluderend wordt gesteld dat het fenomeen 'jihadganger' de betekenis van burgerschap als staatsburgerschap op scherp zet, door de morele grond waarop staatsburgerschap gebaseerd is af te wijzen of in ieder geval daar geen loyaliteit naartoe te tonen. Tevens zet de 'jihadganger' de betekenis van burgerschap als wereldburgerschap op scherp, omdat het de morele gemeenschap van de mensheid als geheel niet als hoogste gemeenschap erkent en als zodanig het morele streven van het kosmopolitisme niet erkent. PB - [s.l.] : s.n. TI - Burgerschap op scherp. De betekenis van burgerschap in de context van 'jihadgangers' L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/495/CAalders%20Burgerschap%20op%20scherp.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Feddema, A.N. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/502 AB - Dit verkennende onderzoek beschrijft de wijze waarop docenten hun burgerschapsvormende taak beschouwen aan de hand van het bespreken van controversiële kwesties en in het bijzonder de Zwarte Piet-discussie in 2014. Aan de hand van theoretische inzichten over burgerschapsvorming in relatie tot het bespreken van controversiële kwesties in de klas, is middels empirisch onderzoek onderzocht welke ervaringen docenten zelf hebben met het bespreken van dergelijke kwesties en welke keuzes zij daarin maken. Het blijkt dat docenten vinden dat ze een ondersteunende en informerende taak hebben bij het op gedegen wijze betrekken van leerlingen in de samenleving. Ze spreken leerlingen nadrukkelijk aan op hun eigen mening op actuele, controversiële thema’s. Docenten maken zowel gebruik van groepsdialoog als debatvormen en het verschilt nogal of zij hun eigen visie de les inbrengen. Docenten zien hun rol zelf als het op gang brengen van de discussie in de klas en zijn vooral erg benieuwd naar hoe leerlingen er nu eigenlijk zelf in staan. Over het algemeen handelen ze vanuit een overtuigde visie op onderwijs en samenleving, en blijken ze goed te weten welke vaardigheden zij willen dat hun leerlingen in dit kader opdoen. Evenwel is er vaak sprake van een geringe lesvoorbereiding en kiezen docenten geregeld voor werkvormen die niet worden aanbevolen door theoretici als het gaat om het bespreken van controversiële kwesties in de les. PB - [s.l.] : s.n. TI - Controversiële kwesties in de klas: de Zwarte Piet-discussie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/502/Afstudeeronderzoek%20controversi%c3%able%20kwestie%20zwartepiet%20september%202015%20pdf.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kelder, R. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/505 AB - In dit kwalitatieve empirische onderzoek staat de vraag centraal of zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid en zo ja, welke? Voor het theoretisch kader van dit onderzoek is de existentiële benadering van Van Deurzen (2002) gebruikt, samen met de definitie van zingeving van Alma & Smaling (2010) aangevuld met aspecten uit de logotherapie van Frankl (1978). Voor dit onderzoek zijn zes interviews gehouden met (ex)GHB-afhankelijken. Deze data zijn vervolgens vergeleken met deze theorieën. Uit de interviews is gebleken dat zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid. Op momenten van terugval wordt er een gebrek in zingeving ervaren wat zich uit in een gevoel van leegte en eenzaamheid. Verder is uit de data gebleken dat de functie van het GHB-gebruik lijkt te wijzen op het tegengaan van sociale angst, een laag gevoel van eigenwaarde en om te kunnen ontspannen. Volgens de respondenten is zingeving belangrijk om blijvend te kunnen stoppen met GHB-gebruik. Zingeving bestaat voor hen onder andere uit het contact met betekenisvolle anderen zoals familie, vrienden en/of mensen van de NA meetings. Deze betekenisvolle anderen spelen ook een rol in het niet terugvallen in gebruik. Verder is het belangrijk om een zingevend doel ofwel een zingevende dagbesteding te hebben, wat bijdraagt aan het gevoel van eigenwaarde. Dit kan bestaan uit (vrijwilligers)werk, studie en/of het uitoefenen van hobby’s. Door vrijwilligerswerk kunnen de respondenten transcenderen boven het eigenbelang wat tevens het gevoel van eigenwaarde versterkt. Alle respondenten geven aan dat een doel ertoe bijdraagt om te kiezen voor het leven en niet meer te gebruiken. PB - [s.l.] : s.n. TI - GHB en zingeving. Een onderzoek naar de vraag of zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid en zo ja, welke? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/505/Scriptie%20Renee%20Kelder%2018-10-2015.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Egmond, M. van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/506 AB - Viktor Frankl onderscheidt zich door ‘lijden’ een bron van zin te noemen. Hij ontwikkelde de logotherapie waarin de wil-tot-betekenis centraal staat: het streven van de mens naar betekenis en zin in zijn of haar leven. Lijden kan volgens hem zingevend zijn door het vinden van betekenis in dit lijden. In dit onderzoek is gekeken naar de toepassing van dit ‘vermogen tot lijden’ in de behandeling van mensen met een depressie. Tien interviews zijn afgenomen, waarvan vijf met ervaringsdeskundigen en vijf met behandelaars in de GGZ. De zin in het lijden zelf blijkt beperkt aanwezig te zijn ten tijde van een klinische depressie. Wel kan er een sterk zingevende houding ten opzichte van het lijden worden aangenomen. Daarnaast kunnen werk, kennisvergaring en verbondenheid als zingevingsbron ervaren worden ten tijde van het lijden. Ook kan er achteraf, na enig herstel, zin aan het lijden zelf toegekend worden. Vermogen tot lijden lijkt nog steeds actueel te zijn in de huidige behandeling al heeft het een ander fundament. Zingeving wordt meer als een opportunistische aangelegenheid gezien. De wil-tot-betekenis heeft daarmee een eigentijdse invulling gekregen die minder omvat dan het oorspronkelijke idee. Concluderend wordt gesteld dat het vermogen tot lijden in de huidige behandeling van mensen met een depressieve stoornis hernieuwde aandacht zou moeten krijgen. PB - [s.l.] : s.n. TI - What is or what ought to be? Hoe het idee van ‘vermogen tot lijden’ van Viktor Frankl toegepast kan worden in de behandeling voor mensen met een depressieve stoornis L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/506/What%20is%20or%20what%20ought%20to%20be%20-%20Masterthesis%20MvanEgmond.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sauer, J. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/489 AB - De actuele zoektocht naar onderwijsvernieuwing in Nederland doet denken aan de tijd waarin de reformpedagogen hun cultuurkritische ideeën ontwikkelden. Net zoals dat nu het geval is, gebeurde dat onder andere vanuit onvrede met het schoolsysteem dat niet paste bij de door de toenemende modernisering snel veranderende samenleving, en een zekere weerzin tegen een te grote invloed van de staat op het onderwijs. In deze literatuurstudie wordt onderzocht welk licht het pedagogisch gedachtegoed van reformpedagoog Rudolf Steiner werpt op enkele belangrijke trends en thema’s uit het actuele onderwijsdebat in Nederland. De opvallende groei van vrije scholen van de afgelopen jaren en overeenkomst tussen de pedagogiek en thema’s uit het onderwijsdebat maken het een spannend en relevant onderzoeksgebied. Het onderzoek bestaat uit drie hoofdstukken en een beknopte slotbeschouwing. In het eerste hoofdstuk wordt het actuele onderwijsdebat in kaart gebracht aan de hand van twee trends en vijf onderliggende thema’s. Het tweede hoofdstuk is het meest omvangrijk en vormt een beschrijving van het pedagogisch gedachtegoed van Rudolf Steiner en de achtergronden daarvan. In het derde deel wordt het pedagogisch gedachtegoed van Steiner betrokken op de thema’s uit het actuele onderwijsdebat. De slotbeschouwing vormt een terugblik op het gedane onderzoek en er worden enkele suggesties gedaan voor vervolgonderzoek. Nota bene, het derde hoofdstuk blijft in gebreke als het gaat om diepgang en puntigheid van de analyse en het formuleren van conclusies. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het actuele onderwijsdebat in het licht van het pedagogisch gedachtegoed van Rudolf Steiner. Een literatuurstudie naar het actuele onderwijsdebat in Nederland en de bijdrage die het pedagogisch gedachtegoed van Rudolf Steiner hieraan kan leveren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/489/Afstudeeronderzoek%20Janneke%20Sauer.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Krozer, M. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/511 AB - In deze scriptie is het begrip globalisering gebruikt als denkraam om nieuwe betekenissen voor het werkveld van de studenten van de Universiteit voor Humanistiek te ontwikkelen gebaseerd op de kernwaarde van de UvH om ernaar te streven dat mensen een zinvol leven in een rechtvaardige samenleving kunnen leiden. Er is gebruik gemaakt een innovatieve gesprekstechniek genaamd ‘concept mapping’ om via focusgroepgesprekken de betekenissen die studenten aan globaliseringsprocessen geven in kaart te brengen en deze te koppelen aan hun ambities m.b.t. het werkveld. Het blijkt dat studenten moeite hebben om een coherent beeld van het begrip globalisering te ontwikkelen en dat het daarom voor hen moeilijk is om betekenissen van globaliseringsprocessen te verbinden aan ontwikkelingen in het werkveld. Tegelijkertijd is het ideaal van het kosmopolitisme voor deze studenten nog steeds aantrekkelijk. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat op de UvH niet alleen aandacht moet zijn voor ‘internationalisering’ het ontwikkelen van het internationale netwerk van de organisatie, maar vooral ook voor het doordenken van de manier waarop globalisering belangrijke ontwikkelingen voor de toekomst in gang zet. Door de betekenis van globaliseringsprocessen voor de toekomst van het werkveld te doordenken kunnen belangrijke nieuwe vragen worden gevonden waarop alumni zich kunnen richten en waarmee studenten een helder beeld van het werkveld kunnen ontwikkelen. Kernwoorden: globaliseringstheorie, capacity to aspire, rechtvaardige samenleving, zingevingskaders, kosmopolitisme PB - [s.l.] : s.n. TI - Globalisering op de stoep. Studenten Humanistiek over de betekenis van globalisering voor hun toekomstig werkveld. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/511/scriptie%20M.Krozer-globalisering%20op%20de%20stoep.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pleeging, E PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/491 AB - In this thesis, we study the European Commission’s declared intention to measure societal progress from a perspective that goes Beyond GDP. Wellbeing is a central concept in this respect, since it defines what we, as a society, value as a good human life. In this study, we assume that this term has no single, static definition, but ‘comes into being’ through its use in language and practice. We use critical discourse analysis to study the role and meaning of the concept in key literary works from the European Commission’s Beyond GDP (BGDP) project. This ‘discourse’ is compared with works from the academic Steady State Economy (SSE) approach, whose paradigmatic proposition is that human wellbeing without economic growth is possible. As such, we try to answer the question “How could the Steady State Economy approach to wellbeing contribute to the declared intention of the European Commission to go ‘beyond GDP’?” Findings suggest that the BGDP project adheres to a plural, objective understanding of wellbeing, valuing individual freedom and cultural diversity, and aiming for political consensus. The SSE approach combines a eudaimonic approach, with a Kantian moral system which prioritises ethical considerations. Public policy aimed at sustainable progress is about making trade-offs, and is thus a normative process, a point which seems problematic in the ‘objective’ BGDP approach. We conclude that the SSE approach could contribute to the BGDP project by exemplifying a structured approach to the moral dilemmas of sustainable progress. PB - [s.l.] : s.n. TI - Progress in Europe: Sustainable wellbeing, beyond GDP & the Steady State Economy L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/491/Masterthesis%20-%20Emma%20Pleeging%20A5.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dupont, W.F. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/510 AB - Klassieke humanistische thema’s als autonomie, keuzevrijheid en de gerichtheid op ontwikkeling en ontplooiing van het zelf lijken bij mensen met dementie hun betekenis te verliezen. In deze scriptie wordt onderzocht op de wijze mensbeelden in het actuele humanistische discours zich verhouden tot mensen met dementie. Aan de hand van een discoursanalyse zijn de descriptieve en normatieve uitspraken over mensen in kaart gebracht die achtereenvolgens Peter Derkx (2011), Joep Dohmen (2007) en Martha Nussbaum (2006) hebben gedaan. Die uitspraken zijn vertaald in (impliciete) kenmerken van mensbeelden. Vervolgens zijn deze kenmerken in relatie gebracht met inzichten uit medische, historische en ethische perspectieven op dementie. De conclusie van het onderzoek is dat de mensbeelden van ieder van de drie humanistische auteurs kenmerken bevat waarvan serieus betwijfeld kan worden of er bij mensen met dementie sprake van is. De normatieve aspecten van de mensbeelden omvatten mensen met dementie niet. Het is niet duidelijk of de drie denkers “mensen” met dementie als mensen beschouwen, maar de theorieën van alle drie impliceren dat een goed, zinvol en/of menswaardig leven voor mensen met dementie niet bereikbaar is. Het onderzoeksverslag eindigt met een aantal suggesties voor een ruimere mensopvatting. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wat is dements? Mensen met dementie in het actuele humanistische discours. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/510/Scriptie%20W.F.%20Dupont.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pernis, F. van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/494 AB - Shared Decision Making (SDM) is een besluitvormingsmodel dat wordt aangemerkt als de ideale manier om tot een gezamenlijk besluit te komen, maar dat moeizaam geïmplementeerd blijkt te worden in de medische praktijk. Dit afstudeeronderzoek gaat in op de vraag welke bijdrage de geestelijk begeleider kan leveren aan het bevorderen van het ideaal van SDM in de medische praktijk. Aan de hand van belemmerende en bevorderende factoren voor de implementatie van SDM wordt inzicht verschaft in een mogelijke verbinding tussen SDM en geestelijke begeleiding om zowel de implementatie van SDM te bevorderen alsook een aanvulling op de werkzaamheden van de geestelijk begeleider te introduceren. Op basis van een literatuurstudie en Nederlandse casuïstiek wordt aannemelijk gemaakt dat de geestelijk begeleider zowel in theorie als in praktijk een positieve bijdrage kan leveren aan het bevorderen van SDM. Uit de resultaten blijkt onder meer dat een bijdrage van de geestelijk begeleider aan het individuele keuzeproces, waar de focus van dit onderzoek op ligt, niet los gezien kan worden van de rol die geestelijke begeleiding speelt op instellingsniveau. Ter validatie en specificatie van de onderzoeksresultaten wordt vervolgonderzoek aangeraden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Shared Decision Making door Arts, Patiënt en Geestelijk Begeleider. Een verkenning van de mogelijke bijdrage van de geestelijk begeleider aan het gezamenlijk besluitvormingsproces in de medische praktijk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/494/Scriptie%20Floor%20van%20Pernis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kruchten, A van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/493 AB - Zowel vanuit de wetenschap als populaire literatuur komen steeds vaker geluiden dat jongvolwassenen, na het afstuderen, moeite hebben met de invulling van hun eigen leven. In deze periode worden jongvolwassenen, meer dan andere periodes in de volwassen levensloop, geconfronteerd met het maken van belangrijke kernkeuzes rondom werk, partner, woonplaats en kinderen. De levenskunstliteratuur houdt zich specifiek bezig met de invulling van het leven. In dit exploratieve onderzoek is een eerste verbinding gelegd tussen de levenskunsttheorieën van Dohmen (2009, 2010) en Veenhoven (2006, 2013) en de ervaringen van jongvolwassenen. De volgende vraag was hierbij leidend: Welke vragen spelen er bij jongvolwassenen rondom het maken van kernkeuzes en hoe kunnen de levenskunst theorieën van Dohmen (2008, 2009, 2010) en/of Veenhoven (2006, 2013) hierbij helpen? Om deze vraag te beantwoorden is er een kwalitatief onderzoek gedaan onder acht respondenten, tussen de 25-30 jaar oud met een HBO of WO achtergrond. Met iedere respondent is een interview afgenomen, deze zijn gecodeerd met AtlasTi en geordend in thema’s aan de hand van thematische analyse. De volgende zes thema’s rondom het maken van kernkeuzes zijn in het onderzoek naar voren gekomen: 1. Wie ben ik? 2. Wat is mijn doel? 3. Welke rol spelen anderen bij het maken van kernkeuzes? 4. Hoe verhoud ik mij tot de mogelijkheden op de arbeidsmarkt? 5. Wanneer maak ik welke keuze? 6. Hoe verloopt het keuzeproces? Vanuit de ervaringen van jongvolwassenen is vervolgens met een kritische blik naar de literatuur van zowel levenskunst als jongvolwassenen gekeken. De belangrijkste overeenkomst tussen literatuur en praktijk was de thematiek: in beide gevallen gaat het om vragen rondom de vormgeving van het eigen leven. Ook in de omgang met het keuzeproces komen theorie en praktijk overeen. Het blijkt echter de vraag of de levenskunst, zoals beschreven door Dohmen en Veenhoven, aanvullende handvatten kan bieden. Dit onderzoek laat zien dat er nog een vertaalslag nodig is van de relatief abstracte tekst naar de individuele vragen van de respondenten. De empirische data laten zien dat de ander (vriend, partner of professional) hier wellicht een sleutelrol in zou kunnen vervullen. Vervolgonderzoek is echter noodzakelijk om deze specifieke rol te duiden. Daarnaast blijken de respondenten vooral rondom de kernkeuze ‘werk’ aan te lopen tegen de begrenzingen van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Op dit punt heeft de levenskunst echter weinig te bieden. Concluderend kan gezegd worden dat de levenskunst theorieën van zowel Dohmen als Veenhoven potentie hebben voor het ondersteunen van jongvolwassenen rondom het maken van kernkeuzes. Aanvullingen en vervolgonderzoek zijn echter noodzakelijk om de jongvolwassene ook in individuele vragen rondom kernkeuzes tegemoet te komen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kunst van het kiezen. Wat heeft levenskunst te bieden aan jongvolwassenen? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/493/Scriptie%20Annemarte%20van%20Kruchten.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Knoop, G. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/492 AB - 1. Het onderwerp van deze masterscriptie is vrijheid. Het streven naar een onbeperkte vrijheid is een paradox: Wanneer iedereen kan doen wat hij wil zal dit leiden tot belangenconflicten, tot het aantasten van de vrijheid van de zwakkeren en tot een escalatie van geweld. Om deze maatschappelijke chaos te vermijden is het gerechtvaardigd door wetten het vrije handelen van mensen af te bakenen. Anderzijds wordt onderkend, dat het wenselijk is dat de mens een bepaalde vrijheid moet behouden om zich te kunnen ontplooien. Beide invalshoeken zijn terug te vinden in de tegenstelling tussen de door de filosoof Berlin gedefinieerde vrijheidsbegrippen. De gedefinieerde negatieve vrijheid is een vrijheid van….en vormt de ruimte voor zelfbepaling. De gedefinieerde positieve vrijheid is een ruimte voor…..en vormt de ruimte voor zelfverwerkelijking. Deze twee interpretaties van het begrip vrijheid weerspiegelen in wezen onverenigbare houdingen ten opzichte van de doeleinden van het leven, maar deze twee interpretaties staan niet los van elkaar. In de praktijk zal een compromis tussen beide moeten worden gevonden. 2. Positieve vrijheid kun je niet bezitten. De essentie van deze vrijheid zit in haar uitoefening. Positieve vrijheid moet je voortdurend veroveren, ontsluiten, scheppen en je kunt zeggen, dat het bij positieve vrijheid niet gaat om een eindtoestand maar om “een onderweg zijn”. Het is het concrete morele handelingsvermogen dat de positieve vrijheid onderscheidt van de negatieve vrijheid. Het individu, dat er in slaagt op een succesvolle wijze inhoud te geven aan zijn positieve vrijheid, beschikt over het vermogen keuzes te maken, die overeenstemmen met zijn morele wezen, zodat hij in zijn handelen universele, menselijke waarden verwerkelijkt. Negatieve vrijheid heeft geen morele betekenis. Het is een stuurloze vrijheidsopvatting die geen onderscheid maakt tussen de kwade en goede wil. 3. Aan de positieve vrijheid liggen twee begrippen ten grondslag, te weten de beslissingsvrijheid en de wilsvrijheid. Bij de beslissingsvrijheid spelen verschillende elementen een rol, die onderling met elkaar verbonden zijn. Het begint bij het zogeheten actorschap. De actor maakt op basis van persoonlijke overwegingen zijn keuzen en handelt overeenkomstig. De actor is de bron van zijn handelen. De wil wordt omgezet in een daad. De vraag kan worden gesteld of de mens wel genoeg heeft aan deze beslissingsvrijheid. De leidraad bij de uitwerking van deze vraag is, dat het individu iets doet met zichzelf. Na een beslissing is iemand een ander mens dan daarvoor. Om aan de vrijheid inhoud te geven moet het individu niet louter beschikken over beslissingsvrijheid, maar we moeten ons ook een wil toe-eigenen. Deze toe-eigening betekent nauwkeurig en met diepgang een wil articuleren, die jezelf toebehoort of, anders gezegd, waarmee je jezelf kunt identificeren. De conclusie kan worden getrokken, dat wanneer iemand beschikt over beslissingsvrijheid hij door het toe-eigeningsproces kan werken aan de vrijheid van de wil. 4. De articulatie en het inhoud geven aan de wil vormen essentiële stappen voor het individu om te komen tot de realisatie van de positieve vrijheid. Maar wat betekent het om iets te willen? Hoe kan ik iets willen? Wat betekent het om naar iets te verlangen? Vrijheid lijkt niet te liggen in een bepaalde eigenschap die we al dan niet zouden hebben, maar in een beweging naar iets toe. We zouden kunnen zeggen dat de mogelijkheid van vrijheid is gelegen in een oriëntatie. De basis voor deze oriëntatie ligt bij Taylor in de vaststelling, dat de mens allereerst een zelfreflectief en betekenisvol wezen is. De achtergrond van het moderne ideaal van authenticiteit kent een morele oriëntatie. Om jezelf te definiëren moet je iets als achtergrond nemen wat significant is. Dingen krijgen belang tegen de achtergrond van begrijpelijkheid. . Taylor noemt dat een betekenishorizon. 5. De zelfverwerkelijking en de zelfontplooiing vormen een doodlopende weg wanneer deze alleen maar gericht zijn op de eigen persoon. Om daadwerkelijk inhoud te geven aan de zelfontplooiing wijst Dohmen in de richting van een laatmoderne levensstijl met zelfverantwoordelijkheid. Dat houdt in, dat de mens zich richt op sociale zelfverwerkelijking, waarin de mens zich zijn eigen leven toe-eigent, te midden van en rekening houdend met anderen. Dohmen kiest dus niet voor de normen en waardenbenadering van Taylor. Hij richt zich op het proces van toe-eigening van een moraal door het duurzaam praktiseren van een daadwerkelijk geleefde levensstijl. De grote uitdaging voor de postmoderne mens is om de lang bevochten autonomie, de zelfontplooiing in de richting van een sociale zelfontplooiing te ontwikkelen. De kern van de levenskunst is volgens Dohmen zorgen voor jezelf. Het gaat om een moraal van zelfverantwoordelijkheid. Maar waarom zou de laatmoderne mens erin slagen een open en vitaal leven te leiden? Dit hangt sterk af van de capaciteit verlangens te ordenen. De mens heeft verlangens van de eerste en tweede orde. Het verlangen dat je motiveert tot handelen is de wil. 6. De laatste jaren is het besef gegroeid, dat we met onze vrijheid zijn “doorgeslagen”. Door toenemende problemen kent de roep om dedisciplinering een kentering. De filosofe Huijer doordenkt opnieuw de relatie vrijheid-discipline. In de huidige tijd is discipline niet meer gericht op gehoorzamen maar op het beter omgaan met de overvloed en de vrijheid. Bij de beantwoording van de vraag wanneer discipline slecht uitpakt voor de vrijheid en wanneer ze die kan bevorderen vormt het gekozen mensbeeld een belangrijke context. Het mensbeeld van Taylor en Dohmen geeft aan, dat de mens een zelfreflectief en betekenisvol wezen is. De mens wil betekenis geven aan zijn leven. De realisatie van geïnternaliseerde waarden geeft de mens een gevoel van vrijheid. Tegen deze achtergrond krijgt discipline meer en meer de vorm van zelfdiscipline, waarbij het goed functioneren in een situatie van overvloed de doelstelling is. Een mogelijkheid, die Huijer onderzoekt, is de het uitbesteden van discipline aan apparaten of andere mensen. Dit uitbesteden is niet gebaseerd op een mensbeeld waarin een onvolkomen zelf naar volkomenheid streeft, maar op het idee dat de mens onderdeel is van een omgeving die zijn handelen in sterke mate bepaal 7. Er is een weg naar de vrijheid, die begaanbaar is, een weg die voor ieder van ons geheel of gedeeltelijk anders loopt, maar deze weg is alleen maar mogelijk wanneer maatschappelijk aan bepaalde condities wordt voldaan én het individu in staat is bepaalde eigenschappen/vaardigheden te ontwikkelen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vrijheid. Geef horizon aan je leven! L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/492/Samenvatting%20masterscriptie.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Mueylaert, K. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/420 AB - De thesis ‘Het goede in de antroposofische zorg’ onderzoekt de zorgpraktijk van stichting Titurel, een kleinschalige zorgaanbieder voor langdurige zorg aan bewoners met een verstandelijke en/of psychiatrische problematiek. Stichting Titurel heeft van oorsprong een antroposofische identiteit, maar werkt nog maar beperkt vanuit de antroposofische methodieken. Dit onderzoek gaat op zoek naar ‘het goede’ in de zorgpraktijk en hoe dit zich verhoudt tot de antroposofische en zorgethische theorie. De onderliggende waarden en goederen die vanuit van de zorgpraktijk naar voor komen worden verkend vanuit het perspectief van medewerkers en bewoners. Het empirisch kwalitatief onderzoek past in de traditie van de institutionele etnografie. De data worden gevormd door vier diepte-interviews met medewerkers. Daarnaast wordt ingezoomd op drie critical events die door middel van gesprekken met betrokkenen (bewoners en medewerkers), observaties en documentonderzoek gereconstrueerd worden. Uit het onderzoek komen ‘verbinding in de gemeenschap’, ‘ontwikkeling’ en ‘ritme en bewust stilstaan bij de tijd’ als centrale thema’s naar voor. Zij vormen de basis van de zorgpraktijk. Als bepalende thema’s worden ‘werken’, ‘zorgen’, ‘wonen’, ‘culturele/religieuze dimensie’ en ‘levenshouding van de medewerker’ benoemd: deze thema’s zijn niet altijd duidelijk af te bakenen, maar vloeien in elkaar over. Het samengaan van de verschillende thema’s leidt tot een kenmerkende cultuur van werken en leven: binnen deze cultuur worden als onderscheidende aspecten ‘samen sturen’, ‘aandacht’ en ‘vertrouwen’ beschreven. In de discussie wordt ingezoomd op ‘de gemeenschap’(vormt deze een verrijking of juist ballast?), de primaire gerichtheid op ontwikkeling, en op de bijzondere aandacht voor het omgaan met ‘de tijd’. De door de medewerkers beschreven benaderingswijze, lijkt veel overlapping te hebben met de presentiebenadering. Binnen de zorgpraktijk van Titurel én binnen de antroposofie lijkt er –vanuit het ideaal van gelijkwaardigheid en wederkerigheid - weinig aandacht te zijn voor de asymmetrische relatie: tussen de begeleider en de bewoner, maar ook tussen bewoners onderling. In het verder uitwerken van deze symmetrie zitten dan ook de mogelijkheden tot ontwikkeling. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het goede in antroposofische zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/420/Masterthesis%20Katrien%20Muylaert%20Het%20goede%20in%20de%20antroposofische%20zorg.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koning, M. de PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/422 AB - In de masterthesis wordt onderzocht hoe de zorgethische vijf ’critical insights’ aangaande zorg en de theorie van Sandel zich verhouden ten aanzien van de vijf vooronderstellingen achter marktdenken in de zorg. Er is voor gekozen om de specifieke kenmerken van de zorgethische perceptie te verklanken in de volgende vijf ‘critical insights’: menselijke waardigheid, relationele afstemming, evidente kwetsbaarheid, participerende verantwoordelijkheid en zorgzame betrekkingen. Tevens wordt bezien in hoeverre de repliek van Sandel over marktdenken een amendement kan zijn voor de vijf zorgethische ’critical insights’. En hoe verhouden die vijf zorgethische ‘critical insights’ aangevuld met de repliek van Sandel zich ten aanzien van vijf vooronderstellingen achter marktdenken in de zorg te weten: concurrentie, transparantie, efficiëntie, doelmatigheid en autonomie. Waar sluiten ze elkaar uit, waar zijn de zorgethische ‘critical insights’ inpasbaar en te verbinden met de vooronderstellingen achter marktdenken in de zorg om uitsluiting, marginalisering en onzichtbaarheid van het individu te ondervangen. De conclusie van het onderzoek is dat de vooronderstellingen achter marktdenken en de zorgethische ‘critical insights’ aangevuld met de repliek van Sandel met elkaar zijn te verbinden als het gaat om het laten afnemen van uitsluiting, marginalisering en onzichtbaarheid van het individu. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wat een verbinding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/422/masterthesis%20Marcel%20de%20Koning%20Wat%20een%20verbinding.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koopmans, L. AU - Oort-Borsboom, P. van PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/421 AB - Met dit kwalitatief fenomenologisch onderzoek is getracht inzicht te verkrijgen in de beleving van mensen die zich in de laatste levensfase bevinden. Systematisch is gezocht naar de essentie van de ervaring, het fenomeen, waar ieder mens in de laatste levensfase mee te maken krijgt. Hierop zijn 40 interviews bestudeerd, die in 2012 en 2013 gepubliceerd stonden in de wekelijkse rubriek “Het laatste Woord” van het NRC dagblad. De vraag die leidend was in het onderzoek, was de vraag naar de (geleefde) ervaring van mensen die mensen die zich bewust zijn van het naderende levenseinde. Wat is voor hen in essentie van belang, hoe reageren zij hierop, hoe gaan zij om met dit besef dat de dood in zicht is? Ingaan op die vragen vraagt, naast het doen van het onderzoek zelf, om een verkenning van diverse theorieën die handelen over het proces van dood gaan. In het theoretisch kader komt dit aan bod. Hier gaat het om de emotionele ervaringen die tijdens het proces van afscheid nemen van het leven ondervonden worden, ervaringen van het verwerkingsproces tijdens deze levensfase, rouw- en verlieservaringen. Maar ook theorieën over wat mensen geestelijk op de been houdt, waar ze geluk in ervaren, wat troost biedt. Vervolgens komen in de resultaten, de bevindingen van het onderzoek naar voren. Hier blijkt dat mensen in de laatste levensfase tegen het licht van de dood een diepe verbondenheid voelen met het leven zelf, met hun naasten, met de natuur. De reacties op deze intens gevoelde verbondenheid en de wijze van omgaan zijn heel verscheiden van aard en variëren van verzet tot overgave. In de conclusie worden de bevindingen van de resultaten, die de basis vormen van het onderzoek, geconfronteerd met de bestudeerde literatuur. De vraag welke praktische implicaties dit heeft op de zorg is hieruit herleidbaar en komt hier eveneens aan de orde. PB - [s.l.] : s.n. TI - Toekomstspijt, dat is wat ik voel L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/421/masterthesis%20Peggy%20van%20Oort%20Toekomspijt%20dat%20is%20wat%20ik%20voel.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vissers, M. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/423 AB - Patiëntenparticipatie is een steeds vaker voorkomend begrip in de Nederlandse gezondheidszorg. Het is een term die koppelt wordt aan het steeds willen verbeteren van de patiëntenzorg en het verhogen van de kwaliteit van zorg. Veel beleidsrapporten zijn hierover geschreven, maar tot op heden komt patiëntenparticipatie niet goed van de grond. Men is van mening dat patiënten de zorg en behandeling moeten krijgen die aansluit bij zijn persoonlijke situatie en voorkeuren. Patiëntenparticipatie vereist een partnerschap van patiënt en zorgverlener. De patiënt dient zijn wensen en voorkeuren kenbaar te maken en de zorgverlener moet op basis hiervan helpen om de juiste keuzes te maken. Onder patiëntenparticipatie vallen de onderwerpen: Shared Decision Making en Zelfmanagement. Omdat er tot op heden weinig onderzoek gedaan is naar patiëntenparticipatie wordt in dit onderzoek dit begrip en het daaronder vallende concept zelfmanagement bekeken. In dit onderzoek wordt gekeken naar de beleving en ervaring van patiënten die lijden aan hartfalen met zelfmanagement. Het doel van dit onderzoek is om de zorg, ten opzichte van het zelfmanagement, voor patiënten die lijden aan hartfalen te verbeteren. De stem van de patiënt staat hierbij centraal. Ervaringen en belevingen krijgen op een zorgethische manier weinig aandacht binnen de onderzoekswereld. Door middel van dit onderzoek probeer ik een bijdrage te leveren om het aspect van de beleving van zelfmanagement op een zorgethische wijze tot zijn recht te laten komen. De data voor dit onderzoek zijn verkregen door middel van diepte-interviews met patiënten die lijden aan hartfalen. In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: Hoe ervaren patiënten die lijden aan hartfalen het participeren in hun behandeling en het daarbij horende zelfmanagement en wat betekent dit voor goede zorg? Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat patiënten die lijden aan hartfalen het zelf managen van hun ziekte, naast de professionele zorg, voor een gedeelte ervaren als eigen verantwoordelijkheid. De ervaring met het zelfmanagement is grotendeels positief. Deze patiënten zijn van mening dat zij op zichzelf moeten letten, aangezien zij geen verslechtering van de gezondheid willen. Daarentegen zijn er ook moeilijke fasen in het ziekteproces, waarin ook het zelfmanagement slecht van de grond komt. Volgens de patiënten moet naast de wil om zelfmanagement uit te voeren ook de kracht hiervoor aanwezig zijn. Goede zorg bestaat voor patiënten die lijden aan hartfalen niet alleen uit het beter worden, maar juist ook uit begrepen willen worden en support krijgen in hun emotionele activiteit. De professional moet erkenning geven aan de patiënt, aan zijn emoties en verlangens voor de toekomst. Goede zorg houdt voor patiënten die lijden aan hartfalen in dat hun belevingswereld centraal staat. Hun emoties, onzekerheden en verlangens moeten begrepen worden door de professional. De professional moet hen vervolgens hiermee helpen in het zelf managen van de ziekte. PB - [s.l.] : s.n. TI - De ervaring van zelfmanagement door patiënten die lijden aan hartfalen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/423/Masterthesis%20Myrthe%20Vissers%20zelfmanagement%20hartfalen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leferink, N. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/424 AB - Deze masterthesis is een conceptueel onderzoek naar de professionele autonomie van medisch specialisten en het belang daarvan voor goede zorg. Er is vanuit verschillende zorgethische auteurs thematisch onderzoek gedaan. Ook is gebruik gemaakt van niet-zorgethische literatuur over professionele autonomie. Deze literatuur is zorgethisch vertaald. Voor goede zorg is de relatie tussen de patiënt en de professional van belang. Goede zorg is voor iedereen anders, vanwege de uniekheid van iedere patiënt en de verschillende context. Zorg moet benaderd worden als een holistisch, geïntegreerd proces. Zorgen is ook breder dan de gezondheidszorg. Een zorgpraktijk is niet te begrijpen zonder deze te plaatsen binnen de institutionele context. Iedereen in Nederland heeft recht op zorg; er mogen geen zorgbehoeften genegeerd worden. De beroepsgroep van medisch specialisten heeft hier als professie veel invloed op. Door de unieke, asymmetrische zorgrelatie en de specifieke kennis van medisch specialisten heeft een medisch specialist autonome ruimte nodig om zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien is zorgen complex en onvoorspelbaar, wat adequaat meten en controleren van de zorg onmogelijk maakt. Door professionele autonomie ontstaat ruimte voor gevoelens, kwetsbaarheid, lichamelijkheid, tragiek, vertrouwen, interpretatie en afweging van inzichten. Het is van belang voor goede zorg dat professionele autonomie wordt benaderd als verantwoordelijkheid en niet als recht van de medisch specialist en daarmee gebruikt wordt in het belang van de patiënt en het belang van de samenleving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Professionele autonomie: noodzaak of alleen traditie? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/424/Masterthesis%20Nicole%20Leferink%20Professionele%20autonomie%20noodzaak%20of%20alleen%20traditie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bovens, P. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/425 AB - Doel: Het primaire doel van het onderzoek is het doordenken van telecare door te kijken naar de veranderingen in de zorgrelatie, via de primaire auteurs Jeanette Pols, Annelies van Heijst en Bart Cusveller, en na te gaan welke mogelijke veranderingen dit met zich meebrengt voor de zingevingservaring van de verpleegkundige zorgverlening. Achtergrond: Telecare is een benaming van zorg die op afstand wordt geleverd doormiddel van informatieve communicatieve technieken zoals beeldmonitors. Telecare wordt gezien als een innovatieve manier van zorg verlenen, waarbij aan de ene kant zorg efficiënter kan worden ingezet en aan de andere kant de zelfredzaamheid van de patiënt wordt gestimuleerd. De zorg wordt op afstand gegeven door de verpleegkundige. Telecare brengt veel veranderingen met zich mee voor de zorgpraktijk en de zorgrelatie doordat het verlenen van zorg verandert. Methode: Ten eerste is er een globale verkenning gemaakt van het onderwerp via onder andere de onderzoek databank MEDLINE, waarbij drie geschikte primaire auteurs zijn gekozen om het onderwerp verder te bestuderen. Vervolgens zijn doormiddel van het ‘snowbal’-effect geschikte secundaire auteurs gevonden ter ondersteuning van het onderzoek. De literatuur is uitgewerkt via de lijn van de primaire auteurs en daarnaast wordt er via een reflectie op deze literatuur nader ingegaan op de veranderingen die telecare met zich meebrengt. Bevindingen: Bij telecare wordt technologie via een medium verzorgd tussen de verpleegkundige en de patiënt. Dit brengt andere betekenissen mee voor beiden. Het verlenen van zorg via beeldtechnologie is anders dan het verlenen van zorg in dezelfde ruimte bij de patiënt. Door telecare wordt de verantwoordelijkheid voor de zorg meer bij de patiënt gelegd, waardoor de zelfredzaamheid van de patiënt wordt vergroot. De verpleegkundige heeft meer een monitorende rol en baseert zijn handelen op de gegevens die hij van de patiënt ontvangt. Daarnaast treedt de verpleegkundige preventief op en bevordert de stabiliteit van de patiënt. Telecare zorgt voor een hybride ruimte in het huis van de patiënt, waarbij hij leert om te gaan met zijn ziekte. Het is van belang dat deze hybride ruimte vertrouwd aanvoelt voor de patiënt. Annelies van Heijst, primaire auteur, pleit voor een menslievende zorg. Deze is gebaseerd op het zien van de menselijke kant van de patiënt en hoe hij omgaat met zijn ziekte. De verpleegkundige kan de ander als mens bereiken en zichzelf als mens neerzetten door een symbiotische relatie te ontwikkelen met telecare. Techniek wordt dan als een verlengde gezien van de verpleegkundige om zorg te verlenen. Er kan voorbij de fysieke afstand worden gegaan om een nabijheid te creëren om toch dichtbij te staan. De zingevende ervaring die Bart Cusveller, primaire auteur, stelt komt vanuit het idee dat mensen een verantwoordelijkheidsgevoel hebben naar elkaar. Deze komt inhoudelijk tot stand in de houding die de verpleegkundige aanneemt ten opzichte van de patiënt. Deze houding is gebaseerd op de persoonlijke en professionele identiteit van de verpleegkundige. Discussie: De verpleegkundige kan door het gemis van de zintuigelijke waarneming en de aanvulling van telecare de werkelijkheid anders waarnemen. Hij moet zijn beroep opnieuw afstemmen om zorg te verlenen. Het zorg verlenen in zijn geheel krijgt op deze manier een andere betekenis en vraagt andere vaardigheden. De vormgeving van de persoonlijke en de professionele identiteit moet hij verder verbreden en uitdiepen. Hij kan dit doen door te luisteren naar zichzelf en te reflecteren op de zorgverlening. Het lijkt erop dat het reflecteren voor de verpleegkundige extra belang krijgt bij de zorgverlening middels telecare. Dit komt mede door de tekortkoming van de zintuigelijke waarneming om zorg te verlenen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een inspirerende verpleegkundige in de telecare L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/425/Paul%20Bovens%20masterscriptie%20Een%20inspirerende%20verpleegkundige%20in%20de%20telecare.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gelder, S. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/426 AB - Deze thesis heeft als doel meer inzicht te verkrijgen in de overeenkomsten en verschillen tussen de morele argumenten van artsen aangaande levenseindebesluiten van mensen met verstandelijke beperkingen en de zorgethische visie van Annelies van Heijst. De aanleiding van deze vraag is dat de huidige overheersende instrumenteel-technische rationaliteit en de principebenadering de complexe realiteit van morele dilemma’s te sterk vereenvoudigd weergeven, geen recht doen aan de afhankelijke, kwetsbare medemens en bijdragen aan de ontmenselijking van de zorg. In de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen is een andere morele benadering ontstaan die stoelt op het sociale mensbeeld waarin het relationaliteitsbeginsel centraal staat. De gedachte is dat de visie van de artsen die werkzaam zijn binnen deze sector, nauw aansluit bij de normatieve, zorgethische visie van Annelies van Heijst. Dit wordt onderzocht door vier artsen te interviewen middels een semigestructureerd interview dat gebruikt maakt van vignetten. Aan de hand van het geformuleerde zorgethische kader wordt onderzocht op welke wijze de argumenten van de artsen verschillen of overeenkomen met de belangrijkste zorgethische principes van Annelies van Heijst, en vice versa. Haar belangrijkste zorgethische concepten zijn: 1) de specificiteit van de situatie en de uniciteit van de mens, 2) gevoelvolle relationaliteit in de zorgverhouding, 3) erkennen en omgaan met ongewisheid en frustratie, 4) ongelijke gekwetstheid en asymmetrische afhankelijkheid en 5) menslievende en menswaardige zorg (van Heijst 2008 en 2009). Uit de analyse blijkt dat van Heijst de artsen aanvult doordat zij het belang van de invloed van de eigen persoonlijkheid op de besluitvorming, de gevolgen van gekwetstheid en ongelijke afhankelijkheid op het besluitvormingsproces en de manier waarop men probeert om te gaan met ongewisheid en frustratie onderstreept. Zij geeft taal aan de gevolgen van ongelijke gekwetstheid en benoemt dat de latende manier van handelen evenals uitdrukkingshandelingen onmisbaar zijn in het verwezenlijken van menslievende zorg. Anderzijds biedt de visie van de artsen veel praktische aanvullingen op de zorgethische visie van Van Heijst. Zij verduidelijken welke medische aspecten meespelen in het aansluiten bij de unieke ander en het omgaan met ongewisheid. Zij benoemen hoe hieraan vorm te geven binnen een multidisciplinaire setting en zij geven aan dat het relationaliteitsbeginsel verder strekt dan de relatie tussen arts en cliënt; de relatie tussen de arts en de naaste familie en het multidisciplinaire team zijn eveneens van belang om tot een goed besluit te komen, zeker bij wilsonbekwaam ter zake geachte cliënten. Tot slot formuleren zij aan welke aspecten een goed besluitvormingsproces moet voldoen om überhaupt tot een goed besluit te kunnen komen. Zij geven hiermee nog eens aan dat er niet alleen naar de inhoud van een besluit gekeken moet worden, maar ook naar de manier waarop die tot stand komt en nageleefd wordt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Levenseindebesluiten aangaande mensen met verstandelijke beperkingen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/426/Masterthesis%20Stephanie%20van%20Gelder%20Levenseindebesluiten%20aangaande%20mensen%20met%20verstandelijke%20beperkingen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klaassen, T. PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/427 AB - Doel: met dit onderzoek wil ik inzicht krijgen of en hoe kwetsbaarheid een plaats krijgt in het discours rondom de transitie jeugdzorg aan de hand van een casestudy te Bergen op Zoom. Typering: het betreft hier kwalitatief empirisch onderzoek en specifiek een discoursanalyse. Beperkingen: het betreft hier een kleinschalig onderzoek en specifiek een casestudy, waarbij afgevraagd moet worden of de uitkomsten op grote schaal valide en generaliseerbaar zijn. Tevens wordt het onderzoek uitgevoerd door een student in het kader van haar opleiding. Waarde: dit onderzoek levert een bijdrage aan de professionele ethische reflectie op de beleidsvorming van (gemeentelijke) beleidsmakers die het zorg- en hulpverleningsproces in de transitie tot stand moeten laten komen. Trefwoorden: kwetsbaarheid, regulier zorgsysteem met normen als eigen kracht, normaliseren en zelfredzaamheid, zorgethische reflectie, transitie jeugdzorg, casestudy Bergen op Zoom. PB - [s.l.] : s.n. TI - Porselein op de trampoline L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/427/Masterthesis%20Tamara%20Klaassen%20Porselein%20op%20de%20trampoline.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kestens, Onno PY - 2015 UR - https://hdl.handle.net/11439/409 AB - Op 15 oktober 2010 brengt de SER een adviesrapport uit, getiteld ‘Zzp’ers in beeld’. Met het rapport geeft de SER antwoord op de door het kabinet geformuleerde vraag ‘welke gevolgen de opkomst van de zzp’er heeft voor de toekomstige structuur van de arbeidsmarkt en het sociale stelsel’. In het adviesrapport wordt een beeld geschetst van de zzp’er als potentiële werkgever, gesitueerd in een door omzet en groei gedreven arbeidsbestel. Zzp’ers die hiervan afwijken, bijvoorbeeld de hybride zzp’er, blijven onderbelicht. Een vergelijkbare vorm van blindheid spreekt uit het overheidsoptreden enkele jaren later in 2013. Belangenorganisaties als de FNV betichten de overheid dan van opportunistisch gebruik van schijnzelfstandigheid en, naar aanleiding van de onzorgvuldigheid waarmee een grote groep zzp’ers zonder werk zijn komen te staan door het ongeldig verklaren van de aangevraagde VAR-WUO, een gebrek aan visie. De eerdergenoemde adviesvraag aan de SER is hierom niet minder relevant geworden en vraagt opnieuw om aandacht. Literatuuronderzoek naar alternatieve sociaal-wetenschappelijk debatten biedt hiervoor twee opvallende perspectieven. 1. Een verandering in de dominantie van de blijvende verhouding tot een andere persoon, in casu de werkgever, naar een verhouding van de arbeidverrichtende persoon tot zijn eigen arbeid. 2. Een afname van het traditionele door plichtsgevoel gedreven arbeidsethos ‘gij zult werken’, dat plaatsmaakt voor een decentralisering van arbeid en een toenemende aandacht voor de balans tussen werken en privéleven. Beide perspectieven laten zien dat een arbeidsbestel dat enkel gemotiveerd is door groei en omzet mogelijk onvoldoende aan zal sluiten op de huidige wensen omtrent hoe men in Nederland zijn of haar organisatie van werk vorm wil geven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zzp'ers in beeld? Een discours-analyse over de rol van zzp'ers binnen het Nederlands arbeidsbestel gedurende de periode 2009-2014 L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/409/Zzp%27ers%20in%20beeld%ef%80%a5.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Blommaert, D. E. PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/382 AB - Sinds de invoering van de WGBO kan een arts een patiënt niet behandelen zonder hem daar vooraf goed over te informeren en zonder dat de patiënt daarmee instemt. Deze informed consent procedure maakt geleidelijk plaats voor shared decision making (SDM); in het Nederlands vertaald als gezamenlijke besluitvorming. Hierbij wisselen arts en patiënt onderling informatie uit op basis van gelijkwaardigheid, bereiken zij overeenstemming over wat de meest passende behandeling is en besluiten zij gezamenlijk hoe zij daar uitvoering aan geven. In de palliatieve zorg (care) vervult de oncologieverpleegkundige een spilfunctie in de interactie tussen de patiënt en het multidisciplinaire team dat daarvoor de lijnen uitzet. Zij zou in theorie met haar inbreng in SDM de palliatieve zorg voor haar patiënt moeten kunnen optimaliseren. In deze Thesis wordt na specifiek literatuuronderzoek de vraag beantwoord op welke wijze oncologieverpleegkundigen bijdragen aan de besluitvorming van patiënten in de palliatieve zorg en wat dit betekent voor het concept van shared decision making (SDM). PB - [s.l.] : s.n. TI - The role of the nurse in practising beneficence in palliative care PS - 87 p. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/382/Masterthesis%20Debby%20BlommaertThe%20role%20of%20the%20nurse%20in%20practicing%20benefisence%20in%20palliative%20care.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Huig, E. PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/383 AB - Doel: In dit onderzoek staan een inhoudelijke en persoonlijke doelstelling centraal. De inhoudelijke doelstelling van dit onderzoek betreft het leveren van een kennisbijdrage aan de zorgethiek op het gebied van ervaringen en belevingen omtrent de ontregelde leefwereld van ouders bij de opname en het verblijf van een kind op de Kinder IC. Mijn persoonlijke doelstelling van dit onderzoek is het betreden van een andere leefwereld. Typering onderzoek: Dit onderzoek is een empirisch kwalitatief onderzoek vanuit drie verschillende onderzoekstradities: etnografie, symbolisch interactionisme en fenomenologie. Door middel van een case-study en focusgroep zijn de data verzameld. Uitkomsten en bevindingen: Ouders van kinderen op een Kinder IC ervaren een onzekere wereld gedurende de opname van hun kind op deze afdeling. Zij zijn gedesoriënteerd en alle vanzelfsprekendheden wankelen. De ouders en het kind zijn afhankelijk van de zorg die geboden wordt op de Kinder IC. Deze afhankelijkheid doorbreekt de expliciete intieme relatie tussen ouders onderling en de ouders en het kind. De leefwereld van de Kinder IC wordt een bepalende factor in de leefwereld van de ouders en het kind. Inzicht in de ervaringen en belevingen van ouders van kinderen op de Kinder IC zorgt voor het contextualiseren van de zorg. Het goed in beeld brengen van ervaringen en belevingen is noodzakelijk om de zorg te kunnen aanpassen aan de zorgbehoeften van het hele gezin. Beperking en waarde: Een beperking van dit onderzoek is dat ouders van kinderen op de Kinder IC in een dusdanig heftige situatie verkeren dat de bereidheid en mogelijkheid tot medewerking aan dit onderzoek gering zijn. Dit heeft ertoe geleid dat slechts twee casussen betrokken zijn in dit onderzoek. Dit betekent dat de generaliseerbaarheid van dit onderzoek beperkt is. Wel zijn overeenkomsten zichtbaar tussen de case-study, de focusgroep en de literatuur. Verondersteld wordt dat de onderzoeksresultaten een kennisbijdrage leveren aan inzicht in ervaringen en belevingen van ouders. Trefwoorden: Ervaringen, bevindingen, zelfbeeld, vrijheid, zingeving, erkenning, Kinder IC, desoriëntatie, zorgethiek, leefwereld, ontregelde leefwereld, relaties, context, intimiteit, selectieve waarneming. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hoofdbehandelaar papa, zaalarts mama. De leefwereld van ouders van een kind op de Intensive Care PS - 75 p. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/383/Masterthesis%20Elise%20Huig%20Hoofdbehandelaar%20papa%2c%20zaalarts%20mama.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koppen, F. van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/384 AB - De samenleving binnen Nederland is aan het ontwikkelen richting een participatiesamenleving. Door deze ontwikkelingen krijgt de mantelzorger een belangrijke plek. Zij is nodig om zorg op zich te nemen die niet meer door de overheid wordt verleend. Bij deze zorgtaak die de mantelzorger heeft, wordt zij vaak ondersteund door formele zorgverleners. Toch is gebleken dat de samenwerking tussen hen niet voorspoedig verloopt. In verschillende literatuurstudies is gebleken dat mantelzorgers en zorgverleners over verschillende soorten van kennis beschikken. De mantelzorger beschikt enerzijds over persoonlijke ervaringskennis en de zorgverlener over vaktechnische kennis. Binnen deze scriptie wordt onderzocht hoe deze verschillende soorten van kennis worden uitgewisseld in een zorgpraktijk waarbij kinderen met een verstandelijke beperking thuis wonen. Het onderzoek heeft de fenomenologische traditie gevolgd, waarmee via empirische kwalitatief onderzoek de ervaringen van de respondenten zijn onderzocht. De ervaringen en belevingswerelden van de respondenten staan binnen dit onderzoek centraal. Op deze manier is gekeken naar hoe naar hun beleving de samenwerking verloopt en hoe kennisuitwisseling daarin een plaats krijgt. Hiermee werd het doel van het onderzoek, om de ervaren moeilijkheden op het gebied van kennisuitwisseling in kaart te brengen, in acht genomen. Hierdoor heeft het onderzoek een bijdrage geleverd aan het inzichtelijk maken van het belang van kennisuitwisseling binnen zorgpraktijken. Binnen drie verschillende casussen zijn met vijf verschillende personen interviews afgenomen. Hieronder vallen drie mantelzorgers en twee zorgverleners. Tijdens de analyse zijn hun verhalen grondig bestudeerd. Uit deze verhalen is gebleken dat Voorwaarde scheppen, Omgaan met elkaar en Omgaan met de context drie centrale thema’s zijn die bij de kennisuitwisseling naar voren komen. De ervaringen van de respondenten zijn onder te brengen bij deze drie thema’s. Binnen dit onderzoek is gebleken dat mantelzorgers en zorgverleners afzonderlijk de kennisuitwisseling anders ervaren. Dit staat in verband met de context waarin zij in de situatie staan. Toch zijn er wel gedeelde behoeften te zien op het gebied van kennisuitwisseling, zoals kennis willen delen, gelijkwaardige positie willen innemen, gehoord willen worden en goede zorg willen verlenen. Hoewel de respondenten de kennisuitwisseling anders ervaren, geven zij beide er wel dezelfde betekenis aan. De kennisuitwisseling wordt door beide gezien als een noodzakelijk goed dat de samenwerking tussen elkaar ten goede gaat. Zij werken dan als gelijke met elkaar om goede zorg te bevorderen. Wanneer de kennisuitwisseling niet of niet goed plaatsvindt, kan er weerstand en wrijving ontstaan dat de samenwerking juist tegenwerkt. Deze bevindingen hebben geleid tot de conclusie van dit onderzoek dat door middel van kennisuitwisseling mantelzorgers en zorgverleners als gelijke naast en met elkaar kunnen werken aan een goede zorgverlening en dat hiermee de zorgvragen en behoeften die spelen in de praktijk worden gehoord en beantwoord. Echter om meer kennis op te doen over deze kennisuitwisseling zou groter en uitgebreider vervolgonderzoek moeten plaatsvinden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kennisuitwisseling: ervaringen van mantelzorgers en zorgverleners L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/384/Masterthesis%20Femke%20van%20Koppen%20Kennisuitwisseling%20ervaringen%20van%20mantelzorgers%20en%20zorgverleners.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bosman, F.R. PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/388 AB - Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of het proces van shared decision making (SDM) een goede methode is om zorg te bieden die aansluit bij persoonlijke waarden van de patiënt. Dit is onderzocht bij vrouwen met borstkanker. Een fenomenologisch empirisch onderzoek naar de ervaring van vijf vrouwen met borstkanker in Nederland toont de persoonlijke situatie waarin patiënten een keuze moeten maken. Tevens is een studie van 30 internationale wetenschappelijke artikelen over het patiëntenperspectief en de effecten van SDM bij borstkanker over de laatste 10 jaar gemaakt. Uit dit onderzoek blijkt dat patiënten hun besluit willen baseren op de voorkeur van de arts en instemmen met de aangeraden behandeling. De motieven waarop de keuzen gebaseerd zijn vloeien vooral voort uit de behoefte te overleven. Bij aanvang van de behandeling zijn de vrouwen overrompeld door de diagnose. Vanuit zorgethisch perspectief wordt geconcludeerd dat SDM een extra belasting betekent in de beginfase na de diagnose borstkanker. De behoefte aan inspraak neemt gedurende de behandeling toe. Een aanbeveling is dat de begeleiding bij de besluitvorming afgestemd is op de individuele patiënt. Het is wenselijk dat artsen bij iedere stap in het proces nagaan in hoeverre de patiënt mee wil beslissen. Trefwoorden: Shared decision making, borstkanker, patiëntenperspectief, zorgethiek PB - [s.l.] : s.n. TI - Shared Decision Making voor vrouwen met borstkanker; persoonlijke waarden in de behandelkeuze. PS - 46 p. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/388/Masterthesis%20Femmy%20Bosman%20Shared%20Decesion%20making%20voor%20vrouwen%20met%20borstkanker.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bon, F. PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/389 AB - In deze scriptie wordt getracht een verband te leggen tussen normatieve professionaliteit van sociaal werkers, de leercondities waaronder die zich zouden kunnen ontwikkelen en het Rijnland model als besturingssysteem voor organisaties, waarbij de elementen leren en leidinggeven uit dat model die condities kunnen creëren. Aan de hand van de auteurs van Ewijk, Hortulanus en Kunneman wordt onderzocht wat wordt verstaan onder normatieve professionaliteit van sociaal werkers en waarom die noodzakelijk is in de huidige stand van de zorg, c.q. het welzijnswerk. Aan de hand van Avery, Brouwer, Moerman en Weggeman wordt het Rijnland model beschreven en wordt ingegaan op de Rijnlandse visie op leren en leidinggeven. In de conclusie komen alle auteurs samen en blijkt dat er een sterke vermoeden is dat het Rijnland model condities kan creëren om de normatieve professionaliteit van sociaal werkers te vergroten. Dit is echter, voor zover bekend, nooit onderzocht in zorg- en/of welzijnsorganisaties. Een kans voor de Rijnlandse beweging om zulk een onderzoek te initiëren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Vakmanschap behoeft geen krans L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/389/Masterthesis%20Fred%20Bon%20Vakmanschap%20behoeft%20geen%20krans.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bruijn, I. de PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/390 AB - Deze thesis is een literatuuronderzoek, gericht op de persoonlijke zorgrelatie in de jeugd-sector, vanuit zorgethisch perspectief. Het doel van dit onderzoek is de uitwerking van concepten beschrijven, die het begrip zorgrelatie en hoe deze tot stand kan komen, kunnen verhelderen. Deze uitwerking vindt plaats aan de hand van zorgethische literatuur en empirisch kwalitatief onderzoek. Kennis van deze concepten en verkregen inzichten kunnen in de toekomst mogelijk een bijdrage leveren aan ontwikkelingen in de jeugdzorgsector en daarmee indirect aan goede zorg. De concepten ‘aansluiten’, ‘erkenning’ en ‘vertrouwen’ blijken essentieel te zijn in het aangaan van een goede zorgrelatie met jeugdigen. De uitwerking van de concepten op basis van zorgethische literatuur laat een verdieping, explicitering en onderlinge verwevenheid van deze processen zien. De concepten krijgen hun betekenis in een juist begrip en toepassing ervan in de praktijk. Concepten worden op diverse manieren ingevuld met als risico vervlakking, ongewenste reductie en communicatiestoornissen in de zorgrelatie. Hoewel wederkerigheid als centraal begrip door alle concepten heen zichtbaar wordt, is de actieve rol van de jeugdige niet nadrukkelijk uitgewerkt in de bestudeerde literatuur. De zorgrelatie vindt bovendien plaats in parallelle processen en ketens van relaties. Zowel individuele kenmerken, interactie tussen alle betrokkenen als de bredere context, zijn van invloed op de zorgrelatie. Specifieke kenmerken van jeugdigen in de jeugdsector compliceren de zorgrelatie nog verder. De beschrijving van de concepten in hoofdstuk drie geeft echter inspiratie en handvatten om die uitdaging aan te gaan en invloed te kunnen hebben op de situatie. Dit onderzoek maakt duidelijk dat naast vaktechnische competenties ook kennis en toepassing van de uitwerking van deze concepten, ethisch bewustzijn en reflectie kunnen helpen een goede zorgrelatie tot stand te brengen. PB - [s.l.] : s.n. TI - De Zorgrelatie ontrafeld; Conceptueel onderzoek naar de zorgrelatie tussen jeugdige en professional in de jeugdsector in Nederland vanuit zorgethisch perspectief. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/390/2014_masterthesis%20ZEB_%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hulten, J. van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/391 AB - De wijk ontweken is een reflectie op het beleidsvoornemen van de gemeente Tilburg inzake de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bezien vanuit het maatschappelijk werk. Het geeft een samenvatting en overzicht van het beleidsvoornemen inzake de Wmo van de gemeente Tilburg tot 2013. Hierin komt naar voren dat de Wmo in Tilburg (net zoals landelijk) een forse verschuiving inhoudt van de manier waarop er naar zorg gekeken wordt. Burgers moeten meer voor zichzelf en voor elkaar gaan zorgen. Vanuit diverse perspectieven wordt op de bestudeerde beleidsvoornemens gereflecteerd: vanuit het maatschappelijk werk (H. van Ewijk), vanuit de kritisch-analytische sociale ethiek (R. Hortulanus), vanuit de praktijk van community care in Groot Brittannië (Stepney & Popple) en vanuit de zorgethiek als het gaat om de zorg van alledag (M. Barnes). Uit de bestudeerde perspectieven blijkt dat er voor de gemeente veel te halen is in kennis en inzichten als het gaat om een goed beleid te ontwikkelen dat waarborgen bevat voor goede zorg. Vanuit de bestudeerde perspectieven wordt zichtbaar dat de gemeente uitgaat van abstracties als het gaat om wat zij ziet als ‘de burger’ en ‘de wijk’ waarin deze burger woont. De vraag is of dat goed aansluit bij de werkelijkheid. Daarnaast blijkt uit de beleidsvoornemens dat er geen onderliggende ideologie, moreel gedachtengoed of andere vooronderstelling is gedefinieerd waarop de veranderingen gebaseerd zijn. Handreikingen daarvoor kunnen juist aangedragen worden vanuit vernoemde bestudeerde perspectieven. Zoals inzichten in wat een mogelijke definitie van zorg kan zijn en wat mensen aanzet om voor elkaar te zorgen. Verder geeft het aanwijzingen van hoe burgers en wijken daadwerkelijk betrokken kunnen worden, zonder te vervallen in abstracties. De thesis sluit af met adviezen voor het maatschappelijk werk in de gemeente Tilburg. PB - [s.l.] : s.n. TI - De Wijk Ontweken L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/391/Masterthesis%20Johan%20van%20Hulten%20De%20wijk%20ontweken.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Albers, Sophie PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/412 AB - Het domein van leiderschapstheorie is groot en er zijn vele verschillende visies op het concept ‘leiderschap’. Dominant vertegenwoordigd is het idee dat leiderschap een individuele prestatie is. De theorie van relationeel leiderschap zet zich hiertegen af. Vanuit deze optiek ontstaatleiderschap in een relationeel proces. Leiderschap wordt sociaal geconstrueerd: het komt tot stand in het continue proces van betekenisgeving binnen de organisatie. Er wordt gesteld dat dit relationele proces narratief van aard is. Maar de verdere uitwerking hiervan is enigszins beperkt. In dit onderzoek wordt daarom gekeken of er vanuit de narratieve organisatietheorie een aanvulling kan worden gegeven op het narratieve karakter van het concept relationeel leiderschap. Boje (1995; 2001; 2008) stelt dat de organisatie een complex construct is dat betekenis krijgt door middel van verhalen. ‘Verhalen’ moet hier in brede zin opgevat worden, het zijn niet alleen complete narratieven maar ook stories; korte opmerkingen, reacties, klachten en antenarratives; uitlatingen die potentie hebben om een narratief te worden. Er bestaat een continue uitwisseling van deze verhalen, de vorm van deze uitwisseling duidt Boje aan met de term Tamara. Tamara is de metafoor voor het samenspel van stories en antenarratives, waarin betekenisgeving ontstaat. Deze betekenisgeving is volledig afhankelijk van de tijd en ruimte waarin men zich bevindt en de route die tot dat punt is afgelegd. Wanneer dit gedachtegoed toegepast wordt op relationeel leiderschap kan er gesteld worden dat het narratieve karakter van relationeel leiderschap opgevat kan worden als een Tamara: het begrip leiderschap krijgt betekenis door het continue proces van stories en antenarratives. PB - [s.l.] : s.n. TI - Leiderschap en narrativiteit. Hoe verhalen leiden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/412/Leiderschap%20en%20Narrativiteit%20Sophie%20Albers%20aug%202014.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lommers, Marion PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/411 AB - In deze scriptie ga ik op zoek naar wat romans uit het interbellum (1919-1939) ons kunnen vertellen over organisatie en technologie. Het gebruik van literatuur kan speelruimte bieden voor de problematisering van (vaak gestolde) organisatieconcepten. Ik kijk vanuit ontologisch perspectief welke niet-rationele kennis in deze teksten verborgen ligt over de manier waarop wij het leven (technologisch) inrichten en of ze kunnen helpen het bestaan en hoe wij daarmee omgaan beter en anders te begrijpen. Zes romans (Blokken en Knorrende beesten van Bordewijk en vier nieuwzakelijke romans: Gelakte hersens; 10 PK. Het leven der auto’s; 8.000.000 M3 meter zand; Stad) spelen de hoofdrol. Ik breng de verhalen over hun protagonisten (mensen in grote steden, fabrieken en kantoren, maar ook auto’s) in verband met verschillende perspectieven uit de organisatiekunde, (techniek)filosofie, neerlandistiek en esthetica. Wat de teksten verbindt is de aandacht voor hoe het voor mensen voelt om in een hoog georganiseerde wereld te leven, ‘aangesloten te zijn op’ allerlei apparaten (zoals de auto), aan de lopende band te staan en in kantoren te werken waar apparaten de hele dag staan te ratelen. De verhalen bieden de lezer daarmee andere dan rationele kennis, namelijk sensibele kennis over organisatie en technologie. Ook wordt de tegenstelling organisch - mechanisch continu omgedraaid of opgeheven. Mensen worden geleefd door het ritme en de geluiden van hun apparaten; machines daarentegen lijken levend en bezield. ‘Knorrende beesten’ hebben ‘een kunstleven van de hoogste orde’ en een eigen moraliteit. De teksten leggen het existentiële gegeven bloot dat mens en technologie elkaar in hun onderlinge relatie vormgeven. Ze maken ons bovendien bewust van de schaduwzijden van de vooruitgang; de stijl van met name de nieuwzakelijke auteurs laat de lezer het dwingende karakter ervan ervaren. De romans ontzenuwen het idee dat wij het leven rationeel volledig kunnen begrijpen en (technologisch) kunnen beheersen. Ook al zijn we ‘verliefd op harde lijnen’ en proberen we wat we als bedreigend zien buiten te sluiten, we kunnen het bestaan nooit helemaal organiseren. De lijn tussen ‘binnen’ (bijvoorbeeld ‘een organisatie’) en buiten is immers niet hard en ondoordringbaar, maar poreus en fluïde. Dat behoedt ons voor een ‘blokkenleven’. Deze romans uit het interbellum helpen ons begrip over ‘organisatie’ en ‘technologie’ te verdiepen. In een technologische en hooggeorganiseerde wereld als de onze is hun indringende boodschap actueler en urgenter dan ooit. PB - [s.l.] : s.n. TI - De wetmatigheid van het ongewisse. Zes romans uit het interbellum over organisatie en technologie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/411/Masterscriptie%20KOIS%20Marion%20Lommers%2090019.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wijer, Emilie van de PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/413 AB - De werkpraktijk van artsen bevindt zich op een vlak dat rijk is aan contrasten, crisismomenten of verlieservaringen. Oftewel, een zorginstelling is bij uitstek de plek waar de confrontatie met de kwetsbaarheid van het leven zich voordoet. In wetenschappelijk onderzoek wordt vooral aandacht besteed aan de impact van deze confrontatie voor de patiënt. Maar hoe ervaart de medisch specialist de confrontatie met dit existentieel paradigma? In een kwalitatief empirische studie is het kruispunt van het medisch – en het existentieel paradigma’s in de werkpraktijk van de medisch specialist onderzocht. Dit is een eerste verkenning geweest in de existentiële thema’s waarmee medisch specialisten in het werk geconfronteerd worden. Het onderzoek heeft kennis opgeleverd over de ervarings- en belevingswereld, de existentiële thema’s en de eigen omgang hiermee. Daarnaast is de exploratieve wijze van onderzoek een eerste noodzakelijke stap gebleken om kwalitatief te kunnen onderzoeken of medisch specialisten behoefte ervaren aan bijstand of steun, en zo ja, in welke vorm. Concluderend blijkt de ruimte voor kwetsbaarheid gering in de medische beroepscultuur. Respondenten vinden dat er een emotioneel vangnet moet zijn voor artsen die daar behoefte aan hebben. Als mogelijke vorm van steun of opvang, noemen zij intervisie. Begeleiding door een onafhankelijke buitenstaander kan respondenten ondersteunen in de verbinding aangaan met het verhaal van de eigen kwetsbaarheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zelfredzame medisch specialist? Een kwalitatief empirisch onderzoek naar de confrontatie met het existentieel paradigma in de medische werkpraktijk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/413/-%20Masterthesis%20Emilie%20van%20de%20Wijer%20-.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Boekel, Dieko PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/414 AB - Cultural differences are a growing concern for companies that do international business and the ability to deal with them is becoming more important for employees. In this case study, I researched Japanese-Dutch cultural differences in one company and looked at which cultural differences there are, which problems they caused and how employees dealt with them. Then I compared the results with the literature about cultural differences and examined how the literature could help predict, understand and deal with the cultural differences in the company. My case study shows the importance of looking critically at models and theories that are often used for research on cultural differences, such as Geert Hofstede’s cultural dimensions and Edward Hall’s model of high and low-context communication. My conclusion is that case studies are more helpful to predict and understand cultural differences in practice than these models, because culture is too dynamic to capture in models that try to reduce its complexity to fit it in their models. Instead of categorizing cultural differences, it is better to focus on developing a framework and consistent methods for researching them in practice. Alexander Thomas’ model of cultural standards is a promising starting point for this. PB - [s.l.] : s.n. TI - Dealing with Japanese-Dutch cultural differences L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/414/Thesis%20-%20Dieko%20Boekel%20%28company%20name%20removed%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lauke, Anke PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/415 AB - In de geestelijke gezondheidszorg is verandering gaande: steeds meer psychiatrische instellingen streven ernaar om herstelondersteunende zorg als leidend principe van hun dienstverlening te implementeren. In deze scriptie onderzoek ik in hoeverre hierdoor voor geestelijk verzorgers mogelijkheden ontstaan hun kennis en expertise over zingeving ten behoeve van deze nieuwe benadering in te brengen. Daarbij heb ik gefocust op een educatieve bijdrage in vorm van een module voor verpleegkundigen en begeleiders. Het gaat om een exploratieve case study bij Delta Psychiatrisch Centrum waarvoor ik vijf (ex)cliёnten en zes verpleegkundigen/begeleiders geïnterviewd heb. Uit de theorie komt naar voren dat binnen de herstelliteratuur zingevingselementen aanwezig zijn, echter redelijk versnipperd. De analyse van de empirische data bevestigt deze indruk. Met name binnen persoonlijk herstel, maar ook binnen maatschappelijk en functioneel herstel komen zingevingselementen aan bod. Wat betreft klinisch herstel zou verder onderzoek verricht moeten worden. Concluderend levert herstelondersteunende zorg tal van aangrijpingspunten voor geestelijk verzorgers om hun kennis op educatieve wijze in te brengen, en zich tegelijkertijd als beroepsgroep te profileren. Als eerste opzet heb ik een voorbeeld module vormgegeven. PB - [s.l.] : s.n. TI - "…een bepaalde bril die we moeten opzetten". Een onderzoek naar een mogelijke educatieve bijdrage van geestelijk verzorgers aan de bevordering van herstelondersteunende zorg in de psychiatrie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/415/Scriptie_10-08_definitief_Anke%20Lauke.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schenkels, Alex PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/416 AB - In this thesis the question is explored how a broadly defined concept is constructed and operationalized within the context of a complex, collaborative action research (CAR) project in the field of primary education. The focus of this research is on the CAR project ‘Pro Sense’ which is a collaboration between university researchers and practitioners, in particular primary school teachers and ambulatory caregivers. The aim of the project is to conceptualize and measure the so called ‘sustainable’ development of pupils. Peculiar to collaborative action research is the involvement of practitioners as co-researchers (Sagor, 1993; Greenwood & Levin, 2007). For this reason specific validity criteria are imposed on CAR projects. The value of a high level of participation in methodological decision-making is expressed in so called ‘dialogical’ and ‘democratic’ validity (Burns, 1999). Besides this point, conceptualization in social sciences also needs to be done according to certain methodological and epistemological criteria (Penrod & Hupcey, 2005; Babbie, 2007). In this study an analysis is made of how the process of co-construction and operationalization proceeds in terms of (1) the scientific validity criteria for research concepts and (2) the specific CAR criteria of participation and practical utility of research results. This study concludes that although these various validity criteria seem to be conflicting at first sight, in the reality of Pro Sense these demands are actually strongly related. Moreover, due to various interventions and factors during the project the conclusion had to be made that the construction of a valid scientific concept was hardly achieved. This led to the conclusion that working with a rather broad and theoretically undeveloped concept as ‘sustainable child development’, in a complex CAR project as Pro Sense, either needs a project design wherein conceptual exploration is the main objective or a more operationalized definition needs to be provided in the beginning of the study. PB - [s.l.] : s.n. TI - Designing the plane while flying it'. Een single case study naar de conceptualisatie van 'duurzame ontwikkeling' in een collaboratief antieonderzoeksproject in de primaire onderwijssector L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/416/Alex%20eindversie%20scriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoonderwoerd, Anne PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/417 AB - De afgelopen jaren hebben er belangrijke veranderingen plaatsgevonden op het gebied van zorg en welzijn. Er wordt toegewerkt naar een participatie-samenleving en om dit te verwezenlijken is in 2007 de WMO van start gegaan. Het centrale doel van de WMO is, dat elke burger kan meedoen in de samenleving, zowel de kwetsbare als de weerbare burgers. Na evaluatie van de WMO werd in 2010 het programma ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ geïntroduceerd met als uitgangspunt een nieuwe impuls te geven aan de uitvoering van de WMO. Dit brengt de vraag met zich mee wat deze nieuwe ontwikkelingen richting een participatie-samenleving betekenen voor de mensen die leven in eenzaamheid. In de WMO of ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ staat echter niets expliciets hierover benoemd, maar er dient in de praktijk wel met eenzaamheid om te worden gegaan. Dit is een onderzoek naar de invloed van de WMO en ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ op eenzaamheid. In mijn afstudeeronderzoek richt ik mij op de ervaringen van professionals met eenzaamheid en sociaal isolement gegeven de WMO en ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ binnen de gemeente Nieuwegein. PB - [s.l.] : s.n. TI - Samen tegen eenzaamheid. Afstudeeronderzoek naar de invloed van de WMO en Welzijn Nieuwe Stijl op eenzaamheid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/417/afstudeeronderzoek.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pek, Leoni PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/418 AB - “Wat kan studentenraadswerk – geïnspireerd door het humanistische gedachtegoed – voor de student van nu betekenen?”. Op basis van humanistische literatuur uit binnen- en buitenland heb ik een kijkkader voor het studentenraadswerk ontwikkeld, met als kernbegrippen: identiteitsontwikkeling, geestelijke weerbaarheid, normatieve professionalisering en democratisch en pluriform samenleven. Vervolgens heb ik 461 bliksemenquêtes afgenomen onder studenten, drie focusgroepen georganiseerd met 26 studenten en zes actuele praktijken onderzocht in Wageningen, Leiden en Delft. De studenten blijken niet op zoek te zijn naar hulp, maar zoeken een rustpunt waar ze hun ervaringen kunnen delen en kunnen reflecteren op hun identiteitsontwikkeling en eigen (professionele) handelen. Daarnaast geven de studenten aan dat ze interesse hebben in procescoaching tijdens projectwerk, trainingen voor studentenbesturen, intervisie bij stage- en scriptiebegeleiding, excursies om anderen beter te leren kennen en meer gebruik van social media. Reflectie, dialoog, erkenning en co-creatie in een sfeer van veiligheid, vertrouwen en empathie zijn veelgebruikte methoden in de actuele praktijken. Aspecten die ik weinig terug heb gezien zijn: multiple belonging, meerstemmigheid en paradoxaliteit. Hier liggen uitdagingen voor het werkveld. De professionals kunnen hun gereedschapkist uitbreiden en mogen op zoek naar heldere speerpunten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Raadswerk voor de student va nu. Identiteitsontwikkeling, geestelijke weerbaarheid, normatieve professionalisering en democratisch en pluriform samenleven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/418/Master%20Scriptie_Leoni%20Pek_Definitieve%20versie_29-07-2014.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bouman, Astrid PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/140 AB - In het voortgezet onderwijs werken relatief veel oudere leraren. Ze werken daar vaak gedurende lange tijd en hebben op allerlei niveaus zowel onderwijskundige als organisatorische veranderingen meegemaakt. Eén constante is de leeftijd van de leerlingen aan wie ze lesgeven: jongeren tussen de 12 en 18 jaar. De andere is het denken over de cruciale rol die leraren spelen als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Om die rol goed te kunnen vervullen, is zin nodig. In dit kwalitatief empirisch onderzoek is daarom de vraag aan de orde welke factoren van invloed zijn voor leraren van 55 jaar en ouder om zin in hun werk te hebben en het leraarschap als zinvol te ervaren. En op welke wijze zij daaraan zelf kunnen bijdragen. Dan nemen de leerlingen een centrale positie in. Zij geven het beroep inhoud: pedagogisch en didactisch. Het zich verbonden en betrokken weten en een goede onderlinge samenwerking met die leerlingen, met de collega’s en met de organisatie is daarbij essentieel. Evenals de mogelijkheid om zelf vorm en invulling te geven aan het leraarschap en de erkenning daarvan door anderen. De leeftijd van de leraren is op zich niet relevant: wel wat die seniorfase met zich meebrengt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Fluitend naar school. Onderzoek naar het ervaren van zin in de uitoefening van het beroep van leraren van 55+ in het voortgezet onderwijs. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/140/Fluitend%20naar%20school%20Afstudeeronderzoek%20Astrid%20Bouman%20def..pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Duijvenbooden, Lisa van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/134 AB - In deze scriptie staat de vraag centraal op welke wijze de narratieve benadering in de huidige psychiatrie van aanvullende betekenis kan zijn en hoe de geestelijk begeleiding daarbij een rol kan spelen. In de narratieve benadering staat de mens als betekenisgevend en verhalend wezen centraal. Verhalen spelen een belangrijke rol bij het begrijpen en delen van-, en betekenis en een plek kunnen geven aan ervaringen en gebeurtenissen in ons leven. In de huidige, biomedisch georiënteerde psychiatrie is echter nog maar weinig aandacht en ruimte voor het vertellen, onderzoeken en delen van verhalen. Ze is hoofdzakelijk gericht op het analyseren, beheersen en genezen van psychiatrische ziekten. Op die manier wordt onvoldoende recht gedaan aan de inherente complexiteit (verwevenheid van medische-, persoonlijke- en morele dimensie, verschillende, mogelijk ook tegenstrijdige betekenissen) en tragiek (onmaakbaarheid, onbeheersbaarheid) van de psychiatrische praktijk. Met mijn scriptie verken ik de mogelijkheden waarop geestelijke begeleiding concreet gestalte en betekenis kan krijgen als narratieve praktijk op drie samenhangende niveaus (micro-, meso- en macroniveau) door ruimte te creëren voor het vertellen, duiden en delen van persoonlijke verhalen en betekenissen van zowel cliënten als professionals in de psychiatrie. Daarmee wordt tevens een bijdrage geleverd aan de huidige discussie over de betekenis en positie van de geestelijk begeleider binnen de psychiatrie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verborgen verhalen. Psychiatrie & Geestelijke begeleiding: een narratief perspectief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/134/Masterscriptie%20%27Verborgen%20verhalen%27.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Veur, Rozanne van der PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/135 AB - Aan de hand van de humanistieke denkers Harry Kunneman, Hanna Arendt, Rosi Braidotti en Martha Nussbaum, laat ik zien dat sinds de Verlichting de focus binnen onze samenleving en de manier waarop we organiseren is doorgeschoten naar een technischrationele manier van kijken naar de mens en de wereld om ons heen. Waardoor we leven in een samenleving waarin alles draait om economische groei en gewin voor de aandeelhouder. Hieruit spreekt de normatieve noodzaak van humanisering binnen organisaties. Vervolgens heb ik ander een discours onderzocht dat kritisch naar de huidige inrichting van onze samenleving en organisaties kijkt. Namelijk het Rijnlandse gedachtegoed, wat zich met de principes vertrouwen, verbinding, vakmanschap en inspiratie profileert tegenover de dominante Angelsaksische manier van organiseren doormiddel van regels en controle. En heb ik gekeken wat deze uitgangspunten beteken voor de onderwijssector. Tot slot maak ik een vergelijking tussen het Rijnlandse en humanistieke discours om te zien waar deze elkaar ontmoeten of juist verschillen. Deze scriptie is een pleidooi voor de waardering morele vragen binnen de organisatie en het handelen van professionals, managers en bestuurders. Het is een normatieve oproep tot zelfverantwoordelijkheid en dialoog om op zoek te gaan naar antwoorden op de vraag naar wat goed organiseren inhoudt voor de mens, samenleving en aarde. Hiermee wil ik de focus herschikken naar de menselijke maat en moreel kapitaal, dat is de winst van waarden. PB - [s.l.] : s.n. TI - De winst van waarden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/135/UvH%20scriptie%20De%20winst%20van%20waarden%20%2001-03-14%20RV.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pepping, Thijs PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/136 AB - Met de komst van internet, en bovenal met de komst van het interactieve Web 2.0, zijn er veel filosofische, psychologische, economische en sociologische vragen ontstaan. Het debat over het effect van Web 2.0 wordt nog in alle heftigheid gevoerd en bij veel vragen is nog geen onderzoek gedaan of is er nog geen eenduidig antwoord. Vanuit deze context is dit diagnostisch literatuuronderzoek opgezet naar manifestaties van kenmerken uit het goede leven in de omgang met Web 2.0 door jongeren. Het goede leven wordt vanuit drie theorieën ingevuld: de subjectieve theorie van Veenhoven, de objectieve theorie van Nussbaum en de hybride theorie van Dohmen. Uit een analyse van empirische kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken blijkt dat jongeren via Web 2.0 platformen experimenteren met identiteit, autonomie, sociale contacten, deugden en een verhouding tegenover, en in, de digitale omgeving. Deze kenmerken van het goede leven manifesteren zich doordat de verbinding tussen, en vermenging van, de digitale leefwereld en de ‘normale’ leefwereld steeds hechter wordt en het Web 2.0 in grote mate communicatie- en informatiegericht is. Tegelijkertijd heeft het Web 2.0 ook invloed op jongeren, onder andere via economische en politieke krachten op deze platformen en zijn gebruikers. Voor jongeren betekent dit dat het Web 2.0 meegenomen dient te worden in een visie op, en invulling van, het goede leven. PB - [s.l.] : s.n. TI - YOLO! - You Only Live Once. Onderzoek naar het goede leven in de digitale leefwereld van jongeren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/136/Thijs%20Pepping%20Masterscriptie%20Onderzoek%20naar%20het%20goede%20leven%20in%20de%20digitale%20leefwereld%20van%20jongeren.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Frank, Jahmilla PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/137 AB - This thesis has resilience at it’s core, and was researched in the context of education. More specifically; the reinforcing of resilience in the context of the guidance new aspiring policeofficers in Amsterdam receive as an integral part of their initial training. In light of questions posed by the recent occurrence and treatment of PTSD within the dutch police organization, and the extensive media coverage of which, resilience is a current theme. A theme the dutch police has in fact turned to for possible answers. In 2011 a policy programme was introduced, raising the matter of the enhancement and reinforcement of professional resilience (Programma versterking professionele weerbaarheid). The programme renders the aspiration to integrate resilience in all layers of the organization. This brings the concrete subject of this thesis into focus; if and when resilience deserves special attention throughout the organization, how does one go about it? What does this require from the educators and other professionals working with these individuals whose resilience should be developed and reinforced? Based on international literature and several interviews about the guidance offered to aspriring police officers in training by the professionals involved, this thesis comprises a number of findings. The most important findings are a) the self-evident involvement displayed by these professionals with regard to resilience in their work, and b) an incongruence between that same self-evidence and their experience of the organizational policy at hand. PB - [s.l.] : s.n. TI - Aandacht voor weerbaarheid van onderaf en binnenuit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/137/%28B%29%20Aandacht%20voor%20weerbaarheid%20van%20onderaf%20en%20binnenuit%20Masterscriptie%20Jahmilla%20Frank%200050007.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sanders, Gerben PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/138 AB - Sinds het begin van de 21ste eeuw zijn zelfsturende teams een aandachtsgebied van de Nederlandse zorgsector. In dit literatuuronderzoek wordt de geschiedenis van het concept sociotechniek besproken, evenals de geschiedenis van zelfsturende teams. Die twee paden leiden tot een uiteindelijke beeld van zelfsturing en zelfsturende teams in de zorgsector, aan de hand van een grondige literatuuranalyse over dit onderwerp. De humaniserende, als ook de bedrijfseconomische waarde van zelfsturende teams komt aan de orde en er wordt gekeken naar de toekomst van dit onderwerp in relatie tot de zorgsector. Tussendoor is er tijd voor een uitstapje naar wat de sociocratie van Endenburg en de sociotechniek eventueel gemeen hebben. PB - [s.l.] : s.n. TI - Sociotechniek in de zorg: ideaal en werkelijkheid L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/138/fixed%20Afstudeeronderzoek%20KOIS%20maart%202014%20Gerben%20Sanders%200070002.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Lierop, Renske van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/141 AB - In dit literatuuronderzoek staat de volgende vraag centraal: ‘Hoe worden binnen verschillende wetenschappelijke disciplines grenservaringen geduid, welke visie op transitie wordt zichtbaar en wat betekent dit voor de oriëntatie op kwetsbaarheid?’ In een sociologische analyse van de hedendaagse oriëntatie op kwetsbaarheid, wordt een tendens tot verdringing en beheersing zichtbaar, ten aanzien van ervaringen ‘waarin de vanzelfsprekende geborgenheid van het bestaan wegvalt’ - grenservaringen. Dit zijn vaak ervaringen van verlies: van een baan, gezondheid, geliefde of het eigen bestaan. De tendens om deze ervaringen te verdringen en te beheersen maakt de hedendaagse oriëntatie op kwetsbaarheid problematisch, doordat de mogelijkheid tot betekenisgeving uit beeld verdwijnt. Dit vraagt om een heroriëntatie. Vanuit een interdisciplinaire benadering wordt gekeken wat denkers uit de ontwikkelingspsychologie, het existentialisme, de theologie, de gendertheorie en het zenboeddhisme ten aanzien van deze heroriëntatie te bieden hebben. Zij wijzen erop de kwetsbaarheid niet toe te dekken, maar aan te gaan (Epstein, 2000; Yalom, 2008), te erkennen (Butler, 2004) en erover in gesprek te treden (Anbeek, 2013). Afsluitend volgt een kritische dialoog waarin een aantal noties worden uitgelicht die in een heroriëntatie op kwetsbaarheid van belang zijn: de betekenis van de ander, de ontoereikendheid van de taal en de tweezijdigheid van de grenservaring. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verdrongen kwetsbaarheid. Een theoretisch afstudeeronderzoek naar de duiding van grenservaringen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/141/Verdrongen%20Kwetsbaarheid.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Duijnhoven, Ieke van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/144 AB - Dit verkennende empirische onderzoek beschrijft op welke wijze West-Afrikaanse ongedocumenteerde migranten erkenning en miskenning ervaren in Nederland. De erkenningstheorie van Axel Honneth (1995) is toegepast als erkenningstheoretisch kader en zijn theorie is vergeleken met de empirische onderzoeksresultaten. De resultaten van dit onderzoek beschrijven levendig de ervaringen van negen West-Afrikaanse ongedocumenteerde migranten, die met name gevonden zijn door het toepassen van de snowball method. De respondenten ervaren miskenning door geen gelijke rechten te hebben, geen hulp van en verbondenheid met andere mensen te ervaren en de ervaring gezien en behandeld te worden als een minderwaardig mens. De beschreven miskenningservaringen benadrukken de noodzaak tot een meer menswaardig vreemdelingenbeleid. Erkenning wordt ervaren door de aandacht en hulp van vrienden, hulpverleners en God. Tevens ervaren zij erkenning door onderdeel te zijn van een geloofsgemeenschap en ervaren de werkende respondenten sociale waardering. Binnen dit onderzoek wordt inclusie, door het toebehoren aan een gemeenschap, gezien als een zeer waardevolle toevoeging aan Honneths erkenningstheorie. Voor deze vorm van erkenning zijn gelijke rechten namelijk niet noodzakelijk. Tot slot duidt dit onderzoek aan dat Honneths verschillende vormen van erkenning zich hiërarchisch tot elkaar verhouden. Gelijke rechten blijken een belangrijke voorwaarde voor andere vormen van erkenning. Dit impliceert dat mensen zonder rechten amper erkenning als mens kunnen ervaren, waardoor zij als het ware uit de mensheid getild worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verspilde levens. Een verkennend onderzoek naar het ervaren van erkenning en miskenning door West-Afrikaanse ongedocumenteerde migranten in Nederland L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/144/EINDVERSIE%20verspilde%20levens%20%28pdf%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bakker, Jeannette PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/145 AB - De methode geweldloze communicatie heeft veel raakvlakken met de humanistiek, maar heeft in dit veld tot op heden geen duidelijke positie verworven. En dat terwijl humanistici vaak verlegen zitten om methodes en zoeken naar praktische handvatten in het werk dat zij doen. Deze literatuurstudie heeft daarom tot doel te exploreren of geweldloze communicatie passend zou kunnen zijn als praktisch tool voor de humanisticus. Er is voor gekozen dit te doen middels een vergelijking tussen de morele visie en het methodisch handelen van Jaap van Praag, ‘vader van het modern Nederlands humanisme’, en Marshall Rosenberg; grondlegger van de geweldloze communicatie. Het werk van Van Praag staat grotendeels in het teken van de bevordering van geestelijke weerbaarheid, een proces waarin geweldloze communicatie van waarde kan zijn. Uit de vergelijking komt naar voren dat geweldloze communicatie op vele aspecten een praktisering is van humanistische waarden en een aanvulling in humanistische begeleiding, maar ook dat het gedachtegoed van Rosenberg zich op spanningsvolle wijze tot het humanisme van Van Praag verhoudt. Een belangrijk verschil zit in de visie op de menselijke natuur, die volgens Rosenberg bestaat uit mededogen terwijl Van Praag ook het kwade onmiskenbaar in de mens terugziet. Andere verschillen zitten onder andere in de rol die beide auteurs aan het denken toekennen, en de manier waarop een moreel oordeel geveld wordt. Het inzetten van geweldloze communicatie vraagt daarom van de humanisticus om een open, kritische en ondogmatische omgang ermee, met oog voor de mogelijke theoretische bezwaren en praktische valkuilen, en vooral: de bewuste verhouding tot en inbedding van de methode in het bredere verband van zijn humanistische morele visie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geweldloze communicatie: Een methode voor de humanisticus? Een vergelijkende literatuurstudie tussen het gedachtegoed en de methode van Marshall Rosenberg en het werk in het kader van geestelijke weerbaarheid van Jaap van Praag L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/145/Masterscriptie%20Geweldloze%20communicatie%20%26%20geestelijke%20weerbaarheid%20digitale%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vanherf, Noëmie PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/146 AB - Deze scriptie voor de master humanistiek is een empirisch onderzoek naar de manier waarop drugsgebruikers omgaan met het overlijden van een naaste aan een drugsgerelateerde dood. Hiervoor zijn elf harddrugsgebruikers in de leeftijd tussen 27 en 55 jaar geïnterviewd. Alle interviews zijn geanalyseerd middels ‘open coderen’ (grounded theory). De uitkomst van dit scriptieonderzoek is dat gebruikers in hoge mate in aanraking komen met het overlijden van naasten en dat ze daarbij een onbewogen houding vertonen. Deze houding is een uiting van de acceptatie dat de dood onvermijdelijk bij het leven hoort. Gebruikers geven aan dat ze zich niet zo bezig houden met het verlies van een naaste. Ze gaan bijna nooit naar een uitvaart en hervatten het eigen leven. Sociale contacten tussen gebruikers kenmerken zich door grote afstand enerzijds en nabijheid anderzijds. Voor de hand ligt dat drugs een grote invloed hebben op de belevingswereld en houding van gebruikers. De wijze waarop gebruikers omgaan met de dood van een naaste lijkt een noodzakelijk copingsmechanisme om het hoofd te kunnen bieden aan de hoge mate van abrupt en confronterend overlijden van naasten. Gebruikers anticiperen op het mogelijk wegvallen van naasten. Mijn voorstel is om de houding waarmee gebruikers omgaan met het overlijden van een naaste te zien als een blijk van onverwachte geestelijke weerbaarheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Drugs en Dood. Empirisch onderzoek naar de manier waarop drugsgebruikers omgaan met het overlijden van een naaste aan een drugsgerelateerde dood L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/146/Drugs%20%26%20Dood-%20Masterscriptie%20No%c3%abmie%20Vanherf.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Ligthart, Jasper PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/153 AB - In this thesis, the question is explored of how complexity theory can inform and challenge the study of organizations. Complexity theory researches complex social and natural systems and the phenomena to which they give rise, such as emergence, adaptiveness, self-organization and complexity. It has been suggested that (human) organizations are complex systems, being composed of many actors which, through local interactions, generate emergent behavior on the level of the organization as a whole. If this is true, it challenges many of the – implicit - assumptions we hold when thinking and writing about organizations. Drawing on complexity scholars and organization theorists such as Ralph Stacey, Paul Cilliers, and Edgar Morin, I analyze and critically evaluate (1) How complexity theory has been used in organizations studies so far (2) What theoretical and ethical consequences the insights from complexity theory hold for the way we think about organizations (3) What a theory of organization rooted in complexity studies could look like (4) How professionals working with organizations can develop an attitude that allows them to better deal with complexity in their practice. I conclude that complexity theory has important consequences for the way we think and work in organizations, proposing an approach which is not aimed at reducing complexity for those involved, but at engaging it from an attitude which is both modest and reflective. PB - [s.l.] : s.n. TI - Applying the science of complexity to the question of organization L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/153/Master%20thesis%20Jasper%20Ligthart%20-%20Applying%20the%20science%20of%20complexity%20to%20the%20question%20of%20organization.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Geugten, Wendy van der PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/385 AB - Deze scriptie omvat een theoretisch en empirisch onderzoek naar de verhouding van zingeving en weerbaarheid en de betekenis hiervan in de context van de weerbaarheidsbevordering/-training van politiestudenten binnen de initiële opleiding aan de Politieacademie te Apeldoorn. Zowel zingeving als weerbaarheid zijn complexe begrippen die enerzijds een bepaalde standvastigheid en stevigheid beschrijven maar anderzijds staan voor een proces en/of beweging in tijd. Om op langer termijn weerbaar te blijven is zingeving en zinervaring van belang en dit vraagt om het expliciet stellen van zingevingsvragen. Uit het onderzoek blijkt echter dat binnen de mentale krachttraining van de initiële opleiding aan de Politieacademie er beperkte ruimte en tijd is om in te gaan op zingevingsvragen van politiestudenten. Binnen de weerbaarheidstraining wordt momenteel gebruik gemaakt van de expertise van de geestelijk verzorger, maar deze wordt hierin nog te weinig gefaciliteerd. Om de weerbaarheidsbevordering van politiestudenten te optimaliseren dient er op meer structurele wijze aandacht te zijn voor zingeving, zowel preventief als curatief. Daarbij dient echter wel voor de context van training in acht te worden genomen dat de zinervaring niet afdwingbaar is maar ook als toegiftverschijnsel kan optreden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving en weerbaarheid: Een zingevingsperspectief op de weerbaarheidsbevordering van politiestudenten L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/385/ScriptieDefinitiefW.vdGeugten.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Volder, J. de PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/392 AB - Doel: Aan de hand van de analyse van een casus uit de eigen praktijk zicht krijgen op wat er, vanuit het perspectief van de presentiebenadering bezien, gebeurt in dit specifieke bemoeizorgtraject. Daarnaast een antwoord krijgen op de vraag wat uit het handelen van de werker te leren is over bemoeizorg als goede zorg. Typering onderzoek: Kwalitatief, intensief onderzoek in de vorm van een gevalsstudie aan de hand van een casus uit de eigen (bemoeizorg)praktijk van de onderzoeker. Uitkomsten en bevindingen: Het interventionistische aspect van de contactleggingsfase in het bemoeizorgtraject wordt vanuit de presentiebenadering gezien al snel na de eerste kennismaking gerepareerd. Dit gebeurt doordat de bemoeizorger een manier vindt om doelgericht en vraaggericht werken te combineren. Zij gaat vanuit betrokkenheid op een aandachtige manier een relatie met de cliënt aan. Een relatie waarin de heer, doordat de werker zichzelf laat zien, zichzelf ook durft te laten zien. De relatie verdiept zich toenemend. De werker zet waar nodig haar persoonlijke en professionele competenties in in haar zorg voor de heer. De cliënt wordt door de bemoeizorger weer betrokken in een relatie en gaandeweg van daaruit weer in contact gebracht met de wereld om hem heen. Hij ervaart baat bij de ingezette zorg: hij laat duidelijk merken dat hij er door opbloeit. De relatie groeit uiteindelijk uit tot een volledig ‘presente’ relatie, waarin de bemoeizorger ook de verantwoordelijkheid neemt die aan de relatie verbonden is. Vanuit zorgethisch perspectief gezien is het traject na een interventionistische start goede zorg te noemen. Beperkingen: Er wordt slechts één casus (N=1) bestudeerd en geanalyseerd. Hierdoor zijn de resultaten niet generaliseerbaar naar een populatie. De casus is opgetekend door de onderzoeker in haar eigen woorden. Hierdoor blijft de eigen inbreng van de cliënt achterwege. Het was, vanwege het feit dat de cliënt overleden is, ook niet mogelijk de bevindingen bij hem te toetsen om daarmee de betrouwbaarheid te verhogen. Waarde: Omdat een casus uit de praktijk van bemoeizorg intensief bestudeerd en geanalyseerd wordt, geeft het onderzoek een reële inkijk in de manier van werken in de bemoeizorg. Hierdoor is een gefundeerde uitspraak te doen over hoe deze werkwijze zich verhoudt tot de presentiebenadering. Trefwoorden: Bemoeizorg, presentiebenadering, relatie, aandacht, contact, autonomie, zorgethiek, goede zorg, wederkerigheid, kwalitatief onderzoek, (N=1)-gevalsstudie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hoe present is bemoeizorg? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/392/Masterthesis%20Joke%20de%20Volder%20Hoe%20present%20is%20bemoeizorg.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Linden, K. van der PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/393 AB - In de zorg voor de mens met dementie krijgen zorgverleners dagelijks te maken met lichamelijke afhankelijkheid, lijden, geestelijke achteruitgang en uiteindelijk ook de dood. Dementie roept vaak een beeld op van pijnlijke, ongemakkelijke, soms zelfs weerzinwekkende situaties, waardoor er een sfeer van opgelatenheid en taboe rondom de ziekte ontstaat. Binnen dit geschetste plaatje is er weinig ruimte voor het gebruik van humor binnen deze zorgsituaties en het verkrijgen van lichtheid in de zorgrelatie met de mens met dementie. Ook in de zorgethiek is er nog weinig aandacht voor wat humor kan betekenen voor relationele afstemming en goede zorg. Deze thesis verkent het begrip humor en komt uiteindelijk op een breder kader waarin humor wordt beschouwd als een manier waarop luchtigheid wordt gegeven in de relatie met de mens met dementie. Dit gebeurt niet alleen door het gebruik van humor, maar ook door het opheffen van spanningen en taboes, door alles wat er op de lachspieren werkt, maar ook door speelsheid en lichtheid. Via de close looking methode zijn er twee documentaires geanalyseerd waarin twee vrouwen met dementie worden gevolgd. De documentaires laten een duidelijk verschil zien in het gebruik van humor en wat het brengen van luchtigheid kan betekenen voor de zorgrelatie. Mariette heeft een zware toonzetting, waarin bijna geen lichtheid doorsijpelt. Alleen Mariette zelf en verzorgster Sophie zorgen voor enige luchtigheid. Mum and me daarentegen heeft een vrolijke uitstraling, waarin dochter Sue, kleindochter Holly en grootmoeder Ethel de grootste pret met elkaar hebben. Door deze vergelijking en het interpreteren en analyseren van verschillende scènes ontstaat er inzicht op wat de meerwaarde van humor kan zijn binnen de zorgrelatie en bijbehorende zorghandelingen en daarmee veel kan betekenen voor het geven van goede zorg. Trefwoorden: humor, luchtigheid, dementie, lichtheid, zorgrelatie, close looking, documentaires Mum and me en Mariette PB - [s.l.] : s.n. TI - De (on)dragelijke lichtheid van dementie; Wat humor kan betekenen in de zorgrelatie met de mens met dementie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/393/mastersthesis%20Katja%20van%20der%20Linden%20De%20ondragelijke%20lichtheid%20van%20dementie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Arisse, Eline PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/397 AB - Ouderen die in een verpleeghuis wonen zijn afhankelijk van de zorg van anderen. Deze zorg is een kwetsbare aangelegenheid, welke zich uit in thema’s als persoonlijke aandacht, angst en troost in de ervaringen van ouderen. Deze thema’s zijn vaak moeilijk te meten als het gaat om het meten van kwaliteit van zorg in verpleeg- en verzorgingstehuizen. Het thema kwaliteit van leven werd vaak in combinatie met kwaliteit van zorg door een van de geestelijk verzorgers en is daarom meegenomen in de dataverzameling. Geestelijk verzorgers kunnen door middel van hun narratieve competentie een belangrijk rol spelen bij het verantwoorden van kwaliteit van zorg door middel van narratieve verantwoording. Ze kunnen de bewoners en hun (levens)verhalen verstaan; zorgmedewerkers helpen te reflecteren op hun zorgverlening; en hebben inzicht in organisatorische processen. Hierdoor kunnen ze een verbindende rol hebben binnen een organisatie door bijvoorbeeld de leden van de cliëntenraad te ondersteunen en hen te helpen hun advies te vertalen naar het taalveld van managers. De inspiratie voor dit afstudeeronderzoek is gebaseerd op het symposium ‘Kwaliteit, maar dan anders’ van Relief. De branche-organisatie ActiZ presenteerde een programma over een vernieuwd kwaliteitsbewustzijn, waar narratieve verantwoording een onderdeel van is. Er wordt verondersteld dat narratieve verantwoording een meetinstrument is waarmee persoonlijke levensthema’s van ouderen uitgebreider gemeten kunnen worden, dan in de CQ-index. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe kan narratieve verantwoording worden ingezet in zorgorganisaties ter bevordering van de kwaliteit van zorg en ter aanvulling op kwantitatieve methoden zoals de CQ-index? ‘Narratieve verantwoording is het verantwoorden van kwaliteit van zorg aan de hand van narratieve informatie, namelijk verhalen en beelden, om zodoende meer recht te doen aan het relationele en complexe karakter van de zorg’ (Jerak-Zuiderent, 2012). De CQ-index is een voor een groot deel, gestandaardiseerd tevredenheidsonderzoek wat eens in de twee jaar wordt uitgevoerd door middel van interviews met bewoners of hun familieleden. Bestuurders in ouderenzorgorganisaties kiezen er vaak voor om aanvullende metingen te verrichten op basis van de belangrijkste thema’s en resultaten van de CQ-index. Deze vraag is beantwoord door middel van literatuur- en praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek vond plaats binnen drie locaties van de Zonnehuisgroep Amstelland in Amstelveen. Op basis van de resultaten van de CQ-index binnen drie locaties zijn zeven semigestructureerde interviews afgenomen met vier geestelijk verzorgers en drie coördinerend EVV-ers, zowel werkzaam op de afdeling somatiek als psychogeriatrie. Ook zijn er gesprekken gevoerd met verschillende managers en de kwaliteitsmedewerker. Bewoners, verzorgenden, geestelijk verzorgers en managers blijken ieder een ander taalveld te hebben met bijbehorende specifieke waarden. Daardoor wordt ook hun visie op kwaliteit gekleurd. Idealiter zou het beleid met betrekking tot kwaliteit van zorg in nauw verband staan met kwaliteit van leven. PB - [s.l.] : s.n. TI - De keizer, zijn ministers en de herauten. Narratieve verantwoording in de intramurale ouderenzorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/397/De%20keizer%20Arisse.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Verlaan, Lori PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/404 AB - In deze scriptie staat de vraag naar goed (ethisch) leiderschap in de organisatiecontext centraal. Hoewel leiderschap over het algemeen wordt beschouwd als een hiërarchische positie van een individu aan de top van de organisatie, wordt er gesteld dat deze ‘traditionele’ benadering in onze tijd niet langer voldoet. We bevinden ons in een overgang naar een mondiale netwerksamenleving, waarin de macht - met de toenemende toegankelijkheid van kennis - niet langer vanzelfsprekend verticaal gestructureerd is, maar zich steeds meer beweegt tussen verschillende knooppunten in onderling verbonden netwerken. Daarnaast zorgt een grotere verbondenheid ook voor een groeiende afhankelijkheid, waarbij de effecten van het handelen van mensen direct van invloed zijn op het netwerk als geheel. Deze ontwikkelingen vragen om een meer relationele benadering van leiderschap. Om uitdrukking te geven aan een relationele visie op goed leiderschap wordt in deze scriptie onderzocht op welke manier normatieve professionalisering van betekenis kan zijn voor de ontwikkeling van goed leiderschap in deze tijd. Normatieve professionalisering is een concept dat zich richt op goed handelen, waarin de betrokkenheid op de omgeving en de relaties met anderen op de voorgrond treedt. Het kan gezien worden als een precisering van relationeel leiderschap omdat het uitdrukking geeft aan de ethische en normatieve grondslag van het handelen van leiders in relatie tot anderen. Enkele centrale elementen (voortkomend uit deze verkenning) zijn: kritische reflectie, dialoog, wederzijdse beïnvloeding, co-creatie, meerstemmigheid, ruimte voor verschil en gezamenlijk leren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Goed leiderschap in deze tijd. Een onderzoek naar de betekenis van 'normatieve professionalisering' voor leiderschap L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/404/Scriptie%20Lori%20Verlaan%20%20af.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koeling-Lem, Sandra PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/405 AB - Deze scriptie Zingeving en herstel is onderdeel van de master Geestelijke Begeleiding & de master Educatie van de Universiteit voor Humanistiek studiejaren 2011-2014. Ten eerste omvat de scriptie een literatuuronderzoek naar de begrippen zingeving en herstel vanuit de werkvelden geestelijke verzorging en ervaringsdeskundigheid binnen de geestelijke gezondheidszorg (hfdst. 2 t/m4). De begrippen zijn uiteengezet in termen van zorg- en mensvisie en vervolgens is gezocht naar overeenkomsten, verschillen en relaties tussen beide. Hiermee is de volgende vraag beantwoord: Wat zijn de overeenkomsten, verschillen en relaties tussen de zorg- en mensvisies gebaseerd op zingeving naast herstel, toegeschreven aan respectievelijk geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen in de geestelijke gezondheidszorg? Ten tweede omvat de scriptie het ontwerp van een educatieve werkvorm (hfdst. 5 t/m 6). Naast de eerste voorwaarde tot het plaatsvinden van een interdisciplinaire samenwerking, relaties tussen de zorg- en mensvisie, is in het tweede gedeelte een ontwerp gemaakt om aan de tweede voorwaarde te voldoen: de beoogde samenwerkingspartners moeten op de hoogte zijn van elkaars uitgangspunten en werkwijzen voordat een interdisciplinaire samenwerking kan plaatsvinden. De tweede hoofdvraag is beantwoord: Wat is een geschikte educatieve werkvorm die uitwisseling van deze zorg- en mensvisies met het oog op interdisciplinaire samenwerking mogelijk maakt? De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de zorg- en mensvisie van geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen overeenkomsten én verschillen vertonen, maar zeker met elkaar in relatie staan. Dit heeft met name betrekking op de tien herstelelementen en de negen ervaringsaspecten van herstel. Voor het educatief ontwerp is op basis van afwegingen en educatieve normen een zestiendelige samenkomst ontworpen met het volgende leerdoel: De aanwezigen zullen na de bijeenkomst de werkwijzen en uitgangspunten van de geestelijk verzorgers en ervaringsdeskundigen die aanwezig zijn, herkennen én met eigen woorden uitleggen, aan de hand van de leerstrategie samenwerkend leren waarbij gekozen wordt voor de werkvorm experts. Trefwoorden: herstel, zingeving, ervaringsdeskundige, herstelondersteuner, geestelijke verzorger/begeleider, psychiatrie, geestelijke gezondheidszorg, interdisciplinaire samenwerking. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeving en herstel. Een vergelijking tussen de zorg- en mensvisies van de geestelijk verzorger en ervaringsdeskundige met het oog op een interdisciplinaire samenwerking L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/405/AAA%20Afstudeeronderzoek%20Sandra%20Lem%202014%20DEFINITIEF%20augustus%2015.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Top, Anna PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/406 AB - De professionalisering van uitvoerende ambtenaren is een hot issue. Met name nu de overheid inzet op de participatiesamenleving, waarbinnen via decentralisaties veel taken rondom zorg en sociale zekerheid bij uitvoerende gemeente ambtenaren komen te liggen. Dit onderzoek hield zich bezig met de vraag ‘Wat kan de omgang met normativiteit bijdragen aan het professionaliseringsdebat rond uitvoerende ambtenaren?’ Uit de bestudeerde literatuur komt naar voren dat de omgang met normativiteit het mogelijk maakt om uitvoerende ambtenaren primair te zien als morele actoren. Het centraal stellen van moreel actorschap in het professionaliseringsdebat doet recht aan de complexiteit van de netwerksamenleving waarbinnen ambtenaren dienen te navigeren tussen tegenstrijdige verwachtingen, logica’s en waarden. Bij het tot stand brengen van interventies in een onoverzichtelijke, onbeheersbare en onsamenhangende samenleving, is in een veelheid aan waarden en handelingsopties de normatieve afweging de doorslaggevende factor, nu professioneel handelen per definitie moreel handelen is. Het discours van normatieve professionalisering verbindt de notie van moreel actorschap actief aan professionalisering. Dit discours is expliciet een aanvulling op de bestaande benaderingen in het debat en geen losstaand perspectief. De inzet van dit onderzoek is geweest om allereerst de huidige opvattingen rond de professionalisering van uitvoerende ambtenaren weer te geven, en deze vanuit kritische vragen in dialoog te brengen met aandacht voor omgang met normativiteit en in het bijzonder het discours van normatieve professionalisering. Het centraal stellen van normatieve afwegingen in het professionele handelen is een manier om een betere professional te worden en voegt daarmee iets nieuws toe aan het bestaande professionaliseringsdebat rond uitvoerende ambtenaren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Gezocht: de 'goede' ambtenaar. Een literatuurstudie naar wat de omgang met normativiteit kan bijdragen aan het professionaliseringsdebat rond uitvoerende ambtenaren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/406/DEFINITIEF.scriptie.AnnaTop.30juni2014a.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Louwe, Lynn PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/407 AB - Wat is de bruikbaarheid van een creatieve dataverzamelingsmethode in jongerenonderzoek? Om deze vraag te beantwoorden is in dit ontwerponderzoek een aangepaste versie van de creatieve methode van David Gauntlett gebruikt om het thema identiteit bij jongeren te onderzoeken. In de literatuur wordt namelijk gesuggereerd dat een dergelijke methode van betekenis kan zijn in jongerenonderzoek, vanwege de nog niet voltooide cognitieve ontwikkeling van deze groep. De creatieve methode biedt een alternatief aan voor het gebruik van woorden (zoals in een interview) en worden de uitdrukkingsmogelijkheden van de jongeren vergroot. De respondenten voeren een creatieve opdracht uit en doen mee aan een interview. Aansluitend volgt een evaluatie waarin de beide methoden door de respondenten worden vergeleken. Uit het onderzoek blijkt dat er voor- en nadelen zijn te noemen bij zowel de creatieve opdracht als het interview als methode van dataverzameling. De creatieve methode wordt over het algemeen als minder verdiepend ervaren dan het interview, maar creëert wel een hoge mate van betrokkenheid. Omdat de creatieve opdracht de respondenten aan het nadenken zette en de inhoudelijke resultaten in wisselende mate verschilde van de resultaten uit het interview, richt de conclusie zich op de wederzijds versterkende werking van de twee methoden van dataverzameling. PB - [s.l.] : s.n. TI - Converseren & Creëren. Experimenteel onderzoek naar de bruikbaarheid van David Gauntletts creatieve methode in jongerenonderzoek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/407/Scriptie%20def%20%282%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dijk, Astrid van PY - 2014 UR - https://hdl.handle.net/11439/408 AB - Geestelijk begeleiding in de spirituele benadering is gericht op het individuele zelfonderzoek naar zelfwording en zinvinding en is binnen de UvH gesitueerd binnen de pijler Zingeving. In dit theoretisch filosofisch onderzoek is de betekenis van dit individuele zelfonderzoek binnen geestelijk begeleiding voor het humaniseren van organisatie en samenleving aan de hand van literatuuronderzoek verkend. Om zo de verbinding tussen Zingeving met de andere pijler Humanisering te (her)vinden en mogelijk bij te dragen aan bredere positionering van geestelijke begeleiding. Hiertoe is de vergelijking gezocht met het U- model van (collectief) zelfonderzoek in Theorie U uit de 'change en learning' stroming, gericht op collectieve bewustwording en verandering, ten bate van de gemeenschap. Dit model richt zich op het domein Humanisering en lijkt in eerste aanleg enige overeenkomst te vertonen met de spirituele benadering van zelfonderzoek. Beide vormen van zelfonderzoek hanteren het transpersoonlijke uitgangspunt, waarbij op de weg naar individuele zelfwording en zinvinding respectievelijk collectieve bewustwording en verandering, bij de diepteontsluiting sprake is van 'decentratie van het ik/(collectieve)zelf'. Hierdoor kan het zelf in ontmoeting met het (individu) overstijgende gemeenschappelijk menselijk reservoir c.q. het grote geheel, integrale, diepere zelfkennis verwerven. Binnen geestelijke begeleiding betreft dit dieptekennis, die zowel het wezen van de mens als de gemeenschappelijke menselijkheid ('tat twam asi’) betreft. Dit kan de enkeling in zijn proces van worden, helpen bij alle existentiële vragen en knelpunten, zich in een herhalende en verdiepende beweging tot het eigen bestaan te verhouden en zinsamenhang te vinden. Aldus gaan zelfwording en zinvinding hand in hand. Binnen Theorie U betreft de overstijgend diepere zelfkennis de bron van primair weten waaruit ons handelen ontspringt en waarin de toekomst zich aftekent. Door het verwezenlijken van deze manifeste toekomst zou men tot verandering van collectief handelen en verbetering van de wereld kunnen komen. Het werk van de filosofen Kierkegaard en Buber, biedt criteria voor de vergelijking tussen beide vormen van zelfonderzoek . Ten aanzien van het gemeenschappelijk uitgangspunt van 'decentratie van het ik/(collectieve) zelf', geven beide filosofen een essentiële visie op de intrapersoonlijke, tussenpersoonlijke en transpersoonlijke samenhang, die zich in het zelfonderzoek ontvouwt. Kierkegaard en Buber beschouwen de enkeling expliciet als voorwaarde voor gemeenschap. Tegelijk menen zij dat de verantwoordelijkheid van het individu om enkeling te worden het recht doen aan de gehele planetaire werkelijkheid bestrijkt. Hiermee slaan zij als het ware een brug tussen Zingeving en Humanisering. De betekenis van het op Zingeving gerichte individuele zelfonderzoek binnen geestelijke begeleiding in de spirituele benadering voor Humanisering, is dan ook zowel wat betreft het gedachtegoed als wat betreft de op de zijnsmethodiek gebaseerde functionaliteit van de geestelijk begeleider gelegen in de waarde van haar focus op zowel (de weg van) de enkeling als op de samenhang tussen enkeling en gemeenschap(pelijk reservoir) en daarmee op de verhouding en wisselwerking tussen de pijlers Zingeving en Humanisering met de bijbehorende verantwoordelijkheidsnoties. Op grond hiervan zou zij een bredere en verbindende rol in het maatschappelijk domein van organisatie en samenleving kunnen en moeten spelen! PB - [s.l.] : s.n. TI - Als enkeling op de weg van gemeenschap. Betekenis van zelfonderzoek in geestelijke begeleiding voor humanisering L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/408/EINDVERSIE%20edited%20scriptie%20AVD%205%20dec%202014.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Ooijen, Eva van PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/89 AB - De scriptie onderzoekt in hoeverre Spinoza’s beeld van de natuur een bijdrage kan leveren aan de theorie en praktijk van het humanistisch raadsgesprek, met name aan de begrippen aanvaarden en vrijheid daarin. De humanistisch geestelijk verzorger helpt mensen met gebeurtenissen of situaties waar vaak een onvermijdelijk element inzit, zoals dood, ziekte, verlies, onvermogen of geweld. We noemen iets onvermijdelijk als de cliënt er zelf geen invloed op kan hebben. De vraag is dan in hoeverre de cliënt kan omgaan met deze situaties en er verantwoordelijkheid voor kan nemen, als hij geen enkele invloed heeft op deze situatie. Een deel van het antwoord ligt erin besloten hoe de cliënt de gebeurtenis beziet, aanvaardt of kent. Spinoza beschrijft in de Ethica de samenhang tussen menselijke vrijheid, een gedetermineerde natuur en kennen. Volgens Spinoza kan de mens vrijheid verwerven door het leren kennen van de natuur en haar wetmatigheden. De scriptie onderzoekt Spinoza’s beeld van de natuur aan de hand van de Ethica en aan de hand van het werk van Gilles Deleuze en Theo Zweerman over Spinoza. In de scriptie wordt uiteindelijk onderzocht wat de consequenties zijn van de inpassing in het humanistisch raadswerk van centrale begrippen uit Spinoza’s beeld van de natuur voor de dilemma’s rond aanvaarden en vrijheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Spinoza's beeld van de natuur in het raadsgesprek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/89/EvaSpinoza21dec2012.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Terlingen, Jos PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/91 AB - Sinds 2006 hebben scholen in Nederland de wettelijke verplichting actief bij te dragen aan de burgerschapsvorming van leerlingen. Het betreft hier een inspanningsverplichting, wat maakt dat scholen veel vrijheid hebben om zelf vorm en inhoud aan deze burgerschapsopdracht te geven. De Onderwijsraad constateert in haar onlangs verschenen adviesrapport Verder met burgerschap in het onderwijs (Augustus 2012) dat het met de ontwikkeling en implementatie van het beoogde burgerschapsonderwijs echter niet wil vlotten. Gezocht wordt dan ook naar mogelijkheden om de burgerschapsvorming van leerlingen in het onderwijs meer gestalte te geven. Met dit onderzoek sluit ik hier bij aan. Ik onderzoek de bijdrage die het muziekonderwijs in de onderbouw van het havo/vwo kan leveren aan de gestelde burgerschapsopdracht. Na bestudering van literatuur, beleidsnota’s en mijn eigen ervaringen met muziek en het muziekonderwijs, schets ik de contouren van een ‘ideaal muziekonderwijs’. Vervolgens laat ik mijn denkbeelden resoneren met ervaringen en inzichten uit de onderwijspraktijk. Dit geschiedt aan de hand van een zevental interviews met muziekdocenten. De correcties, aanvullingen en verdieping van mijn denkbeelden vormen de opmaat naar mijn conclusies. Deze bevestigen - en nuanceren - mijn vermoeden dat het muziekonderwijs ten aanzien van burgerschapsvorming enkele wenkende perspectieven biedt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Muzikaal Burgerschap L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/91/Scriptie%20Jos%20Terlingen%20-%20Muzikaal%20Burgerschap.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gemmeke, Maud PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/93 AB - Demoralisatie is een gemoedstoestand die ontstaat in reactie op verliezen die het gevolg zijn van het niet kunnen copen met een ernstige onvermijdelijke stresssituatie. De gemoedstoestand uit zich als hopeloosheid en met gevoelens als machteloosheid, betekenisloosheid, angst en wanhoop (Frank, 1974). Demoralisatie komt veel voor onder schizofreniepatiënten (Eneman & Vanhee, 2011). Dit afstudeeronderzoek komt voort uit de veronderstelling dat demoralisatie gerelateerd is aan zingevingsproblematiek. Tot nog toe is er enkel vanuit een psychotherapeutische oriëntatie onderzoek gedaan naar demoralisatie. In de wetenschap is men er nog niet over uit of demoralisatie tot een klinische categorie behoort (Kissane, 2004), of dat het een normaal menselijke reactie op ernstige onvermijdelijke stresssituaties is (Slavney, 1999). De argumenten om demoralisatie al dan niet als een vorm van psychopathologie te beschouwen blijken niet gebaseerd op empirisch onderzoek. In dit afstudeeronderzoek volgt een bespreking van verschillende ideeën over demoralisatie; argumenten om demoralisatie al dan niet tot een klinische categorie te benoemen; en benaderingen van demoralisatie bij schizofreniepatiënten in de GGZ. De bevindingen worden bekeken vanuit een model over zingeving (Mooren, 2011) en een perspectief op geestelijk functioneren (Mooren, 2008). Het onderzoek concludeert met het voorstel om demoralisatie als een zingevingscategorie (met negatieve uitkomst van zingevingsprocessen) te beschouwen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingevingsproblematiek of psychiatrische aandoening? Demoralisatie bij schizofreniepatiënten L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/93/SCRIPTIEdefinitiefPDFuvh.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Roozendaal, Rebekka PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/88 AB - In dit onderzoek kijk ik welke toegevoegde waarde het gebruik van fictieve verhalen kan hebben in humanistisch geestelijke begeleiding. Aan de hand van auteurs uit de narratieve psychotherapie en bibliotherapie, zoals Olthof & Vermetten, McAdams, McLeod, Hermans en Randall & McKing, onderzoek ik of, en zo ja hoe, een cliënt die geen nieuwe woorden meer kan vinden om zijn situatie tot uitdrukking te brengen met behulp van een fictief verhaal weer een levensverhaal kan construeren. Hiervoor onderzoek ik eerst wat er gebeurd wanneer de cliënt geen nieuwe woorden meer kan vinden om zijn situatie uit te drukken. Vervolgens kijk ik hoe een fictief verhaal kan worden ingezet om de cliënt te helpen zich (weer) bewust te worden van een ervaring, de ervaring onder woorden te brengen en weer samenhang aan te brengen in het levensverhaal. Daarna onderzoek ik hoe een fictief verhaal de cliënt kan uitnodigen om weer vanuit verschillende perspectieven, dynamisch zijn levensverhaal te construeren, waarmee hij (weer) toegang krijgt tot een scala van mogelijke betekenisgevingen. Tenslotte kijk ik of fictieve verhalen ook in humanistisch geestelijke begeleiding kunnen worden gebruikt om het vermogen van de cliënt te activeren tot zingeving, oriëntatie en zelfbestemming. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een verhaal vertelt. Fictieve verhalen in geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/88/scriptie%20Rebekka%20Roozendaal.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Karsten, Tobias PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/90 AB - Deze scriptie is een weergave van een inventariserend onderzoek naar de handelingsmogelijkheden van de geestelijk begeleider in het contact met afatici. Afasie betekent letterlijk niet (a) spreken (phasis). Het is een stoornis in het uiten of begrijpen van gesproken en geschreven taal als gevolg van een beschadiging van het centraal zenuwstelsel. De afasie betekent een confrontatie met de kwetsbaarheid van het bestaan, waardoor zingevingsvragen opkomen. Door de aantasting van het taalvermogen is men vaak niet in staat om hierover te spreken. Daar komt bij dat de afaticus doorgaans in een isolement raakt en depressiviteit ervaart als gevolg van de moeizame communicatie met de omgeving. Ook het begeleidingscontact wordt bemoeilijkt door het wegvallen van de woordtaal. De aantasting van het taalvermogen betekent voor de geestelijk begeleider een grote uitdaging. Hoe kan geestelijk begeleidingscontact plaatsvinden als de woordtaal wegvalt? Het onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek en een empirisch deel. In de literatuur is gezocht naar ruimte voor communicatie zonder woordtaal. Ook is gekeken of zingeving noodzakelijk van taal afhankelijk is. Het empirisch deel bestaat uit een inventarisatie van hoe geestelijk begeleiders in de praktijk vorm geven aan het contact met afatici. Negen geestelijk begeleiders, twee kunstzinnig therapeuten en één muziektherapeut, hebben verteld over hun ervaringen. Het onderzoek toont aan dat het wegvallen van de woordtaal niet noodzakelijkerwijze het einde van de communicatie betekent. Aan de hand van de aspecten ‘communicatie’ - waarvoor informatieoverdracht kenmerkend is - en ’contact’ - het relationele niveau en de rol van de beleving- is een indeling gemaakt van de mogelijkheden. Daarnaast blijkt dat zingeving eveneens niet noodzakelijk afhankelijk is van woordtaal. Handelen, ervaringen en gemeenschap vormen belangrijke bronnen van zin. Het accent verschuift aldus van zin ‘geving’ door middel van het gesprek, naar zin ‘ervaring’ waarbij meer accent ligt op de contactdimensie. Op het snijvlak van communicatie en contact, zingeving en zinervaring, dienen zich mogelijkheden tot geestelijke begeleiding aan. Hiermee komt de ‘sprekende’ werking van symbolische- en bestaansbevestigende communicatie naar voren. Maar ook de mogelijkheid tot de inzet van rituelen. Zodoende vormt dit onderzoek een aanzet tot verdere inlijving van werk- en communicatie vormen die onafhankelijk van de woordtaal kunnen worden ingezet binnen het geestelijk begeleidingscontact aan afatici. PB - [s.l.] : s.n. TI - Anders dan met woorden. Een inventarisatie van de mogelijkheden voor geestelijk begeleidingscontact met afasiepatienten L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/90/Anders%20dan%20met%20Woorden.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Simons, Martijn PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/94 AB - Kennis wordt in organisaties beschouwd als een steeds belangrijkere product(iefactor). Een goede ontwikkeling van kennis in organisaties draagt bij aan een vergroting van winst of versteviging van de concurrentiepositie. Kenniscreatie wordt door kennismanagement in goede banen geleid door kennis op een goede manier te ordenen, bewaren en ontwikkelen. Vaak wordt echter vergeten dat het bij kenniscreatie ook om een alledaagse, menselijke denkarbeid gaat. Vanuit een filosofisch perspectief wordt de ‘intuïtie als intellectuele sympathie’ van Henri Bergson (1859 – 1941) leiden tot een herwaardering van een levende alledaagse kenniscreatie in organisaties. In twee delen wordt de bijdrage van een Bergsoniaans perspectief aan het denken over kenniscreatie in organisaties uiteen gezet. In het eerste deel wordt een filosofisch-theoretische uiteenzetting gegeven van de hoofdwerken van Henri Bergson. De focus ligt in eerste instantie op het idee van ‘de duur’ als werkelijke tijd. In tweede instantie wordt ingegaan op de ontwikkelingen van het Bergsoniaanse denken met betrekking tot intellectuele sympathie als kennisbron. De doorwerking van deze ontwikkelingen leidt uiteindelijk tot het idee van een kritiek van het intellect. In het tweede deel vindt een toepassing plaats van dit gedachtegoed van Bergson op kennis(creatie) in organisaties. Allereerst door twee leidende perspectieven, Nonaka & Takeuchi (1997) en Weggeman (1997), op kennismanagement uiteen te zetten. Daarna volgt een kritische beschouwing van ‘organisatie’ en ‘kenniscreatie in organisaties’ vanuit een Bergsoniaans perspectief. Dit leidt tot een procesmatige, vitale beschouwing van organisatie en kenniscreatie in organisaties. Het belang van intellectuele sympathie voor kenniscreatie in organisaties toont zich ten slotte in co-creatieve, relationele praktijken die zich kritisch verhouden tot de organisatieorde. Kennis in organisaties is zodoende altijd in statu nascendi. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kennismanagement, tegen beter weten in? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/94/Martijn%20Simons%20Afstudeeronderzoek.docx?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Laus, Claire PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/95 AB - Een gevangenisstraf haalt een mens uit de maatschappij. Hij wordt ver weggestopt, weg van iedereen. Wanneer een gedetineerde in de gevangenis terechtkomt, wordt hij onderdeel van de machine die justitie heet, waardoor hij van een actief burger naar een passief burger transformeert. Deze machine (justitie dus) haalt alle verantwoordelijkheid bij de gedetineerde weg. Hij heeft zijn leven niet in eigen hand en is een radertje in de machine. Het is vernederend, anoniem en er is weinig ruimte voor zingeving. Om die reden is humanisering in een penitentiaire inrichting opportuun. In deze scriptie onderzoek ik wat herstelgerichte detentie bij kan dragen aan humanisering van het detentieklimaat in Nederland anno 2013. De definitie die ik van humanisering in dit onderzoek hanteer, is de volgende: Humanisering is een proces dat gericht is op ontplooiing, groei en ontwikkeling (van de handelingsbekwaamheid) van gedetineerden, organisatie, slachtoffers en samenleving. Daartoe wordt een beroep gedaan op de menselijke vermogens van alle partijen. Door middel van zelfreflectie, menselijkheid, het teruggeven van verantwoordelijkheid, rechtdoen aan de waardigheid, kwetsbaarheid en autonomie van het individu, kunnen de menselijke mogelijkheden geoptimaliseerd worden en kan een mens zin en betekenis geven aan zijn bestaan. Met deze definitie in het achterhoofd kijk ik naar het herstelgerichte detentiemodel. Het algemene uitgangspunt van herstelgerichte detentie is het streven naar een herstelgerichte gevangeniscultuur die zich richt op het herstellen van de verstoorde relatie tussen dader, slachtoffer en samenleving. Er wordt gedetineerden de mogelijkheid geboden iets te doen met de aangerichte schade ten opzichte van slachtoffer(s) en samenleving, maar het kan ook zo zijn dat de gedetineerde juist gebaat is bij inzichten in zijn eigen gedrag en handelen. Middels verschillende herstelgerichte activiteiten krijgen daders, slachtoffers en indirect ook de samenleving de ruimte om het delict en de aangerichte schade te doordenken en te verwerken. Dit is vooral een moreel en emotioneel leerproces. Herstelgerichte detentie richt zich, zoals de het begrip al impliceert, op herstel. Dit vindt plaats op verschillende niveaus en is afhankelijk van het delict. Herstel als resultaat is niet eenvoudig meetbaar. De inhoudelijke betekenis van herstel is binnen de herstelgerichte detentie dan ook geen eenduidig gegeven. In deze scriptie komen de betekenis, effecten en mogelijkheden die de herstelgerichte activiteiten hebben op daders, slachtoffers en samenleving aan bod. Tevens worden er ook kritieken en bestaande discussiepunten op herstelgerichte detentie weergegeven. Gedetineerden kunnen zichtbaar veranderen in een herstelgericht proces. Ze gaan beter voor zichzelf zorgen en het impulsieve karakter maakt plaats voor overweging. Door op zichzelf, hun delict en hun eigen gedrag te reflecteren, denkt de gedetineerde na over de effecten hiervan. Door het teruggeven van eigen verantwoordelijkheid draagt herstelgerichte detentie bij aan humanisering. Herstelgerichte activiteiten kunnen tevens een bevrijdende werking op slachtoffers hebben. Zij krijgen de kans hun emoties te uiten en vragen te stellen. Een dader-slachtofferbemiddeling doet recht aan de waardigheid van het slachtoffer. Op basis van een menswaardige ontmoeting krijgt het slachtoffer de kans zijn leven weer op te pakken en op een nieuwe manier zin en betekenis te geven aan zijn leven. Tevens kunnen herstelgerichte activiteiten bijdragen aan een hernieuwd gevoel van veiligheid in de samenleving. Door muren te slechten tussen gedetineerden en burgers uit de maatschappij, is er meer ruimte voor rust en harmonie en kunnen gedetineerden daadwerkelijk een tweede kans in de maatschappij krijgen. Herstelgerichte activiteiten zijn progressief en gericht op ontplooiing, groei en ontwikkeling van gedetineerden, slachtoffers en samenleving. Het teruggeven van verantwoordelijkheid, hetgeen aan de orde komt binnen een herstelgericht proces, maakt dat een mens weer zin en betekenis kan geven aan zijn bestaan. Het emotionele (zelf)herstel, dat voort kan komen middels een herstelgerichte activiteit, duidt op groei en ontwikkeling van het individu en doet derhalve recht aan het proces van humanisering dat hier ook op gericht is. Zodoende draagt herstelgerichte detentie veel bij aan de humanisering van het detentieklimaat. PB - [s.l.] : s.n. TI - Homo ex machina L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/95/Afstudeeronderzoek%20Claire%20Laus.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Meulen, Heleen van der PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/96 AB - Deze masterscriptie is een onderzoek naar de relevantie van Wassily Kandinsky’s boek Über das Geistige in der Kunst (1911) voor hedendaagse organisaties. Het onderzoek verbindt kunst en denken van deze schilder en auteur aan de onderwerpen ‘hedendaagse spiritualiteit’ en ‘spiritualiteit in organisaties’. Kandinsky wordt beschouwd als grondlegger van de abstracte schilderkunst. Zijn uitganspunt is dat het leven dimensies heeft die niet met de ratio begrepen kunnen worden. Een belangrijk doel van Kandinsky’s publicatie en zijn kunst was voor hem bij mensen het vermogen te wekken die dimensies van de werkelijkheid te ervaren. Deze scriptie betoogt dat de abstracte schilderkunst van Kandinsky, in lijn met zijn denken over kunst, verbeeldt hoe diepe autonomie en werkelijke vrijheid niet alleen ondanks, maar vooral dankzij het ontbreken van herkenbare vormen en duidelijke kaders, kunnen worden ontwikkeld. Daarbij speelt de – door hem zo genoemde – ‘gevoelservaring’ een cruciale rol. Dit inzicht is van waarde voor hedendaagse organisaties. De auteur illustreert mede aan de hand van eigen gevoelservaringen hoe in het dagelijkse organisatieleven praktisch kan worden omgegaan met Kandinsky’s denken. Daarbij wordt verhelderd dat door de ‘gevoelservaring’ te erkennen en die ook toe te laten op het werk, organisatorische en maatschappelijke vraagstukken beter kunnen worden beantwoord dan wanneer louter een rationele benadering wordt gekozen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kandinsky. De relevantie van Wassily Kandinsky's 'Über dat Geistige in der Kunst' voor organisaties L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/96/Masterscriptie%20Heleen%20van%20der%20Meulen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Nollet, Fleur PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/103 AB - Burgerschapsvorming betreft sinds 2006 een inspanningsverplichting voor het onderwijs. De ontwikkeling en implementatie blijkt echter een complexe opgave voor scholen. (Onderwijsraad, 2012) Het Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling (SLO) heeft in het kader hiervan een groot curriculumonderzoek gestart: het project ‘Oefenplaats voor Burgerschap: debatteren in het vmbo’, wat een uitwerking betrof van het eerder door SLO ontwikkeld kernleerplan burgerschap (zie: Bron, Veugelers en van Vliet). Het resultaat was een handboek bestaande uit een theoretische deel, een doorlopende leerlijn en exemplarisch lesmateriaal. De bruikbaarheid van dit handboek is in deze thesis getoetst door de vergelijking van drie gevalsstudies. Door een mixed methods benadering, waarin de onderzoeksmethodes participerende observatie, diepte interviews, documentenanalyse en een ontwikkeld meetinstrument elkaar aanvullen, is niet alleen zicht gekomen op de bruikbaarheid van het handboek, gedefinieerd als ruimte voor actieve bewerking door de docent, geschiktheid voor de vmbo leerlingen en bevordering van burgerschapsvorming, maar wordt ook het belang van burgerschap helder en eindigt het in een pleidooi voor de geschiktheid van debat, in tegenstelling tot dialoog, als aanpak voor de ontwikkeling van burgerschap en in de strijd tegen de verregaande onverschilligheid in en naar de samenleving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Strijden door debat. Empirische studie naar de bruikbaarheid van het debat in het kader van burgerschapsvorming L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/103/Masterthesis%20Strijden%20met%20debat%20Nollet%20UvH%202013%20min%20appendix%20A.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schotveld, Emma PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/104 AB - We leven in een tijd van secularisering waarin religie een steeds minder grote en centrale rol speelt in onze samenleving en veel mensen niet meer aangesloten zijn bij een religieuze of levensbeschouwelijke stroming. Toch blijven mensen zich bezig houden met zin- en betekenisgeving, op een meer persoonlijke en belevingsgerichte manier. Met name op crisismomenten in het bestaan, zoals de confrontatie met ziekte en sterven, kan het betekenissysteem onder druk komen te staan en kan men behoefte ervaren aan professionele ondersteuning bij het zingevingsproces. Een patiëntgerichte benadering is het gemeenschappelijke kenmerk van verschillende visies op stervensbegeleiding. Deze open benadering sluit aan bij de wijze van zingeving in een seculiere tijd. Voor humanistisch geestelijk begeleiders volgt deze benadering uit de waarden die ten grondslag liggen aan hun werk. Rituelen hebben verschillende functies en worden niet alleen ingezet om overgangen in de levensloop te markeren maar ook voor individuele geestelijke begeleiding. Ook in een seculiere tijd zijn rituelen van belang. In de praktijk zetten (humanistisch) geestelijk begeleiders op verschillende manieren rituelen in bij stervensbegeleiding. Deze seculiere rituelen komen niet voort uit een traditie maar ontstaan in het begeleidingscontact. Ze zijn meestal eenmalig en specifiek afgestemd op de betreffende patiënt en diens situatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Aansluiten bij de mens. Geestelijke begeleiding en stervensbegeleiding in een seculiere tijd; de rol van rituelen daarin L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/104/scriptie_EmmaSchotveld.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schaink, Roline PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/105 AB - In this thesis, I evaluate the Human Development Index (HDI) as to contribute to recent political and social debates on development cooperation. The focus lies on the way development is usually approached. The HDI is a renown instrument to assess countries’ performance in terms of development. However, the flipside of high development is that it sometimes has inversely proportional effects on less developed countries. This is not reflected in the HDI, as the HDI only indicates countries’ level of income, longevity and knowledge The evaluation of the HDI is based on a comparison between Amartya Sen’s capability approach (the conceptual framework of the HDI) and Denis Goulet’s theory of authentic development. Sen on the one hand stresses the need to expand peoples capabilities to choose a life they have reason to value. Goulet, on the other hand, argues that development should lead to life-sustenance, esteem and freedom for every man and of the whole humanity. Both theories are explored according to the reflected views on development, the goals of development and the values on which the theories are based. This exploration is followed by a comparison of the two theories in order to evaluate the HDI. Eventually I will argue in line with Goulet’s ideas that the HDI should also include indicators of sustainability, solidarity and austerity, in order to assess countries’ levels of authentic development. PB - [s.l.] : s.n. TI - Development of humanity. A critical perspective on the Human Development Index by reconsidering Sen and Goulet L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/105/Development%20of%20humanity%20-%20Roline%20Schaink%20-%20Master%20thesis%20Humanistic%20Studies.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Mijland, Bart PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/106 AB - In this thesis the applicability of Bruno Latour’s political ecology (or: compositionism) is examined by connecting the theory to the practice of the United Nations Conference on Sustainable Development (UNCSD). Both in goal and in design, this theory and practice share similarities but also differences. The main part of this thesis consists of a recomposition of the relevant writings and lectures of Latour, in order to make his complex oeuvre accessible to a broader audience. After a first introduction, this thesis goes deeper into Latour’s evaluation of modernity and the false divide between science and politics. Subsequently, his plea for ecologizing instead of modernizing is discussed as well as his composition theory. Next, the difficulties and possibilities of applying Latour’s theory in practice are briefly explored to finally come to an answer to the question: under which circumstances can we compose the future we want? PB - [s.l.] : s.n. TI - Bruno Latour's political ecology. Composing the future we want? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/106/Master%20Thesis%20Mijland%20FINAL%20Version%20LQ.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bosch, Linda van den PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/108 AB - In dit onderzoek heb ik aan de hand van literatuuronderzoek, praktijkervaringen en reflectie geëxploreerd wat het begrip professionele moed inhoudt voor de beroepsuitoefening van de geestelijk begeleider. Hoewel Van Praag en Hoogeveen moed eerder hebben benoemd als onderdeel van de basishouding van een (humanistisch) geestelijk begeleider, is moed geen concept geworden binnen de beroepssoort. In 2011 heeft Van den Ende professionele moed in de geestelijke begeleiding geduid als het onder ogen durven zien en de dialoog erover durven aangaan dat je in je werk op plekken der moeite stuit. In dit onderzoek wordt deze duiding van professionele moed uitgebreid door te wijzen op het unieke proces dat de geestelijk begeleider elke weer op authentieke, ongewisse en waarachtige wijze van binnenuit met de cliënt heeft af te leggen en de bijzondere rol die zij heeft om in de organisatie op te komen voor het existentieel welzijn. Moed blijkt hiermee een integraal onderdeel van beroepsidentiteit te vormen. Om de volle potentie van het vak waar te kunnen maken heeft de geestelijk begeleider moed nodig om zichzelf als opgave te begrijpen en zich door angst en schijn heen te wagen aan het leven zoals zich dat voordoet. Gaandeweg zullen vanuit deze weg tot zelfwording moed en overgave als kwaliteiten verworven worden. Hiermee kan de geestelijk begeleider de ander in de ontmoeting van dienst zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zich wagen aan het leven. Professionele moed in de geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/108/Scriptie_LvdB.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zafar, Samira PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/123 AB - De komst van het internet heeft het leven van alledag ingrijpend veranderd. Dankzij informatietechnologie zijn nieuwe vormen van werken, netwerken en organiseren mogelijk. De belofte van vooruitgang zorgt ervoor dat nagenoeg iedereen in Nederland nu ‘online’ is, van personen tot scholen, zorginstellingen en overheden toe. Sluipenderwijs is internet daarmee ook een dominante rol gaan spelen in de moderne maatschappij. Een ondubbelzinnige duiding ontbreekt echter. Het discours omtrent de invloed van internet op relaties en persoonlijke ontwikkeling kent een duidelijke demarcatie tussen voor- en tegenstanders. Dit debat is terug te brengen tot een voortwoekerende discussie over de verheffende of de destructieve werking van het internet, en kent zijn filosofische vaandeldragers in het panopticum van Michel Foucault en het rizoom zoals ontworpen door Gilles Deleuze en Felix Guattari. Deze scriptie poogt de lacunes in de analyses van beide kampen te onderzoeken, ten einde een filosofische lans te vinden waarmee het doorbreken van het debat mogelijk wordt. Aan de hand van het conceptuele apparaat van de avatar en X-realiteit, zoals geconstrueerd door Beth Coleman, zal er een nieuwe conceptuele ruimte geboden worden waardoor de discussie over ‘goed en kwaad’ omgebogen kan worden naar een meer vruchtbaar dialoog. PB - [s.l.] : s.n. TI - Knooppunten en ontknopingen. Een andere oriëntatie op internet. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/123/Scriptie_SamiraZafar_definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoenmaker, Lizette PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/126 AB - De hoofdvraag van deze scriptie luidt: ‘Op welke manier is de ervaring van existentiële eenzaamheid te onderscheiden in de verhalen van jongvolwassenen?’ De doelstellingen van deze scriptie zijn een verkenning te maken van de manier waarop jongvolwassenen existentiële eenzaamheid ervaren en een levendige illustratie te geven van de manier waarop dit zichtbaar wordt in hun verhaal. De ervaringen van jongvolwassenen zijn onderzocht door diepte-interviews af te nemen. Aan de hand van deze verhalen is in kaart gerapporteerd hoe jongvolwassenen eenzaamheid ervaren en welke betekenis zijn daar zelf aan geven. Dit heeft geresulteerd in een aantal levendige beschrijvingen. Aan de hand van een hermeneutische methode is vervolgens een analyse gemaakt van de manier waarop zij de existentiële diepte van eenzaamheid ervaren en hoe de rol van de onderzoeker bepalend is geweest in de dataverzameling. De conclusie van dit onderzoek luidt dat de manieren waarop jongvolwassenen existentiële eenzaamheid ervaren uiteenlopend zijn. Allereerst ervaren zij in de heftigheid van de gevoelens dat hun eenzaamheid niet door anderen kan worden opgelost of ontlopen kan worden. Ze beseffen dat het een signaal is uit hun innerlijk en dat ze daarnaar moeten luisteren. De onmacht in het omgaan met en het duiden van dit signaal als existentiële eenzaamheid, versterkt de intensiteit van hun eenzaamheidsgevoelens. Wanneer een innerlijk proces wordt aangegaan en een levensbeschouwelijke duiding wordt gevonden, neemt de intensiteit van de eenzaamheid af. Wanneer ze meer inzicht in de existentiële diepte van eenzaamheid krijgen kan dit zowel leiden tot een breder besef van verbondenheid met anderen en als tot een waardering van de eigen vrijheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Wie ben ik in mijn eenzaamheid? Een studie naar existentiële eenzaamheid onder jongvolwassenen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/126/Scriptie_eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koolhaas, Edwin Michaël PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/127 AB - Zorg voor zorg is een kwalitatief onderzoek naar humanistisch geestelijk verzorgers en hun humaniserende praktijkervaringen gericht op de organisatorische context van zorginstellingen voor ouderen (verpleeg- en verzorgingshuizen). Dit onderzoek analyseert verschillende werkzaamheden waarmee geestelijk verzorgers invulling kunnen geven aan humanisering. Deze onderzochte werkzaamheden komen onderling overeen, en kenmerken zich door de gerichtheid op de bevordering van contact en dialoog ten einde van zingeving. Deze werkzaamheden zijn gericht op: bewoners onderling, bewoners en verzorgenden, bewoners en overige medewerkers, bewoners en beleid, waarden en cultuur, verzorgenden onderling en medewerkers onderling. Deze werkzaamheden kunnen zich afspelen in de alledaagse praktijk of hebben een georganiseerd karakter zoals groepssamenkomsten. Met de gecreëerde ruimte voor dialoog en contact bestaat de mogelijkheid tot het uitwisselen van perspectieven, sturing en beïnvloeding van de omgeving en het ontwikkelen van waarden en normen. Dit onderzoek geeft inzicht op welke wijze deze werkzaamheden tot stand komen, op welke wijze de werkzaamheden uitgevoerd worden, en wat de mogelijke kanttekeningen zijn bij de uitvoering van de betreffende werkzaamheden. Hiermee wordt een aanzet gemaakt om het begrip humanisering meer vorm en inhoud te geven binnen de praktijk van geestelijk verzorgers in de ouderenzorg. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zorg voor zorg. Een kwalitatief onderzoek naar hoe humanisering in verpleeg- en verzorgingshuizen tot stand komt door humanistisch geestelijk verzorgers L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/127/MA%20Scriptie%20Edwin%20Koolhaas.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Esseling, Famke PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/128 AB - In deze masterscriptie staat de vraag naar de samenhang tussen zelfontwikkeling en een liefdesrelatie centraal. Aanleiding voor deze vraag vormt: de vanzelfsprekendheid van het relatiedenken in onze samenleving (Geurtz, 2009), de vooronderstelling dat zelfontwikkeling noodzaak is voordat je in een liefdesrelatie aangaat en het inzicht dat we om te groeien anderen nodig hebben. Aangezien de liefde zich niet laat leiden door het verstand is het de vraag hoe en of de liefde en zelfontwikkeling samengaan. Dit werk bestaat uit een kwalitatief onderzoek waarvoor een literatuuronderzoek verricht is. Het literatuuronderzoek onderzoekt de concepten zelfontwikkeling, de verhouding ik en de ander en de liefdesrelatie. Zelfontwikkeling komt daarin naar voren als een innerlijke weg en een weg in relatie met de ander. De theorie problematiseert de verhouding tussen het ik en de ander door te stellen dat er in de leefwereld van het zelf nauwelijks ruimte is voor het anders-zijn van de ander(en). De liefdesrelatie blijkt een grote uitdaging voor mensen omdat daarin onopgeloste problemen van het zelf zichtbaar worden, evenals de botsing tussen autonomie en verbondenheid. Het kwalitatief onderzoek onderzoekt op basis van een schrijfopdracht en interviews zelfontwikkeling en de liefdesrelatie bij jongvolwassenen. Uit de empirie blijkt dat de liefdesrelatie jongvolwassenen de kans biedt het zelf te tonen en zelfkennis op te doen. Veiligheid, openheid, erkenning, ruimte voor het anders-zijn van de ander, de ander als spiegel en tegenstem zijn voorwaardenscheppend. Het niet tonen van de eigen kwetsbaarheid en onder ogen zien van de innerlijke strijd belemmert zelfontwikkeling (in een liefdesrelatie). De liefdesrelatie is een graadmeter voor zelfontwikkeling met betrekking tot het vinden van een balans tussen autonomie en verbondenheid, tevens de uitdaging van de huidige tijd. Jezelf kunnen zijn, authenticiteit, is voorbehouden aan de liefdesrelatie. Dit roept de vraag op naar de mate en mogelijkheden van authenticiteit voor jongvolwassenen buiten de liefdesrelatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zelfontwikkeling en de liefde. Een verkennend onderzoek naar de samenhang tussen zelfontwikkeling en een liefdesrelatie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/128/Masterthesis%20Zelfontwikkeling%20en%20de%20Liefde.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kesteren, Janneke van PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/129 AB - In deze scriptie wordt het denken van leerkrachten in de bovenbouw van het basisonderwijs over meningsvormende klassengesprekken vergeleken met de kwaliteitsaspecten van meningsvormende klassengesprekken gericht op persoonlijke en democratische ontwikkeling zoals deze uit de wetenschappelijke literatuur naar voren komen. Op basis van literatuurstudie en sociaal empirisch onderzoek is een antwoord gezocht op de vraag: Hoe verhoudt het denken van leerkrachten over meningsvormende klassengesprekken over maatschappelijke vraagstukken zich tot de kwaliteitsaspecten die centraal staan bij een gerichtheid op persoonlijke en democratische ontwikkeling? De kwaliteitsaspecten zijn onderverdeeld in de doelen, de aanpak, de gesprekskwaliteiten en de relatie tussen de leerkracht en de leerlingen. In het kader van het onderzoek zijn tien leerkrachten geïnterviewd over hun meningen en ervaringen omtrent meningsvormende klassengesprekken en hebben vier van hen een klassengesprek gevoerd met hun klas. Alle leerkrachten hadden voorafgaand aan het onderzoek al ervaring met het houden van klassengesprekken. Echter, bij negen leerkrachten blijkt geen sprake van een samenhangende visie en aanpak rondom meningsvormende klassengesprekken. Deze klassengesprekken zijn voornamelijk een toevallig en spontaan gebeuren. Bij één leerkracht vinden we wel een samenhangend geheel van visie en aanpak. Opvallend is dat op deze school de klassengesprekken onderdeel zijn van de pedagogische visie van de school. PB - [s.l.] : s.n. TI - Met de klas in gesprek. Meningsvormende klassengesprekken over maatschappelijke vraagstukken in de bovenbouw van het basisonderwijs L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/129/Masterscriptie%20J%20v%20Kesteren%202013.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kanters, Nora PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/130 AB - Today, we face the challenge of providing 7 billion people a decent life within the limitations of our planet. This requires many changes in the attitudes of companies, governments and consumers. Therefore, sustainability is one of the most important core values in profit organizations. In the last decade sustainability has become a buzzword, however, its full impact remains complex. Since the corporate world has a large impact on the instrumental function of our economy; professionals and organizations have a responsibility to operate in ways that are repairing to environment and community. For leaders, these complex strategic challenges about sustainability and social innovation are at the order of the day. How can they contribute to the solution of global problems such as climate change, global inequality and water scarcity? How can they deepen the complex policies in relation to the many stakeholders? For these challenges, solutions still need to be found. This thesis has been an attempt to give information about the complexity related to sustainable leadership in profit-organizations, by presenting a guideline for sustainable leadership. Although the indicators of the guideline primarily serve as a framework to explore and support the role of leadership inside organizations, they contain a vision about leader capacities to support and promote sustainability within their organization. PB - [s.l.] : s.n. TI - Sustainable leadership. Research on the development of a guideline for sustainable leadership L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/130/Thesis%20Sustainable%20leadership%20Nora%20Kanters.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schipper, Hester PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/133 AB - ‘Hoe zijn gv’ers binnen de krijgsmacht omgegaan met nabestaanden na verlies van een dierbare en het daaropvolgende rouwproces en welke betekenis geven zij hieraan?’ is de hoofdvraag van deze scriptie. Er wordt vanuit gegaan dat het werkveld van de gv’er bij de krijgsmacht anders is dan het werkveld van overige gv’ers, doordat de krijgsmacht een ander beroep doet op de gv’er. De gv’er bij de krijgsmacht is ten opzichte van collega’s in de zorg en bij justitie in meerdere situaties 24/7 de gv’er, zoals bijvoorbeeld op uitzending. Dit brengt een andere dynamiek mee in het werk. Doordat er binnen de Dienst Geestelijke Verzorging bij de krijgsmacht weinig relevante en specifiek op de krijgsmacht gerichte literatuur beschikbaar is, kwam bovenstaande hoofdvraag naar voren in dit onderzoek. Door middel van literatuurstudie en interviews met gv’ers bij de krijgsmacht heeft deze scriptie gestalte gekregen en is een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag. Het onderzoek is opgebouwd uit een theoretisch kader en interviews met gv’ers van de krijgsmacht, waarin het begrip ruimte een centrale plaats kent. Door meer verdieping in hedendaagse rouwliteratuur kan een bijdrage geleverd worden aan de beroepshouding van de gv’er bij de krijgsmacht. PB - [s.l.] : s.n. TI - Omgaan met verlies en rouw. Vanuit het perspectief van de geestelijk verzorger bij de krijgsmacht L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/133/Scriptie%20Hester%20Schipper%2009dec2013%20versie%201.0.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hölsgens, Vicky PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/119 AB - Door de toenemende marktgerichtheid in de zorg staat de vanzelfsprekendheid van de geestelijke verzorging in de zorg onder druk. De geestelijke verzorging staat voor de uitdaging om zich helder te profileren binnen de organisatie. Hoe kan de geestelijke verzorging verantwoording afleggen aan een instelling waar het draait om het aanleveren van meetbare resultaten zonder het eigene van de geestelijke verzorging te verliezen? In dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre het filosofische concept moreel kapitaal een aanknopingspunt kan bieden voor de profilering van de geestelijke verzorging binnen een ziekenhuis. Hiervoor is een casestudy gedaan binnen het Erasmus MC te Rotterdam. Om de vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van twee kwalitatieve analysemethoden; ten eerste een thematische analyse van semi-gestructureerde interviews gehouden binnen de hiërarchische lijn in het Erasmus MC en ten tweede een discoursanalyse volgens de methode van Fairclough (2003) van beleidsdocumenten van het Erasmus MC. Uit beide analyses blijkt dat moreel kapitaal wenselijk wordt geacht voor de organisatie. Bovendien stellen de respondenten dat de geestelijke verzorging hier een bijdrage aan kan leveren zowel op de werkvloer als op beleidsniveau. Uit de discoursanalyse blijkt echter dat het neoliberale beleid meer de boventoon voert dan blijkt uit de interviews. Bovendien blijkt de geestelijke verzorging in de hogere echelons van de organisatie vrijwel onzichtbaar waardoor een kloof in ontstaan tussen beide partijen. Moreel kapitaal kan echter een aanknopingspunt bieden voor de geestelijke verzorging om zich zowel te profileren op de werkvloer als op beleidsniveau. PB - [s.l.] : s.n. TI - Terug op koers. De bruikbaarheid van het concept moreel kapitaal voor de profilering van de geestelijke verzorging. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/119/ma-scriptie%20definitieve%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Luichies, Ina PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/121 AB - De maatschappelijke en wetenschappelijke nadruk op zorgen voor de eigen hoogbejaarde ouders ligt op de zware en belastende kant van die zorg. In dit narratieve onderzoek is gezocht naar de betekenis die mantelzorgers aan de zorg voor de eigen ouders geven. Met behulp van de zeven zingevingsaspecten: verbondenheid, morele rechtvaardigheid, competentie, eigenwaarde, begrijpelijkheid, doelgerichtheid en transcendentie is gekeken of deze aspecten ons begrip over de zingeving van mantelzorgers kunnen verdiepen. Zoals ook andere onderzoekers hebben geconstateerd, zijn verbondenheid en morele rechtvaardigheid belangrijk bronnen van zingeving in de zorg voor de eigen ouders. Competentie, eigenwaarde en begrijpelijkheid zijn aspecten die ook sterk bijdragen aan de zin van zorgen voor de eigen ouders. Doelgerichtheid lijkt de zin van de zorg meer onder druk te zetten dan er aan bij te dragen. Voor transcendentie zijn geen aanwijzingen gevonden. Zingeving blijkt een flexibel en dynamisch proces te zijn. De verschillende aspecten kunnen zin geven en de zin onder druk zetten. Opvallend is dat verschillende factoren voor de een zingevend kunnen zijn en voor de ander weinig betekenis hebben of zelfs kunnen leiden tot verlies van zin. PB - [s.l.] : s.n. TI - Trots, strijd en liefde. Over de zin van zorgen voor de eigen hoogbejaarde ouders. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/121/Scriptie%20Ina%20Luichies%2021%20aug%202013.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Peters, Eefje PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/122 AB - Deze masterscriptie is een verkennend onderzoek naar de bijdrage van het gebruik van het medium beeldende vormgeving in geestelijke begeleiding als alternatieve expressievorm naast taal. Geestelijke begeleiding is gericht op het gesprek, maar niet iedere cliënt kan zich goed uitdrukken in woordtaal door omstandigheden. Vanuit deze gedachte is het werken met het medium ontstaan dat ontleend is uit beeldende therapie. Het houdt het werken met beeldende middelen op creërende wijze in zoals tekenen, fotograferen, boetseren etc. Het onderzoek bestaat uit een literatuur en een empirisch deel. In het literatuurdeel wordt gekeken naar het medium in beeldende therapie om kennis te verkrijgen over het medium en expressie. In beeldende therapie wordt uitgegaan van de werking expressie van het medium. Binnen geestelijke begeleiding is minimaal gepubliceerd over het gebruik van het medium, daarom is hierover middels interviews met geestelijk begeleiders data verzameld. Beeldende therapie en geestelijke begeleiding worden met elkaar vergeleken om conflicten tussen beide disciplines te voorkomen. Uit het onderzoek is gebleken dat het medium beeldende vormgeving veel kan bijdragen in geestelijke begeleiding. (Diepte geven, katalysator, beklijft beter, opening tot spreken, identiteitsversterkend, gevoel van controle, plezier, analogie, ordening, intuïtief, stress en angst verminderend) Het kan daarbij een passend medium binnen (humanistische) begeleiding zijn. Het medium is een mogelijkheid tot alternatieve expressievorm gebleken. Tevens kan er middels het medium gecommuniceerd worden naar de buiten- en de binnenwereld van een cliënt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het onzegbare in beeld. Een onderzoek naar het gebruik van het medium beeldende vormgeving in humanistische geestelijke begeleiding. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/122/eefje%20peters%20scriptie%20Het%20onzegbare%20in%20beeld%20eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rijthoven, Kim van PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/112 AB - Dit onderzoeksverslag bestaat uit een toepassing van een conceptuele doordenking van zingeving in een praktijk van een specifieke doelgroep, hoogbegaafde drop-outs, opgevangen door het Centrum voor Creatief Leren (CCL) te Sterksel. De hoofdvraag was Welke aspecten van zingeving (volgens Alma & Smaling, 2010) spelen een rol in het ontwikkelingsproces dat hoogbegaafde drop-outs doorlopen binnen het Centrum voor Creatief Leren en komt dit overeen met de behoeften van de jongeren ten aanzien van zingeving? Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van triangulatie, waarbij vier methoden van onderzoek werden uitgevoerd. Het eerste deel bestond uit participerende observatie binnen het CCL. Het tweede deel besloeg een dossieronderzoek, waarbij elf dossiers zijn onderzocht en geanalyseerd op zingevingsaspecten. Het derde en vierde deel bestond uit het interviewen van twee verschillende doelgroepen: de medewerkers van het CCL en de leerlingen binnen het CCL. De leerlingen zijn door middel van een focusgroep (groepsinterview) onderzocht. Het onderzoeksinstrument bestond uit de theorie over zingeving van Alma en Smaling (2010), gekenmerkt door negen zingevingsaspecten; doelgerichtheid, samenhang, waardevolheid, verbondenheid, transcendentie, competentie, erkenning, motiverende werking en welbevinden. Uit de resultaten kwam dat transcendentie (aan de hand van een levensbeschouwelijk kader) geen primaire levensbehoefte is voor deze doelgroep. Voor hen spelen allereerst erkenning, eigenwaarde en verbondenheid een belangrijke rol in het vormgeven en vinden van hun eigen zingeving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Hoogbegaafde jongeren en zingeving. Een onderzoek naar de rol van zingeving wanneer hoogbegaafde jongeren uitvallen van school en zich ontwikkelen binnen het Centrum voor Creatief Leren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/112/Masterscriptie%20Kim%20van%20Rijthoven%20%282%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Water, Leoni van de PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/113 AB - Dit scriptieonderzoek gaat over existentiële dilemma’s van jongvolwassen Marokkaans-Nederlandse vrouwen (18-25). Doel van dit onderzoek is een verkennende bijdrage leveren aan kennis over existentiële dilemma’s alsook kennis te bieden aan humanistisch geestelijk verzorgers en andere professionals en organisaties die werken met jongvolwassen Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Vanuit de gedachte dat deze vrouwen ten gevolge van hun meervoudige culturaliteit te maken hebben met kenmerkende existentiële problematiek is met deze scriptie onderzocht welke dilemma’s zij tegenkomen en hoe zij hier mee omgaan. Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van de kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij zowel literatuuronderzoek is gedaan als diepte-interviews zijn afgenomen (N=9). Voor de interviews is gebruik gemaakt van de elicitatietechniek ‘brief vanuit de toekomst’ (Levensverhalenlab Universiteit Twente). De existentiële dilemma’s zijn in kaart gebracht aan de hand van vijf leefdomeinen: geloof, familie, levenspartner, vriendschap en werk. Dit is gedaan met behulp van de existentialistische theorie van Van Deurzen (1997 & 2002). Uit dit onderzoek blijkt dat het grootste existentiële dilemma de spanning is tussen het streven naar het volgen van de traditie (gestimuleerd door de Marokkaans-Islamitische cultuur) en het streven naar individualisme (gestimuleerd door de Nederlandse cultuur). Alhoewel deze spanning per domein anders uitwerkt concludeert dit onderzoek dat respondenten op creatieve en eigenzinnige wijze omgaan met de hieruit voortvloeiende dilemma’s. Hierbij verkiezen zij niet het èèn boven het ander, maar zoeken zij naar manieren waarin aan beide kanten zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Zowel bij het ontstaan als bij de oplossing van de meeste dilemma’s speelt het geloof een centrale rol. PB - [s.l.] : s.n. TI - Met twee werelden in je hoofd. Over Existentiële dilemma's bij jongvolwassen Marokkaans-Nederlandse vrouwen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/113/Masterscriptie%20Leoni%20van%20de%20Water%202013.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Wart, Tim van der PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/115 AB - Because the European Union is expanding its cultural diversity is becoming increasingly complex. An example of this complexity is the small and secluded village of Paskalevets in Bulgaria. The population of 150 consists of at least eight different nationalities. This cultural diversity is rather new. People from the USA, the UK, France, Ireland, and Germany have started settling there during the last ten years. Although cultural diversity is often managed by different policies and models, Paskalevets' diversity is not subjected to any policy. Cultural identities are not institutionally embedded. This empirical research focuses on inter-cultural social behavior in a non-regulated culturally diverse situation. Interviews and observations in Paskalevets describe that social behavior. Analysis shows that language, economic status, and historical and political background influence the inhabitants' behavior and create a social imbalance in the village. Conclusions about social behavior are that the size of the village and its population, together with its unregulated cultural diversity, hinders integration and facilitates discrimination and social inequality. It results in social fragmentation characterized by isolation and seclusion of the various cultural groups, mainly divided into natives and foreigners. There are exceptions but because of unsolved cultural differences, they're fragile. PB - [s.l.] : s.n. TI - Keep Calm and Move to Bulgaria. Social behavior in a Culturally Diverse Bulgarian Village L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/115/MAthesisTvdWart.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Haasteren, Stephan van PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/116 AB - In deze scriptie wordt onderzocht wat de hedendaagse kapitalistische, neoliberale samenleving voor uitwerking heeft op het leven van het individu, en hoe dit mogelijk verbeterd kan worden. De scriptie begint met een contextuele analyse van het ontstaan van deze kapitalistische, neoliberale samenleving, en de uitwerkingen daarvan. Paul Verhaeghe schreef hier het boek ‘Identiteit’ (2012) over, dit boek zal semimonografisch besproken worden. Aan het eind zal de contextuele analyse, het boek van Verhaeghe en het maatschappelijk debat dat dit boek losmaakte verbonden worden in de zoektocht naar een antwoord. Via een filosofische denkexercitie beschrijft deze scriptie uiteindelijk de ontoereikendheid van deze antwoorden, en gaat op zoek naar een antwoord dat daadwerkelijk het dagelijks leven van het individu kan verbeteren; en komt uit bij dansen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Pluraliteit wordt Vitaliteit. Een kritisch filosofisch maatschappelijk onderzoek vanuit het boek 'Identiteit' (2012) van Paul Verhaeghe; met Dansen als enige antwoord. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/116/Scriptie%20-%20Stephan%20van%20Haasteren.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Driel, Manon van PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/117 AB - Met dit onderzoek probeer ik een antwoord te formuleren op de vraag: Hoe kunnen verhalen over anders-zijn, bezien vanuit feministische theorieën, inzicht geven in anders-zijn en herstel in de psychiatrie? Anders-zijn is in feministische theorie beschreven door de positie van de vrouw vanuit meerdere perspectieven te bekijken en beleven. Deze theorieën verschaffen ons inzichten in de positie van de Ander in de maatschappij, welke problemen dit met zich meebrengt en hoe we met die Ander kunnen omgaan. Hieruit blijkt dat het belangrijk is dat we bereid zijn de relatie met de Ander en de Ander in onszelf te onderzoeken. Maar deze inzichten, verkregen vanuit de feministische theorie, kunnen ons ook wat leren over de cliënt in de psychiatrie als Ander. Op deze manier kan de positie van deze cliënt onderzocht worden, en de relaties van de cliënt met haar/zijn omgeving helpen ondersteunen, door de cliënt als Ander ruimte te geven te bestaan met behoud van verschil. In dit onderzoek heb ik empirisch verkregen informatie uit interviews en observaties gebruikt als bron om de begrippen anders-zijn en herstel te onderzoeken vanuit de ervaringen van cliënten en hulpverleners in de psychiatrie. Vervolgens heb ik de verbinding gelegd tussen deze informatie en de feministische theorieën. Zo heb ik laten zien hoe feministische theorieën de verhalen over anders-zijn in de psychiatrie kunnen verdiepen en het discours over anders-zijn en herstel kunnen verrijken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Je bent gek als je normaal wilt zijn. Een onderzoek naar anders-zijn en herstel in de psychiatrie. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/117/Scriptie%20Manon%20van%20Driel%5b1%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Stikkel, Angelieke PY - 2013 UR - https://hdl.handle.net/11439/118 AB - Verlies is onlosmakelijk verbonden met het leven en doet zich voor in alle levensfasen van de mens. Het is de keerzijde van hechting en kan rouw tot gevolg hebben. De meeste mensen beschikken over voldoende veerkracht en steunbronnen om een verlies te dragen en te integreren in hun leven. Dit neemt echter niet weg dat in sommige situaties professionele ondersteuning wenselijk kan zijn. Met behulp van kwalitatieve onderzoeksmethoden wordt onderzocht wat ervaringsdeskundigen essentieel achten voor rouwbegeleiders en onderwijs dat zich richt op verlies- en rouwbegeleiding. Kennis, houding en vaardigheidsaspecten komen aan bod, waarbij de houding van de rouwbegeleider de drager van adequate rouwbegeleiding blijkt te zijn. Reflectie, het doorleven van eigen ervaringen, zelfkennis en zelfontwikkeling blijken hierbij onontbeerlijk. Voor een opleiding die zich richt op verlies- en rouwbegeleiding vraagt dit onder meer dat er voldoende contacttijd is om tot verdieping en uitwisseling te komen en dat docenten voorleven wat zij vanuit de theorie aandragen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Met ruimte durven bijstaan. Een kwalitatief onderzoek naar de invulling van onderwijs omtrent verlies- en rouwbegeleiding. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/118/Afstudeeronderzoek%20Angelieke%20Stikkel.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hartog, Iris PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/68 AB - Deze masterscriptie behandelt een nog onuitgewerkt onderwerp in de theorie over normatieve professionalisering dat om verheldering vraagt, namelijk de relatie tussen ‘het ethische’ en ‘het morele’. Kunnen we in de zoektocht naar ‘goed professioneel handelen’ de vraag naar het goede strikt scheiden van de vraag naar het juiste, oftewel dat wat zich oplegt als verplicht? Deze vraag wordt geconcretiseerd door het beschrijven van een specifieke praktijk van normatieve professionalisering waarin dit onderscheid op scherp wordt gesteld: de werkwijze en filosofie van Governance & Integrity. De relatie tussen het ethische en morele wordt vervolgens onderzocht aan de hand van de ethiek van de filosoof Paul Ricoeur. Ricoeur ontwikkelt vanuit zijn identiteitsfilosofie een ethiek waarin het morele wordt opgevat als ‘kritisch moment’ in het ethische streven op het persoonlijke, intersubjectieve en institutionele niveau. Bij het toepassen van morele normen in concrete situaties dienen we terug te keren naar het oorspronkelijke ethische streven en de zorgzaamheid voor concrete personen, wat vraagt om ‘praktische wijsheid’. Door Ricoeurs ethiek en notie van praktische wijsheid te verbinden met professionele praktijken, wordt duidelijk hoe het ethische ook daarin altijd het morele blijft vergezellen. Daarnaast biedt de ethiek van Ricoeur een rijke taal en brengt het diverse bronnen in beeld die het begeleiden van normatieve professionalisering kunnen verrijken. PB - [s.l. : s.n.] TI - Goed en rechtvaardig professioneel handelen: Implicaties van de ethiek van Ricoeur voor de relatie tussen het ethische en het morele in normatieve professionalisering L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/68/Masterscriptie%20Iris%20Hartog%20%2828%20aug.%202012%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oosterveld, Astrid PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/51 AB - Werken. Bijna iedereen heeft er mee te maken. In deze tijd waarin werken steeds meer als een plicht wordt gezien en ontwikkelingen op zowel de arbeidsmarkt als onder de mensen de betekenis van werk heeft veranderd, wordt een beroep gedaan op een herwaardering van het begrip. De betekenis van werk heeft in het leven van mensen en voor organisaties in de afgelopen decennia een ontwikkeling doorgemaakt en is daarmee een andere rol gaan vervullen. De baan in het werk en de weg die daarmee bewandeld wordt is niet langer vanzelfsprekend. Voor organisaties ligt juist in deze betekenis een bron van kennis wat betreft de vormgeving van organisatiebeleid en processen. In deze scriptie vindt een theoretische en praktische verkenning naar de betekenis van werk en professionalisering plaats. Door gesprekken te voeren met medewerkers van Humanitas Rotterdam Noord worden verhalen over de betekenis van werk en professionalisering verzameld. Naar aanleiding van deze verhalen wordt in dit kwalitatieve onderzoek een beeld geschetst van diverse domeinen en elementen die verbonden kunnen worden aan de betekenis van werk. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de vraag: Hoe biedt zingeving een weg naar professionalisering? Het onderzoek laat zien, dat er een aantal belangrijke domeinen te vinden zijn in de zingeving van werk. Naar mijn mening kunnen deze domeinen: contact, uitdaging en levensloop door de organisatie gebruikt worden voor de professionalisering van zowel medewerkers als de organisatie. Immers, in de vertaalslag van de betekenis van de medewerkers ligt er voor organisaties een mogelijkheid om te beantwoorden aan de wensen van haar medewerkers en hierin levensloopbestendige banen te vormen. Op deze manier wordt in samenwerking een betekenisvolle weg gevonden voor werk en professionalisering. Aangezien de wil tot professionaliseren groter schijnt wanneer er meer zingeving wordt ervaren in en van werk. PB - [s.l.] : s.n. TI - Baan in werk en weg. Een kwalitatief onderzoek naar de zingeving van werk en professionalisering L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/51/Scriptie%20A.L.Oosterveld%20Zingeving%20en%20Professionalisering%20.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hulshof, Kristin PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/53 AB - Met de toenemende vergrijzing en het toenemend aantal chronisch zieken zal een groter beroep worden gedaan op palliatieve zorg met een gerichtheid op het bevorderen van de kwaliteit van leven. Het streven is in de eerste lijn in palliatieve zorg, als multidisciplinaire en interdisciplinaire zorg, te voorzien. De geestelijk verzorger kan, vanwege zijn expertise op dit terrein, hierin een voortrekkersrol vervullen. De belemmerende factoren waarmee de geestelijk verzorger geconfronteerd wordt, worden inzichtelijk gemaakt. Enerzijds gaat het om factoren die verband houden met de beroepsgroep zelf. Anderzijds bestaan er ook belemmeringen vanuit de eerstelijns zorg, waarbij het bio-psycho-sociale zorgmodel belemmerend werkt in het omgaan met zingeving en levensvragen. Enkele interviews met huisartsen maken inzichtelijk wat de mogelijkheden zijn voor zin- en betekenisgeving in de praktijk van een huisarts en waar de belemmeringen liggen. Zingeving wordt met name geassocieerd met de laatste fase van het leven. Gedurende het leven lijkt zingeving minder aan bod te komen. Daarvoor worden een viertal redenen gegeven. Ondanks deze belemmerende factoren ligt er een enorm terrein braak in de eerstelijns palliatieve zorg. Een voorstel voor de inbreng van de expertise van de geestelijk verzorger in de eerstelijns palliatieve zorg wordt gedaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - De geestelijk verzorger in de eerstelijns palliatieve zorg: een hele uitdaging! L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/53/Masterscriptie%20K.%20Hulshof.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Swaak, Mariken PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/55 AB - In deze scriptie onderzoek ik welke inhoudelijke en methodische elementen uit de existentiële psychotherapie relevant en bruikbaar zijn voor het humanistisch geestelijk werk en stel ik voor het existentialistische perspectief op het HGW verder uit te werken. Aan de basis van dit zogenaamde existentieel-fenomologische verhaal over HGW, plaats ik het gedachtegoed van Van Praag. Van Praags humanistisch mensbeeld en ideeën over het menselijk functioneren monden uit in een visie op geestelijke begeleiding waarin de cliënt ondersteund wordt in oriëntatie en zelfbestemming. In mijn scriptie verdiep ik me in vier benaderingen van ‘de existentiële psychotherapie’: de Daseinsanalyse (Boss en Binswanger), de logotherapie (Frankl), de existentieel-humanistische benadering (May, Yalom en Bugental) en de Britse school voor Existentiële Analyse (Van Deurzen en Spinelli). Met name de inzichten met betrekking tot menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid, het lijden en de grenzen van het bestaan worden in deze scriptie benoemd als belangrijke aanvullingen voor het HGW. Daarnaast zijn verschillende methodische elementen als relevant aangewezen, zoals inzichten met betrekking tot het aangaan van een ‘echte’ relatie, de verhouding tussen empathie, normativiteit en neutraliteit en het begeleiden van een (her)oriëntatieproces. PB - [s.l.] : s.n. TI - Oriëntatie en zelfbestemming. Existentiële psychotherapie als leidraad voor een existentieel-fenomenologisch verhaal over humanistische geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/55/Orientatie%20en%20zelfbestemming%20-%20scriptie%20Mariken%20Swaak.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Nieveld, Tobias PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/56 AB - ‘Voor jezelf en voor anderen van betekenis zijn.’ Dat is de behoefte van veel professionals in deze tijd. Door, in het werk, een bijdrage te leveren aan zinvolle zaken krijgt ook betekenisgeving van de professional zelf een ‘boost’. Werken vanuit ‘waardengedrevenheid’ staat echter onder druk. Controle en sturing zijn de ‘maakbaarheidinstrumenten’ van de organisatie en het management. Waarin niet zingeving, maar de vraag om ‘het nut’ de overhand heeft. ‘De professional’ en ‘de organisatie’ bewegen zich, vanuit dit perspectief, in tegenovergestelde richtingen; het verschil zet de onderlinge verhoudingen op scherp. Contact hierover is echter cruciaal om goed werk te kunnen leveren, maar blijkt niet vanzelfsprekend. Is, in deze context, goed werk dan wel mogelijk? Mijn onderzoek komt voort uit deze vraag en onderzoekt de zingevende waarde die grensoverschrijdend gedrag van professionals beide partijen kan bieden. Het idee dat dit gedrag van professionals een reactie is op een onbevestigde behoefte, staat hierin centraal. Vanuit de reguliere organisatie- en managementliteratuur wordt dit gedrag voornamelijk gezien als afleidend, belemmerend en destructief. Ik heb echter het idee dat hier achter ook een andere wereld schuilt. Zeker is dat grensoverschrijdend gedrag een andere dynamiek heeft dan ‘gewoon’ gedrag en het kent een keur aan uitvoerders. De piraat, de sociale bandiet, de parasiet, de kunstenaar en de graffiti-artiest zijn hiervan enkele voorbeelden. Door een ‘buitenstaanderpositie’ in te nemen, door over de grenzen van het systeem te gaan, kan dit personage zaken voor het voetlicht brengen die vanuit een ander perspectief onmogelijk lijken of onzichtbaar blijven. Mijn aanname is dat overtreding kan helpen om goed werk te doen. Voor dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het denken van auteurs vanuit verschillende disciplines zoals Ackroyd & Thompson, Pink, Sennett en Mason. PB - [s.l.] : s.n. TI - Begrenzing is ook een vak. Over zingevend perspectief van grensoverschrijdend gedrag van professionals. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/56/Scriptie%20T.%20Nieveld.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rammelt, Sjoerd PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/59 AB - Aan het begin van dit onderzoek stelden wij ons de volgende vraag: Welke zin geven alpinisten aan hun ervaringen in expedities en alpiene tochten? Op basis van sociologische bronnen is er in het eerste hoofdstuk een verhaal geconstrueerd over de opkomst van het alpinisme in de westerse samenleving. In het tweede hoofdstuk is een debat uit de psychologie rondom extreme sporten geanalyseerd. In het derde hoofdstuk van deze scriptie wordt het onderzoeksproces en de resultaten die gevonden zijn met Zelfkonfrontatiemethode (ZKM) gepresenteerd. Met behulp van het data-analyseprogramma Atlas.ti hebben wij in het vierde hoofdstuk uitspraken van de respondenten nauwkeurig gespiegeld aan het theoretisch kader. Concluderend stellen wij in het laatste hoofdstuk dat alpiene beklimmingen vallen binnen een categorie ervaringen die zingevend zijn. Wij kozen voor ‘zin geven’ aan de hand van Alma & Smaling (2010): “Zingeven is het plaatsen van iets in een breder verband van betekenissen die ons menselijk bestaan betreffen.” Volgens Alma & Smaling (2010) is zingeven een persoonlijke verhouding tot de wereld die gekenmerkt kan worden door een negental ervaringsaspecten. Aan alle negen aspecten die Alma & Smaling (2010) beschrijven, wordt in het alpinisme, zoals dat door de respondenten uit dit onderzoek beschreven wordt, voldaan (zie pagina 73). Omdat het handelen van de klimmer in grote mate op het genereren van deze ervaringen ingesteld is, reikt deze ervaring verder dan de beleving op zich. De ervaring levert doelen waarnaar de rest van het leven gestuurd kan worden. Door zo boven over de toppen van de bergen te lopen wordt het leven overzichtelijk en daardoor hanteerbaarder. Men voelt de intrinsieke waarde van de natuur die een grotere aanwezigheid representeert waar de alpinisten zich tegelijkertijd ook deel van voelen. Door de tochten te maken en de erkenning die daarbij komt kijken voelen de alpinisten zich competent en zelfverzekerd; dit motiveert hen om zich hier verder in te ontwikkelen. Tot slot zien we dat de tochten doorwerken op het algehele welbevinden van de alpinisten omdat ze vooral in deze context zo kunnen genieten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Expeditie zingeving L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/59/Scriptie%20Sjoerd%20Rammelt.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Luichies, Merel PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/60 AB - In deze scriptie onderzoek ik welke handvatten het humanistieke concept normatieve professionalisering de organisatieadviseur kan bieden in haar werkpraktijk. Normatieve professionalisering richt zich in eerste instantie op professionals in de non-profit sector. Echter, ook organisatieadviseurs krijgen veelvuldig te maken met interfererende en conflicterende waardekaders waarbinnen zij hun weg moeten zoeken; de eigen normen en waarden komen lang niet altijd overeen met die van de organisatie, de klant, leidinggevende of collega’s. In het eerste hoofdstuk breng ik op basis van bekende auteurs uit de organisatieadvieswereld, waaronder Peter Block en Chris Argyris, de spanningsvelden in kaart waar de organisatieadviseur in haar werk mee te maken krijgt. In het tweede hoofdstuk werk ik het concept normatieve professionalisering uit; wie is de normatieve professional en hoe gaat zij te werk? In het derde hoofdstuk sla ik een brug tussen de organisatieadviespraktijk en normatieve professionalisering met behulp van recente wetenschappelijke literatuur, waaronder de proefschriften van Mieke Moor en Wilfred Verweij. Ik geef een eerste schets van de organisatieadviseur als normatieve professional. In het vierde hoofdstuk vertaal ik de bevindingen naar de praktijk op basis van een casus over een bekend organisatieadviesbureau. Het belangrijkste dat normatieve professionalisering de organisatieadviseur biedt is het erkennen en aangaan van de complexiteit van de werkelijkheid waar zij zich in haar dagelijkse praktijk in bevindt. Elk moment in elke adviesopdracht is weer nieuw. Dit vraagt van de adviseur om de neiging te weerstaan de werkelijkheid te reduceren en met een universele waarheid, vaak de eigen adviesmethode, op de proppen te komen. De belangrijkste handvatten daartoe zijn voortdurende reflectie en (intercollegiale) dialoog. De adviseur als normatieve professional kan haar klant ondersteunen in het onder ogen komen en hanteren van de eigen complexe werkelijkheid en is daarmee van (nog) grotere toegevoegde waarde. PB - [s.l.] : s.n. TI - De normatieve professionalisering van de organisatieadviseur L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/60/scriptie_merelluichies.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gankema, Miriam PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/61 AB - Cliëntgerichtheid is een belangrijk uitgangspunt voor humanistisch geestelijk verzorgers. Hoe zit het met cliëntgerichtheid en de drie ‘core conditions’: onvoorwaardelijke positieve aandacht, empathie en congruentie, op het moment dat een cliënt iets vertelt wat botst met de eigen normen en waarden van de geestelijk verzorger? Vooral de conditie ‘congruentie’ kan op gespannen voet komen te staan met de andere twee condities op het moment dat de geestelijk verzorger een moreel oordeel heeft over de ander. In deze tijd is morele autonomie belangrijk, zijn collectieve waardesystemen verdwenen, en bestaat er huiver waardeoordelen uit te spreken over een ander. Er is echter wel behoefte aan het morele gesprek. Dit kwalitatieve onderzoek onderzoekt de reflecties, emoties en opvattingen, en bijhorende reacties van humanistisch geestelijk verzorgers werkzaam in de ouderenzorg als ze in een gesprek een discrepantie ervaren tussen de eigen morele opvattingen en die van de cliënt. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de eigen morele positie van de begeleider over het algemeen niet expliciet (als een openlijk geformuleerd standpunt) naar buiten komt. De morele standpunten van de begeleider krijgen vaak wel een expliciete stem zodra er in het verhaal van de ander belangen van anderen (dreigen te) worden geschaad. PB - [s.l.] : s.n. TI - Botsende moraliteit: cliëntgerichtheid onder druk? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/61/scriptie%20Miriam%20Gankema.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kuijer, Sanne PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/62 AB - De jeugdzorgsector is momenteel aan verandering onderhevig. Onder invloed van, onder andere decentralisatie, zijn veel jeugdzorginstellingen in een transitieproces beland. Dit geldt ook voor de stichting OCK het Spalier, een tweedelijns jeugdzorgorganisatie in de regio Kennemerland. In antwoord op het transitieproces heeft de instelling een programma opgesteld waarin de visie en de doelstellingen van de organisatie met betrekking tot dit proces zijn verwoord. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van dit transitieproces. Dit onderzoek geeft een antwoord op de vraag: Hoe kan online hulpverlening een bijdrage leveren aan het bereiken van de transitiedoelen zoals die geformuleerd zijn door OCK het Spalier? In termen van de thema’s; toegankelijk, betrouwbaar, professioneel en dialooggericht, is onderzocht wat online hulpverlening kan betekenen voor de organisatie en de cliënten van de organisatie. Na analyse van de data blijkt dat online hulpverlening een overwegend positieve rol kan spelen bij het bereiken van de genoemde transitiedoelstellingen. De cliënt heeft meer mogelijkheden om in overleg met hulpverleners zijn eigen zorgproces vorm te geven. Ook wordt de jeugdzorgsector toegankelijker onder invloed van online hulpverlening, waardoor de cliënt meer informatie tot zijn beschikking heeft en zo een betere uitgangspositie verwerft. PB - [s.l.] : s.n. TI - Met zorg het net op L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/62/scriptie%20skuijer%20defini%20versie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Nindu, Shefique PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/63 AB - In mijn scriptie zet ik twee perspectieven op nihilisme uiteen, namelijk het absurdistische perspectief van Albert Camus en het boeddhistische perspectief van Keiji Nishitani. De reden hiervan is dat ik constateerde dat veel humanistische literatuur over nihilisme vrij negatief georiënteerd is. Nihilisme is iets wat moet worden overwonnen binnen de humanistische literatuur. Veelal wordt hierbij teruggegrepen naar de lezing van Van Praag uit 1942. Omdat humanisme beoogt de werkelijkheid te benaderen vanuit menselijke mogelijkheden en elke vorm van dogmatisme wil bestrijden, leek het mij logisch dat het idee dat er geen fundamenteel ankerpunt is van waaruit de werkelijkheid kan worden begrepen, verbonden zou moeten zijn met humanisme. Hiermee zie ik dan ook een verband tussen humanisme en nihilisme. De reden dat ik heb gekozen voor Camus en Nishitani is dat zij naar mijn idee twee uitersten vertegenwoordigen van de verschillende reacties op nihilisme. Nishitani neemt het als een bron die de mogelijkheid inluidt om de werkelijkheid te zien voor wat deze werkelijk is en geeft het daarmee een redelijk positieve wending. Gezegd moet worden dat de westerse term nihilisme naar zijn idee niet scherp genoeg is doordacht. Vanuit dit begrip wordt het niets of de leegte die zich kenbaar maakt achter de dingen naar zijn idee verzelfstandigd en als nieuw ankerpunt voor de benadering van de werkelijkheid aangenomen. Door in te zien dat het niet-zijn tegelijkertijd met het zijn van de dingen in alle bestaande dingen aanwezig is kan het nihilisme worden overkomen en kan het plaats maken voor de benadering van de werkelijke werkelijkheid. Camus gaat een fundamenteel andere richting op in zijn filosofie. Naar aanleiding van de gewaarwording van de leegte ziet hij de werkelijkheid als een absurd schouwspel. De mens heeft naar zijn idee een hartstochtelijk verlangen naar redelijkheid dat door de werkelijkheid waarin hij staat wordt beantwoord door een volkomen redeloos zwijgen. De wereld ontsnapt ons voortdurend doordat zij weer zichzelf wordt. Dit is een ronduit verachtelijk gegeven van het bestaan. Camus stelt in zijn hoofdwerk van het absurdisme (de mythe van Sysiphus) in eerste instantie de vraag of zelfmoord de juiste reactie is op de constatering van de alomtegenwoordige absurditeit. Hij komt echter tot de conclusie dat zelfmoord enkel en alleen collaboratie met het bestaan zou zijn. De absurde mens onderkent en ondergaat de absurditeit van het bestaan. Hij zegt ja tegen het leven en spant zich vervolgens onophoudelijk in om de absurditeit van het bestaan voortdurend te verdragen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Onzinnige zin, zinnige onzin. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/63/Scriptie%20Shefique%20Nindu.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Breeschoten, Ellen PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/64 AB - Aan de hand van het werk van Elly Hoogeveen, jarenlang raadsvrouw met name in de zorg, wordt de houding van de geestelijk begeleider onderzocht en wordt gekeken hoe deze houding zich verhoudt tot het denken over methodiek. Gedurende mijn stages bij justitie en in de psychiatrie ben ik geïnteresseerd geraakt in hoe deze twee begrippen zich binnen het beroep tot elkaar verhouden en kreeg ik het idee dat ik voor mezelf moest uitzoeken wat voor mij de juiste verhouding is om het werk van geestelijk begeleider te kunnen doen. Ik heb gekozen voor het werk van Elly Hoogeveen als uitgangspunt omdat zij voor mij wat betreft haar toegewijde houding en aandacht een voorbeeld vormt voor de manier waarop de geestelijk begeleider met patiënten om zou moeten gaan. Zij benadrukte ook het belang van de grondhouding en in het verlengde ervan stelde zij het gebruikelijke methodiekdenken onder kritiek. Aan de hand van het werk van Elly Hoogeveen worden haar denken over houding en methodiek in de geestelijke begeleiding gelegd naast het werk van anderen, die zich anno 2012 met het vak van humanistisch geestelijke begeleiding bezighouden. Het betreft werk en ideeën van praktijkwerkers en van wetenschappers verbonden aan de UvH, die Elly Hoogeveen als docent hebben gekend en/of haar werk kennen. Er is gebleken dat de verhouding tussen houding en methodiek afhangt van de voorkeur van de persoon van de geestelijk begeleider/wetenschapper. De nadruk wordt doorgaans gelegd op óf houding, óf methodiek. In mijn scriptie pleit ik voor het ontwikkelen van een werkwijze die ervoor zorgt dat houding en methodiek meer worden geïntegreerd. Juist houding loopt het gevaar door intellectualisering en een vergrote vraag naar doelgerichtheid en efficiëntie in de verdrukking te komen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een eetlepel houding en een snufje methodiek: Een onderzoek naar de houding van de geestelijk begeleider en hoe deze zich verhoudt tot methodiek, met als vertrekpunt het werk van Elly Hoogeveen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/64/Scriptie%20Ellen%20Breeschoten.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vorst, Myriam van der PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/67 AB - Deze scriptie is de neerslag van mijn verkenningstocht naar wanneer en op welke wijze professionele moed een rol speelt in de dagelijkse beroepspraktijk van de humanistisch geestelijke verzorging. Ik wil te weten komen wat professionele moed is, wat het behelst en wat het voor de dagelijkse praktijk van het humanistisch raadswerk betekent. Daartoe worden noties uit de literatuur door middel van interviews met zes humanistisch geestelijk verzorgers werkzaam in de traditionele werkvelden getoetst aan de praktijk. Gaandeweg dit onderzoek ontdekte ik dat ik geen rekening had gehouden met het onderscheid tussen professioneel gedrag en moedig gedrag, ik was er ten onrechte vanuit gegaan dat dit vanzelf wel duidelijk zou worden. Daarom bestaat mijn aanbeveling voor vervolgonderzoek eruit te onderzoeken waar de scheidslijn hiertussen precies ligt en waar deze uit bestaat. Dit neemt niet weg dat het tonen van moed inherent is aan deze professie. Een humanistisch geestelijk verzorger is zijn eigen instrument, hij kan geen beroep doen op en hij kan zich niet verschuilen achter een body of knowledge zoals een arts of jurist dat wel kunnen doen. Daar komt nog bij dat de beroepspraktijk van een humanistisch geestelijk verzorger om existentiële en morele zaken draait. Dus zowel de manier waarop hij zijn beroep uitoefent als ook de omgang met de inhoud van zijn beroep vraagt om moed. Maakt dit gegeven zijn optreden tot gewoon professioneel gedrag of kun je toch wel degelijk van exceptioneel gedrag spreken? Morele moed neemt toe door oefening, existentiële moed ook? PB - [s.l.] : s.n. TI - Professionele moed in de humanistisch geestelijke verzorging: Een theoretische en empirische verkenning van professionele moed in de dagelijkse beroepspraktijk van het humanistisch raadswerk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/67/Afstudeeronderzoek%20Myriam%20van%20der%20Vorst.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leest, Ralph van PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/69 AB - Erik Erikson (1968) is de eerste die het verschijnsel generativiteit, binnen de psychoanalyse aan de orde stelt en zegt erover: ‘generativiteit nu is de zorg voor het vormen en leiden van de volgende generatie’. Generativiteit is een behoefte, de meest voorkomende en makkelijkste manier om deze behoefte te bevredigen is de zorg en opvoeding voor kinderen. Dit afstudeeronderzoek is vooral gebaseerd op alternatieve manifestaties van generativiteit bij mannen zonder kinderen. In het eerste hoofdstuk wordt het verschijnsel generativiteit aan de hand van Erikson, McAdams (1992), Kotre (1984), Rubinstein, et al. (1991) verkent. Vragen als ‘waarom mensen een generatieve behoefte hebben’, ‘heeft iedereen deze behoefte in dezelfde mate’ en ‘op wat voor manieren mensen deze behoefte kunnen bevredigen’ komen hier aan de orde. Zo formuleert John Kotre (1984) behalve de zorg voor het eigen nageslacht drie alternatieve vormen van generativiteit. Het hoofdstuk daarna is opgebouwd in drie delen. In het eerste deel worden zeven behoeften aan zin besproken, waaraan volgens Derkx (2011) voldaan moet worden om een zinvol leven te leiden. Hiernaast worden er vier categorieën van bronnen van zin, die Mooren (2010) geformuleerd heeft voor humanistisch geestelijk verzorgers besproken. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden er verbanden gelegd aan de hand van Erich Fromm (1949) tussen generativiteit en bronnen van zin. In het derde deel wordt ingegaan op de vraag wat er gebeurt wanneer iemand om de een of andere reden niet in staat is zijn of haar generatieve behoefte te bevredigen. In het derde hoofdstuk is er in literatuur en in onderzoeken gezocht naar de mate van generatieve interesse en manifestaties van generativiteit bij kinderloze mannen. Mannen zonder kinderen blijken in mindere mate generatief geïnteresseerd dan vaders. Pleegvaders, adoptievaders of mannen die op een andere manier de zorg voor kinderen op zich genomen hebben, zijn wel in hoge mate generatief geïnteresseerd. Behalve de zorg voor substituut-kinderen door bijvoorbeeld adoptievaders komen manifestaties zoals o.a. het docentschap en het mentorschap voor bij deze specifieke groep. In het vierde en laatste hoofdstuk komen er na een samenvatting/conclusie verschillende discussiepunten aan de orde. PB - [s.l.] : s.n. TI - Nu, voor later: Een onderzoek naar de zingevende betekenis van generativiteit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/69/RalphvanLeestscriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kluit, Maaike PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/70 AB - Homoseksuele ouderen vormen een onzichtbare en kwetsbare groep binnen woon-zorginstellingen. Lang niet altijd durven zij open te zijn over hun geaardheid en meer dan hun heteroseksuele leeftijdgenoten lijden zij onder eenzaamheid en sociaal isolement. Komen zij wél uit voor hun seksuele identiteit, dan lopen zij het risico gediscrimineerd te worden, zowel door medebewoners als door het verzorgend personeel. Een speciaal homovriendelijk certificaat, de Roze Loper, beoogt hier verandering in te brengen. Dit vraagt echter wel om extra aandacht en inzet in termen van tijdsinvestering, middelen en facilitering. Waarom besluit een zorginstelling om homovriendelijk te worden, welke kennis hebben Roze Loper-instellingen in huis en heeft een niet-gecertificeerde organisatie behoefte aan kennis over roze ouderen? Uit interviews met zorgmanagers bleek dat het begrip ‘kennis’ ten aanzien van homovriendelijk beleid in drie aspecten uiteenvalt. Ten eerste concrete kennis over de doelgroep: leefstijl, specifieke problematiek en behoeften op het gebied van zorg en welzijn. Ten tweede kennis over de aanpak van homovriendelijk beleid: hoe implementeer je roze beleid, waar vind je sleutelfiguren en hoe zorg je voor een duurzame verankering? Ten derde is kennis een kwestie met een morele lading; waarom zou je nadrukkelijk apart beleid maken speciaal voor roze ouderen? Voor het succesvol invoeren van homovriendelijk beleid is kennis binnen zorgorganisaties zeer belangrijk. Ook na de start komt scholing en bewustwording bij voorkeur projectmatig en in een organisatiebrede cyclus terug. Een integrale aanpak komt het invoeren van homovriendelijk beleid op de lange termijn ten goede. Daarbij is een goed intern en extern PR- en communicatiebeleid van groot belang. Het inschakelen van een roze werkgroep, cliëntenraden en ondersteuning door belangengroepen vergemakkelijken het structureel inpassen van roze beleid. Bovendien kan kennisuitwisseling tussen zorginstellingen onderling veel toevoegen op het gebied van de aanpak binnen de organisatie. Daarnaast is het zinvol om de zogenaamde homo-hetero-allianties uit te (blijven) breiden naar de doelgroep ouderen, om dialoog en een op diversiteit gerichte beeldvorming te stimuleren. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kleurrijke kennis: Homovriendelijkheid in de ouderenzorg en de rol van kennisverwerking L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/70/120829_Kleurrijke%20Kennis%20Maaike%20Kluit_Web.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Adriaens, Jules PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/71 AB - In mijn scriptie onderzoek ik de mogelijkheden van de existentiële benadering voor het humanistisch raadswerk. Ik begin met een uitwerking van hoe het humanistisch raadswerk zich onderscheidt van andere (geestelijk hulpverlenende) beroepen, zoals counseling en psychologie. Vervolgens geef ik een omschrijving van het veld van de existentiële psychotherapie. Daarbij bespreek ik vijf belangrijke stromingen: de Daseinsanalyse, de logotherapie, de existentieel-humanistische benadering, de Britse school en de benadering van Laing. Na deze omschrijvingen werk ik uit wat beide beroepen met elkaar gemeen hebben, waarin ze van elkaar verschillen en tenslotte wat het humanistisch raadswerk kan ontlenen aan de existentiële benadering. Vervolgens geef ik een uitwerking van hoe er in de humanistische geestelijke begeleiding kan worden gewerkt met existentiële begrippen. De concepten die ik beschrijf zijn de betekenis van onze sterfelijkheid, existentiële angst, de ‘ik-ben’ ervaring, het belang van het levensverhaal en de terugkeer naar originele intenties. Het doel van dit alles is om de cliënt te helpen om zo authentiek mogelijk te leven. Ik eindig met een slotbeschouwing, waarin ik vanuit het voorgaande een beschrijving geef van de existentiële benadering in het humanistisch raadswerk. PB - [s.l.] : s.n. TI - Van angst naar authenticiteit: De existentiële benadering in het humanistisch raadswerk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/71/Scriptie%20Jules%20Adriaens.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Groenendijk, Nelleke PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/73 AB - Zowel in mijn werk in het speciaal onderwijs als in mijn stage in de geestelijke begeleiding ben ik ‘er zijn’ tegengekomen. ‘Er zijn’ is een term waarmee het intermenselijke wordt benadrukt. Toch vind ik het een ongrijpbaar begrip, ‘er zijn’, hoe doe je dat? Wat betekent het begrip ‘er zijn’ in de praktijk van het geestelijk raadswerk voor jongeen en het lesgeven in het speciaal onderwijs? Ik heb ontdekt dat ‘er zijn’, zowel in het speciaal onderwijs als in de geestelijke begeleiding, een belangrijk begrip is wat impliciet verwerkt is in de competentieomschrijving. Het is expliciet terug te vinden in de literatuur en in de beroepspraktijk. Het feit dat ‘er zijn’ niet altijd letterlijk genoemd wordt in de literatuur uit het onderwijs lijkt geen invloed te hebben op de praktijk van de drie respondenten die ik heb geinterviewd. ‘Er zijn’ is voor zowel de leraren uit het speciaal onderwijs als de geestelijk begeleiders een begrip wat ze kennen, wat ze herkennen, wat belangrijk voor ze is en waar ze actief mee bezig zijn tijdens hun werk. Een aantal uitspraken van de respondenten zie ik terug in de literatuur, een paar zijn nieuw voor mij. Het doel van ‘er zijn’ was voor de respondenten de gedachte dat de leerlingen en cliënten hier baat bij hebben. ‘Er zijn’ wordt beoefent, omdat dit bijdraagt aan het doen van goed werk. Een belangrijke competentie van ‘er zijn’ zowel voor de leraren speciaal onderwijs als de geestelijk begeleiders is de reflectie. De moeilijkheden van ‘er zijn’ zoals de respondenten hierover schrijven laten zien dat ‘er zijn’ óók nadelen met zich mee kan brengen. Voor de zes de respondenten staat het ‘er zijn’ gelijk aan het uitzenden van de houding dat de ander er mag zijn, waardevol is en van belang. PB - [s.l.] : s.n. TI - 'Er zijn', hoe doe je dat?: Een exploratief onderzoek naar het gebruik van het begrip 'er zijn' in onderwijs en zorg L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/73/Scriptie%20Nelleke%20Groenendijk.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koch, Merlijn PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/74 AB - Heeft u al eens overwogen een lifecoach te bezoeken? In deze masterscriptie Humanistiek staat lifecoaching centraal. Het vakgebied wordt op dit moment gekenmerkt door onduidelijkheden over de invulling van het beroep en door gebrek aan registratie- en kwalificatieverplichtingen. Dit ontwerponderzoek is mede geschreven in opdracht van het Europees Instituut en belicht de huidige praktijk van lifecoaching. Daarnaast biedt dit ontwerponderzoek aanzetten tot verbetering en vernieuwing van het vakgebied. Tevens is gezocht naar een nieuwe definitie voor lifecoaching en is een aanzet gegeven tot zowel een werkwijze als methoden, die meer recht doen aan de cliënt en diens streven naar zingeving. Tot slot is een leerplan opgesteld voor educatie in lifecoaching, als beoogd specialisatietraject voor studenten van het Europees Instituut. PB - [s.l.] : s.n. TI - Educatie in lifecoaching L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/74/Merlijn%20Koch%2c%20Educatie%20in%20lifecoaching%2c%20ontwerponderzoek.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schiepers, Vera PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/75 AB - Working with youth is a particular discipline, especially considering humanist ethical or life counseling. In order to support and empower marginalized youth one might ask which factors are important to establish a supportive relationship. How do professionals connect to the lived experiences and world of disadvantaged youth in order to reach, help, and support them? This is the central research question focused on practitioners working with disenfranchised youth in South Los Angeles. The study folds into two parts: 1) a theoretical account of published studies regarding adolescent development, the complex reality youth grow up in and factors that appear to be essential in establishing a relationship with teenagers; and 2) a report of empirical data from interviews with professionals who work with youth in a low-income community in Los Angeles and through experiences from volunteer work at the after-school program where these practitioners work. Both theoretical and practical perspectives illustrate that an integrated viewpoint is crucial to understand the complex reality in which teens construct and negotiate their identities. It is important to take all factors into consideration: from individual psychological aspects of a youth’s character, behavior, drives, etc. to the situational or contextual influences on various levels, including race, ethnicity, culture, gender, social class, the family and situation at home, etc. Thus, psychological theories need to be supplemented with socio-cultural perspectives. Together with pedagogical aspects of professional (inter) actions this forms an integrated paradigm. The integrated perspective provides a framework through which one can understand the developmental challenges youth encounter and connect to their lived experiences. PB - [s.l.] : s.n. TI - Challenging Youth: Establishing Supportive Relationships with Youth in South Los Angeles L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/75/Thesis%20Challenging%20Youth%20%5bVS%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoeijmakers, Karen PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/25 AB - Euthanasie: een moreel labyrint Een verkennend onderzoek naar de betekenis van humanistisch geestelijk verzorgers voor artsen die te maken krijgen met een euthanasieverzoek In mijn afstudeeronderzoek ga ik in op de vraag hoe humanistisch geestelijk verzorgers artsen kunnen begeleiden, adviseren of aandacht kunnen besteden aan morele educatie als deze te maken krijgen met een euthanasieverzoek, en wat hiervan de betekenis kan zijn. Euthanasie is een moeilijk thema, en het omgaan ermee kost veel artsen moeite: op het persoonlijke of emotionele, professionele en morele vlak. Allerlei (strijdige) normen en waarden zijn in het spel, en in de praktijk moet de arts morele afwegingen maken. Ik noem euthanasie dan ook een moreel labyrint. Het omgaan hiermee is niet gemakkelijk, er is bij euthanasie bij uitstek sprake van een normatieve complexiteit die naar voren komt. In het kader van normatieve professionalisering zouden artsen zich hier bewust van moeten zijn, hier op een vruchtbare manier mee om moeten gaan en hierop moeten reflecteren. Het is in de praktijk echter geen vanzelfsprekendheid dat zij dit doen, ook omdat zij hiervoor regelmatig de handvatten missen. In de opleiding, binnen de organisatie of in het contact met collega’s is lang niet altijd sprake van ruimte en hulpbronnen die artsen ondersteunen bij de bewustwordings- en leerprocessen die horen bij normatieve professionalisering. Ik stel dat humanistisch geestelijk verzorgers een rol van betekenis zouden kunnen spelen wat dit betreft (in de praktijk gebeurt dit ook): door hun expertise, gerichtheid op normen en waarden en de reflectieve omgang hiermee en door de vrijplaats kunnen zij ruimte en hulpbronnen bieden aan de organisatie en aan artsen in het bijzonder, als het gaat om normatieve professionalisering. Dit krijgt vorm in begeleiding, advies en morele educatie. Echter, deze rol gaat gepaard met obstakels. Onbekendheid met het eigene van het werk van hgv-ers, contact met artsen dat lang niet altijd vanzelfsprekend is, het niet serieus nemen van hun werk en de angst voor terreinvervaging zijn enkele voorbeelden van dergelijke obstakels. Hgv-ers kunnen deze obstakels ondervangen door een interne positie binnen de organisatie in te nemen en door naast de andere professional -de arts- te gaan staan in het contact, in plaats van tegenover hem. Maar tegelijkertijd moet de hgv-er ervoor waken dat zijn eigen kritische geluid niet verloren gaat door deze positie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Euthanasie: een moreel labyrint. Een verkennend onderzoek naar de betekenis van humanistisch geestelijk verzorgers voor artsen die te maken krijgen met een euthanasieverzoek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/25/EINDVERSIE%20SCRIPTIE.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Harten, Annemiek van PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/80 AB - Tussen Marge en Macht is een onderzoek naar de bijdrage van de humanistisch geestelijk verzorger aan humanisering in de ouderenzorg. Het onderzoek richt zich niet alleen op de opvattingen van de geestelijk verzorger, maar ook op die van andere betrokkenen in dit veld. Zo ga ik ook te rade bij de verantwoordelijken op beslissingsniveau en het Humanistisch Verbond. Uit het onderzoek blijkt dat de bijdrage van een humanistisch geestelijk verzorger aan de humanisering van de organisatie zeer gewenst is, door een bredere rol binnen de organisatorische context op zich te nemen, zoals scholing van medewerkers, moreel beraad, beleidsontwikkeling, etc. Er liggen ook een aantal gevaren op de loer, omdat de vrijplaats niet alleen een ‘veilige haven’ voor de cliënten vormt, maar er vanuit de vrijplaats ook humaniseringsinitiatieven binnen de organisatie worden genomen. Een geestelijk verzorger bevindt zich dan in een positie tussen marge en macht, geen gemakkelijke positie omdat voor de geestelijk verzorger. Ik sta daarom stil bij de besluitvormingsprocessen van organisaties en de rol van macht en communicatie en ik probeer daarmee de humanistisch geestelijk verzorger theoretische handvatten te bieden om invloed binnen de organisatie te verwerven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Tussen marge en macht: Over de bijdrage van de humanistisch geestelijk verzorger aan humanisering binnen Osira Amstelring L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/80/Afstudeerscriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Cuperus, Wietske PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/27 AB - Tatoeages zijn in de westerse wereld nooit een vanzelfsprekend verschijnsel geweest. Tot ongeveer de jaren ’70 van de vorige eeuw werden tatoeages door wetenschappers beschouwd als een kenmerk van bepaalde groepen mensen: primitievelingen uit verre oorden droegen tatoeages, maar ook dicht bij huis werden tatoeages in direct verband gebracht met criminaliteit en mensen met een lage sociale komaf. Pas wanneer het tatoeëren in Noord-Amerika en West-Europa, onder invloed van de verschillende emancipatiebewegingen in de jaren ’60 en ’70, in populariteit toeneemt, verandert de houding van wetenschappers. Vanaf de jaren ‘80 onderzoeken psychologen motieven van mensen om zich te laten tatoeëren. Sociologen onderzoeken daarna de verhalen die mensen over hun tatoeages vertellen. Deze verhalen noemen zij ‘tattoo narratives’. Vanwege het zelfgekozen en permanente karakter van tatoeages bevatten tattoo narratives waardevolle informatie voor de (humanistisch) geestelijk begeleider. Uit zeven open interviews met mensen met tatoeages blijkt dat wanneer deze mensen vertellen over de tatoeages in het leven, zij vertellen over hun zelfbeeld en mensbeeld, over de ander in het leven, over waarden en moraal en in sommige gevallen over doelen, wensen, levensperspectieven en belangrijke gebeurtenissen. Het hebben van tatoeages wordt door deze mensen verschillend ervaren. Voor de ene groep drukken tatoeages uit, wat van grote waarde is in het leven. Afzonderlijke tatoeages staan bijvoorbeeld symbool voor waardevolle anderen of specifieke waarden, zoals vrijheid. Tatoeages zijn voor deze groep mensen een persoonlijke en serieuze aangelegenheid. Voor de andere groep is de betekenisgeving te vinden in ‘het getatoeëerd zijn’, er anders uit zien dan anderen. Deze mensen zien hun tatoeages vooral als een decoratie van het lichaam. Voor alle geinterviewden geldt dat de onderwerpen waarover zij vertellen, veelzeggend zijn voor de wijze waarop zij in het leven staan: hoe ze over het leven denken, hoe ze handelen en hoe ze het leven ervaren. Voor geestelijk begeleiders, maar ook voor andere professionals, bieden tatoeages een unieke ingang om met cliënten over deze onderwerpen in gesprek te gaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - De waardevolle huid: tatoeages, verhalen en geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/27/scriptie%20Wietske%20Cuperus.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jongen, Esli PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/48 AB - Er wordt van humanistici verondersteld dat zij kennis hebben van levensbeschouwing. Maar wat is dat eigenlijk? Voor het herkennen en analyseren van levensbeschouwelijke uitingen van jeugdigen is een begripsverheldering nodig. Dit bleek een complexe aangelegenheid. Levensbeschouwing is niet zo gemakkelijk te definiëren. Het gebruik van concepten in wetenschappelijke publicaties is divers en niet eenduidig. Er wordt voor de doelgroep jeugd gepubliceerd onder de termen ‘zingeving,’ ‘spiritualiteit’ en ‘religie,’ maar niet onder de termen ‘levensbeschouwing’ en ‘existentieel.’ De studie is vooral een theoretische exercitie naar begripsverheldering. De betekenissen die jeugdigen geven aan levensbeschouwing dienen ter illustratie. In de empirisch wetenschappelijke literatuur is gezocht naar uitingen van existentiële en spiritueel-transcendente aard. Voor de analyse daarvan is de conceptuele verheldering van levensbeschouwing van Alma en Smaling (2010) gebruikt. Zij onderscheiden diverse dimensies van levensbeschouwing. De existentiële en spiritueel-transcendente dimensie zijn aangewezen als karakteristiek voor het werk van humanistici. In de existentiële dimensie van levensbeschouwing staat een reflectie op het eigen leven centraal. In de spiritueel-transcendente dimensie een reflectie op het eigen leven in een groter betekenisverband ofwel een persoonsoverstijgend geheel. Die reflectie maakt levensbeschouwing tot een bron van zingeving (Alma, 2008). Jeugdigen zijn in staat om te reflecteren op hun leven (in een groter geheel). Er is sprake van overlap in de existentiële en spiritueel-transcendente dimensie van levensbeschouwing. De existentiële vraag ‘wie ben ik?’ beantwoorden diverse jeugdigen met een ontkenning of een bevestiging van een bovenmenselijke macht aan wie zij hun identiteit ontlenen (Alma en Janssen, 2000, Wintersgill, 2008, Coles, 1990). In gesprekken in de jeugdhulpverlening en in veldonderzoek doen jeugdigen meer uitingen van existentiële en spiritueel-transcendente aard dan in educatieve omgevingen waarin zij schriftelijk vragen kregen voorgelegd. Zowel de doelgroep als de vraagformuleringen hebben mogelijk invloed op deze bevinding. Het is nog zoeken naar formuleringen en onderzoekswijzen die jeugdigen uitnodigen om reflecties te geven op hun leven (in een groter geheel). In onderzoek vanuit educatieve omgevingen wordt geconcludeerd dat jeugdigen veelal uiting geven aan alledaagse vormen van zingeving (Alma en Janssen, 2000, Mulders en Brugman, 2011). Leerlingen noemen echter veelvuldig dat contacten met vrienden en familie betekenisvol zijn in hun leven. Yalom (1998) noemt verbondenheid een existentieel thema. Dit roept de vraag op wat er wordt precies wordt verstaan onder alledaagse vormen van zingeving en of deze overlap hebben met reflecties van existentieel levensbeschouwelijke aard. PB - [s.l.] : s.n. TI - Welke betekenis geven jeugdigen aan de existentiële en spiritueel-transcendente dimensie van levensbeschouwing? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/48/Esli%20Jongen%20-%20scriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - As, Evert van PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/40 AB - In brede zin gaat mijn scriptie over de spanningsvelden die zich in onze tijd manifesteren tussen autonomie en gemeenschap en seculiere en religieuze wereldbeelden. In deze tijd is er sprake van een spanningsvol samengaan van toenemende modernisering, secularisering en individualisering aan de ene kant, en een opbloei van nieuwe individueel samengestelde en beleefde vormen van religie en spiritualiteit aan de andere kant. Aan de hand van het spirituele festival Open Up, heb ik onderzocht hoe in hedendaagse spiritualiteit het verlaten van traditionele instituties in naam van de persoonlijke vrijheid en autonomie, paradoxaal zorgt voor nieuwe vormen van geëngageerde zingeving, identiteit- en gemeenschapsvorming. Aan de hand van een narratieve analyse van het spirituele discours en de levensbeschouwelijke praktijken, heb ik de sociologische en antropologische vraag naar de relatie tussen het geïndividualiseerde zelf en een spiritueel-wij onderzocht. Vervolgens heb ik deze geanalyseerd aan de hand van het kritisch-humanisme van Harry Kunneman, en beoordeeld of zij voldoet aan de criteria die hij opstelt voor een postmoderne levensbeschouwing. Ik beargumenteer dat er gesproken kan worden van een postmoderne, posttraditionele spiritualiteit. De verwijzingen naar een transcendente Eenheid of Heelheid die in de spiritualiteit bij Open Up centraal staan, laten de postmoderne ruimte voor pluraliteit en uniciteit open, en lijken deze zelfs te bekrachtigen. Meer specifiek laat ik zien dat er in de levensbeschouwelijke inspiratie bij Open Up, een postmoderne verbinding tot stand komt tussen religieus-metafysische en moderne wereldbeelden. Hierin wordt de autonomie van het individu zowel erkend als overstegen. Net als bij Kunneman staan bij Open Up existentiële en morele leerprocessen centraal, waarin zowel de ontwikkeling van het individu een belangrijke rol speelt, als de verbinding met anderen en een groter geheel en waarin verschillen gerespecteerd en gewaardeerd worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Eenheid in verscheidenheid, een onderzoek naar transcendentie en zingeving, identiteit- en gemeenschapsvorming bij het spiritueel festival Open in het licht van het kritisch humanisme van Harry Kunneman L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/40/ScriptieEvertvanAs28-02.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zeeland, Sandra van PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/30 AB - Wat kan stilte, zoals door de filosoof Josef Pieper opgevat, bijdragen aan humanisme? Om het begrip humanisme nader te kunnen bepalen wordt uitgegaan van de visie van Jaap van Praag op humanisme. Voor Pieper is het belang van de rust gelegen in het gegeven dat door die rust de mens mens blijft. Voor Pieper is het feest de innerlijke oorsprong van de rust. En het meest feestelijke feest dat gevierd kan worden is voor Pieper het cultische feest; de verankering in het goddelijke is essentieel. De zin van het feest kan begrepen worden om op een niet-alledaagse manier de instemming met de wereld en het leven te laten blijken. Pieper legt de nadruk op de rust als het kunnen beamen van wie men is als mens. Het gedachtegoed van Cornelis Verhoeven wordt ter hand genomen om nader in te gaan op stilte en humanisme. De scriptie sluit af met het benoemen van de verschillende aspecten van stilte die wel en niet terug te vinden zijn in humanisme en welke waarde deze aspecten voor humanisme hebben. PB - [s.l.] : s.n. TI - Stilte en rust: een literatuuronderzoek naar de plaats van stilte en rust in humanisme L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/30/sandravanzeeland_scriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Sloot, Fabian PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/458 AB - Hoewel de overheid in de afgelopen decennia steeds heeft gezocht naar manieren om het fenomeen kraken tegen te gaan blijven er in Nederland kraakpanden opduiken. Ook toen in 2010 kraken strafbaar werd gesteld en de politie in samenwerking met gemeenten een beleid ontwikkelde om alle kraakpanden te ontruimen bleven mensen kraken. De kreet die krakers daarbij gebruikten was 'Kraken gaat Door'! De vraag die in deze scriptie naar gesteld word is waarom mensen doorgaan met kraken, en dan vooral welke persoonlijke overtuigingen over het leven daar aan ten grondslag liggen. De scriptie onderzoekt de verhouding tussen zingeving en de inzet van mensen voor de Amsterdamse kraakbeweging. Aan de hand van Glaser & Strauss' methode van de Grounded Theory worden 44 interviews uit de jaren '80 en '90 en vijf interviews met krakers anno nu geanalyseerd. Daarbij komen verschillende aspecten van zingeving aan bod. Gekeken word naar de relatie tussen kraken en wereldbeeld, mensbeeld, ethiek/moraal, levensperspectief, en levensregels (allen afkomstig uit Jan Hein Mooren's laatste boek Verbeelding en Bestaansoriëntatie) en met transcendentie en verbondenheid. Door steeds opnieuw op zoek te gaan naar de relatie tussen deze aspecten van zingeving en de inzet voor de kraakbeweging probeer ik in deze scriptie inzicht te geven in de levensbeschouwelijke overtuigingen van krakers en hoe deze in verband staan met hun activisme. Ik besteed daarbij aandacht aan de wederkerige relatie tussen zingeving en de inzet voor de kraakbeweging. Die inzet komt namelijk voor een groot deel voort uit al bestaande overtuigingen over wat een zinvol leven is, maar die zelfde overtuigingen worden vaak ook gevormd binnen de kraakbeweging. De scriptie richt zich dus in eerste instantie op de wisselwerking tussen zingeving en de kraakbeweging, maar geef daarbij ook inzicht in de relatie tussen persoonlijke zingeving en sociale bewegingen in het algemeen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kraken gaat door! maar waarom ? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/458/Masterscriptie%20Kraken_Gaat_Door.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Banens, Bernadette PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/45 AB - Het glazen plafond is zeker geen mythe zoals Marike Stellinga beweert. Het glazen plafond is wel nagenoeg onzichtbaar omdat zij ingebed ligt in een mannelijke hegemonie die al zo lang de heersende norm is, dat zij als vanzelfsprekend wordt geacht. Hieraan ten grondslag liggen machtsprocessen en geweldscyclussen. Aan de hand van haar uitgebreide theorie over onderdrukking laat Ann Cudd ons zien dat de hiërarchische organisatie van mannen over vrouwen, een institutioneel proces van onderdrukking is dat zijn oorsprong heeft in systematisch geweld. Deze hiërarchische organisatie toont zich onder andere in de carrières van vrouwen en mannen die persistent langs horizontale en verticale genderlijnen lopen. Het is een proces dat in hoofdlijnen in stand gehouden wordt door een vicieuze cirkel van stereotype beeldvorming van vrouwelijke inferioriteit en mannelijke superioriteit en een loonkloof. Het brengt vrouwen als groep ten opzichte van mannen als groep in een sociaaleconomisch en psychologisch afhankelijke positie, waarvan mannen als groep profiteren. Zowel vrouwen als mannen zijn gewend geraakt aan deze ‘onder’ respectievelijk ‘boven’ positie en geloven dat ze hun schade respectievelijk privileges verdienen. Vrouwen zijn niet eenduidig slachtoffer want het institutionele proces van onderdrukking wordt eveneens in stand gehouden door de keuzes van vrouwen zelf. Dit vindt echter plaats in een context van mannelijke hegemonie. De samenleving, gebaseerd op geïnstitutionaliseerde mannelijke macht, draagt derhalve verantwoordelijkheid voor het feit dat vrouwen ten opzichte van mannen in een nadelige positie zijn gebracht. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een lange wandeling naar vrijheid, een onderzoek naar het glazen plafond in het licht van Ann Cudd haar visie op onderdrukking L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/45/Afstudeeronderzoek%20%27Een%20lange%20wandeling%20naar%20vrijheid%27%2c%20definitieve%20versie%2c%20B.J.%20Banens%2000990101.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hehenkamp, Lenore PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/57 AB - Deze scriptie gaat over zingeving, professionele weerbaarheid en politieonderwijs. Politiemensen zijn normatieve professionals. Politiewerk is een hoog-risicoberoep aangezien de politie te maken krijgt met situaties die het bestaan van mens-zijn raken zoals ziekte, ongeluk, agressie en de dood. De gevolgen, zoals trauma en stress, kunnen groot zijn. De uitdaging voor politiemensen is om professioneel om te gaan met de situatie en moreel verantwoord te handelen. Hiervoor moeten ze weerbaar zijn. Zingeving vindt binnen de politie plaats op drie gebieden, het persoonlijke, de organisatie en de samenleving. Politiemensen manoeuvreren tussen deze vlakken. In het onderwijs is aandacht voor het waardenkader van de politie. Het persoonlijke zingevingskader van politiemensen kan andere normen en waarden bevatten dan het waardenkader van de politie voorschrijft. De vraag is in hoeverre het waardenkader bij politiemensen is gefundeerd. Waardenvormende dialogen kunnen mensen bewust maken van eigen zingevingskaders. Weerbaarheid, op fysiek, mentaal en moreel vlak, komt neer op de mogelijkheid van mensen om zich te verhouden tot iets anders op een betekenisvolle (zingevende) wijze. Het doel daarbij is het behoud van menswaardigheid. Mensen meten zich aan voorbeeldfiguren. Vervolg vraag is hoe om te gaan met oncontroleerbare situaties en gevoelens van machteloosheid. PB - [s.l.] : s.n. TI - Op weg naar wezenlijke weerbaarheid. Zingeving, weerbaarheid en politie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/57/Scriptie%20Lenore%20Hehenkamp.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vick, Christiane PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/401 AB - Deze scriptie is een onderzoek naar de rol en de invloed van Elly Hoogeveen op de ontwikkeling van humanistisch geestelijke begeleiders en hun visie op hun vak, beke-ken vanuit gezichtspunten van het fenomeen voorbeeldfiguren. Elly Hoogeveen verbond het werken als humanistisch geestelijk begeleider met het docent zijn voor toekomstige collega`s. Dit deed ze vanaf 1979 tot en met 1996, eerst aan het Humanistisch Opleidingsinstituut, later aan diens opvolger, de Universiteit voor Humanistiek. Door haar langdurige docentschap van een belangrijk onderdeel van de opleiding, haar uitgesprokenheid in ideeën en overtuigingen, haar talent om te betogen en door de rol die ze kreeg in de `promotie` van het vak en de opleiding had Elly Hoogeveen veel invloed op de beroepsmatige ontwikkeling van veel van de huidige humanistisch geestelijke begeleiders in Nederland. Haar schriftelijk werk wordt deels nog gelezen, besproken en geciteerd. Maar Hoogeveen roept en riep ook meer dan gemiddeld controversiële reacties op, hiervan getuigen de verslagen van de enquête onder humanistisch geestelijke begeleiders en de afgenomen interviews onder voormalige docentcollega`s, die onderdeel zijn van dit onderzoek. In deze scriptie probeer ik met behulp van het net genoemde empirisch onderzoek en door literatuurstudie volgende deelvragen te beantwoorden: Wat is een voorbeeldfiguur en wat is de werking ervan? Wat zijn kenmerken en functies van humanistische voor-beeldfiguren? Is humanistisch geestelijke begeleiding gebaat bij voorbeeldfiguren? En is Hoogeveen een voorbeeldfiguur voor humanistisch geestelijke begeleiders? PB - [s.l.] : s.n. TI - Elly Hoogeveen - een voorbeeldfiguur voor humanistisch geestelijke begeleiding? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/401/Masterscriptie%20Christiane%20Vick.doc?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hayze, Jan de la PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/402 AB - In dit empirische onderzoek heb ik me gericht op hoe de spirituele zorg gestalte krijgt in een palliatief team in een academisch ziekenhuis. Behandelaars kunnen bij een dergelijk team terecht voor advies over een vraagstuk bij een palliatieve patiënt. Van dit multidisciplinaire team maakt ook een geestelijk verzorger deel uit om zorg te dragen voor het spirituele aspect van de palliatieve zorg. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit aspect voor de ernstig zieke patiënt van belang is. Deze patiënten willen als een compleet mens gezien worden, met de spirituele dimensie als een onlosmakelijk onderdeel. Een ruime meerderheid van de geïnterviewde geestelijk verzorgers en de coördinatoren van palliatieve teams is van mening dat er onvoldoende aan de behoefte aan spirituele zorg van de palliatieve patiënt voldaan wordt. Uit dit onderzoek komen hiervoor een drietal redenen naar voren. Ten eerste de dominantie van het medische denken en handelen in de palliatieve zorg, ten tweede de onbekendheid bij de zorgverlener met de inhoud van de spirituele dimensie en ten slotte de weerstand die in de huidige Nederlandse samenleving bestaat tegen de benaming van deze dimensie. De associatie met zweverigheid en met religie is de oorzaak van deze weerstand en staat een eenduidige acceptatie van het woord ‘spiritueel’ in de weg. Lees voor de aanbevelingen het onderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - De spirituele dimensie in een palliatief team. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/402/scriptie%20jan%20de%20la%20hayze.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Harder, Isabel Sofia PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/403 AB - Ieder mens heeft levenservaring. Deze ervaring wordt namelijk inherent opgedaan door het leven te leven. Er is immers altijd sprake van momenten waarop een mens geraakt wordt door een ervaring met een gebeurteniskarakter. Zo’n gebeurtenis hoeft overigens niet altijd diep te raken. Wanneer een mens vooral ervaringen doorleeft die niet ten diepste raken, spreek ik van beperkte levenservaring. Het gaat hierbij meer om dagelijkse ervaringen als een afwijzing ontvangen voor een sollicitatie. Dit kan een paar dagen piekeren opleveren, maar wordt vervolgens als een leermoment opgenomen in het innerlijk. Ervaringen die echter dieper raken, beslaan over het algemeen ook een langere tijd om te doorleven, doordenken en uiteindelijk af te ronden. Deze levenservaringen voelen aan als een nauwte die uitgehouden moet worden en waar na afronding een wijdte zich voor in de plaats aandient. Die wijdte laat zich karakteriseren als innerlijke ruimte. Deze innerlijke ruimte is voorwaarde voor het verlenen van goede geestelijke zorg. Een geestelijk verzorger moet immers volledig met zijn aandacht aanwezig zijn bij de cliënt in geestelijke nood. Ik spreek hier met opzet van volledigheid. De verzorger kan namelijk een levensverhaal hebben waarin veel confronterende levenservaringen zijn opgenomen. Het verhaal is vol, maar de verzorger moet ‘ledig’ zijn op het moment dat hij of zij in gesprek treedt met de cliënt. Zijn of haar levenservaring kan weliswaar helpen bij het herkennen, inleven en meevoelen met de cliënt, maar dit verhaal kan ook interveniëren, waardoor de cliënt nauwelijks aan bod komt. De verzorger moet innerlijk beschikbaar zijn. Verzorgers die beperkte levenservaring bezitten, beschikken over een zekere onbevangenheid, doordat hun eigen levensverhaal minder ingevuld is. Voor het opdoen van levenservaring speelt leeftijd geen rol, wel kan het een beginnend geestelijk verzorger ontbreken aan werkervaring en daarmee het zelfvertrouwen om een cliënt raad te kunnen geven. Voorwaarden voor goed geestelijk verzorgerschap zijn een aangeleerde basishouding op de Universiteit voor Humanistiek, zelfkennis (opgedaan door reflectie en doorleefde ervaring) en innerlijke ruimte. PB - [s.l.] : s.n. TI - De wijdte is vrucht van een uitgehouden nauwte: Afstudeeronderzoek naar de rol van levenservaring bij goede geestelijke verzorging. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/403/Afstudeeronderzoek%20Isabel%20Harder%20naar%20Levenservaring%20en%20GB%2022-08-2012.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Orsouw, Floor van PY - 2012 UR - https://hdl.handle.net/11439/28 AB - Mindfulness – “het zonder oordeel en met aanvaarding richten van de aandacht op ervaringen in het hier en nu (Kabat-Zinn 2004)” - is in de afgelopen jaren een populair verschijnsel geworden: boeken, trainingen en cursussen duiken overal in de samenleving op. In de (geestelijke) gezondheidszorg wordt mindfulness succesvol als therapie ingezet. Hoewel mindfulness losgesneden is van zijn oorspronkelijke levensbeschouwelijke context, is algemeen bekend dat mindfulnessmeditatie afkomstig is uit het boeddhisme. Voor mijn scriptie voor de master geestelijke begeleiding aan de Universiteit voor Humanistiek heb ik door middel van exploratief kwalitatief onderzoek - literatuuronderzoek en gesprekken met een drietal psychotherapeuten/ psychologen en twee humanistische en twee protestantse geestelijk verzorgers - een antwoord proberen te vinden op de vraag: “Welke rol spelen de (boeddhistische) levensbeschouwelijke aspecten van mindfulness in de inzet van mindfulness door psychotherapeuten en geestelijk verzorgers, die opgeleid zijn tot mindfulnesstrainer, in de (geestelijke) gezondheidszorg?” In deze vraag komen drie thema’s samen die van belang zijn voor de geestelijke verzorging: de inzet van mindfulness/meditatie door geestelijk verzorgers, de levensbeschouwelijke aspecten van mindfulness en de relatie tussen geestelijke verzorging en psychotherapie. In het literatuuronderzoek wordt onderzocht wat het begrip mindfulness inhoudt, wat de huidige toepassingen zijn en wat haar boeddhistische achtergrond is en hoe die boeddhistische achtergrond zich verhoudt tot psychotherapie, geestelijke verzorging en humanisme. Daarna heb ik op basis van de uitkomsten van de interviews een vergelijking gemaakt tussen de psychotherapeuten en geestelijk verzorgers met betrekking tot de rol die (boeddhistische) levensbeschouwelijke aspecten spelen in de inzet van mindfulness. Naar aanleiding van de conclusies doe ik enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek, de inzet van mindfulness door geestelijk verzorgers, de samenwerking tussen verschillende disciplines en onderwijs voor aankomend geestelijk verzorgers. PB - [s.l.] : s.n. TI - Mindfulness: therapie, spirituele oefening of levenshouding? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/28/Scriptie_Mindfulness_def.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oudenaarden, Rosanna van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/361 AB - Hoe kan de vrijplaats van de Humanistisch Geestelijke Verzorging (HGV) bij Justitie gewaarborgd worden in het licht van actuele ontwikkelingen op macro-, meso- en microniveau ten aanzien van het raadswerk bij Justitie? Door middel van literatuurstudie en gesprekken met enkele centrale spelers in het veld van de humanistisch geestelijke verzorging bij Justitie is in deze scriptie getracht een antwoord te geven op bovenstaande vraag. In het eerste deel van mijn scriptie staat het woord vrijplaats centraal, wat ik na bestudering van vele bronnen heb omschreven als een vrije ruimte voor de gedetineerde om te spreken over dat wat hem bezighoudt zonder druk of dwang van buiten. Deze vrije ruimte is opgebouwd uit drie elementen: (1) De vrijheid van cliënten om een geestelijk verzorger te benaderen, (2) de zwijgplicht en het verschoningsrecht van de geestelijk verzorger, en (3) de onbelemmerde toegang van geestelijk verzorgers tot cliënten. Al deze onderscheiden elementen zijn gebaseerd op een aantal fundamentele wetten, principes en uitgangspunten, zonder welke de vrijplaats voor de cliënt niet kan worden gewaarborgd. Na in het eerste deel van deze scriptie de betekenis van het woord vrijplaats onderzocht te hebben en het belang van deze vrijplaats in het humanistisch raadswerk te hebben verwoord, onderzoek ik in het tweede deel de vrijplaats van de HGV bij Justitie en constateer ik dat door verschillende omstandigheden en ontwikkelingen op macro- en mesoniveau deze vrijplaats en de waarborging daarvan op microniveau onder druk staat. Geconcludeerd wordt dat de staat, de ambtenaarlijke kant van het werk, te sterk de inhoudelijk of ambtelijke kant van het humanistisch raadswerk dreigt te beïnvloeden en daarmee de vrijplaats van de HGV voor gedetineerden schaadt. Aan de hand van onder andere de theorieën van het politieke handelen en macht en communicatie in organisaties van Martin Hetebrij verken ik de bewegingsvrijheid en speelruimte van de HGV bij Justitie om – gegeven de omstandigheden die de vrijplaats kunnen bedreigen – de vrijplaats te beschermen. Ik bepleit met het oog op het beschermen van de vrijplaats en de toekomst van het humanistisch raadswerk een actief-vernieuwende reactie, gericht op het behoud van de vrijplaats en de waarden die de vrijplaats vertegenwoordigt. Daarmee komt een aantal antwoordmogelijkheden op de hoofdvraag in het vizier. De vrijplaats van de HGV bij Justitie kan gewaarborgd worden, indien de HGV haar politieke competentie ontwikkelt: de zorgvuldige, zelfstandige positiebepaling van de HGV binnen de DGV, met waar mogelijk samenwerking met de andere denominaties wanneer er een gezamenlijk belang verdedigd kan worden. Ook door het ontwikkelen van levensbeschouwelijke scherpte kan de HGV haar vrijplaats waarborgen: door dit te ontwikkelen versterkt de HGV het ambtelijke been waarop zij staat, om zo een beter evenwicht te krijgen tussen het ambtelijke en het ambtenaarlijke been van de HGV. Ik concludeer dat het in het belang van de vrijplaats is dat de HGV zich ontwikkelt tot een geestelijk weerbare denominatie binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van Justitie, die op basis van die geestelijk weerbaarheid weerstand kan bieden aan de staat wanneer deze buiten haar oevers dreigt te treden en de inhoud van het raadswerk en daarmee de vrijplaats dreigt te beïnvloeden. PB - [s.l. : s.n.] TI - Op zoek naar ruimte; Over de vrijplaats van humanistisch geestelijke verzorging bij justitie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/361/Afstudeeronderzoek%20%27De%20vrijplaats%20van%20HGV%20bij%20Justitie%27.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zandbergen, Paula van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/338 AB - In dit literatuuronderzoek wordt gekeken naar de relatie tussen moraliteit en immoreel handelen. Morele overtuigingen hebben een richtinggevende functie bij het handelen en omgekeerd wordt het handelen gerechtvaardigd op basis van deze overtuigingen, ook wanneer deze geen doorslaggevende factor voor het handelen zijn geweest (Baumeister, 1991, 36). De uitspraak van Baumeister bevestigt de relatie tussen moraliteit en handelen op meerdere niveaus. Moraliteit is richtinggevend aan het handelen, maar verleent eveneens een betekeniskader voor ons handelen. De stelling van Baumeister impliceert dat mensen de behoefte hebben het eigen handelen te rechtvaardigen en in overeenstemming te houden met morele overtuigingen. In dit onderzoek worden deze inzichten verder uitgewerkt. De relatie tussen moraliteit en (immoreel) handelen wordt multidisciplinair benaderd. Aan de hand van de filosofen Jan Verplaetse en John Dewey en de psychologen Martin L. Hoffman en Albert Bandura wordt gekeken naar in hoeverre mensen zich in hun handelen laten leiden door hun morele overtuigingen en welke processen het mogelijk maken dat zij deze overtuigingen terzijde stellen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Moreel voelen, denken & doen! Literatuuronderzoek naar de relatie tussen moraliteit en immoreel handelen gebaseerd op de visies van Jan Verplaetse, Martin L. Hoffman, Albert Bandura & John Dewey L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/338/Masterscriptie%20Paula%20van%20Zandbergen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Goor, Nina van de PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/339 AB - De opkomst van het populisme betekende het afgelopen decennium welhaast een aardverschuiving in het eens zo rustige Nederlandse politieke landschap. De sterke populistische beweging, die vleugels kreeg onder leiding van politici als Pim Fortuyn en Geert Wilders, manifesteerde zich niet slechts in de Haagse politieke arena, maar juist ook daarbuiten: met zijn felle retoriek en kruistocht tegen de ‘politieke correctheid’ maakte het populisme in de hele samenleving de tongen los. Het populisme richt zijn pijlen in het bijzonder op waarden en thema’s die humanisten en humanistici nauw aan het hart gaan, zoals kwesties rond de multiculturele samenleving, diversiteit, tolerantie en (religieuze) verdraagzaamheid, maar ook andere humanistische waarden als vrijheid, gelijkheid, democratie en mensenrechten liggen sinds de opkomst van het populisme geregeld onder vuur. Dit vraagt om een reactie vanuit de Humanistiek als maatschappijbetrokken wetenschap, maar welke? Moeten humanistici de barricaden op en de strijd aangaan met het populisme, of is het beter om het populisme, hoe oneens we het soms ook zijn, de ‘andere wang’ toe te keren? Kunnen we de opkomst van het populisme begrijpen als maatschappelijk en zelfs existentieel verschijnsel, en er wellicht ook wat van leren? In mijn scriptie ga ik in op dergelijke vragen, en onderzoek ik de mogelijkheid om op een zinvolle manier om te gaan met de uitdagingen en dilemma’s waar de opkomst van het populisme de Humanistiek voor stelt. PB - [s.l.] : s.n. TI - Humanisme en populisme, tussen conflict en ontmoeting L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/339/Humanismeenpopulisme.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Arends, Marloes PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/342 AB - Zin geven aan uitzendervaringen. Een verkennend onderzoek onder veteranen Op uitzending is alles anders dan thuis. Militairen komen in aanraking met andere culturen, geweld, leed, onrecht en onmacht. Misschien moeten ze in erbarmelijke omstandigheden leven of staan ze voortdurend onder spanning vanwege dreiging of gevaarlijk werk. Het beeld wat een militair had van zichzelf, zijn medemens en de wereld, valt bij terugkomst vaak moeilijk te rijmen met de uitzendervaringen. De ervaringen moeten daarom verwerkt worden en een plek krijgen. Dit proces heet zingeving. In dit onderzoek staat de vraag centraal of het veteranen gelukt is om zin te geven aan de uitzendervaringen. Wanneer wel en wanneer niet? Wat doet een militair of veteraan als hij zijn ervaringen op een bevredigende manier een plek geeft? En wat doet (of laat) een militair of veteraan waardoor hij jaren later psychosociale klachten krijgt? Deze vragen worden beantwoord met behulp van een kwalitatieve analyse van een aantal life-story interviews met veteranen die naar voormalig Joegoslavië uitgezonden zijn geweest. Tevens wordt de vraag gesteld wat hulpverleners, het Veteraneninstituut en defensie met deze informatie kunnen. Is het mogelijk om bij nieuwe generaties (ex-)militairen het optreden van een problematische verwerking van uitzendervaringen te beperken? Het onderzoek heeft een rijke verzameling aan thema’s opgeleverd ten aanzien van enerzijds positieve verwerking van uitzendervaringen en anderzijds problematische verwerking van uitzendervaringen. Deze thema’s zijn gebruikt om een lijst met suggesties te maken ter verbetering van de (na)zorg rondom uitzendingen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingeven aan uitzendervaringen, een verkennend onderzoek onder veteranen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/342/ML_Full.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Damstra, Jochum PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/345 AB - In deze scriptie geef ik doormiddel van model-H, richtlijnen voor moreel verantwoord leiderschap. Dit is een vernieuwend model dat zowel ethiek, levenskunst en leiderschap met elkaar verbind. De ontwikkeling van eigenheid of authenticiteit van een leider is hierin van essentieel belang, hierdoor kan de leider zich op een eigen wijze verbinden met zijn/haar organisatiedoeleinden. Dit kan aan de hand van verschillende richtlijnen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: het schrijven van een autobiografie, het onderzoeken van de eigen verlangens en motivaties en het onderzoeken van de mate van invloed die anderen op hem hebben gehad. Daarnaast is het van belang om vanuit zelfonderzoek te kijken naar de belangrijkste waarden van een leider en de waarden van een organisatie in de samenleving. Vanuit deze waarden vormt de leider een moreel denkkader. Dit denkkader is sterk afhankelijk van de gesitueerdheid van de leider. Het is daarbij van uitzonderlijk belang dat de leider zich bewust wordt van wat er zowel bij hem in de organisatie als in de samenleving speelt. Door de ontwikkeling van de zojuist genoemde drie pijlers: eigenheid, morele oriëntatie en gesitueerdheid ontstaat een sociaal veld dat constant in beweging is en waaruit een vierde pijler ontstaat: oefening. Doormiddel van oefening en heroriëntatie ontstaat een proces waarin ‘de leider’ zichzelf en zijn positie ten opzichte van de organisatie bevraagt en bevestigd. Moreel verantwoord leiderschap is een pleidooi voor authentiek leiderschap op moreel verantwoorde basis in een snelle, dynamische en kennisintensieve éénentwintigste eeuw. PB - [s.l.] : s.n. TI - Moreel verantwoord leiderschap, Richtlijnen voor moreel verantwoord leiderschap aan de hand van levenskunst en leiderschap in de laatmoderniteit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/345/Masterthesis%20Jochum%20Damstra%201%20juni.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hallo - van Bekkum, Brechtje PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/357 AB - In deze scriptie heb ik onderzocht hoe kunst als bron van zingeving in geestelijke begeleiding kan worden ingezet. Geestelijke begeleiding is de professionele begeleiding op het gebied van zingeving. De geestelijk begeleider kan gebruik maken van kunst in tweegesprekken, bijvoorbeeld door kunst als hermeneutische competentie in te zetten; het teruggeven van iemands levensverhaal in kunst. Kunst kan in rituele vorm een plek krijgen in geestelijke begeleiding. Tenslotte kan kunst een rol spelen in presentieraadswerk. Kunst kan een stille aanwezigheid vertegenwoordigen en op die manier bijdragen aan zingeving. Kunst kan een manier zijn om een esthetische ervaring te hebben. De esthetische ervaring is onderdeel van een zingevingsproces waarbij iemand door een beeld geraakt wordt. Bij het zien of horen van kunst wordt er iets in iemand in beweging gezet waardoor er een appél wordt gedaan op de reflexieve vaardigheden van iemand. De houding die daarvoor nodig is, de esthetische houding, is middels kunst te leren. Voorwaarden voor het gebruik van kunst zijn er ook: de geestelijk verzorger moet zelf geïnspireerd kunnen worden door kunst. Daarnaast is het hebben van een kunstzinnige humuslaag, oftewel een eigen ‘beeldbank’ een pré. De eigen gerichtheid op kunst in verhalen, poëzie, beelden en schilderijen helpt om kunst als bron van zingeving in te zetten in geestelijke begeleiding. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kunstzinnig: Over het gebruik van kunst in geestelijke begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/357/masterscriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vries, Anne-Jean de PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/358 AB - Mijn scriptie ‘Van Normatieve Professionalisering naar een Integraal Kader’ is geschreven voor de Universiteit voor Humanistiek voor de afstudeerrichting ‘Kritische Organisatie en Interventie Studies (KOIS). Ik laat in ‘mijn genese tot mijn probleemstelling’ zien dat ik naast de UvH verschillende opleidingen gedaan heb die wat mij betreft het makkelijkst samen zijn te vatten onder de noemer: ‘persoonlijke ontwikkeling’. Ik laat hier zien dat ik al deze facetten van persoonlijke ontwikkeling kan plaatsen binnen het integrale kader van Ken Wilber én dat dit rust geeft. Tegelijkertijd problematiseer ik zijn kader wanneer we naar de context van professionals en organisaties kijken. Het kader van normatieve professionalisering is daar beter voor. Normatieve professionalisering is de plaats waar aspecten van persoonlijke ontwikkeling maar ook wetenschappelijke en praktische interdisciplinaire kennis samen komen. Ik probeer in deze scriptie ook zelf niet buiten schot te blijven en in die zin in te gaan op mijn eigen persoonlijke en wetenschappelijke kennis en anderzijds mijn praktische handelen. Normatieve professionalisering is een kader dat laat zien dat alhoewel de situaties binnen organisatorische contexten zeer complex zijn, dat zij in feite nog niet complex genoeg zijn. Er is meer complexiteit nodig. Deze complexiteit heeft met name te maken met ‘morele’ en ‘existentiële’ vraagstukken. Zelf bepleit ik dat ook existentiële vraagstukken niet genoeg zijn. Want deze vragen zijn slechts één aspect van de vragen die komen kijken bij het totale spectrum van persoonlijke ontwikkeling. Alleen, zoals ik laat zien, is het nú al complex voor zowel de student aan de UvH als de (normatieve) professional. Wanneer daar meer complexiteit aan toegevoegd wordt dreigt het gevaar van wat ik ‘gefragmenteerde hyperreflectie’ noem. Simpel gezegd betekent ‘gefragmenteerde hyperreflectie’, dat te veel reflecties elkaar in te hoog tempo opvolgen en waarin geen samenhang in te ontdekken valt. Met deze scriptie probeer ik een verbreding en een verdieping aan te brengen in het kader van normatieve professionalisering. Deze verbreding en verdieping probeer ik te doen aan de hand van drie theorieën. De eerste is het integrale kader over persoonlijke ontwikkeling van Ken Wilber. De tweede is Theory U van Otto Scharmer. Deze theorie is in feite een uitgebreide integrale communicatie en co-creatie theorie voor de context van organisaties. Spiritualiteit en hoogsensitiviteit hebben beiden een belangrijke plaats in deze Theory U. De twee perspectieven van Wilber en Scharmer zijn echter niet voldoende voor de context van organisaties. Dr. Martin Hetebrij, waarbij ik een van mijn twee stages heb gedaan, heeft mij in laten zien dat een perspectief op macht en besluitvormingprocessen van belangrijk zijn voor het krijgen van goed functionerende organisaties. Ik kom in deze scriptie, met behulp van deze drie theorieën tot een conclusie hoe ‘gefragmenteerde hyperreflectie’ tegen gegaan kan worden. Ik wijs enerzijds naar de voordelen van het hebben van een (integraal) cognitief organisatiekader en anderzijds het toepassen van postrationele bewustzijnstaten, zoals mindfullness en het groeien naar een postrationeel ontwikkelingsniveau. Deze ontwikkelingsniveaus vallen uiteen in pedagogische, psychologische en existentiele niveaus. Bewustzijnstaten komen en gaan. Je kunt maar één bewustzijnsstaat op hetzelfde moment hebben. Je kunt bijvoorbeeld niet nuchter en dronken op hetzelfde moment zijn. Een ontwikkelingsniveau gaat niet weg. Wanneer we bijvoorbeeld onze moeders taal geleerd hebben zal deze onder normale situaties altijd tot onze beschikking staan. Ook kom ik in deze scriptie tot de conclusie dat er een onderscheid bestaat tussen een integraal kader en een integraal handelen in de praktijk. ‘Normatieve professionalisering’ verwijst naar de noodzaak van het integreren van bestaanskennis in organisatorische contexten. Ik beargumenteer dat een integraal kader de praktische integratie van bestaanskennis kan voeden en ondersteunen PB - [s.l.] : s.n. TI - Van normatieve professionalisering naar een integraal kader L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/358/AA%20Scriptie%20UvH%20-%20ingeleverd.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Pijpers, Kevin PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/359 AB - In my thesis, I will focus on the problem of technology, from an existential perspective. What this means is that my goal is to explore how we relate to technology, what kind of sentiments are part of our use of technology and how technology enframes our daily lives. In the first part I analyze Kierkegaard's thinking, as expressed in his magnus opus Either/Or. Thinking and acting in terms of either/or, which I call binary, define not only the digital world, but also the entire frame in which we exist in our modern world. Everywhere, we are called upon to choose between this or that, which seems to be part of an authentic choice, but not really. Inside the dogma of either/or, Kierkegaard says, choosing is not real choosing. In his view, we should repent for thinking that our false choices were real at any point. The only choice to make is the choice to open our eyes to the fact that our choices in terms of either this or that are always unauthentic choices. One needs religion in order to be able to recognize that one is wrong at all times. The second part of my thesis is the bridge between Kierkegaard and Heidegger using Nietzsche. Nietzsche, the final metaphysician, is important because of his extreme suspicion of reductionist and oppressive thinking within previous philosophies and religion. His suspicious philosophy enables us to understand the problem of technology better. It opens up Kierkegaard’s either/or and adds something else to it: the Dionysian, the concept of an inherent chaos, madness and ecstasy, which does not fit within the logic of either/or. Considering the problem of technology, the Dionysian seems to be the anti-technology. I then analyze Heidegger's critique on Nietzsche in the final part of my thesis. However highly Heidegger regards Nietzsche, he still concludes that Nietzsche does not really transcend the either/or question, a question which Heidegger sees as unoriginal because of its metaphysical tendencies. I continue by revealing Heidegger's own concept of technological enframing, which he discovers because of his research on truth (alètheia). Heidegger redefines truth as the aesthetic concept of craftmanship, which appears to be an alternative to technological enframing. As a conclusion, I will summarize and combine Kierkegaard's and Nietzsche's contributions to achieve a more complete understanding of the concept of enframing. I conclude with the statement that the much heralded scientific progress and development of our time is a tendency which can never truly be ground-breaking, revolutionary, or new, however much it claims to be just that. Rather, paradoxically, the ground-breaking effect can only be found in repenting for our content-based technological extremism by relating to the old, to the “prehistoric” darkness, of what Nietzsche calls the Dionysian. Naturally, this does not mean the destruction of a technological sub-culture. Yet, the Dionysian “prehistoric” darkness finally puts technology in its place: a place in the periphery of life. PB - [s.l.] : s.n. TI - Enframing Reality L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/359/Enframing%20Reality_finalfinal.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leuvenink, Pascal PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/360 AB - In mijn masterscriptie onderzoek ik wat de waarde en kracht is van onbewust existentiële en discursief sociaal-politieke invloeden voor de humanistiek als menswetenschap. Ik onderneem een zoektocht door het landschap van de psychoanalyse (in het bijzonder de objectrelatietheorie van Melanie Klein, Ronald Fairbairn en Donald Winnicot) en aanverwante denkers (Jacques Lacan en Gilles Deleuze & Felix Guattari) die hierop een cruciale kritiek hebben geformuleerd. In het eerste deel behandel ik de belangrijkste kernconcepten binnen de objectrelatietheorie. Dit deel geeft de lezer een indruk van wat er op onbewust existentieel- en intersubjectief niveau kan spelen in de contacten die we met anderen aangaan. De inter- en externalisering van bepaalde objectrepresentaties en de daaraan gekoppelde neurosen staan hierbij centraal. In de overgang naar het tweede deel wordt het de lezer duidelijk dat er binnen de objectrelatietheorie geen verwijzingen te vinden zijn naar de potentiële invloed van sociaal-politieke factoren op het functioneren van de psyche, het gedrag en in de formatie van objecten. Het is de psychoanalyticus en filosoof Jacques Lacan die vanaf de jaren vijftig een sterke kritiek uit op de psychoanalyse van zijn tijd. Als eerste thematiseert hij de formatie van het ik of ego in relatie tot de taal en de symbolische orde, waardoor hij letterlijk de omringende wereld in het analytische denken binnenbrengt. Waar Lacan de omringende wereld in het psychoanalytische gedachtegoed binnenbrengt, intensiveren Deleuze & Guattari dit proces nog eens extra. In Anti-Oedipus (1972) formuleren zij, in navolging van Lacan, een kritiek op de gehele psychoanalyse. In tegenstelling tot Lacan, die zich weinig tot niet verliet op politieke uitspraken of consequenties van zijn theorie, positioneren Deleuze & Guattari zich expliciet als sociaalpolitieke denkers en diepen dit spoor verder uit. Beiden streven een verschuiving na van psychoanalyse richting schizoanalyse, een alternatief conceptueel instrumentarium waarbinnen de bewegingen in de sociaal-politieke werkelijkheid definitief als graadmeter van analyse worden genomen. In het derde en laatste deel formuleer ik onder de noemer ‘kwetsbaar vitalisme’ aanvullende existentiële en sociaal-politieke denklijnen, ten gunste van de humanistiek als menswetenschap. Een aanzet die zijn gewicht ontleent aan de inzichten uit de eerste twee delen. In dit derde deel zet ik een experimentele koers van analyse uit, gestut door praktische voorbeelden, die uitnodigt tot discussie onder vakgenoten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kwetsbaar vitalisme; Een verbinding tussen psychoanalyse, schizoanalyse en humanistiek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/360/Masterscriptie%20Humanistiek-G%20-%20A5.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Groot, Marion de PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/363 AB - Deze scriptie gaat over de mogelijkheden in de begeleiding van moslims door humanistisch geestelijk verzorgers. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: een literatuurstudie en een empirisch onderzoek. In het eerste deel van de scriptie worden de levensbeschouwelijke ontwikkelingen van de pluriforme samenleving geschetst aan de hand van literatuurstudie. De opkomst van de islam in Nederland wordt in deze ontwikkelingen geplaatst. Het beroep van de geestelijk verzorger staat in een voortdurende proces van professionalisering. Daarom kan worden verwacht dat de geestelijke verzorging zal anticiperen op de verschuivingen in het levensbeschouwelijke landschap. De vraagstelling van dit onderzoek is: “Is begeleiding van moslims door een humanistisch geestelijk verzorger mogelijk? Zo ja, waar moet je rekening mee houden en waar loop je tegen aan?” Om de hoofdvraag te beantwoorden, wordt in het tweede deel een empirisch onderzoek toegepast. Aan de hand van semigestructureerde interviews met humanistisch en islamitisch geestelijk verzorgers worden hun ervaringen met interlevensbeschouwelijke begeleiding weergegeven. Vanwege de kleine onderzoekspopulatie worden voorzichtige conclusies getrokken. Naar aanleiding van de interviews komen de volgende thema's in de conclusie aan bod: 'Ambtelijke binding & identiteit', 'Verschillen waar geestelijk verzorgers mee te maken krijgen', 'Professionalisering & levensbeschouwelijke competentie' en 'Humanistische waarden in de islam'. Naast levensbeschouwelijke thema's ga ik in op de culturele componenten waarmee de humanistisch geestelijk verzorger te maken krijgt. Tot slot bespreek ik de mogelijkheden en grenzen van de humanistisch geestelijk verzorger in het begeleiden van moslims. PB - [s.l.] : s.n. TI - Humanistische geestelijke verzorging aan moslims: grenzen & mogelijkheden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/363/Scriptie_Marion_digitaleversie-3.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Goossens, Judith PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/364 AB - Een penitentiaire inrichting is een plek waar per definitie sprake is van vernedering en waar de zinervaring van delinquenten onder druk staat, doordat zij hun vrijheid kwijt zijn geraakt. Anno 2011 is de zin van een humane detentie echter naar de achtergrond verschoven door de focus op veiligheid en de daaruit voortkomende roep uit de samenleving om zo lang en hard mogelijk te straffen. Deze scriptie is een onderzoek naar de betekenis van humanisering in penitentiaire inrichtingen vanuit een humanistisch perspectief met het oog op een humaner detentieklimaat en de bijdrage die humanistisch geestelijk verzorgers kunnen leveren in het realiseren van humaniseringspraktijken. Humanisering betreft het bewerkstelligen van een gezonde en harmonieuze organisatie, waarbij recht wordt gedaan aan de belangen en waarden van alle betrokkenen en de meervoudigheid aan menselijke ervaring. Het mogelijk maken van morele en existentiële leerprocessen kan daarbij tot (meer) wederzijds begrip leiden en als zodanig een humaner detentieklimaat tot gevolg hebben. Het gaat dan om het creëren van narratieve ruimten voor werknemers en een moreel beraad op de werkvloer. In het realiseren van deze morele leerprocessen ligt een taak voor HGVers. Het probleem is echter, dat geestelijk verzorgers zich veelal focussen op de relatie met de gedetineerde in de vrijplaats, terwijl zij vanuit hun professie en expertise op het gebied van zingeving en humanisering het meeste zicht hebben op de factoren die van belang zijn bij humanisering in de organisatie. Dit onderzoek toont het belang aan van een herpositionering van de HGV met het oog op humanisering, namelijk van een positie in de vrijplaats naar een positie buiten die vrijplaats in de organisatie. Een essentieel aspect van humanisering is het bevorderen van de voorwaarden voor persoonlijke zingeving van gedetineerden, waardoor zij zich gewaardeerd en waardig voelen als mens voor zover dat mogelijk is binnen de dehumaniserende context van de vrijheidsstraf. Er dient aandacht te zijn voor zowel het daderschap als het leed dat de delinquent is toegebracht door insluiting. Hiermee wordt recht gedaan aan het feit dat het kwaad naast gewelddaad ook en bovenal zeer tragisch is, een tragiek waar we te allen tijde ook zelf mee te maken kunnen krijgen en die inherent is aan mens-zijn. Een goed voorbeeld van een humane en zinnige detentie is het Noorse gevangeniseiland Bastøy. De Noorse aanpak zou in Nederland de kans op recidive kunnen verminderen en de kans op een geslaagde resocialisatie kunnen vergroten en als zodanig een humaniserende werking kunnen hebben. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zin van humane detentie, de betekenis van humanisering in penitentiaire inrichtingen en L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/364/masterscriptie%20Judith%20Goossens%2027%20sept%202011.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Tuinhof de Moed, Annemiek PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/365 AB - Χώρα, fonetisch: ‘chora’. Vertaald vanuit het Grieks betekent het ‘land’, een gewoon, dagelijks gebruikt woord dus. Een omvattend begrip, waar op het eerste gezicht niks bijzonders mee aan de hand lijkt. Het heeft echter ook nog een andere betekenis. Op een eiland verwijst Χώρα naar de plaats waar het leven zich afspeelt, zoiets als het dorpsplein bij ons. Een centraal punt waar je elkaar ontmoet, waar je alles vindt wat je nodig hebt. De tegengestelde betekenissen van Χώρα schetsen de ervaring die dit onderzoek kleurde: ont-dekking van complexiteit... Χώρα wordt rond 360 v. Chr. voor het eerst beschreven door Plato in de dialoog Timaeus. Χώρα wordt door Plato tussen zijn Ideeënwereld (kenbaar via het verstand) en de wereld van de verschijnselen (kenbaar via de zintuigen) geplaatst. Ziet Plato Χώρα als noodzakelijke verbinding tussen de twee werelden, maakt hij door het ontvankelijke Χώρα tussen hen in te plaatsen ruimte voor verschil? Of gebruikt Plato haar om een leemte te vullen waarmee hij zich geen raad weet? Wat zijn de gevolgen voor zijn nog immer invloedrijke metafysica? Volgens Derrida onderschat Plato de consequenties van zijn Χώρα. In Khôra (1993) bekritiseert Derrida Plato’s rigide scheiding van werelden via een deconstructieve analyse. Derrida wijst Χώρα aan als afgrond, een kloof die zowel afstand als nabijheid toont tussen het voelbare en het begrijpbare (Plato’s twee werkelijkheidsdomeinen). Volgens Derrida is zij een opening die aan verstaan vooraf gaat. Derrida omzeilt de afgrond niet, maar laat zich door Khôra leiden en waagt de sprong keer op keer. Centrale vraag en doelstelling: Kan Χώρα mogelijk bijdragen aan een constructief verhouden tot differentie? Wanneer zij inderdaad kan bijdragen aan een constructief verhouden tot differentie, op welke manier wordt dit inzichtelijk? Is dit te vertalen naar handelingsperspectieven voor normatieve professionaliteit van humanistici? Hoofdstuk 1 beschrijft Χώρα bij Plato. Om te komen tot het Goede leven benadrukt Plato het vermogen om het goddelijke naar het noodzakelijke te vertalen en vanuit haar positie tussen de twee werelden helpt Χώρα ons daarbij. Hoofdstuk 2 beschrijft Derrida’s Khôra. Derrida biedt inspiratie om ons te verhouden tot de alomtegenwoordige verschuivingen (van betekenis) in het leven, namelijk via Khôra’s tussenpositie en maximale receptiviteit voor beide zijden van de gelijkenismetafoor. Hoofdstuk 3 beschrijft het kunstproject dat de literatuurstudie opvolgde. Aangezien humanistiek een toegepaste wetenschap is, leek het mij waardevol verschil niet alleen te bestuderen, maar ook te ervaren. In de performance, werd geprobeerd Χώρα met anderen tot leven te wekken. Op basis van de bestudeerde literatuurd stelde ik stelde tien kenmerken van Χώρα bij Plato en Derrida op. Aan de hand daarvan probeerde ik Χώρα te verbeelden, dit resulteerde in 60 ansichtkaarten. 300 professionals ontvingen zo’n kaart met de vraag (eveneens per kaart) te reageren in relatie tot normatieve professionaliteit. Hoofdstuk 4 beschrijft Χώρα vanuit Mister in Between: dé professional die Χώρα weet te belichamen. Om de ontvangen kaarten te bestuderen nam ik, de onderzoeker, tijdelijk zijn plaats in. Mister in Between beschrijft, reageert en bekritiseert de ontvangen kaarten. Het laatste hoofdstuk schenkt vanuit de reacties vanuit de beroepspraktijk specifiek aandacht aan toepassingsmogelijkheden van Χώρα voor normatieve professionaliteit. Χώρα blijkt een inspiratiebron voor het vellen van ‘een zo goed mogelijk oordeel’ en voor ‘de vertalende handeling’: essentiële competenties voor normatieve professionaliteit. Een scriptie die de spannende, passievolle verhouding bestudeert tussen het mysterieus wonderlijk openende Χώρα en de daadkrachtig doortastende Mister in Between. Voor wie wenst te leven en werken met verschil, vanuit hart én verstand… PB - [s.l.] : s.n. TI - Literatuuronderzoek & kunstproject ter verkenning van de betekenis van χώρα bij Plato, Derrida en in de maatschappelijke actualiteit L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/365/Scriptie%20ATDM%20digi%20UVH.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Bonekamp, Anouk PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/398 AB - Het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek onderzoekt de mogelijke samenhang van zingeving en machteloosheid onder politiemedewerkers en de rol die de geestelijk verzorger daarbij kan spelen. De aanleiding vormt de eigen observatie van gevoelens van machteloosheid tijdens mijn stage als geestelijk verzorger bij politiekorps Amsterdam-Amstelland. De relevantie van dit verkennende onderzoek ligt vooral in de kennisvergroting omtrent de onderwerpen zingeving en geestelijke verzorging bij politie Nederland. Het doel is daarom ook om met uitkomsten van deze scriptie een bijdrage te leveren aan de kennisvermeerdering en –verkenning omtrent deze begrippen. Ik heb dit gedaan door middel van een theoretisch en empirisch onderzoek. Een groot aantal theoretische bronnen is bestudeerd omtrent zingeving, machteloosheid en geestelijke verzorging. Daarnaast is ook gezocht naar databronnen over zingeving, geestelijke verzorging en politiewerk binnen de politieorganisatie en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder wiens verantwoordelijkheid de politieorganisatie valt. Naar voren is gekomen dat een relatie tussen zingeving en machteloosheid is te leggen. Zingeving is onderzocht aan de hand van vijf elementen. Naar voren is gekomen dat zingeving betekent dat men zoekt naar een persoonlijke verhouding vinden tot het leven waarin gezocht wordt naar samenhang, verbinding en transcendentie. Baumeister noemt vier behoeften van zingeving, waarvan één erg belangrijk is voor dit afstudeeronderzoek namelijk de behoefte aan greep op het leven. In het onderzoek is naar voren gekomen dat machteloosheid juist zorgt voor het verlies op de greep van het leven en dit betekent dat machteloosheid hierdoor te maken heeft met de eigen zingeving. Geestelijke verzorging bij politie Nederland richt zich op zingevingsvragen, waar machteloosheid er één van is. Mensen zoeken naar een manier om de controle op het leven te herwinnen. De geestelijke verzorging zou een hele goede rol kunnen spelen bij gevoelens van machteloosheid binnen politie Nederland. Allereerst gaat het over het verliezen van de controle, wat een besef betekent dat niet alles in de hand te houden is. Dit heeft te maken met de realiteit dat je als persoon onderhevig bent aan krachten die je niet beheersen. Dit kan gezien worden in het perspectief van het verlies dat het leven geheel maakbaar is. Dit is een zingevingsthema. Het gaat over het voeren van het gesprek over het thema machteloosheid, delen van informatie en het zelf laten nadenken over hoe het gevoel van machteloosheid past in het idee wat mensen over zichzelf en over de wereld. Dit past in het functieprofiel van een geestelijk verzorger die een gesprekspartner is over diepere levensvragen waar politiemedewerkers mee kunnen worstelen. Zolang problemen nog niet zorgen voor psychisch disfunctioneren kunnen geestelijke verzorgers een bijdrage leveren aan de versterking van de mentale gezondheid van een politiemedewerker en ze helpen bij het vinden op belangrijke levensvragen die zijn ontstaan door het ingrijpende werk dat ze uitoefenen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Het zoeken naar antwoorden over het ongewisse. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/398/Scriptie%20Anouk%20Bonekamp.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoorweg, Eline PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/24 AB - Samenvatting scriptie Eline Hoorweg Humanistisch geestelijke verzorging bij ouderen die wensen te sterven In mijn onderzoek heb ik gekeken naar wat de problemen zijn omtrent de stervenswens en het euthanasieverzoek van oudere mensen in Nederland. Daarbij heb ik gekeken naar de huidige wetgeving, maar ook naar de wetsvoorstellen van verschillende partijen. Mijn insteek daarbij was, wat een Humanistisch geestelijk verzorger (HGVer) te bieden heeft en mogelijk in kan zetten bij de begeleiding van oudere mensen met een stervenswens. Hierbij heb ik ben ik uitgegaan van een casus uit mijn stage in een ziekenhuis, die ik vergeleken heb met literatuur en het wetsvoorstel van ‘Uit Vrije Wil’ om HGVers en andere hulpverleners, om te scholen tot stervenshulpverlener. Uit mijn scriptie blijkt dat eerst verder onderzoek nodig is naar wat een voltooid leven is. Tegelijkertijd blijkt dat de HGVer op verschillende manieren mensen met een stervenswens kan bijstaan, zonder direct over te hoeven gaan tot daadwerkelijke hulp bij het sterven. PB - [s.l.] : s.n. TI - Humanistisch geestelijke verzorging bij ouderen die wensen te sterven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/24/Scriptie%20Eline%20Hoorweg.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Gun, Paul van der PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/26 AB - In mijn scriptie probeer ik in kaart te brengen op welke manier er sprake is van zingeving in virtuele werelden, waarbij ik dan in het bijzonder inga op de virtuele wereld ‘World of Warcraft’. Nadat ik in de inleiding heb betoogt waarom ik dit onderzoek voor humanistiek van belang acht, ga ik in het eerste hoofdstuk eerst in op de geschiedenis van het fenomeen ‘virtual reality’ om vervolgens bij een definitie van een virtuele wereld aan te komen. Ik doe dit aan de hand van de theorieën van Heim (1998) en Castronova (2001). Tevens bespreek ik in dit hoofdstuk kort wat de rol van het spelelement in virtuele werelden is. Tot slot ga ik in op de virtuele wereld die World of Warcraft heet en onderscheid ik een aantal elementen die volgens mij van belang zijn om deze wereld geloofwaardig te maken. Hoofdstuk 2 gaat volledig over de rol die virtuele organisaties (in WoW ‘guilds’ genaamd) spelen. Ik doe dit door, aan de hand van de theorie van Bolman & Deal (2003), op vier verschillende invalshoeken in te gaan waarmee je naar een guild kunt kijken: Door te kijken naar de structuur, naar het HR-beleid, naar de mate van politiek die er bedreven wordt en naar de culturele betekenis voor de leden van zo’n guild. In het derde hoofdstuk bespreek ik het identiteitsaspect. Dit doe ik door in navolging van Ricoeur en De Mul (2002, over narratieve identiteit) en Zwanenberg (2007, over digitale identiteit) een virtuele identiteit te definiëren. Vervolgens bespreek ik de vier behoeften aan zin waaraan volgens Baumeister (1991) moet worden voldaan om een zinvol leven te leiden en vul ik die op basis van de theorie van Alma & Smaling (2009) aan met een vijfde behoefte, namelijk de behoefte aan verwondering. In hoofdstuk 4 komen de voorgaande drie hoofdstukken samen en betoog ik waarom ik vind dat er sprake is van zingeving in virtuele werelden, waarbij ik ook een paragraaf besteed zinloosheid in de virtuele wereld. In het vijfde hoofdstuk doe ik tenslotte enkele voorstellen voor vervolgonderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Virtuele zingeving: Een exploratief onderzoek naar zingeving in virtuele werelden L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/26/Afstudeerscriptie%20Virtuele%20Zingeving.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Dalen, Anita van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/304 AB - Een onderzoek naar rituelen en betekenisgeving en de waarde voor ‘Het Vrije Uur’, de humanistische bezinningsbijeenkomsten in de justitiële inrichtingen. Bezien tegen de achtergrond van de geschiedenis van het Humanistisch Verbond en de levensbeschouwelijke zienswijze van Jaap van Praag. Onder invloed van de Ritual Studies worden rituelen gezien als een aspect van mensen en maatschappij dat zich beweegt tussen traditie en een bepaalde context. Het ritueel spreekt door symboliek een eigen taal en kent betekenis toe aan gebeurtenissen in het leven. Het individu, de sociale groep en het symbolisch betekenissysteem van een ritueel worden van belang geacht om betekenissen toe te kennen aan gebeurtenissen. In deze driehoek worden niet alleen cognitieve functies aangesproken bij de aanwezigen maar ook wordt een geestelijke en lichamelijke respons opgeroepen die bezinnend kan werken. Voor de humanistisch geestelijk verzorger een uitdaging om in een gezamenlijk ritualiseren symbolische rituelen te vinden die van betekenis kunnen zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - Een uur van betekenis L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/304/Een_uur_van_betekenis.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Crox, Mirjam-Iris PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/305 AB - Dit onderzoek gaat in op de vraag naar de wijze waarop men een leven kan leiden waarvan men de ervaring heeft dat het de moeite waard is geleefd te worden. Een eerste antwoord werd gevonden in de levenskunstfilosofie zoals opgevat door Joep Dohmen. Hierin staat weliswaar een zorg voor het ‘zelf’ centraal, maar wordt er weinig aandacht besteed aan vragen rond innerlijk leven en beleving. Nader onderzoek hieromtrent is gedaan door het begrip ‘ziel’ uit te werken. Dit heeft, onder andere aan de hand van Gerard Visser, tot de bevinding geleid dat een hedendaags zielsbegrip is op te vatten als een ondoorgrondelijke bron van innerlijke diepte, die aan het begin van het individuele zijn staat. De ziel omvat in deze visie heel de mens en kan hiermee een aanvulling zijn op het begrip ‘zelf,’ waarbij ook het innerlijk leven aan bod komt: met het actief handelende zelf maakt men keuzes en zorgt men ervoor dat het leven in een geschikte vorm tot uitdrukking wordt gebracht. De ziel reikt verder en gaat over wie men ten diepste is. Vanuit dit oogpunt betekent een zorg voor het zelf op de eerste plaats een zorg voor de ziel, die begint bij het stil laten worden om je heen, aandacht richten op de eigen innerlijke stem, de egogerichte connotaties het zwijgen opleggen en je gewaarworden wat er te voorschijn komt aan zielvolle elementen in het eigen bestaan. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in zielvol leven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/305/Scriptie%20Mirjam-Iris%20Crox.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Karsten, Franka PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/309 AB - Deze scriptie is een verkenning naar de invloed en de beleving van het kunstwerk SlaveCity onder studenten van de Universiteit voor Humanistiek. Het humanisme heeft de weg van de rationaliteit gekozen daarmee zijn de zintuigen, die ook een bron zijn om de wereld te duiden, uit het oog verloren. Kunst kan in de huidige tijd, waarin Prometheus koning is geworden, een belangrijke tegenhanger zijn voor een doel- middelrationaliteit. Kunst laat ons de paradoxen en ironieën van het leven ervaren. Voor de verbreding van horizonnen, en om niet in het schimmenrijk te belanden, is het van belang dat de positie van de zintuigen en daarmee de beeldende kunst hersteld wordt. Langs de lijn van de historische verbinding tussen het humanisme en kunst, de zintuigen en zintuiglijk leren zal ik hier in kaart brengen welke lessen er te halen zijn uit het werk SlaveCity van Atelier van Lieshout. PB - [s.l.] : s.n. TI - Slaaf, verkenning naar het leren van kunst vanuit humanistisch perspecfief L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/309/scriptie%20franka%20karsten.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Snoeck, Karlijn PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/310 AB - Voor de master geestelijke begeleiding heb ik stage gelopen bij jeugdzorg, bij de organisatie Xonar. Hier heb ik gewerkt met jongeren die uit huis zijn geplaatst en residentieel verblijven in een groepshuis van de organisatie. De jongeren vertelden mij stoere, oppervlakkige verhalen. De verhalen gingen niet de diepte in omdat de jongeren vaak niet in staat waren om over zichzelf te reflecteren. De traditionele manier van geestelijke begeleiding werkte niet. De jongeren kwamen niet aan met levensvragen en namen zelf bijna niet het initiatief tot een gesprek. Ik wilde met de jongeren de diepte in, ik wilde met de jongeren in gesprek over henzelf. Om ze op deze manier te begeleiden bij de vorming van hun identiteit. De jongeren zitten in de levensfase waarbij ze hun identiteit vorm geven. Voor mijn afstudeerscriptie ben ik een kleinschalig empirisch onderzoek gestart om antwoord te krijgen op de volgende vraag: Welke bijdrage kan humanistische geestelijk begeleiding als groepsactiviteit leveren aan de identiteitsontwikkeling van jongeren? Om dit te bereiken heb ik een methodiek ontwikkeld. De methodiek is gebaseerd op het theoretisch kader dat bestaat uit verschillende theorieën over persoonlijke ontwikkeling, namelijk identiteitsontwikkeling volgens Erikson, morele ontwikkeling volgens Kohlberg en de ontwikkeling van zingeving volgens Fowler. De methodiek zelf bestaat uit vijf bijeenkomsten, waarin de jongeren activiteiten hebben uitgevoerd die te maken hebben met de ontwikkeling van hun identiteit. Het onderzoek heb ik uitgevoerd met vier jongeren, twee meisjes en twee jongens in de leeftijd van zestien en zeventien jaar. Ik heb gekozen voor een groepsactiviteit omdat jongeren makkelijker met leeftijdsgenoten praten dan met volwassenen. Jongeren spiegelen zichzelf aan andere jongeren en kunnen van elkaar leren door met elkaar in gesprek te gaan. Om hun groeiproces in de ontwikkeling van hun identiteit vast te kunnen stellen, heb ik voor en na de bijeenkomsten een interview gehouden met de jongeren. De bijdrage die humanistische geestelijke begeleiding kan leveren aan de identiteitsontwikkeling van jongeren is groot. De jongeren zijn door de bijeenkomsten gegroeid in hun persoonlijke ontwikkeling. Ze hebben zichzelf beter leren kennen door zichzelf en door de anderen. Ze hebben in de bijeenkomsten gewerkt aan hun zelfbeeld, aan hun waarden. Hierdoor zijn ze gestart met de ontwikkeling van hun identiteit en hun bron van zingeving. In het onderzoek volg je het groeiproces van de jongeren dat ze hebben doorgemaakt door de bijeenkomsten. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ra Ra Wie ben ik? Over jongeren en hun persoonlijke ontwikkeling L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/310/Afstudeerscriptie%20UvH.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Slagmolen, Robin PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/311 AB - In deze scriptie heb ik mij verdiept in het thema schuld, opgevat als relatieschuld in het werk van de humanistisch geestelijk verzorger bij Justitie. Uitgangspunt van het theoretisch kader dat ik beschrijf is het boek van Jorna ‘Echte woorden: authenticiteit in de geestelijke begeleiding’ (2008). Hierin onderzoekt Jorna of het thema schuld zou worden vermeden door de humanistisch geestelijk verzorgers. Aan de hand van zijn bevindingen formuleer ik drie onderzoeksvragen: - wat weerhoudt de humanistisch geestelijk verzorger ervan het schuldfeit te bespreken? - wat maakt het mogelijk het schuldfeit wel te bespreken? - welke (on)mogelijkheden levert dit op voor de begeleiding? Naast Jorna gebruik ik aanvullende literatuur om een breed theoretisch kader te formuleren. Jorna splitst de schuld op in schuldfeit, schuldgevoel en schuldbesef. Deze driedeling hangt samen met het doorleven van de schuld, waarbij de gedetineerde de mogelijkheid heeft om met vallen en opstaan te komen tot zelfverheldering. In dit moeizame proces is de invulling van de rol van de humanistisch geestelijk verzorger essentieel. ‘Relatie’ met de gedetineerde is een werkzame kracht. Hier heeft de gedetineerde de mogelijkheid om te komen tot zelfaanvaarding en het eigen bestaan te verruimen. Het thema schuld komt moeilijk aan bod omdat de gedetineerde zelf met belemmeringen zit en omdat het thema schuld hachelijkheden met zich meebrengt die bespreking moeilijk maken. Opvallend is dat er weinig wordt gesproken over belemmeringen bij de humanistisch geestelijk verzorger zelf. Deze belemmeringen kunnen leiden tot het vermijden van de bespreking van het schuldfeit. De eigen waarden van de humanistisch geestelijk verzorger blijken belangrijk voor de wijze waarop de humanistisch geestelijk verzorger invulling geeft aan relatie. Aan de hand van de analyse komt naar voren dat de humanistisch geestelijk verzorgers het thema niet vermijden, maar wel belemmeringen ervaren. Deze liggen vooral bij de gedetineerde. Het eigen functioneren wordt nauwelijks besproken. Bij deze bevindingen plaats ik enkele kanttekeningen en vragen voor verder onderzoek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Schuld in de begeleiding van de humanistisch geestelijk verzorger L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/311/scriptiedefkopie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hoogstraten, Anna van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/312 AB - De cyclische verbondenheid met de natuur maakt deel uit van ons leven. In de vraag naar de mogelijke betekenis van het cyclische en de cyclische tijdsopvattingen in het humanisme als levensbeschouwing komt naar voren dat er in dit opzicht een leemte wordt ervaren in de bestaande humanistische levensbeschouwing. Een cyclisch ritme gaat uit van een veronderstelling van een vaste terugkerende orde; in het lineaire tijdsbesef is de veronderstelling dat gebeurtenissen geplaatst kunnen worden op een lijn waarin deze gebeurtenissen eenmalig zijn. In onze huidige westerse cultuur nemen doelgerichtheid en lineair vooruitgangsdenken een belangrijke plaats in: er is sprake van een overwaardering van het lineaire en een onderwaardering van het cyclische. In de geschiedenis hebben vele ontwikkelingen geleid tot deze verandering. Een voorbeeld van deze ontwikkelingen is de wetenschap. In de wens het aardse bestaan te verbeteren en het lijden te verlichten is de wetenschap steeds verder ontwikkeld. In het bestuderen van mens en natuur is innerlijk afstand genomen van de cyclische natuur. Langzamerhand leek datgene wat rationeel bedacht en onderzocht was, meer geldigheidswaarde te krijgen dan onze ervaringen en ons handelen naar inzicht van deze ervaringen. De verbondenheid met het cyclische werd impliciet gezien als achterhaald en niet meer relevant. Het ervaren en zien van het eigen leven in een voortgaande kringloop en het ervaren van de dagelijkse zelfzorg als zinvol en passend, geeft een beeld van het eigen leven in een breder perspectief dan de doelgerichtheid die in onze westerse cultuur vanzelfsprekend is geworden. Het cyclisch perspectief maakt ons opmerkzaam op het zijnsaspect van ons bestaan: aanwezig zijn in wat zich aandient en stil kunnen staan in bewuste aandacht zonder de gerichtheid om controle uit te oefenen iets of te willen veranderen aan wat zich voordoet. PB - [s.l.] : s.n. TI - Op zoek naar de waarde van het cyclische L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/312/goeie%20pdf%20SCRIPTIE%20%20Anna%20v.%20Hoogstr-%20v.%20Winkel%2c%2023.08.2011.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Vos, Rob PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/313 AB - Geweld is een veelsoortig en complex verschijnsel. Geweld roept emoties op en kan diep ingrijpen in de levens van mensen. Het roept ook morele vragen op en dwingt tot een vorm van handelen. Humanisten hebben over het algemeen een moeizame verhouding met geweld. En als geweld al aan bod komt in het humanistische discours dan gaat het doorgaans om vormen van institutioneel geweld. Het meer alledaagse geweld zoals een beroving, een inbraak met geweld of moord maakt daarentegen nauwelijks deel uit van humanistische beschouwingen. In de beroepspraktijk van humanistisch raadslieden bij Justitie komt dit alledaagse geweld echter met enige regelmaat aan de orde in de levensverhalen van gedetineerden. De meeste raadslieden hebben dan ook een vorm gevonden in de omgang met het geweld in deze levensverhalen. Raadslieden hebben een cliëntgerichte attitude van onbevooroordeeld luisteren waarbij de cliënt bepaald wat aan bod komt in het contact. Tegelijkertijd doen zij dit vanuit een humanistische gerichtheid waarbij morele vorming ook een van de opdrachten is in het humanistisch raadswerk. Als het gaat om geweld in levensverhalen van cliënten is de vraag hoe raadslieden daar mee om gaan. Wat doen ze met hun emoties en morele opvattingen ten aanzien van geweld? In dit kwalitatieve onderzoek worden de emotionele reacties, morele en levensbeschouwelijke opvattingen van raadslieden ten aanzien van geweld verkend. Vervolgens wordt gekeken of raadslieden deze emoties en opvattingen inbrengen in het professionele handelen, op welke wijze dat gebeurt en waarom. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat raadslieden hun emotionele reacties, levensbeschouwelijke en morele opvattingen meer inzetten dan gedacht en dat de posities van raadslieden wat dit betreft globaal uiteenvallen in een groep raadslieden die terughoudend is met de inbreng van eigen opvattingen over geweld en een groep die dat veel minder is. PB - [s.l.] : s.n. TI - Geweld genaderd, reflecties en opvattingen van humanistisch raadslieden bij Justitie over geweld L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/313/Geweld%20genaderd%20Rob%20Vos%20webversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koops, Annette PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/314 AB - Deze scriptie gaat over het begeleiden van dialogen in het middelbaar onderwijs. Het belang van dialogen in het onderwijs wordt breed erkend. Toch blijkt dat er in de praktijk nog weinig aandacht wordt besteed aan het voeren van dialogen. Een mogelijke reden hiervoor is het ontbreken van praktische handvatten. Dit onderzoek heeft tot doel om docenten, door middel van een lessenserie, te ondersteunen bij het aanleren van dialogische vaardigheden. In de eerste fase van dit onderzoek heb ik aan de hand van een literatuurstudie en interviews met ervaringsdeskundigen de kenmerken, vaardigheden, voorwaarden en aandachtspunten bij het voeren van dialogen in kaart gebracht. Veiligheid in de groep kwam, daarbij naar voren als één van de belangrijkste voorwaarden voor het voeren van een dialoog. De groepsindeling, de keuze van het onderwerp en de rol van de docent kunnen de veiligheid en openheid van het gesprek beïnvloeden en vormen daarmee belangrijke aandachtspunten. De uitkomsten van de literatuurstudie en de interviews heb ik samengevat in een aantal ontwerprichtlijnen, die de basis vormen voor de lessenserie. De lessenserie bestaat uit vijf lessen: les één gaat over luistervaardigheden; in les twee wordt aandacht besteed aan de verschillende kanten van een dilemma; les drie gaat over manieren om jezelf te uiten; in les vier oefenen de leerlingen met uitnodigend gedrag en les vijf is een afsluitende les waarin alle vaardigheden samenkomen in een slotdialoog. De lessen zijn in de praktijk getest, geobserveerd en geëvalueerd. Uit de try-out kwam onder andere naar voren dat de leerlingen zichzelf bij aanvang van de lessenserie al dialoogvaardig vonden. De oefeningen die leerlingen bewust maakten van hun eigen ontwikkelpunten werden, zowel door de leerlingen als door de docent, het meest positief beoordeeld. Het onderzoek heeft geresulteerd in een docentenhandleiding met daarin: theorie over het voeren en begeleiden van dialogen, een overzicht van de belangrijkste dialogische vaardigheden, richtlijnen voor het kiezen van een gespreksonderwerp, richtlijnen voor het indelen van groepen, aanwijzingen om de gespreksbeurten te verdelen en tot slot een voorbeeldlessenserie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Spreken is zilver, luisteren is goud! L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/314/Spreken%20is%20zilver%20versie%2030aug.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Steijger, Karel PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/315 AB - Hoe kan een geestelijk begeleider of coach in het eigen innerlijk aanwezig zijn en vanuit het innerlijk werken met de gesprekspartner? Hierover gaat dit onderzoek naar het werken vanuit het innerlijk. Ik onderzoek een eigen casus uit mijn werk als humanistisch geestelijk verzorger in een ziekenhuis. Vanuit deze casus onderzoek ik de wijze waarop ik mij innerlijk voorbereid op een gesprek en de wijze waarop ik mij verhoud tot hetgeen ik tijdens het gesprek in mijn innerlijk waarneem. Het praktijkgeval wordt methodisch geanalyseerd en dit leidt tot een beschrijving van innerlijke aanwezigheid. Innerlijke aanwezigheid wordt verwoord in kwaliteiten als opmerkzaamheid, rust, intuïtie en innerlijke afstemming. Vervolgens wordt innerlijke aanwezigheid als competentie van een begeleider in de literatuur onderzocht. Verschillende beschrijvingen in de literatuur verwijzen op herkenbare wijze naar het vermogen om het zelf in het eigen innerlijk te decentreren en daarmee het innerlijk waarnemingsperspectief te veranderen. Het perspectief verandert van een identificatie met de waarneming naar een getuige zijn van de waarneming. Uit het onderzoek blijkt dat een begeleider die in staat is om vanuit een gedecentreerd zelf begeleidende gesprekken aan te bieden, meer voor zijn cliënten kan betekenen doordat kwaliteiten als opmerkzaamheid, rust, empathie, betrokkenheid en intuïtie in ruimere mate bij de begeleider beschikbaar komen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Werken vanuit het innerlijk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/315/Werken%20vanuit%20het%20innerlijk%20-%20Karel%20Steijger.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Klomp, M. PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/316 AB - Een onderzoek naar het belang van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen voor de Humanistiek. Het thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) lijkt bezig aan een onstuitbare opmars. Bedrijven die deze vorm van ondernemen aanhangen streven naar een balans tussen mens, milieu en financiële winst, ook wel people, planet, profit genoemd. Innovaties, nieuwe samenwerkingsvormen en sociale en duurzame ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op en netwerken van MVO-ondernemers groeien elke maand. Binnen de Humanistiek wordt weinig aandacht aan het thema besteed. Dit terwijl het een concept is dat meer ruimte lijkt te creëren voor morele waarden binnen het bedrijfsleven, humanisering van systemen en zingeving van de mensen die binnen de MVO praktijk werkzaam zijn. Dit afstudeeronderzoek is daarom een eerste brede verkenning van het belang van MVO voor de Humanistiek. Er wordt bekeken in hoeverre MVO kan bijdragen aan de ontwikkeling van twee domeinen die op het eerste oog veel verwantschap vertonen met de uitgangspunten van MVO: Kritische organisatie- en interventiestudies en Normatieve Professionalisering. Aan de hand van literatuuronderzoek en de analyse van interviews met mensen werkzaam in de MVO praktijk, wordt duidelijk dat het interessant en belangrijk is om vanuit de UvH meer aandacht te besteden aan dit thema. Zeker omdat we andersom, vanuit onze kennis en expertise rond onder meer morele leerprocessen, organiseren, zingeving en humanisering, ook veel te bieden hebben. PB - [s.l.] : s.n. TI - Normen en Waarden in het Bedrijfsleven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/316/scriptie%20mkl%20def.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Koch, Julie PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/317 AB - Welke mogelijkheden biedt toneelliteratuur om als bron te gebruiken voor humanistische bezinningsbijeenkomsten (bij justitie); te onderzoeken aan de hand van Nussbaums analyse van de Griekse tragedie ‘Antigone’? Door middel van een literatuurstudie en een daaraan gekoppeld handelingsexperiment tracht ik antwoord te geven op deze vraag. Het onderzoek verloopt langs drie lijnen: een lijn betreft toneelliteratuur, een andere lijn leidt langs humanistische bezinningsbijeenkomsten en de derde lijn is een handelingsexperiment. Ik heb het werk van Martha Nussbaum met daarin de centrale vraag ‘Hoe te leven; wat houdt een goed, menselijk leven in?’ verkend en haar analyse van de Griekse tragedie ‘Antigone’ uitvoerig bestudeerd. Hieruit neem ik drie kernpunten over die ik naast een toneelstuk uit de moderne tijd leg, te weten het stuk ‘De Vuurproef’ van Arthur Miller, zoals de vraag wat te doen bij een aantasting van een voor ons belangrijke waarde in het leven. Ik analyseer dit moderne toneelwerk aan de hand van deze kernpunten. De tweede lijn, de lijn van humanistische bezinningsbijeenkomsten, benader ik vanuit een historische blik op dergelijke bijeenkomsten en vanuit de grondslagen van het humanisme. Tevens onderzoek ik in hoeverre de theorie van Baumeister een bijdrage kan leveren aan het inhoudelijke aspect van dit soort bijeenkomsten. De bevindingen van deze twee lijnen – toneelliteratuur en humanistische bezinningsbijeenkomsten – breng ik samen en zet ik in een schema. Vanuit dit schema komt de derde lijn tot stand: een handelingsexperiment. Ik schrijf twee overdenkingen waarbij enerzijds de Griekse tragedie ‘Antigone’, anderzijds het moderne stuk ‘De Vuurproef’ als bron fungeert. Deze laatste gebruik ik in een praktijksituatie in een justitiële inrichting en schrijf een korte evaluatie hierover. Ik gebruik het thema van ‘De Vuurproef’ om de vraag naar morele grenzen aan de orde te stellen en daarbij te verkennen welke rol voorbeeldfiguren voor ons kunnen betekenen. Door de levensvragen zoals die centraal staan in de bestudeerde analyse van Nussbaum te verbinden met een humanistisch zingevingskader en een toneelwerk toon ik aan hoe de horizon van een toneelwerk mogelijk kan samensmelten met een horizon van zingeving en humanisme. Tevens laat ik zien hoe een dergelijke samensmelting als inzet gebruikt kan worden voor een overdenking ten behoeve van een humanistische bezinningsbijeenkomst. PB - [s.l.] : s.n. TI - Drama en bezinning L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/317/drama%20en%20bezinning.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Maarseveen, Una van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/319 AB - Deze scriptie gaat over eenheid. Over de momenten waarop iemand zich verbonden en één voelt met zichzelf, het leven, andere mensen, de omgeving of een activiteit. Momenten waarop een persoon ervaart onderdeel van een groter geheel te zijn. Deze belevingen kunnen speciaal zijn en zo iemands leven veranderen, maar het kunnen ook gewone en dagelijkse belevingen zijn. Vaak komen de eenheidsbelevingen plotseling en onverwachts tot iemand. Maar er kan ook naar toe geleefd worden. Waarbij een persoon steeds meer vanuit en richting eenheid leeft, zich als het ware op een weg naar eenheid begeeft. Hierdoor kan iemand steeds meer eenheid en heelheid beleven. Eenheid kan dus naast een plostelinge ervaring ook een ontwikkelingsproces zijn. In deze scriptie onderzoek ik beide aspecten van eenheid. Kenmerken van eenheidsbelevingen en omschrijvingen van hoe de weg naar eenheid kan verlopen komen zodoende aan bod. Ook ga ik in op de rol van eenheid bij de begeleiding van mensen, en zal ik bespreken welke houdingsaspecten van de begeleider hierbij ondersteunend kunnen werken. De onderzoeksvraag van dit literatuuronderzoek is: Hoe kan iemand eenheid beleven en hoe kan iemand daarbij begeleid worden? PB - [s.l.] : s.n. TI - Eenheid te beleven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/319/Eenheid%20te%20beleven.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Prevoo, Rebecca PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/320 AB - Friedrich Daniel Ernst Schleiermacher (1768-1834) heeft het denken over de verhouding tussen religie en samenleving op een grondleggende manier bepaald. De receptie van Schleiermachers werk laat zijn homilieën veelal onderbelicht. Juist hier treedt de politieke dimensie van zijn denkbeelden over gemeenschap en religie naar voren. Dit geldt met name voor de preek van 24 augustus 1806, met de titel Wie sehr es die Würde des Menschen erhöht, wenn er mit ganzer Seele an der bürgerlichen Vereinigung hängt, der er angehört. In dit onderzoek wordt de betekenis van bovengenoemde preek op drie manieren kritisch onderzocht. In het eerste hoofdstuk wordt Wie sehr es die Würde des Menschen erhöht... in de ideeën- en politiekhistorische context van de (vroege) Duitse Romantiek geplaatst. De eerste paragraaf brengt de filosofische, sociale, esthetische, religieuze en politieke thema's samen, die het romantische discours kenmerken. De tweede paragraaf geeft een korte schets van de politiek- historische context van Pruisen rondom 1800. Ten tweede kan ook een retorische analyse helpen om de betekenis van een historische tekst te vatten. Deze benadering staat in het tweede hoofdstuk centraal. De eerste paragraaf is een korte samenvatting van de preek. De tweede paragraaf geeft een retorische analyse van de sleutel troop van “das Haus” aan de hand van vier tekstfragmenten. In de derde paragraaf wordt de retorisch-tropologische constructie van de preek geconfronteerd met enkele kernideeën uit het werk van de filosoof, linguist en literatuurwetenschapper Kenneth Burke (1897-1993). In de slotbeschouwing wordt de vraag naar de betekenis van Schleiermachers preek op een andere manier gesteld: Op welke manier - en onder welke voorwaarden - kan een historische tekst relevant zijn voor een beter begrip van actuele vraagstukken rondom identiteit, gemeenschap, (wereld)burgerschap en nationalisme. Het belang van contextualiseren en retorica als onontbeerlijke analyse-instrumenten voor de humanistiek wordt daarbij opnieuw onderstreept. Zij maken een kritische houding mogelijk, die weerbaar maakt tegen reductionistische posities in actuele debatten die geen recht doen aan de complexiteit van de problematiek. Zo wordt de mogelijkheid geschapen om starre polaire tegenstellingen open te breken en tussenposities (opnieuw) denkbaar te maken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Burgers en Vreemdelingen: Een analyse van Friedrich Schleiermachers preek: Wie sehr es die Würde des Menschen erhöht, wenn er mit ganzer Seele an der bürgerlichen Vereinigung hängt, der er angehört L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/320/Doctoraalscriptie_RP.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Eysackers- van der Hagen, Lieke PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/324 AB - In de media wordt regelmatig een negatief beeld van jongeren geschetst. Jongeren zouden onverschillig, zeer op zichzelf gericht en grenzeloos zijn. Ook in onderzoek keert dit beeld regelmatig terug. Maar klopt dit beeld ook of is het geen juiste weergave van de realiteit? Zijn jongeren inderdaad alleen maar op zichzelf gericht? Betekent authenticiteit voor hen doen wat je goeddunkt in onbeperkte vrijheid? Of denken zij daar anders over? In deze scriptie wordt allereerst het begrip authenticiteit nader verkend aan de hand van de theorie van (met name) Charles Taylor. Voor Taylor is authenticiteit in de hedendaagse maatschappij een geldig, moreel ideaal als tegenhanger van de ‘uitgeklede vorm van individualisme’, welke hij als oorzaak ziet van vele morele problemen. Bij deze uitgeklede vorm is het individu volledig vrij om te kiezen en staan alle opties voor hem open. Taylor is van mening dat dit een verkeerde en eenzijdige uitwerking is van waarden als identiteit, individualiteit en authenticiteit. De wereld is niet ondergeschikt aan de ontplooiing en zelfverwerkelijking van het individu, integendeel, waarden als authenticiteit, individualiteit en identiteit veronderstellen juist een morele beïnvloeding van het individu vanuit de samenleving. De samenleving reikt noties van waarden aan op basis waarvan een individueel normatief kader wordt vastgesteld. Een goed begrip van authenticiteit hoeft volgens Taylor niet tot grenzeloos egoïsme leiden. Individualiteit is voor Taylor een persoonlijke verwerking van zowel in- als externe invloeden, maar betekent niet het individu volkomen is losgezongen van de samenleving. Taylor neemt authenticiteit serieus: trouw zijn aan jezelf is volgens Taylor een nieuw moreel ideaal. In het theoretisch kader zijn eveneens de met authenticiteit samenhangende thema’s ‘autonomie’ en ‘erkenning’ nader verkend. Vervolgens is de theorie getoetst aan de praktijk. Jongeren is gevraagd naar hun opvattingen over authenticiteit en daarmee samenhangende begrippen als autonomie en erkenning, en of zij het beeld dat van jongeren wordt geschetst zelf herkenden. Een van de conclusies is dat de ideeën van deze jongeren corresponderen met de opvatting van Taylor dat authenticiteit en persoonlijke identiteit ontstaan in de dialoog met de omgeving. Een andere conclusie is dat voor alle jongeren het geschetste beeld van jongeren weliswaar herkenbaar is, maar dat zij zelf niet tot deze groep jongeren behoorden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Waarachtig authentiek, je wordt niet zomaar wie je bent L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/324/Waarachtig%20authentiek%20def.versie..pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Beitel, Renée ten PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/325 AB - In deze scriptie heb ik me gericht op twee onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag gaat over het verband, in de literatuur, tussen de ervaring van genieten en het zinvolle leven. In het eerste hoofdstuk de ervaring van genieten langs een fysieke benadering, een psychologische benadering en een filosofische benadering verkend. Hierbij zijn onder andere de bio-energetica, de positieve psychologie en het hedonisme aan bod gekomen. In het tweede hoofdstuk heb ik me gericht op het zinvolle leven vanuit de existentiële benadering en een conceptuele verkenning van zingeving van Alma en Smaling. Het tweede deel van het tweede hoofdstuk staat in het teken van het verband tussen genieten en het zinvolle leven. Hieruit blijkt dat genieten op verschillende manieren kan bijdragen aan de beleving van zin in het leven. De tweede onderzoeksvraag en het derde hoofdstuk gaan over de manier waarop genieten ingezet zou kunnen worden bij de humanistische geestelijke begeleiding. Hiertoe heb ik me gericht op de humanistische geestelijke begeleiding en de houding van het humanisme ten opzichte van genieten. Daarna heb ik bekeken welke mogelijkheden er zijn om genieten te bevorderen, te versterken of te verlengen en hoe dit kan passen binnen de humanistische geestelijke begeleiding. PB - [s.l.] : s.n. TI - Genieten, een literatuuronderzoek naar het verband tussen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/325/Scriptie%20Ren%c3%a9e%20ten%20Beitel.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Broers, Charlotte PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/328 AB - In ieder mensenleven komen vormen van verlies voor. Verlies kan diepe sporen nalaten en de vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid van het leven doorbreken, waardoor zingeving ontwricht raakt. Een ingrijpend verlies is vaak niet direct te plaatsen in een samenhangend geheel van betekenissen. In de rouwperiode, die volgt op het verlies, wordt beetje bij beetje geprobeerd het verlies te verwerken. Verwerking betekent vaak een lange zoektocht naar betekenisgeving aan het verlies. Daarvoor is het belangrijk dat de verlieservaring een geïntegreerde plaats krijgt in het levensverhaal van een persoon. Deze scriptie presenteert een verkennend onderzoek naar de vraag hoe humanistische geestelijke verzorgers binnen het groepswerk in de psychiatrie vanuit een narratieve benadering een rol kunnen spelen bij zingeving aan verlieservaringen. Om antwoord te geven op deze vraag, heb ik een module voor het groepswerk ontwikkeld, uitgevoerd in de praktijk en geëvalueerd. Voor het ontwikkelen van de module heb ik een theoretisch kader gevormd op basis van literatuuronderzoek over de vijf centrale begrippen(paren) van deze scriptie: verlies en rouw, zingeving, narrativiteit en levensverhaal, geestelijke verzorging en groepswerk. Het samenbrengen van literatuur in een theoretisch kader levert relevante inzichten voor de GV. Zo laat dit onderzoek zien dat zingeving en narrativiteit elkaar veronderstellen en versterken en dat zingeving onlosmakelijk verbonden is aan narrativiteit. Ook blijkt dat een narratieve benadering van verlieservaringen als meerwaarde gezien kan worden binnen de hedendaagse psychiatrie die voornamelijk gericht is op herstel en genezing. Het theoretisch kader vormde de basis voor het ontwikkelen van praktijkmateriaal, dat gericht is op het faciliteren en stimuleren van narrativiteit en zingeving. Op grond van het uitvoeren en evalueren van de module toon ik aan dat de rol die GVers binnen het groepswerk kunnen spelen bij zingeving aan verlieservaringen bepaald wordt door het samenspel van praktijkmateriaal en de interventies, competenties en basishouding van de groepsleider. Hierbij geldt een aantal aandachtspunten. In de vormgeving van het praktijkmateriaal en het optreden van de groepsleider is het belangrijk dat wordt aangesloten bij de omstandigheden en behoeften van de doelgroep. Om recht te doen aan de verhalen van de patiënten is het ook belangrijk dat de werkvormen open opgezet zijn en gericht zijn op diepte in plaats van breedte. Binnen deze open opzet kan de groepsleider doorvragen naar diepere lagen in het verhaal. Aspecten die hiermee samenhangen zijn een beperking van het aantal deelnemers en een goede tijdsbewaking en –verdeling. Een derde aandachtspunt voor het stimuleren van zingeving en narrativiteit is een veilig, open groepsklimaat waarbinnen patiënten ruimte ervaren zich uit te spreken. PB - [s.l.] : s.n. TI - Verhalen over velies, een verkennend onderzoek naar het ontwikkelen van een module voor het groepswerk in de psychiatrie voor zingeving aan verlieservaringen vanuit een narratieve insteek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/328/C_Broers_MasterScriptie_20110516.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kreuk, Corrie PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/330 AB - De zin van alledaagse ontmoetingen in het publieke domein In deze scriptie onderzoek ik hoe existentiële zingeving in alledaagse ontmoetingen tussen twee wijkpastors en mensen in de marge in het publieke domein vorm krijgt. Het doel van dit onderzoek is om aanknopingspunten te bieden voor humanistisch geestelijk werk en te verkennen of een kleine verhalenbenadering mogelijkheden biedt om bij te dragen aan existentiële zingeving in alledaagse ontmoetingen met mensen in de marge in het publieke domein. In de literatuurstudie geef ik een korte beschrijving van humanistisch geestelijk werk en wijkpastoraal werk. Daarnaast zet ik uiteen wat er verstaan kan worden onder zingeving, een grote en kleine verhalenbenadering en het publieke domein als lokale werkcontext voor humanistisch geestelijk werk. Vervolgens illustreer ik in een empirisch narratief onderzoek aan de hand van micronarratieven met kenmerken van het kleine verhaal hoe zinvolle ontmoetingen in het publieke domein vorm krijgen. Uit het onderzoek komt naar voren dat het publieke domein en de presentiemethode wezenlijke mogelijkheden bieden aan (humanistisch) geestelijk werkers om in contact te komen met mensen in de marge. De wijkpastors droegen bij aan existentiële zingeving van deze mensen middels een beleefd oplettende houding, laag distante en subtiele omgangsvormen en een actieve houding. Het kleine verhaal bleek een vruchtbare manier om aansluiting te krijgen bij deze mensen. Tot slot ga ik in op hoe humanistisch geestelijk werkers hun werkmethoden en werkterrein middels deze inzichten kunnen uitbreiden. Deze uitbreiding vergt aanvullend onderzoek binnen de humanistiek over het publieke domein als werkcontext en ontwikkeling van een kleine verhalenbenadering als werkmethode. PB - [s.l.] : s.n. TI - De zin van alledaagse ontmoetingen in het publieke domein L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/330/Masterscriptie%20Corrie%20Kreuk%2031032011.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Smit, Eva PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/331 AB - Een onderzoek naar hoe zingen als weg tot zinervaring kan bijdragen aan existentiële begeleiding In mijn scriptie heb ik onderzocht welke bijdrage zingen kan leveren in existentiële begeleiding. Iedereen zingt wel eens, in een koor, op een verjaardag of in een voetbalstadion. Aan zingen kunnen we veel plezier beleven, maar we kunnen ons er ook vreselijk ongemakkelijk bij voelen. Muziek kan ons diep raken en onze stem is onze eigen unieke klank, waarin al snel hoorbaar wordt hoe wij ons voelen. Zingen raakt aan wie wij als uniek mens in wezen zijn en dat voelt kwetsbaar. Daarmee is zingen echter ook een manier om te komen bij wat er in ons leeft, dit uit te drukken en te delen met anderen. In existentiële begeleiding begeven we ons op het terrein van zingeving. Hierin wordt veelal gewerkt met gesprekken. Zingeving behelst, naast een cognitief, reflectief en evaluatief proces, ook een emotioneel en affectief ervaren van zin of betekenis, of juist het ontbreken daarvan. In het beleven en uitdrukken van onze ervaringen of het daarin steun bieden aan anderen, kunnen woorden soms tekort schieten. Zingen kan, als weg naar binnen, als weg van zelfexpressie, en als weg tot verbondenheid, een weg zijn tot zinervaring en daarmee tot zingeving. Zingen kan ons een bedding geven voor het ervaren, onderzoeken, uiten en delen van onze gevoelens en diepe innerlijke ervaringen, ook wanneer woorden tekort schieten. Zingen kan ons houvast bieden in het spanningsveld tussen betekenisgeving en vertwijfeling en ons proces van zingeving bevorderen en ondersteunen. Zingen kan daarmee een krachtige aanvulling zijn op het instrumentarium van de existentieel begeleider. Bovendien kan zingen gezien worden als een weg om aan het humanisme, waarin de mens centraal staat, het streven naar een goed, zinvol, mooi persoonlijk leven en een humane samenleving, gestalte te geven en biedt het een humanistische vorm voor een non-verbaal, symbolisch, ritueel raadswerk. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zingen en zorg voor de ziel, Een onderzoek naar hoe zingen als weg tot zinervaring kan bijdragen aan existentiële begeleiding L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/331/Scriptie%20%27Zingen%20en%20zorg%20voor%20de%20ziel%27%20-%20Eva%20Smit.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Simonsz, Heleen PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/332 AB - In deze scriptie geef ik antwoord op de vraag welke factoren de motivatie voor de studie van voltijd studenten van de opleiding ‘ Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’ beïnvloeden en welk effect deze factoren op de motivatie hebben. De factoren betreffen de eigen kenmerken van de student zelf, de kenmerken binnen de opleiding en de interactie tussen de student en de opleiding. De sociale en academische integratie van de student geven inzicht in de mate waarin de opleiding en de student bij elkaar aansluiten. Ik heb tevens de affectieve betekenis van de ervaringen die de motivatie beïnvloeden geanalyseerd. Het betreft een kwalitatief onderzoek, waar zowel allochtone, als autochtone studenten bij betrokken zijn. Voor het onderzoek heb ik gebruik gemaakt van de zelfkonfrontatiemethode (ZKM) van Hermans. Het begrip motivatie is binnen dit onderzoek gedefinieerd aan de hand van de Motivational System Theory van Ford. Motivatie bestaat volgens Ford uit de doelen die de studenten nastreven en willen behalen, de personal agency beliefs en de emotionele reacties op ervaringen die gekoppeld zijn aan het behalen van het doel. PB - [s.l.] : s.n. TI - ‘De studie staat voor mij op nummer één!’, Een onderzoek naar de motivatie van studenten voor de opleiding ‘Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’ L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/332/scriptie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Eijsden, Gijsbert van PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/334 AB - Het onderzoeksproject Geestelijke Weerbaarheid en Humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek wil het vermogen tot geestelijke weerbaarheid opnieuw doordenken en actualiseren. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het onderzoeksproject en beoogt te verkennen in hoeverre geestelijk modelleren van Oman en Thoresen (2003a; 2003b) kan bijdragen aan het bevorderen van geestelijke weerbaarheid zoals door Van Praag is beschreven. Van Praag (1947b) gebruikt de term 'geestelijke weerbaarheid' als aanduiding voor het vermogen weerstand te bieden aan de bezieling en bevliegingen die zich meester van ons kunnen maken. Hij spoort mensen in zijn werk aan om enerzijds niet te vervlakken en een bewust geestelijk leven te leiden. Anderzijds moet die bezieling of bevlieging in ons leven niet de overhand krijgen, zodat wij geen grip meer hebben op het bestaan. Door het gedrag van anderen te observeren en op unieke situaties toe te passen, stellen mensen zich in staat een palet van verschillende opties van gedrag eigen te maken (Bandura, 1986). Geestelijk modelleren is het proces waarbij mensen geestkracht ontwikkelen aan de hand van het leven en de daden van geestelijke voorbeeldfiguren (Oman & Thoresen, 2003a). Het draagt bij aan het vermogen van de mens zich weerbaar tegen interne impulsen en externe invloeden op te stellen. Ook draagt het bij aan het kunnen creëren, openhouden en invullen van ruimte voor ontplooiing, zingeving en levenskunst. Van Praag legt evenals Oman, Thoresen en Bandura de nadruk op het belang van de ander als een bron van zelfkennis en geestelijke ontplooiing. Het bewust worden van individuele verschillen geeft mensen richting aan de zoektocht naar het hogere. Het hogere refereert naar de persoonlijke perceptie van het hogere wezen, het hogere object, de ultieme realiteit of de ultieme waarheid. Overgave aan een voorbeeldfiguur is daarin geen belangeloos of onbewust identificatieproces. De persoonlijke omstandigheden en de persoonlijke zingeving spelen een centrale rol in wat wel en wat niet van geestelijke voorbeeldfiguren geleerd wordt. Dat is lang niet altijd het geval. In de discussie wordt er verder stil gestaan bij de overgave aan voorbeeldfiguren, waarbij de waarnemer langzaam in de schaduw van het geestelijke voorbeeldfiguur verdwijnt. Deze verhouding tussen idool en fan wordt aan de hand van voorbeelden geïllustreerd en geproblematiseerd. De discussie vormt een aanzet om meer onderzoek te doen naar de kenmerken en eigenschappen van geestelijke voorbeeldfiguren en hoe ze kunnen worden ingezet. PB - [s.l.] : s.n. TI - Kill your idols, Over weerstand tegen en overgave aan geestelijke voorbeeldfiguren L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/334/Kill_your_idols.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Kleinveld, Yvonne PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/336 AB - In mijn scriptie heb ik de ruimte voor zingevingsvragen van patiënten in de huidige psychiatrie onderzocht. Van oudsher was de psychiatrie een interpretatieve en geesteswetenschap, waar de subjectieve beleving van de werkelijkheid van patiënten centraal stond. Halverwege de vorige eeuw heeft een snelle ontwikkeling plaatsgevonden van medicijnen voor psychiatrische stoornissen, die tot nog toe evenwel uitsluitend symptoomreducerend zijn. In de afgelopen decennia is in de gangbare, reguliere psychiatrie het zwaartepunt komen te liggen op een biomedische benadering, waarin naast toegenomen medicatie veel nadruk op hersen- en genenonderzoek ligt. Sinds eind vorige eeuw is de medische behandelstrategie en besluitvorming, zo ook in de psychiatrie, in toenemende mate gebaseerd op de evidence based medicine ideologie, waarbij uitsluitend wetenschappelijk bewezen effectief zijnde interventies de leidraad voor (be)handelen zijn. Dit is kort gezegd een ‘meten is weten’ aanpak. Waar patiënten terechtkunnen en hoe groot de ruimte voor zingevingsvragen van patiënten is binnen deze evidence based behandelstrategie heb ik hier proberen te achterhalen. Mijn veronderstelling is dat zingevingsvragen in een biomedische benadering geen plaats hebben. Voor een antwoord op mijn onderzoeksvraag heb ik als eerste het begrip zingeving verkend en daarvan enkele pijlers uitgewerkt waarvan ik denk dat die belangrijk zijn voor psychiatrische patiënten. Naast informatie over de reguliere psychiatrie kwam ik in de literatuur alternatieve denkrichtingen tegen die mijn interesse wekten en waarvan ik onderzocht heb hoe de ruimte voor zingevingsvragen dáárbinnen is. Voor de gedachte achter de huidige behandelmethode heb ik uitvoerig aandacht besteed aan de herkomst van evidence based medicine en ben ik nagegaan van welke soort kennis hierbij uitgegaan wordt. Hoe de nagestreefde ‘rehabilitatiebenadering’ en diverse, onder andere door de GGz aangeboden, activiteiten eruitzien, heb ik hier eveneens naar voren gebracht, alles gericht op de vraag hoe daarbinnen de ruimte is voor zingevingsvragen en –problematiek. Tenslotte heb ik aandacht besteed aan het werkveld van de geestelijk begeleider als zorgprofessional binnen wiens terrein zingevingsproblematiek valt. Uit deze verkenning van diverse elementen van de huidige psychiatrie heb ik in een conclusie een antwoord geformuleerd op de vraag naar de hoeveelheid ruimte voor zingevingsvragen in een op evidence based behandelen gebaseerde psychiatrie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zin in de geestelijke gezondheidszorg, een onderzoek naar de ruimte voor zingevingsvragen in een evidence based psychiatrie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/336/digitaalmasterscriptieYvonne.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Heinemans, Lea PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/29 AB - In deze literatuurstudie staat de vraag centraal welke bijdrage kritische opvattingen van kwaliteit van leven - zoals gebruikt in onderzoek naar het leven van mensen met een ernstig meervoudige beperking (EMB) - kunnen leveren aan de humanistische visie op levenskunst van Dohmen. Levenskunst gaat ervan uit dat mensen het leven in eigen beheer nemen. Mensen met een EMB kunnen daar echter niet aan voldoen. Een hypothese is daarom dat de ethiek van de levenskunst onvoldoende aandacht heeft voor minder autonome mensen. Geprobeerd is amendementen te geven waardoor levenskunst meer inclusief wordt voor mensen met een EMB. Hiertoe zijn visies op kwaliteit van leven uit burgerschapsethiek, zorgethiek en vriendschapsethiek onderzocht plus eigen werkervaringen. Op basis hiervan zijn de volgende adviezen geformuleerd: het loskoppelen van authenticiteit en autonomie; het breder opvatten van zelfontplooiing; de realisatie van fundamentele gelijkheid van mensen; aandacht voor de sterke relatie tussen zelfzorg en zorg voor de ander; en meer aandacht voor inclusie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Praten met je ogen en voelen met je buik, luisteren met je handen en kennen met je hart: Mensen met een ernstig meervoudige beperking en levenskunst L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/29/Scriptie%20Lea%20Heinemans.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Hulsman, M. PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/399 AB - This thesis fills in gaps within research into the psychological and emotional consequences of combat by addressing the question ‘What is the role of guilt in coping with killing a military opponent at close range?’. The focus is on killing and guilt: psychological and psychosocial processes, communication and reflections on killing. The data is based on in-depth interviews with veterans in London who have killed in combat. Guilt has the function of guiding moral behaviour. The exercise of personal conscience, or feeling guilty about killing, could undermine the drive to kill and seriously threaten an entire military enterprise. However, by having some feelings of guilt, a modern soldier feels he is a responsible and conscientious person. This thesis is also a moral appeal to politicians, mental health workers and ordinary citizens alike to think about how we look at soldiers who fight and kill in wars that politicians - on our behalf - chose to start or to participate in. Society has a responsibility to help soldiers with the after effects of killing on our behalf. This thesis offers an insight into how soldiers construct their experience of killing an opponent and offers recommendations on how to help soldiers in coping with and managing these experiences, suggesting improvements to after care are needed. PB - [s.l.] : s.n. TI - Guilt in the aftermath of killing in close combat, guilt as an endorsement of one‟s essential goodness? L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/399/Thesis-Martine-Hulsman.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Leopold, Jon PY - 2011 UR - https://hdl.handle.net/11439/400 AB - De scriptie 'Ont-moeten' gaat in op de vraag hoe men cliëntgerichtheid kan bevorderen in verzorg- en verpleeghuizen. Dit onderwerp wordt in het eerste deel van de scriptie besproken vanuit de theorie, waarbij wordt in gezoomd op 'het systeem' en de gevolgen van positioneel organiseren op de positie en mogelijkheden van de cliënt die in de organisatie leeft. Vervolgens wordt, aan de hand van Jürgen Habermas en André Wierdsma, een mogelijke alternatieve weg onderzocht, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van communicatieve processen. Hierna volgt het tweede deel van de scriptie, waar vanuit de ervaring en reflecties van verschillende praktijkdeskundigen wordt in gegaan op; welke elementen in verzorg- en verpleeghuizen cliëntgerichtheid veelal in de weg staan; welke elementen op organisatiebreed niveau spelen; welke houdingen en gedragingen als wenselijk worden gezien voor de verschillende functionarissen en tot slot hoe de praktijkdeskundigen hieraan hun bijdrage trachten te leveren. Hiermee ontstaat een gedetailleerd beeld van de veelheid aan invloeden op het streven naar cliëntgerichtheid binnen verzorg- en verpleeghuizen. Waarbij in zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat in deze scriptie twijfels worden geplaatst bij de mogelijkheid cliëntgerichtheid tot stand te brengen op basis van een uitgemeten stappenplan. Gewezen wordt in de richting van een blijvend zoeken en herdefiniëren van wat wenselijk is. Een proces dat blijft vragen veranderingen en diversiteit toe te laten, waarbij uitgebreid wordt stil gestaan bij waarom dit niet iets is wat vanzelfsprekend of gemakkelijk is. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ont-moeten over het bevorderen van cliëntgerichtheid in verzorg- en verpleeghuizen. L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/400/Afstudeerscritpie%20Jon%20Leopold%20Ont-moeten%20over%20het%20bevorderen%20van%20cli%c3%abntgerichtheid%20in%20verzorg-%20en%20verpleeghuizen%200040042%20aug%202011.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Jenner-Klarenbeek, Wessel PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/337 AB - 'Gesprekken die er toe doen!' De titel van deze scriptie verwijst naar een uitspraak van een deelnemer van de studiegroep voor hogeropgeleide ouderen bij Respect Zorggroep Scheveningen. Deze studiegroep wordt geleid door geestelijk verzorgers. Voor deze geestelijk verzorgers is de groep een nieuwe vorm van werken. Enerzijds omdat men zich richt op een groep cliënten die buiten de oorspronkelijke doelgroep van geestelijk verzorgers in de verpleeghuiszorg valt (het gaat om zelfstandig wonende ouderen in plaats van bewoners van het verpleeghuis). Anderzijds omdat men kiest voor de vorm van een studiegroep in plaats van een reguliere gespreksgroep. De schrijver van deze scriptie is als begeleider betrokken bij dit project. In deze scriptie wordt daarom via een formatief evaluatie- onderzoek onderzocht wat de rol en de eigenheid van geestelijke verzorging is bij het begeleiden van 'de studiegroep'. Het eerste deel van de scriptie bestaat uit een uitgebreide projectbeschrijving en een vergelijking met andere projecten. Uiteindelijk leidt deze beschrijving tot een tweetal vragen. Ten eerste een vraag naar de betekenis van verschillende perspectieven op oud worden bij de begeleiding van de studiegroep. Ten tweede een vraag naar de aard van geestelijke verzorging bij de groep. Via een literatuuronderzoek naar verschillende perspectieven op oud worden, wordt een antwoord gezocht op de eerste vraag. De conclusie hiervan is dat bij de studiegroep een inclusieve benadering van oud worden en het competentiemodel van oud worden te herkennen zijn. Op de tweede vraag wordt een antwoord gezocht via een literatuuronderzoek naar de aard en eigenheid van geestelijke verzorging. Hierin komt naar voren dat de huidige beschrijvingen van geestelijke verzorging vooral lijken te gaan over individuele zinbeleving. Voor de studiegroep zoekt men echter naar gemeenschap als bron van zin. Uiteindelijk kiest men voor de definitie van geestelijke verzorging van Jan Hein Mooren. Hij maakt een onderscheid tussen het 'perspectief' en het 'domein' van geestelijke verzorging waarin gemeenschap als bron van zin is opgenomen. De bevindingen uit de projectbeschrijving en de twee literatuuronderzoeken worden samengebracht in een hoofdstuk over geestelijke verzorging bij de studiegroep. In dit hoofdstuk komt men tot een (voor de schrijver in ieder geval) opmerkelijke conclusie, namelijk dat de studiegroep op te vatten is als een vorm van geestelijke vorming of geestelijk vormingswerk. Deze vorm van geestelijke verzorging was vooral in de jaren zeventig en tachtig populair, maar krijgt in de huidige tijd minder aandacht. In deze scriptie stelt men dat de studiegroep op te vatten is als een hernieuwde vorm van geestelijk vorming. In het laatste deel van de scriptie wordt een verantwoording gegeven van de gevolgde onderzoekmethode en worden enkele aanbevelingen gedaan over de verdere toepassing van geestelijk vormingswerk en over het inruimen van een grotere plaats voor geestelijk vormingswerk binnen de UvH mastervariant Geestelijke Begeleiding. PB - [s.l.] : s.n. TI - “GESPREKKEN DIE ER TOE DOEN!”, Een studiegroep als werkvorm van geestelijke verzorging L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/337/scriptie%20WB%20Jenner%20definitieve%20versie%20jh.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Donkers, Lisa PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/343 AB - Wanneer de vader of moeder van een adolescent kind getroffen wordt door een beroerte, in medische termen een Cerebro Vasculair Accident (CVA), dan wordt het leven van het kind ook overhoop gehaald. Lichamelijke beperkingen en veranderingen in het karakter van de ouder zijn mogelijke gevolgen van de CVA waar het adolescente kind mee geconfronteerd wordt. De hoofdvraag van dit onderzoek is: voor welke existentiële thema’s/vragen het adolescente kind van een ouder die getroffen is door een CVA staat in het copingproces dat zich ontvouwt naar aanleiding van de CVA van de ouder? In dit onderzoek wordt de manier waarop adolescenten omgaan met (de stress van) de CVA van hun ouder benaderd als een proces van zingeving. Het eerste deel van het onderzoek is een literatuurstudie, waarin aan de hand van de theorieën van onder andere Lazarus en Folkman (1984), Antonovsky (1987), Tedeschi en Calhoun (1995) wordt uitgelegd hoe stress en coping samenhangen. De auteurs Van der Lans (2006) en Van Deurzen (2002) vullen de copingtheorie aan met een existentiële dimensie. De resultaten van de analyse van de zevental semigestructureerde interviews laten zien hoe een adolescent reageert op de copingtaken die hij tegenkomt na de CVA van de ouder en voor welke existentiële thema’s de adolescent komt te staan wanneer hij geconfronteerd wordt met de CVA van de ouder. Het duiden van de existentiële thema’s heeft kennisvorming tot doel en draagt hopelijk bij aan herkenbaarheid, bekendheid en bespreekbaarheid van deze thema’s, die spelen bij adolescenten waarvan een ouder door een CVA is getroffen. PB - [s.l.] : s.n. TI - Leren loslaten, de betekenis van de CVA van de ouder in het leven van het adolescente kind L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/343/Afstudeerscriptie%20Leren%20Loslaten.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Perquin, K. PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/344 AB - In deze scriptie maak je kennis met ideeën over autonomie. Het begint met een historische vogelvlucht van belangrijke filosofen die elementen van zelfsturing beschrijven. Daarna wordt er gedetailleerd ingegaan op drie actuele auteurs over autonomie: Harry Frankfurt, Diana Meyers en Peter Bieri. Harry Frankfurt legt nadruk op het vermogen afstand tot jezelf in te nemen en je te te verbinden aan sommige verlangens en andere te verwerpen. Diana Meyers ziet autonomie vooral als een set vaardigheden die er voor moeten zorgen dat je een authentiek zelf creëert. Peter Bieri roept ons op onze wil te onderzoeken en te begrijpen in het licht van onze innerlijke structuur en oordelen over onszelf. Door deze visies te integreren schets ik een beeld van autonomie dat gebruikt kan worden om zelfsturing bij mensen te bevorderen, zonder dat dit leidt tot egoïstische, op eigen belang gerichte individuen. Mensen kunnen autonomer worden door bepaalde kennis, zelfkennis, vaardigheden, houdingen en methoden te verkrijgen en te oefenen. Als slot leest u een beschrijving van een toepassing van deze visie op autonomie in een persoonlijke situatie. PB - [s.l.] : s.n. TI - Autonomie L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/344/EINDSTUK%20VERSIE%202.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Zaalberg, Anneke PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/347 AB - In dit onderzoek staat de notie tweede zin centraal. Deze notie is ontleend aan de theoloog Herman Andriessen en wordt omschreven als “een andere kijk op de wereld, een blijvende gevoeligheid in het zelf vanuit een gevoeld gemis dat zich niet (meer) laat vullen met ‘alledaagse’ zin”. Deze gevoeligheid wordt gekenmerkt door twijfel en onbestemdheid, maar bevat ook verlangen. De vraag naar deze blijvende tweede zin is relevant binnen een humanistieke context waarin zelf zin vinden in het bestaan als mensenwerk wordt gezien. In deel 1 is het complexe begrip tweede zin vergeleken met aanverwante begrippen als tweede onschuld, tweespalt, tweede geborenen, positieve melancholie. Ook is het nagelaten werk van Etty Hillesum als bron gebruikt. In deze zoektocht is zin naar voren gekomen als een brede dimensie in het zelf waarin vele facetten van het zelf, inclusief tegenstellingen en paradoxen van het leven, onderdak kunnen krijgen. Tweede zin als meer permanent gevoel van twijfel en onbestemdheid vindt aansluiting bij het menselijk verlangen naar heelheid, naar ontsluiting van het mysterie van het leven. Dit verlangen dat ook deel is van tweede zin, biedt een mogelijke opstap naar meer en diepere zin. In deel 2 is tweede zin in het zelf nader bekeken. Twee visies op het zelf kwamen aan bod: de visie op het dialogisch zelf van Hermans en de narratieve visie op het zelf van McAdams. In de visie van Hermans kan tweede zin worden gehoord als toon in de innerlijke dialoog. Tweede zin sluit in deze opvatting aan bij de waarde van jezelf leren kennen, ook in de mindere kanten. Zelfkennis en zelfaanvaarding bieden een basis voor zinnig leven. In de narratieve kijk op het zelf van McAdams is voor tweede zin wel ruimte, maar deze benadering legt zin meer expliciet buiten het zelf: wie buiten het zelf durft te zoeken naar overstijgende waarden, versterkt het zelf en versterkt de zin. In deel 3 is gekeken hoe tweede zin zich verhoudt tot gangbare visies op zingeving, waarbij de nadruk ligt op de positieve kanten van zin. Die visies beperken het brede idee van zin zoals dat in dit onderzoek naar voren is gekomen. Daarin is de waarde aanwezig van het aanvaarden van het gehele zelf, dus ook het langdurig onbestemde dat tweede zin kenmerkt. Juist de schaduwzijden in het zelf bezitten een waarde die binnen het denken over zinvol leven meer aandacht moet krijgen. De ‘actieve’ kant van het humanistische denken, met nadruk op zingeving en actorschap, lijkt in contrast te staan met het nadenken over fragiele en onaffe processen in het zelf. Voor geestelijke begeleiding betekent tweede zin dat omgang met langdurige twijfel en onbestemdheid in de praktijk van het geestelijk werk vraagt om meer reflectie op de grenzen van het geestelijk werk en de (on)bewuste drijfveren van de begeleider en cliënt. Aan het einde van de zoektocht wordt de complexe en wat verwarrende term ‘tweede zin’ vervangen door ’de andere kant van zin’. Hiermee wordt de voorgestelde brede benadering van zin geaccentueerd, een benadering waarin ook aandacht is voor schaduwzijden in de dynamiek van het zinzoekend zelf. PB - [s.l.] : s.n. TI - De andere kant van zin, Een humanistieke zoektocht naar de plaats van ‘tweede zin’ binnen de dynamiek van het zinzoekend zelf L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/347/UvH-masterscriptie_zaalberg%5b1%5d.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Moot, Nelleke PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/362 AB - Dit onderzoek gaat over de manier waarop ouderen boven de 75 zingeving ervaren ten opzichte van hoe ze dat eerder in hun leven deden. Aan de hand van zingevingselementen zoals genoemd door Van Selm(1998) ben ik op zoek gegaan naar wat ouderen in literatuur en in interviews zelf zeggen over zingeving in hun leven. De elementen die ik heb gebruikt om uitspraken van ouderen te analyseren zijn: het streven naar het bemachtigen en behouden van positief affect; creativiteit; het formuleren van bezigheden/plannen/doelen en inspanning deze te bereiken; kennis, overtuigingen en waarden die het leven begrijpbaar en voorspelbaar en hanteerbaar maken en als laatste trots en eigenwaarde. Intermenselijke relaties en vrijetijdsbesteding zijn belangrijke bronnen van zingeving voor ouderen, maar zijn dat ook voor jongere leeftijdsgroepen. De meeste ouderen ervaren het leven niet per definitie intenser dan eerder in hun leven. Doelen die ouderen stellen worden kleiner en van een minder lange termijn. Zelfwaardering ontlenen ze meer aan het verleden en aan kleinere behaalde doelen die in het teken staan van het behoud van zelfstandigheid dan eerder in hun leven. Verder kan een natuurbeleving of het besef 'er (nog) te zijn' voor ouderen bijvoorbeeld zingevend zijn. PB - [s.l.] : s.n. TI - “Je bent blij dat je je ogen weer open doet, want dan ben je d'r nog.” : Exploratief vooronderzoek naar ouderen en zingeving L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/362/scriptie%20eindversie%2014%20januari%202009.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Veen, Patricia van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/54 AB - De laatste jaren is er op politiek en maatschappelijk vlak veel veranderd. Maatschappelijke kwesties als de vrijheid van meningsuiting en integratie zijn in opspraak gekomen door verschillende gebeurtenissen – onder andere de dood van Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de opkomst van de PVV van Geert Wilders. Waar vroeger vooral hoger opgeleiden zich bezighielden met politiek en maatschappelijke kwesties heeft tegenwoordig bijna iedereen een mening over zaken als de veiligheid op straat, het afnemende respect voor hulpverleners, de inmenging van de overheid achter de voordeur, het belang van opvoeding en de toenemende aandacht voor ethiek op de werkvloer. Op menig verjaardagsfeestje wordt besproken hoe de ideale samenleving eruit zou moeten zien. Maar bestaat er wel zoiets als een ideale samenleving? In de praktijk blijkt dat het liberalisme en het socialisme als politiek-maatschappelijke stromingen volgens velen onverenigbaar zijn. Ook vinden sommige humanisten dat ‘hun’ levensbeschouwing sterk samenhangt met één van deze twee politiek-maatschappelijke stromingen, en andere politiek-maatschappelijke stromingen mogelijkerwijs worden uitgesloten. Wat is hiervan waar? Deze scriptie is een vergelijking tussen het liberalisme, socialisme en humanisme, gezien vanuit de behandelde literatuur: hebben zij gemeenschappelijke normen, waarden en overtuigingen? Lijken de mensbeelden die zij aanhangen sterk op elkaar of juist niet? Wat zijn de idealen van het liberalisme, socialisme en humanisme zoals voorgesteld door de behandelde denkers? Ten behoeve van deze scriptie zijn de primaire werken Over het staatsbestuur en Het Communistisch Manifest van respectievelijk John Locke en Karl Marx bestudeerd en geanalyseerd. Zij worden gezien als de kopstukken van het liberalisme en het socialisme. Voor het onderzoeken van het humanisme is gebruik gemaakt van De Onvoltooide Tuin van Tzvetan Todorov, welke een belangrijke invloed uitoefent op het hedendaagse humanisme. Ten slotte is er secundaire literatuur gebruikt, om de context waarin de werken zijn geschreven te betrekken bij het onderzoek. De slotbeschouwing is onderbouwd met extra literatuur. PB - [s.l.] : s.n. TI - Zoektocht naar de ideale samenleving : Een vergelijking tussen het liberalisme, het socialisme en het humanisme zoals voorgesteld in de werken van John Locke, Karl Marx en Tzvetan Todorov L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/54/PDF%20Scriptie%204.0%20DEFINITIEF.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rek, Reine PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/65 AB - Ons lichaam is het begin en eindpunt voor alles wat wij in dit leven kunnen doen en meemaken. Men begrijpt en ervaart de wereld vanuit die lichamelijkheid. Juist omdat onze lichamelijkheid een gegeven is hoeft het niet als goed of slecht gewaardeerd te worden. Dat neemt niet weg dat die lichamelijkheid consequenties heeft. In deze scriptie verbind ik lichamelijkheid aan professionaliteit. De lichamen van de professionals en de personen waarmee zij te maken hebben, maken de situatie concreet. Hoe kan men er voor zorgen dat lichamelijkheid in die concrete situatie in zijn volle potentie benut wordt? En hoe kan men zorgen dat de moeilijkheden van lichamelijkheid voor professioneel handelen beperkt worden? Erkennen dat we lichamelijke wezens zijn – en wellicht niets meer dan dat – , lijkt mij bij uitstek een humanistiek standpunt. Het is niet de vraag of men naar het eigen lichaam en gevoel moet luisteren, men heeft niet de keuze om het niet te doen. Ik probeer in deze scriptie te verkennen welke rol lichamelijkheid in professionaliteit speelt. Ik heb de volgende vraagstelling gehanteerd: ‘hoe kan men omgaan met de consequenties van lichamelijkheid in professioneel handelen?’ Deze vraag heb ik beantwoord door middel van empirisch kwalitatief onderzoek. Ik heb vijftien professionals, uit de beroepsvelden die verbonden zijn aan de master afstudeervarianten aan de UvH, gesproken over dit onderwerp. Ik heb gebruik gemaakt van de gefundeerde theoriebenadering. Ook vindt men in deze scriptie een literaire achtergrond waar ik de analyse van de gesprekken aan verbind. Ik heb daarvoor onder ander gebruik gemaakt van het werk van Maurice Merleau-Ponty en Antonio Damasio. PB - [s.l.] : s.n. TI - Professionaliteit Incorporeren : Een kwalitatief onderzoek naar de rol van lichamelijkheid in professioneel handelen L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/65/Professionaliteit%20incorpereren%20masterscriptie%20RAJ%20Rek%283%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rotmeijer, S. PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/76 AB - Door wereldwijde ontwikkelingen van globalisering en migratie worden mensen steeds meer geconfronteerd met de gevolgen van sociale diversiteit. Enerzijds leiden huidige ontwikkelingen tot vreedzame en vruchtbare ontmoetingen tussen mensen, anderzijds tot gespannen confrontaties en gewelddadige botsingen. Waar de Humanistiek zich hoofdzakelijk concentreert op de eerste implicatie met het oog op humanisering, wordt in dit onderzoek de relatie tussen diversiteit en conflict bekeken. Hoe hangen onze sociale verschillen, gebaseerd op cultuur, religie, en andere sociale verbintenissen, samen met het ontstaan van conflicten? Deze samenhang wordt verkend door (1) drie theoretische paradigma’s te bestuderen; realisme, postkolonialisme, en de ‘human development’ benadering, en (2) door gesprekken te voeren met NGO medewerkers die werkzaam zijn in een reele praktijk: het conflictgebied Jammu en Kasjmir, India. De bestudering van de paradigma’s, vertegenwoordigt in de werken van Samuel Huntington (realisme), Edward Said (postkolonialisme), Amartya Sen en Martha Nussbaum (human development), laat zien dat de relatie tussen sociale diversiteit en conflict verschillende, en soms contrasterende, facetten kent. Waar sociale verschillen volgens Huntington’s realisme onverenigbaar en botsend zijn, demonstreren de andere paradigma’s bijkomende factoren die leiden tot conflicten. Said benadrukt aspecten van macht als basis voor de constructie van ongelijke verhoudingen, terwijl Nussbaum en Sen het gevaar beschrijven van eenzijdige identiteitsvorming en exclusie. Dat meerdere interpretaties van de relatie tussen huidige conflicten en sociale diversiteit, leiden tot verschillende conflictbenaderingen laten de NGO medewerkers in Jammu en Kasjmir zien. In chat-interviews beschrijven zij hun multidimensionale werkveld: botsende sociale verschillen bestaan op meerdere niveaus en tussen verscheidene partijen. De positie van een lokale NGO medewerker vraagt daarom om een inclusieve conflictbenadering waarin aspecten uit alle theoretische paradigma’s een plek hebben. Dit maakt echter niet dat de verschillende interpretaties neutraal zijn. De praktijk laat namelijk zien dat veronderstellingen, ervaringen, activiteiten en conflictstrategieën met elkaar verbonden zijn en daarom altijd ook normatieve en politieke gevolgen hebben. Wat voor de één een conflictstrategie is, kan voor de ander - of in een andere situatie - een instrument zijn om sociale verschillen gespannen te maken of te negeren. Vanuit dit oogpunt is het interessant voor de Humanistiek om haar strategie van humanisering, dat voornamelijk gericht is op de vreedzame implicaties van sociale diversiteit, kritisch te bezien. PB - [s.l.] : s.n. TI - Standing in Complexity. Positions on Diversity and Conflict : Social differences and the emergence of conflict L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/76/Thesis-Sanne%20Rotmeijer%28web%29.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Oostdijk, E. PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/326 AB - In deze afstudeerscriptie staat de thematiek van zin en zingeving in de moderniteit centraal. Vanuit een filosofische invalshoek wordt het begrip zingeving daarbij als problematisch voorondersteld. Zo is het een term die zou kunnen suggereren dat er ‘eigenlijk’ geen zin is, maar dat de mens om de één of andere beweegreden aan dingen zin kan verlenen. Ook lijkt het begrip zingeving een activistisch mensbeeld te veronderstellen dat op autonome wijze de wereld om zich heen zou kunnen scheppen. Aan de hand van het werk van de Franse filosoof Jean-Luc Nancy (1940) is dit dominante mensbeeld vanuit waar de mens zelf de werkelijkheid waarin het functioneert zou dragen en vormgeven, kritisch onderzocht. De volgende tweeledige vraagstelling fungeerde hierbij als leidraad: hoe kunnen we aan de hand van het denken van Nancy het fenomeen zingeving begrijpen als we met hem stellen dat de zin niet langer afhankelijk is van een gever? En hoe kan de derde weg die hij op dit punt schetst, namelijk die tussen een religieuze en een humanistische zingeving, beoordeeld worden? Voor het beantwoorden van deze vraag heb ik de boeken The Sense of the World (Nancy, 1997) en Being Singular Plural (Nancy, 2000) grondig bestudeerd. Nancy stelt een heideggeriaans geïnspireerde benadering van zin voor waarbij de nadruk ligt op het altijd al gegeven zijn van zin. Die zin behoort aan een wereld zonder externe grond of fundament toe. Dat heeft tot gevolg dat de wereld de zin slechts in zichzelf kan vinden en op niets daarbuiten kan steunen. De mens wordt gezien als een Dasein dat in deze wereld en daarmee in de zin is opgenomen. Hieruit volgt de these dat wij zin zijn in plaats van hebben. Vervolgens is deze these uitgewerkt aan de hand van Nancy’s sociale ontologie. Hier is concreter ingegaan op de vraag hoe het Dasein existeert en welke gevolgen dit heeft voor het denken over zin. Daaruit komt naar voren dat het Dasein alleen als meervoudigheid, dat wil zeggen als ‘wij’ gedacht kan worden. De vraag naar zin blijkt hiermee wezenlijk verbonden te zijn met de vraag naar de gemeenschap. In het laatste hoofdstuk van deze scriptie zijn de gevolgen van het denken van Nancy voor de humanistiek en voor het denken over gemeenschap kritisch geanalyseerd. Ten eerste is Nancy’s visie op zin vergeleken met het zingevingsbegrip zoals dat binnen het humanisme en de humanistiek gehanteerd wordt. Door het onderzoeken van de raakvlakken met centrale noties zoals autonomie, levenskunst en horizontale transcendentie is tevens de relevantie van Nancy’s filosofie voor de humanistiek onderzocht. Vervolgens is de vraag beantwoord wat de betekenis van Nancy’s sociale ontologie kan zijn voor het denken over gemeenschap. Met zijn actuele gemeenschapsfilosofie neemt Nancy ook in dit debat een originele positie in. Zowel in het denken over zin als in de reflectie over de huidige maatschappij verwerpt Nancy het idee dat de individuele mens als fundament kan dienen voor het denken en handelen. Met deze derde weg die Nancy voorstelt, zijn er in de conclusie nieuwe betekenissen van zin gevormd. In die betekenissen van zin is de mens uit zijn eigen centrum weggehaald en deze worden daarom gedecentreerde of gedehumaniseerde vormen van zin genoemd. Begrippen als wereld, eindigheid, gebeurtenis en gift zijn voorbeelden van dergelijke nieuwe zinsbetekenissen en gaan voorbij aan een goddelijk of menselijk idee van zin en zingeving. In mijn ogen impliceert dit denken een onoverbrugbaar verschil met een humanistische visie op zingeving. Wel pleit ik ervoor dat de humanistiek het filosofische begrip dat Nancy van zin hanteert, meeneemt in haar denken over zingeving en verder onderzoekt. Op die manier krijgt het begrip zingeving meerdere betekenissen die naast elkaar kunnen bestaan. Niet alleen de vraag naar datgene wat het menselijk leven betekenis en richting kan geven staat dan centraal, maar ook de vraag naar de in zichzelf besloten zin krijgt op die manier een plaats binnen de humanistiek. PB - [s.l.] : s.n. TI - Voorbij God en mens, De zin van de wereld volgens het denken van Jean-Luc Nancy L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/326/Scriptie_Eveline_Oostdijk2010.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Berkel, Celesta van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/327 AB - Komt allen tezamen In deze afstudeerscriptie heb ik onderzoek gedaan naar de mogelijkheden tot participatie van humanistisch geestelijk verzorgers in kerstvieringen bij de Nederlandse krijgsmacht en de mogelijkheden om deze vieringen op humanistische wijze invulling te geven. Na het onderzoeken van de notitie over vieringen van Erwin Kamp en de in opdracht van defensie uitgebrachte nota getiteld “Vieringen en bezinningen Diensten Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht” lijkt het voor humanistici bij defensie onder bepaalde voorwaarden mogelijk te zijn om te participeren in kerstvieringen. Het blijft echter wat onduidelijk in hoeverre de samenwerking tussen GV’ers van verschillende denominaties bij defensie gewenst is. De GV’ers die ik heb geïnterviewd lijken te denken dat de eerder aangehaalde nota deze samenwerking verbiedt. Zelf zijn de GV’ers erg positief over de samenwerking op de werkvloer en de samenwerking rondom het vieren van kerst. De respondenten betreuren het dat de staf andere ideeën heeft over het gezamenlijk vieren van kerst en dat ze daardoor worden beperkt in de samenwerking. Men probeert naar mogelijkheden te zoeken om toch nog samen kerst te vieren en hoopt dat de richtlijnen rondom samenwerking met kerst in de toekomst weer wat minder streng zullen zijn. Volgens de respondenten en de sprekers in de radio-uitzendingen “Het woord van de week” kan kerst prima worden gevierd door humanisten en zijn er veel mogelijkheden om kerstvieringen op humanistische wijze in te vullen. Het is van belang dat men de behoefte van de militairen als leidraad neemt en dat men de viering zo breed mogelijk houdt: iedereen moet zich er welkom voelen. Hoewel er veel verschillende manieren worden genoemd waarop men het vieren van kerst kan invullen, lijkt men niet echt tot vaste vormen te komen. Wellicht is het raadzaam om de ideeën die er nu zijn rondom het vieren van kerst en het materiaal dat bij zo’n viering gebruikt kan worden te verzamelen en te bundelen. Op deze manier zou men een begin kunnen maken met een humanistische traditie die wellicht zou kunnen bijdragen aan het versterken van de positie van HGV’ers met betrekking tot het vieren van kerst. PB - [s.l.] : s.n. TI - Komt allen tezamen, een onderzoek naar de mogelijkheden tot participatie van humanistisch geestelijk verzorgers in kerstvieringen bij de Nederlandse krijgsmacht en de mogelijkheden om deze vieringen op humanistische wijze invulling te geven L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/327/Scriptie-Eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Geurts, J.J.G. PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/329 AB - In CH-Q niveau 1 trainingen kijken deelnemers naar levenservaringen, waaruit ze competenties destilleren voor gewenste loopbaanstappen. Eerst zijn basisaannamen en kenmerken van het programma bekeken: een biografische methode en holistische benadering passen goed wegens (arbeids-) identiteitvorming. Zelfkennis en –ontwikkeling kan plaatsvinden door (zelf-)reflectie. Een maatwerktraining kan bevorderen eigen processen te doorleven, een trainer lijkt hiervoor ook belangrijk. Waardering als conditie voor leren gebeurt tevens middels een portfolio en certificaat. Portfolio’s zijn tijdrovend en weinig populair, het certificaat heeft waarschijnlijk vooral waarde wanneer deelnemers het train-de-trainersprogramma doorgaan. CH-Q noemt dit ‘double-loop leren, ik ‘ervaringshandelen’. CH-Q hanteert kwaliteitsborging; zegt dit iets over het programma of is het vooral markttechnisch handig? Mensen kunnen bovendien onder condities zichzelf managen wat employability in de hand werkt, daarom zouden in het programma ook mogelijkheden vanuit de arbeidsmarkt en/of organisatie meegenomen moeten worden. Ook de vertaalslag naar competenties zou ingegeven kunnen worden vanuit de arbeidsmarkt, een mens is echter meer dan zijn competenties. Praktijkervaringen wijzen uit dat deelnemers het programma positief ervaren, longitudinale impact was nog onbekend. Deze is empirisch gemeten. De trainingen blijken goed gewaardeerd en bewustwording van competenties te bewerkstelligen. Daarmee krijgt men beter inzicht in wensen en –mogelijkheden op de arbeidsmarkt, is men meer trots op zichzelf en heeft men het idee zijn competenties beter te kunnen presenteren. Na 5-7 maanden zijn deze inzichten wat weggezakt, maar nog steeds aanwezig. Bovendien hebben deelnemers na 5 maanden hun portfolio niet goed bijgehouden, maar na 7 maanden wel. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van het actieplan. Wanneer deelnemers hun actieplan uitvoeren zijn ze meer trots op zichzelf en ervaren ze meer betekenisgeving in hun werkzaamheden. Een goede beoordeling van de trainer blijkt geen invloed te hebben op trainingsresultaten. Aanbevelingen werden gedaan over de trainingsduur, voorbereiding en nazorg. Ook doeleinden die organisaties hadden met de training blijken behaald. PB - [s.l.] : s.n. TI - Leren en veranderen door CH-G L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/329/Scriptie%20Janne%20Geurts%20DEFINITIEF_incl%20bijlagen.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Buul, Jasmijn van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/333 AB - Dit afstudeeronderzoek gaat over dienen en dienstbaarheid vanuit spiritueel perspectief. Aanleiding hiertoe gaf mijn eigen interesse en het feit dat ik deze woorden opvallend weinig aantrof in literatuur over geestelijke begeleiding en nergens geëxpliciteerd worden. Het gaat mij echter niet zo zeer om de woorden als wel om de notie dienen/dienstbaarheid die het betekenisgebied van dienen en dienstbaarheid omvat. De centrale onderzoeksvraag is deze: Hoe kan aan de notie dienen/dienstbaarheid zodanig inhoud worden gegeven dat zij een bijdrage levert aan of aansluit bij de theorie en praktijk van de geestelijke begeleiding? De aanpak in de opeenvolgende hoofdstukken is van dienen/dienstbaarheid in het algemeen naar steeds specifieker toegespitst op geestelijke begeleiding. Hoofdstuk 1 bevat de opzet van dit literatuuronderzoek en de aansluiting die gemaakt wordt bij het onderzoeksprogramma van de Universiteit voor Humanistiek. Hoofdstuk 2 gaat over dienend leven. Dienstbaarheid kan zowel positieve als negatieve betekenissen hebben. De negatieve betekenis hangt samen met zelfopoffering, dienstbaarheid puur uit plichtsbesef maar zonder bezieling, opgelegde of afgedwongen dienstbaarheid die verwant is aan slavernij. Deze invulling van dienstbaarheid is futloos, verlaagt de menselijke waardigheid en vitaliteit en is te verwerpen. De positieve betekenis van dienstbaarheid is vitaal en vanuit innerlijk gevonden kracht. Dienstbaarheid komt uit literatuur naar voren als de vrucht van een innerlijke, spirituele ontwikkelingsweg. Zij is uiting van het verlangen om te dienen, het volgen van datgene waartoe men zich geroepen voelt in het leven. Deze invulling van dienen/dienstbaarheid is een vrije keuze en gaat samen met menslievendheid, dat wil zeggen met liefde voor zowel zichzelf als de ander. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij dienen als professie. Het concept ‘dienend leiderschap’ gaat uit van de hierboven genoemde positieve, vitale dienstbaarheid. Dienend leiderschap vormt de voorbeeldprofessie waarin dienen expliciet het normatieve uitgangspunt is van waaruit gewerkt wordt, in dit geval leiding gegeven. Dienend leiderschap betekent dat men zijn ondergeschikten wil dienen door niet boven hen te staan maar hen ter zijde te staan en te voorzien in hun belangrijkste behoeften. De authenticiteit en oprechtheid (bijvoorbeeld bij gemaakte fouten) van de leider is hierbij heel belangrijk, evenals de vaardigheid om goed te luisteren naar de medewerkers. Dienen in organisaties betekent mensen te helpen groeien en samen te bouwen aan een gemeenschap waarin zij tot bloei kunnen komen als mens. Hoofdstuk 4 is gericht op dienen en dienstbaarheid in het geestelijk raadswerk. In de geraadpleegde literatuur over geestelijke begeleiding komen de woorden dienen en dienstbaarheid sporadisch voor, de notie wordt echter met andere woorden gevat, te weten beschikbaarheid, empathie en toewijding. Dienstbaarheid komt in het raadswerk tot uiting in de dienstbare houding van de geestelijk begeleider. De geestelijk begeleider zoekt in het contact naar datgene waar de ander als mens mee gediend is. Dienen in het raadswerk is de grondhouding van waaruit de geestelijk raadswerker de cliënt helpt op gebied van existentiële zingeving. Omdat het willen dienen van anderen volgens ander onderzoek nogal eens gepaard gaat met een grote kans op burnout, is uitgebreid stilgestaan bij het feit dat dienstbaarheid betekent dat men goed zorgt voor zowel zichzelf als de ander. Dit betekent dat de geestelijk begeleider zijn zelfzorg op orde houdt door zowel verwerkingstijd in te ruimen voor indrukken die men opdoet tijdens het werk, als het bewaken van de eigen grenzen in hoeveelheid en duur van energievretende activiteiten en contacten, als het zorg dragen voor de eigen inspiratie en motivatie voor het werk. Voor een duurzame en heilzame invulling van dienen/dienstbaarheid heb ik het kruis als symbool gekozen omdat twee aspecten van dienstbaarheid, vertegenwoordigd in de beide armen van het kruis, in het midden verbonden en in evenwicht zijn. De dynamiek van dienstbaarheid is die van de verticale arm van het kruis die staat voor inademen, zich naar binnen richten, innerlijke diepte zoeken, naar de horizontale arm die staat voor uitademen, zich naar buiten richten en helpen in de wereld. De beweging gaat van de ene naar de andere arm en weer terug, om de mens steeds gevoed en geïnspireerd te houden voor het werk dat verricht wordt. Het dienen gebeurt altijd vanuit vrijheid en authenticiteit. Steeds wordt in het eigen innerlijk het verlangen ervaren om te dienen. Men voelt zich geroepen en gaat de wereld in alwaar men dienstbaar wil zijn aan de groei van mensen, waar men wil bouwen gemeenschap en de ander wil helpen om te ‘worden wie die ten diepste reeds PB - [s.l.] : s.n. TI - Laat mij ieders dienaar zijn en niemands slaaf, een onderzoek naar de betekenis van dienstbaarheid voor het geestelijk raadswerk L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/333/Scriptie%20definitief.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Schoonekamp, Harm PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/335 AB - Een verkennend onderzoek naar de positie van de mens tussen goed en kwaad en de gevolgen daarvan voor het humanistisch mensbeeld. Waarom is er kwaad op de wereld? Deze vraag heeft de mensheid altijd al gefascineerd. De theologie heeft zich veel met deze vraag beziggehouden. De theologische vraag was: Als God almachtig en algoed is, waarom stopt Hij het kwaad dan niet? Vooral in tijden van rampspoed, (de uitbraak van ziekten, de aardbeving van 1755) werd stilgestaan bij deze vraag. Maar de gebeurtenissen van de 20e eeuw (twee wereldoorlogen, totalitarisme, etnisch geweld) hebben ons er bewust van gemaakt dat het kwaad vooral een sociaal probleem is. De mens moet in de spiegel kijken voor een antwoord op de vraag naar de oorsprong van het kwaad. Het humanisme gaat uit van een optimistisch mensbeeld. Maar is het wel mogelijk vast te houden aan een optimistisch mensbeeld als er zoveel kwaad in de wereld is? De humanistieke vraag is: Als de mens een rationeel, autonoom denkend en moreel wezen is, waarom stoppen we het kwaad dan niet? PB - [s.l.] : s.n. TI - De tuinman van Attila, Een verkennend onderzoek naar de positie van de mens tussen goed en kwaad en de gevolgen daarvan voor het humanistisch mensbeeld L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/335/Scriptie_Harm%20Schoonekamp_compleet.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Müller, Inge PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/21 AB - Dit is een scriptie over een kwalitatief onderzoek wat is uitgevoerd bij Lindenhout, een organisatie voor jeugd- en opvoedhulp. De Raad van Cliënten ( RvCl) heeft opdracht gegeven voor dit onderzoek. Zij wou dat er een onderzoek werd uitgevoerd bij jongeren op de residentiële groepen en hun betrokken hulpverleners naar de kernboodschap ‘kinderen horen thuis’ van Lindenhout. De onderzoeksvragen van dit onderzoek zijn: Hoe beleven jongeren (in flexibel en langdurig verblijf) en hun pedagogisch medewerkers en ambulant hulpverleners de kernboodschap ‘kinderen horen thuis’ van Lindenhout? En, welke mogelijke aanbevelingen voor dimensionering van deze kernboodschap kunnen worden gegeven? De methodiek van het onderzoek is gebaseerd op de interactieve methodologie. Naar aanleiding van de analyse van de gesprekken en gevoed door de kernboodschap zijn er twee hoofdlijnen ontstaan die het antwoord op de eerste onderzoeksvraag bevatten. Deze hoofdlijnen zijn: Verbinding met thuis en thuisvoelen op de groep? In de eerste hoofdlijn is naar voren gekomen hoe ouders betrokken zijn op de opvoeding van de jongeren tijden het verblijf op de groep, wat hierin belemmerende factoren zijn en wat de rol van Lindenhout hierin is; Of en hoe jongeren contact hebben met familie en vrienden en hoe het wonen op een groep hen hierin stimuleert of remt. In de tweede hoofdlijn is naar voren gekomen of jongeren zich prettig of thuis voelen op de groep en hoe ze het contact met groepsleiding en groepgenoten beleven. Tenslotte hebben jongeren verteld over de communicatie die ze hebben met Lindenhout. In de discussie en aanbevelingen is gewerkt aan de dimensionering van de kernboodschap. De belangrijkste aanbevelingen hebben betrekking op hoe de betrokkenheid van de ouders kan worden ingevuld, hoe het contact van de jongeren met de omgeving is en een aantal aspecten uit het pedagogisch klimaat. De empowerment-benadering wordt gesuggereerd als voedingsbodem voor de optimalisatie van bovengenoemde punten. Hiervoor is een cultuuromslag nodig waarbij er meer wordt gewerkt vanuit de kracht en mogelijkheden van de jongeren en de ouders. Om de empowerment-benadering optimaal in te kunnen voeren wordt de aanbeveling gedaan om dit onderzoek nogmaals volgens de interactieve methodologie uit te voeren. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan om een dialogische interregionale intervisievorm tussen pedagogisch medewerkers te organiseren. Op deze manier kan er meer kennis en creatieve oplossingen worden gegenereerd in situaties waarin de middelen beperkt zijn. Tenslotte worden er naar aanleiding van de bevindingen in het onderzoek enkele aanbevelingen gedaan met betrekking tot het ontwikkelen van kleinschalig wonen en het herinterpreteren van het begrip ‘thuis’ in de kernboodschap. PB - [s.l.] : s.n. TI - 'Kinderen horen thuis' : Het verslag van een empirisch onderzoek naar de beleving van de kernboodschap ‘kinderen horen thuis’ door jongeren en hulpverleners in een organisatie voor jeugd- en opvoedhulp L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/21/Kinderen%20horen%20thuis.%20scriptie.%20Inge%20M%c3%bcller.%2019.%2009.2010.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Krieken, Selina van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/32 AB - In deze scriptie ben ik op zoek gegaan naar een invulling van moraliteit die recht doet aan onze complexe realiteit en praktische aanwijzingen geeft die bruikbaar kunnen zijn in humanistische beroepspraktijken. In de werken van Dewey vond ik aanwijzingen hiervoor. Ik laat in mijn onderzoek een aantal convergerende denklijnen zien tussen de filosofie van Dewey en het denken over de beroepspraktijken van de humanistici. Het door Dewey beschreven deliberatieproces en de rol die verbeelding hierin speelt, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de vormgeving van begeleiding van mensen bij morele vraagstukken. Met name de empathische en creatieve kwaliteiten die inherent zijn aan de verbeelding zijn een toegevoegde waarde voor de humanisticus. De interactieve aard van de morele verbeelding van Dewey onderstreept de verbondenheid tussen mens en omgeving. PB - [s.l.] : s.n. TI - Moraliteit als reflectieve interactie : Pragamtische moraliteit in humanistische praktijken L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/32/Scriptie_eindversie.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Duin, Suzanne van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/459 AB - The thesis covers a research project at AkzoNobel BU R&D Car Refinishes . BU R&D Car Refinishes has three global R&D locations: in Troy, Michigan (United States), Bangalore (India) and Sassenheim (The Netherlands). These global research centres work together on projects for the research and development of car paint. The objective of the research is to investigate the influence of culture on the cross-cultural cooperation between these three global R&D sites. The study of culture has recently taken a different turn. Instead of defining cultures and comparing them to each other (like in the studies of Geert Hofstede (2005)), the study of culture is now focused on the interface of cultures. An interface is a point of contact between two or more cultures. In the interface, cultural differences become visible, and are negotiated. In this approach the cultures will not be defined, but investigated through the perspectives and experiences of people from these cultures. This research aims to find how R&D employees experience cultural differences at work, and how this influences processes of cross-cultural cooperation. PB - [s.l.] : s.n. TI - Emulsifying Cultures L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/459/EmulsifyingCultures-Thesis-SvD-bieb.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Rootselaar, Anne-Greet van PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/20 AB - Researchers use storytelling to obtain a deeper understanding of social reality. In human sciences the Biographic-Narrative Interpretive Method (BNIM) is a thoroughly developedmethod for narrative interviewing and analyzing verbatim transcripts. But stories are more than only words and although the developers of the BNIM (Wengraf) recognize this, there is no framework for analyzing the visual data concurrently. This thesis aims at developing a conceptual framework for analyzing nonverbal storytelling and implementing this framework in the BNIM. In developing this framework I focused on facial expressions as specification of the broader term nonverbal behavior. The main author on facial expressions who is referred to isFrijda. Several terms of his theories have been adopted in thisthesis. An example is the term ‘expression melody’, which refers to the face disposing an articulation, an evolvement, an amplitude and a configuration. This term has been transferred to the BNIM analysis in the form of an ‘Expression Melody Micro Analysis (EMMA). This ‘new’ developed microanalysis of a biographic narrative interview is the main result of this thesis. In the sixty pages the research contains I describe how I filmed a respondent, how I applied the BNIM procedure and how I implemented literature (on facial expressions) and the empirical results of a case study in the BNIM. PB - [s.l.] : s.n. TI - In your face. Interpreting facial expressions: A contribution to the biographic-narrative interpretive method L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/20/Thesis%20definitief_.pdf?sequence=1 ER - TY - GEN AU - Snijdewind, Marianne PY - 2010 UR - https://hdl.handle.net/11439/43 AB - Kan het humanistisch geestelijk werk op enige wijze van betekenis zijn voor zwerfjongeren met zwaardere problematiek? Door middel van een combinatie van literatuur- en empirisch onderzoek is getracht antwoord te vinden op deze vraag. In de literatuurstudie wordt de leefwereld van de jongeren in beeld gebracht en de karakteristiek van de humanistische geestelijke verzorging beschreven aan de hand van kenmerkende begrippen. In het empirisch onderzoek wordt vervolgens de data gepresenteerd, afkomstig uit vragenlijsten die zijn afgenomen bij zwerfjongeren met zwaardere problematiek en hun meest betrokken hulpverlener. Deze data zijn afkomstig uit de tweede meting van een longitudinaal onderzoek, dat momenteel wordt uitgevoerd onder leiding van het onderzoeksbureau IVO. Met behulp van deze vragenlijsten is getracht de zorgvraag en het zorgaanbod in kaart te brengen om zo te kijken op welke leefgebieden er sprake is van een mismatch in de zorg en wat hier de oorzaak van is. Uit het onderzoek komt naar voren dat er op verschillende leefgebieden sprake is van een mismatch, maar dat er ook praktische voorwaarden te benoemen zijn die een mogelijke zorgmatch momenteel nog belemmeren. Bovendien speelt de houding van de hulpverlener en de jongere een rol speelt in het laten slagen van de hulp; hoe wordt de relatie tussen beiden aangegaan? Tot slot is er gekeken of datgene wat de humanistische geestelijke verzorging te bieden heeft, aansluit bij een behoefte van de jongeren. Hieruit komt naar voren dat het humanistisch geestelijk werk zowel op micro- als op mesoniveau van betekenis kan zijn voor de zwerfjongeren met zwaardere problematiek. Op microniveau zou de geestelijk verzorger kunnen werken vanuit trouw, aanwezigheid, beschikbaarheid en empowerment. De geestelijk verzorger kan een stabiele factor zijn in een omgeving die gekenmerkt wordt door wisselende hulpverlenerscontacten. Op mesoniveau zou de geestelijk werker kunnen bijdragen aan humanisering van de woonvoorziening en het verbeteren van de relatie tussen hulpverlener en jongere. Gezien het feit er weinig bekend is over het mesoniveau van geestelijke verzorging is verdere verdieping hiervan aanbevolen. De wereld van de zwerfjongeren kan gezien worden als een werkveld waarin alle facetten van een goede humanisticus ingezet kunnen worden. PB - [s.l.] : s.n. TI - Ongezien : De betekenis van humanistisch geestelijk werk voor zwerfjongeren met zwaardere problematiek L1 - https://repository.uvh.nl/bitstream/handle/11439/43/scriptieMS.pdf?sequence=1 ER -